Organisatie | Amsterdam |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Reglement basisinformatie 2018 |
Citeertitel | Reglement basisinformatie 2018 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
De bepalingen in artikel 1, paragraaf 3, artikel 21 en 22 werken terug tot en met 1 november 2020.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
06-12-2021 | paragraaf 3, artikel 1, 10, 11, 18, 19, 21, 22 bijlage 1, 2, 3, toelichting | 23-11-2021 | |||
03-11-2018 | 06-12-2021 | nieuwe regeling | 04-09-2018 |
Uitvoering collegeopdracht tot het opstellen van een juridisch kader voor het stelsel van basisinformatie
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
Brengen ter algemene kennis dat zij in hun vergadering van 4 september 2018 hebben besloten:
dat het doel van basisinformatie is de vervulling van gemeentelijke taken te optimaliseren opdat de dienstverlening voor burgers en bedrijven, het toezicht en de handhaving, en de beleidsvorming, -monitoring en –verantwoording verbeterd worden, fraude en criminaliteit bestreden worden en de bedrijfsvoering efficiënter wordt;
de regels te harmoniseren en te vereenvoudigen door overbodige regels en dubbelingen in drie reglementen over basis- en kernregistraties te schrappen en door deze regels op te nemen in één nieuw reglement dat het hele stelsel van basisinformatie beslaat. Hiermee wordt een randvoorwaarde vervuld voor het beter in samenhang laten gebruiken van gegevens uit deze registraties als fundament voor de gemeentelijke informatiehuishouding;
tot vaststelling van het volgende
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
brondocument: document waaraan gegevens worden ontleend voor een registratie;
j. bronhouder: bronhouder van een registratie, of gemachtigde tot het verrichten van alle verplichtingen van bestuursorganen van de gemeente bij of krachtens artikel 15 en 17a van de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken (Wkpb);
Hoofdstuk 2 Verantwoordelijkheden in het stelsel
Artikel 4 Verplichtingen van de stelselbeheerder
De stelselbeheerder draagt zorg voor een functionerend stelsel van basisinformatie, waaronder:
Artikel 6 Verplichtingen van de bronhouder
De bronhouder betrekt de stelselbeheerder en bronleveranciers bij een overleg waarin de gemeentelijke aanleverspecificaties en welke wensen inzake de registratie mogelijk zijn tegen welke kosten, als bedoeld in artikel 4, onder b, worden besproken en afspraken worden gemaakt. De bronhouder is voorzitter van het overleg.
Hoofdstuk 3 Gebruik van gegevens uit de registraties
Artikel 8 Verplichtingen van de afnemer
Een afnemer levert authentieke gegevens uit een of meer registraties niet door aan een derde partij, tenzij deze afnemer hierover afspraken maakt met de gemeentelijke verstrekker.
Artikel 10 Terugmeldplicht en correctieverzoek
Als de terugmelding voldoende is onderbouwd, beoordeelt de stelselbeheerder de terugmelding en, als de terugmelding de keten na verstrekking door de bronhouder betreft, beslist hij over de terugmelding binnen redelijke termijn na ontvangst van de terugmelding.
Als de terugmelding een registratie betreft, zendt de stelselbeheerder de terugmelding onverwijld door naar de bronhouder.
Hoofdstuk 5. Bijzondere bepalingen per registratie
Paragraaf 1. Basisregistratie personen
Artikel 12 Gegevensverstrekking aan buitengemeentelijke overheidsorganen en aan derden als bedoeld in artikel 3.6 van de Wet BRP
Met inachtneming met het achtste en negende lid worden in het geval de ingeschrevene om wiens gegevens wordt verzocht, een verzoek heeft ingediend om geen gegevens te verstrekken aan een derde met voorafgaande schriftelijke toestemming geen gegevens verstrekt. In dat geval wordt ook geen verzoek doorgezonden naar de ingeschrevene om wiens gegevens wordt verzocht.
De gemeentelijke verstrekker kan naar aanleiding van een gemotiveerd verzoek uitsluitend selecties verstrekken na advies van de Commissie Persoonsgegevens Amsterdam. In het gemotiveerde verzoek zijn het doel van de verstrekking, de gegevens die zullen worden verstrekt, de bewaartermijn van de verstrekte gegevens en de maatregelen die zijn genomen ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer aangegeven.
Artikel 14 Geautomatiseerde gegevensverstrekking uit de landelijke voorziening BRP aan binnengemeentelijke organen
Artikel 13 is van overeenkomstige toepassing op de verstrekking van gegevens afkomstig uit de landelijke voorziening BRP aan binnengemeentelijke organen.
Artikel 16 Gegevensverstrekking aan derden als bedoeld in art. 3.9 van de Wet BRP
Met inachtneming van het tweede tot en met het negende lid verstrekt de gemeentelijke verstrekker alleen gegevens aan een derde die behoort tot een van de categorieën die zijn opgenomen in Bijlage 3 van dit reglement. In onvoorziene gevallen of bij twijfel wordt advies gevraagd aan de Commissie Persoonsgegevens Amsterdam.
De gemeentelijke verstrekker kan naar aanleiding van een gemotiveerd verzoek uitsluitend selecties verstrekken na advies van de Commissie Persoonsgegevens Amsterdam. In het gemotiveerde verzoek zijn het doel van de verstrekking, de gegevens die zullen worden verstrekt, de bewaartermijn van de verstrekte gegevens en de maatregelen die zijn genomen ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer aangegeven.
Paragraaf 2. Basisregistratie adressen en gebouwen
Artikel 18 Uitvoering en plaatsing van naam- en nummerborden
De nummer- en naamborden moeten voldoen aan de gestelde functionele eisen ten aanzien van de afmeting, de uitvoering, de constructie, de kleursoorten en de lichttechnische eigenschappen van de toegepaste materialen, alsmede de plaatsing van naamborden als vervat in de Nederlandse norm NEN 1772 (Straatnaam- en huisnummerborden).
Artikel 19 Ambtenaar bevoegd tot het opmaken van een proces-verbaal van constatering of van een verklaring als bedoeld in het Besluit BAG
Als ambtenaar bevoegd tot het opmaken van:
Artikel 20 Ambtenaar belast met de vaststelling van de definitieve geometrie
Als ambtenaar aan te wijzen voor de vaststelling van het beschrijvende gegeven ‘definitieve geometrie’ van panden en verblijfsobjecten als bedoeld in artikel 8 van de Wet BAG, artikel 8 Besluit BAG en de Catalogus Basisregistratie Adressen en Gebouwen 2018: de bronhouder BAG.
Aan de stelselregisseur, bronhouder en de bronleveranciers wordt mandaat en machtiging verleend met betrekking tot het behandelen en afdoen van klachten met inachtneming van Titel 9.1 van de Algemene wet bestuursrecht voor zover die betrekking hebben op de hierboven gemandateerde en gemachtigde bevoegdheden.
Artikel 25 Bepaling over mandaat
Te bepalen, dat de hier verstrekte mandaten gelden onder de voorwaarden, dat geschillen omtrent de toepassing van deze mandaten aan het college worden voorgelegd.
dat deze beslispunten in werking treden vanaf de inwerkingtreding van de Verordening basisinformatie 2018.
Burgemeester en wethouders voornoemd,
Femke Halsema,
burgemeester
Wil Rutten,
waarnemend gemeentesecretaris
Bijlage 2: Aanwijzing van Amsterdams-authentieke gegevens als bedoeld in artikel 9, vierde lid
Registratie actueel hoogtebestand Nederland (AHN)
Niet van toepassing: het AHN wordt ingekocht. Basisinformatie kan de kwaliteit niet garanderen.
BAG+ (aanvullende gegevens op de Basisregistratie adressen en gebouwen)
BGT+ (aanvullende gegevens op de Basisregistratie grootschalige topografie)
Niet van toepassing: de stelselbeheerder kan de kwaliteit van de Imgeo-kenmerken die geen BGT-kenmerk zijn, niet garanderen en (laten) onderzoeken bij een terugmelding.
Ook de bronhouder kan de 95% volledigheid van de Imgeo-kenmerken die geen BGT-kenmerk zijn, niet garanderen.
BRP+ (aanvullende gegevens op de Basisregistratie personen)
Niet van toepassing: alle BRP+ gegevens (het is een heel beperkte set) betreffen afgeleide of opgemaakte gegevens, die gebaseerd zijn op authentieke gegevens uit de basisregistratie.
WOZ+ (aanvullende gegevens op de Basisregistratie waarde onroerende zaken)
Niet van toepassing, omdat de bronhouder Belastingen de 95% juistheid van de kenmerken die geen WOZ-kenmerk zijn, niet kan garanderen.
Registratie normaal Amsterdams peil (NAP)
Bijlage 3: Categorieën derden als bedoeld in artikel 16
Aan een derde als bedoeld in artikel 16 worden op verzoek gegevens verstrekt met inachtneming van het bepaalde van artikel 3.9 van de Wet BRP en van artikel 16 van dit reglement. De reden van de gegevensverstrekking moet vallen binnen het doel waarvoor verstrekking is toegestaan.
In onvoorziene gevallen of bij twijfel wordt advies gevraagd aan de Commissie Persoonsgegevens Amsterdam.
Toelichting op I. Reglement basisinformatie 2018
Op basis van dit ‘Reglement basisinformatie 2018’ (reglement) het reglement wordt regie gevoerd op het stelsel van basisinformatie en de bijbehorende afspraken binnen Amsterdam. Dit reglement past in de notitie Inrichting van datagovernance (CIO-office Gemeente Amsterdam, vastgesteld door het Gemeentelijk Management Team op 4 april 2018).
Het doel van basisinformatie is de uitvoering van gemeentelijke taken te optimaliseren. Deze optimalisatie bestaat uit het verbeteren van de dienstverlening voor burgers en bedrijven, van het toezicht en de handhaving, en van de beleidsvorming, -monitoring en -verantwoording, het bestrijden van fraude en criminaliteit, en het efficiënter maken van de bedrijfsvoering (De brief ‘Actieprogramma Elektronische Overheid’ aan de Tweede Kamer van 3 maart 2003, Kamerstukken II 2002/03, 26387, 18, p. 1).
Het middel om dit doel te bereiken, is hét kenmerk van basisinformatie: eenmalig inwinnen en meervoudig gebruik. Bij het vervullen van een gemeentelijke taak worden dan geen gegevens ingewonnen die al in het stelsel van basisinformatie beschikbaar zijn, en wordt het gebruik van verkeerde gegevens voorkómen.
De landelijke wetgever heeft hiertoe basisregistraties aangewezen waarvoor een minister als opdrachtgever is aangewezen. Een ‘basisregistratie’ is een verzameling gegevens waarvan bij wet is bepaald dat deze een basisregistratie vormt. Indien een bestuursorgaan bij het vervullen van zijn publiekrechtelijke taak een gegeven nodig heeft dat bij of krachtens een wet op een basisregistratie als authentiek gegeven in deze registratie beschikbaar is, moet het dat authentieke gegeven gebruiken en terugmelden, als het gerede twijfel heeft over de juistheid daarvan of over het ontbreken van een authentiek gegeven in deze registratie.
Als bij het vervullen van verschillende gemeentelijke taken behoefte is aan gegevens uit een andere registratie dan een basisregistratie, kan het college deze registratie aanwijzen als kernregistratie op grond van zijn bevoegdheid tot regeling van de ambtelijke organisatie van de gemeente (artikel 160, eerste lid, onder c, van de Gemeentewet; zie Bijlage 1). Landelijke wetgeving bepaalt de gebruiks- en terugmeldplicht inzake authentieke gegevens van de basisregistraties; dit reglement stelt dit vast voor een Amsterdams-authentiek gegeven uit een kernregistraties of plusgegeven, als het voldoet aan de criteria als bedoeld in artikel 9, vierde lid, van dit reglement.
‘Plusgegevens’, zoals ‘verdieping toegang’, bovenop de gegevens die deel uitmaken van de Basisregistratie adressen en gebouwen (BAG), zijn een vorm van kernregistraties. Ze heten plusgegevens, omdat ze niet op zich zelf staan als een eigen registratie, maar altijd aanvullend zijn op een basisregistratie. Hieronder vallen alleen gegevens die verstrekt worden aan afnemers en deel uitmaken van de registratie, d.w.z. in het gegevensmagazijn zitten, en voldoen aan de eisen van een kernregistratie (zie artikel 11). Als gegevens alleen in een product zitten, zijn het geen plusgegevens en moeten ze alleen in de productspecificatie worden opgenomen.
Het doel van het stelsel van basisinformatie is onder meer het verbeteren van gemeenschappelijk en gezamenlijk gegevensgebruik door het maken van een aantal duidelijke afspraken over de afbakening en aanduiding van de verschillende relevante objectklassen van registratie. Voor het optimaal functioneren van het stelsel is het daarbij van groot belang dat het stelsel intern consistent is (Bijlage 2 van de brief ‘Actieprogramma Elektronische Overheid’ aan de Tweede Kamer van 3 maart 2003, Kamerstukken II 2002/03, 26387, 18). De Rekenkamer Amsterdam heeft aanbevolen (Bestuurlijk rapport Basisregistraties Adressen en Gebouwen, Een aaneenschakeling van processen, juni 2011, p. 20):
Vanwege de tweede aanbeveling heeft het college op 20 december 2011 (besluit BD2011-012846) de volgende verantwoordelijkheden en bevoegdheden gemandateerd aan de stelselbeheerder (in dit reglement onderscheiden in ‘stelselregisseur’, ‘stelselbeheerder’ en ‘gemeentelijke verstrekker’ om zo het reglement onafhankelijk te maken van eventuele reorganisaties):
Bevoegdheden onder 3 en 8 vergen geen juridisch instrument als onderhavig reglement. De andere bevoegdheden zijn vastgelegd in dit reglement.
Het college heeft in het Hoofdlijnenplan Basisinformatie van 15 januari 2013 (BD2013-000220) opdracht gegeven tot het opstellen van een juridisch kader voor het stelsel van basisinformatie. De verordening regelt zaken die de burger raken en de delegatie van bevoegdheden aan het college. Met het reglement regelt het college de ambtelijke organisatie van de gemeente. In contracten die de gemeente sluit met buitengemeentelijke organisaties met een gemeentelijke bevoegdheid en/of taak, zoals de Dienstverleningsovereenkomst tussen de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied (OD NZKG) en de gemeente Amsterdam, kan dan worden verwezen naar dit reglement.
Dit reglement is een instrument om de tweede aanbeveling van de Rekenkamer uit te voeren. Het Reglement basisinformatie 2018 is nodig om:
Dat is gebeurd met de vaststelling van dit reglement en met de intrekking van het Reglement basisregistratie personen 2014 en het Reglement vastgoedregistratie Amsterdam 2011. De bepalingen daaruit die nodig zijn voor een specifieke registratie, zijn geactualiseerd en opgenomen in het hoofdstuk ‘Bijzondere bepalingen per registratie’.
Landelijk onderzoek bevestigt dat het gebrek aan regie als een belangrijke oorzaak wordt aangewezen voor het achterblijven van het stelsel van basisregistraties (H.G.A. de Vries, Onderzoek naar de noodzaak van een Kaderwet voor het stelsel van basisregistraties, 2013, p. 118). De Algemene Rekenkamer onderschrijft dit (De brief ‘Actieprogramma Elektronische Overheid’ aan de Tweede Kamer van 17 oktober 2001, Kamerstukken II 2001/02, 26387, 11, p. 3).
Het reglement sluit aan op de wetten waarmee de registraties zijn vastgesteld, opdat het reglement daarmee niet in strijd is of kan komen (artikelen 121 en 122 van de Gemeentewet).
Bij ’authentieke gegevens’ kan de bronhouder van een registratie zijn verantwoordelijkheid voor de kwaliteit waarmaken. Het gevolg hiervan is dat deze gegevens zonder nader onderzoek bij de uitvoering van publiekrechtelijke taken kunnen en moeten worden gebruikt, en waarover een afnemer terugmeldplicht heeft (zie de artikelen 9 en 10). Een wettelijk voorschrift bepaalt wat een authentiek gegeven is, bijvoorbeeld ‘Oorspronkelijk bouwjaar’ van pand en Oppervlakte van verblijfsobject in de BAG. Een authentiek gegeven kan ook een stelselrelatie betreffen.
Ook niet-authentieke gegevens in een registratie moet een bronhouder bijhouden. Een niet-authentiek gegevens is bijvoorbeeld ‘postcode’ in de BAG, omdat niet de bronhouder, het college, maar PostNL verantwoordelijk is voor de kwaliteit hiervan.
De definitie van authentiek gegeven sluit aan op artikel 1.1, onder n, van de Wet basisregistratie personen (BRP), artikel 2 van de Wet waardering onroerende zaken (woz), artikel 1 van de Kadasterwet, artikel 1, eerste lid, onder g, van de Handelsregisterwet 2007, artikel 1, onder b, van de Wet BAG en artikel 1 van de Wet basisregistratie grootschalige topografie (BGT).
De kwaliteit wordt gegarandeerd doordat het betreffende gegeven:
Behalve de kwaliteitsinstrumenten die worden ingezet voor de registraties, ziet de stelselbeheerder toe op de naleving van de stelselafspraken (zoals de stelselcatalogus) en bewaakt hij de kwaliteit van de relaties tussen de gegevens in de registraties, afhankelijkheden en koppelingen (zie artikel 4, onder a en d).
De definitie sluit aan op artikel 2 van de Wet woz, artikel 1 van de Kadasterwet en artikel 1 van de Wet BGT.
De volgende basisregistraties zijn al aangewezen bij wet:
*: De BRP, de Basisregistratie personen, bestaat uit de registratie van ingezetenen en de registratie van niet-ingezetenen. De laatste wordt ook wel RNI genoemd.
De bronhouder moet de gegevens of registratie(s) toegankelijk maken om de gegevens te kunnen verstrekken aan de stelselbeheerder en de landelijke verstrekker.
De definitie sluit aan op artikel 1 van de Kadasterwet, en artikel 1, onder d, van de Wet BAG.
Behalve dat de bronhouder een bronhouder van een registratie kan zijn, kan deze ook gemachtigde zijn tot het verrichten van alle verplichtingen van bestuursorganen van de gemeente bij of krachtens artikel 15 en 17a van de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken (Wkpb). Door de bronhouder zo te definiëren, geldt binnengemeentelijk de rolverdeling van bronleverancier en bronhouder voor de uitvoering van de Wkpb als bedoeld in artikel 6 en 7 van dit reglement.
Het doel van de Wkpb is om kopers en eigenaren, maar ook (zakelijk) geïnteresseerden inzicht te bieden in opgelegde beperkingen op het gebruik van onroerende zaken als gebouwen en grond. De Wkpb is gewijzigd. Het college heeft het gemeentelijke beperkingenregister op 1 november 2020 overgebracht naar de openbare registers van het Kadaster (artikel 17a van de Wkpb). Sindsdien vormen deze openbare registers het enige register van publiekrechtelijke beperkingenbesluiten. Dit register kan worden geraadpleegd via de Basisregistratie kadaster (BRK) van het Kadaster. De afzonderlijke beperkingenregistraties en -registers bij gemeenten en daarmee de rol van het college als bronhouder zijn vervallen.
Zowel de burgemeester, het college als de gemeenteraad kan beperkingenbesluiten als bedoeld in de Wkpb vaststellen. Als een bestuursorgaan een beperkingenbesluit heeft vastgesteld , moet dit bestuursorgaan dat besluit aanbieden aan het Kadaster ter inschrijving in de openbare registers (artikel 15 van de Wkpb). Datzelfde geldt voor een op dat beperkingenbesluit betrekking hebbende beslissing in administratief beroep, rechterlijke uitspraak of verklaring met betrekking tot het vervallen van die beperking.
De gemeenteraad machtigt en de burgemeester heeft het college gemachtigd tot het verrichten van alle verplichtingen van bestuursorganen van de gemeente bij of krachtens artikel 15 van de Wkpb. Het college heeft ingestemd met deze machtiging (art. 10:12 en 10:4 Awb). Het college machtigt op zijn beurt een functionaris om deze feitelijke handelingen en de feitelijke handelingen bij of krachtens artikel 17a van de Wkpb uit te voeren.
De gemeente handelt privaatrechtelijk door middel van zijn organen.
In elk geval zijn organen van de gemeente: de burgemeester, het college en de gemeenteraad (artikel 6 van de Gemeentewet).
Publiekrechtelijk is niet de gemeente bevoegd, maar het gemeentebestuur, bestaande uit de organen.
Onder q. Landelijke verstrekker
Voorbeeld van een landelijke verstrekker is een landelijke voorziening, zoals de landelijke voorziening voor ingezetenen en niet-ingezetenen (BRP).
Voor de landelijk voorgeschreven registraties heeft het rijk catalogi vastgesteld. De (Amsterdamse) stelselcatalogus bestaat uit deze en uit de gegevens van de kernregistraties en plusgegevens. Deze stelselcatalogus wordt gepubliceerd en verschaft duidelijkheid over inhoud en bereik van de registraties.
Over de kwaliteit, zie de toelichting op artikel 1, onder c.
Objectklasse, object, kenmerk (attribuut), waarde en gegeven zijn begrippen die passen in de objectgeoriënteerde opslag van gegevens. Deze begrippen worden gehanteerd in de NEN 3610 en door het Kwaliteitsinstituut Nederlandse Gemeenten (KING) om de uitwisseling van gegevens tussen partijen te vereenvoudigen door het hebben van een gemeenschappelijke notie van de werkelijkheid.
Objectklasse is een abstracte beschrijving van objecten die geregistreerd worden. Objecten kunnen zowel natuurlijke en rechtspersonen als zaken zijn, en hebben kenmerken.
Zo heeft het Stadhuis het bouwjaar 1987. Dit geheel samen is een gegeven. ‘1987’ is de waarde van het kenmerk ‘bouwjaar’ van het object ‘Stadhuis’ (objectklasse pand) in de BAG.
Artikel 3 Verplichtingen van de stelselregisseur
Het college heeft op 20 december 2011, bij besluit BD2011-012846 de directeur van DPG, taakvoorganger van de directeur Basisinformatie, aangewezen als stelselbeheerder basisinformatie. Dit reglement onderscheidt deze rol in ‘stelselregisseur’, ‘stelselbeheerder’ en ‘gemeentelijke verstrekker’ om zo het reglement onafhankelijk te maken van eventuele reorganisaties. De verplichtingen van de stelselbeheerder en de gemeentelijke verstrekker komen in de volgende artikelen aan de orde.
Onder besturen van het stelsel valt ook het doen van investeringsvoorstellen voor uitbreiding van het stelsel.
Met ‘houdt daarbij terdege rekening met wensen van afnemers’ is ‘vastgelegd dat en hoe afnemers van gegevens op een niet-vrijblijvende wijze betrokken worden bij de besluitvorming over de registratie’ (Bijlage 2 van Kamerstukken II 2002/03, 26387, 18, eis 4.4). Het doel van de basisinformatie is immers het gebruik ervan.
Dit omvat het recht om een audit naar het gebruik van basisgegevens te laten uitvoeren (collegebesluit BD2011-012846, 20 december 2011).
Een ambtelijke escalatie via management en een gemeentelijk managementteam(s) gaat vooraf aan een voorziening door het college.
Artikel 16 van de Verordening op het lokaal bestuur in Amsterdam vermeldt een voorziening jegens het dagelijks bestuur. Tegenover een buitengemeentelijk persoon of organisatie kan een contract bepalen wat deze voorziening inhoudt.
Onder ‘het zich conformeren aan de wettelijke verplichtingen’ valt ook in het zich houden aan het doorleververbod en de gebruiks- en terugmeldplicht door de afnemer als bedoeld in artikelen 8, 9 en 10.
Onder ‘kwaliteitsnormen’ vallen niet alleen de normen voor de gegevenskwaliteit, die de stelselcatalogus beschrijft, maar ook voor de kwaliteit van de processen en van de informatievoorziening.
Een van de instrumenten hiertoe is het Kwaliteitshandvest basisregistraties (www.amsterdam.nl/stelselpedia) met afspraken tussen de bronhouder en bronleveranciers voor de kwaliteit van de levering en de registratie.
Artikel 4 Verplichtingen van de stelselbeheerder
Onder ‘het maken van stelselafspraken’ valt ook het nader invullen van het gemeentelijk beleid inzake informatiebeveiliging op grond van de Tactische baseline informatiebeveiliging Nederlandse gemeenten (Informatiebeveiligingsdienst, Kwaliteitsinstituut Nederlandse gemeenten, 2013).
Onder ‘het toezien op de naleving van deze stelselafspraken en van de uitvoering van dit reglement’ valt het gevraagd en ongevraagd toetsen hiervan.
Het bewaken van de kwaliteit van deze relaties betreft de keten van bronleverancier, bronhouder, stelselbeheerder, gemeentelijke verstrekker en afnemer van gegevens uit een of meer registraties.
Als een burger in de problemen komt door een fout in deze keten, pakt de stelselbeheerder dit ketenprobleem op in het Gemeentelijk Meldpunt Ketenfouten onder verantwoordelijkheid van Basisinformatie.
Gegevens die een gemeentelijke bronhouder slechts voor de inwinning van een basis- of kernregistratie gebruikt, verwerft de stelselbeheerder niet.
Het doel van het concretiseren van de wijze van financiering van het stelsel van basisinformatie is de vraag te beantwoorden: hoe vindt de verrekening plaats aan de afnemers van gegevens uit een of meer registraties?
De producten worden beheerd conform de productspecificaties op basis van wettelijke voorschriften, standaarden, financieringswijze en de wensen van de afnemers om gemeentelijke taken te kunnen uitvoeren.
Artikel 5 Verplichtingen van de gemeentelijke verstrekker
Gebruiksplicht is beperkt tot organisaties met een gemeentelijke taak, maar de gemeentelijke verstrekker kan ook andere organisaties bedienen. Echter, hiervoor is de landelijke verstrekker de eerst aangewezene. De gemeentelijke verstrekker kan wel basisinformatie verstrekken tegen betaling voor andere doelen dan bij het vervullen van een gemeentelijke taak, als er geen juridische belemmeringen zijn, de landelijke verstrekker de informatie niet kan verstrekken, het doel van maatschappelijk belang is en de capaciteit van de organisatie het toelaat. Niet een reglement, maar een contract is het instrument om afspraken te maken voor het gebruik buiten een gemeentelijke taak om.
De producten kunnen worden verstrekt door middel van generieke stelselvoorzieningen. Deze producten kunnen bestaan uit losse registraties maar ook uit een combinatie van gegevens uit registraties. Het doel van het adviseren bij de keuze voor en de implementatie van het product is dat de afnemer zijn werkprocessen kan optimaliseren.
Onderdeel van het stelsel van basisinformatie zijn doorleveringen van gegevens die bijgehouden wordt door andere bronhouders dan de stelselbeheerder. Dit sluit aan op wat in de toelichting op artikel 9 gesteld wordt over kopiebestanden.
Het verstrekken van het identificerende kenmerk van de objecten van registratie is een suggestie uit Stelselafspraken, Afspraken binnen het stelsel van basisregistraties (Cluster STelsel Oplossingen en UitvoeringsTraject (STOUT), 2013, p. 8). Voorbeelden hiervan zijn een identicatiecode uit de BAG of een Burgerservicenummer (BSN) uit de BRP.
Hierbij stemt de gemeentelijke verstrekker het aanbod af op de vraag onder de vastgestelde randvoorwaarden.
Per registratie met niet-openbare gegevens regelt een organisatie (landelijke of gemeentelijke verstrekker of afnemer) wie toegang heeft tot welke gegevens voor welke taken volgens een vastgesteld autorisatieproces. Het kan hier gaan om bijvoorbeeld persoonsgegevens (op grond van de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) of het wettelijk voorschrift voor de specifieke registratie) of gegevens die beschermd zijn door auteursrecht. Deze processen worden bekend gemaakt via de website van de gemeente Amsterdam (www.amsterdam.nl/stelselpedia).
Zo beperkt artikel 2 van de Wet woz de ‘afnemer’ tot ‘bestuursorgaan dat op grond van een wettelijk voorschrift bevoegd is tot gebruik van een waardegegeven’.
Artikel 6 Verplichtingen van de bronhouder
De omschrijving sluit aan op artikel 1 van de Wet BGT en 1.4 van de Wet BRP.
De plicht voor de bronhouder om de kwaliteit te borgen (zie de toelichting op artikel 1, onder c), volgt uit zijn plicht om gegevens in een registratie bij te houden overeenkomstig een wettelijk voorschrift en de stelselcatalogus. De stelselcatalogus beschrijft o.a. de per objectklasse en kenmerk gestelde kwaliteitsnormen en gerealiseerde gegevenskwaliteit per registratie (zie artikel 1, onder s).
Voor de verplichting om terugmeldingen af te handelen, zie artikel 10.
De bronhouder voldoet daarnaast aan het informatiebeveiligingsbeleid van de gemeente Amsterdam en onderliggende uitvoeringskaders/beveiligingsrichtlijnen (Informatiebeveiligingsbeleid Gemeente Amsterdam, Gemeenteraad Amsterdam, 16 februari 2017). Amsterdam volgt daarin de Baseline Informatiebeveiliging Gemeenten (BIG). De bronhouder van een basisregistratie toont middels de jaarlijkse zelfevaluatie PUN en BRP, alsmede via de verantwoordingsrapportage ENSIA aan dat hij aan de van toepassing zijnde beveiligingseisen voldoet.
De gemeentelijke aanleverspecificaties begeven zich binnen de kaders van de stelselcatalogus, en worden meestal gebundeld in een ‘handboek’ in www.amsterdam.nl/stelselpedia.
Behalve tot het vaststellen van werkinstructies, is de bronhouder ook bevoegd om een bronleverancier voor te schrijven, dat alleen gekwalificeerd personeel wordt ingezet voor de aanlevering van gegevens. Zo stelt de bronhouder van de BRP de eis, dat een medewerker goed is opgeleid om mutaties te mogen uitvoeren in de BRP. ‘Goed opgeleid’ wil zeggen dat de medewerker is geslaagd voor de toets van de Basisopleiding Burgerzaken en heeft aangetoond nog steeds over voldoende en actuele vaardigheden te beschikken door de resultaten van jaarlijkse autorisatietoetsen. Door het stellen van dergelijke voorschriften kan de bronhouder regie voeren op de kwaliteit van de betreffende registratie.
Artikel 7 Verplichtingen van de bronleverancier
Het uitoefenen van een bevoegdheid van het gemeentebestuur kan ook bestaan uit het uitvoeren van een feitelijke handeling. Zo vloeit de feitelijke handeling van het beheren van een weg, voort uit het uitoefen van de bevoegdheid om een beheerplan vast te stellen.
Met ‘systematisch’ wordt ‘systematisch’ bedoeld als in artikel 14, derde lid, van de Verordening op het lokaal bestuur in Amsterdam: ‘Het college en de burgemeester zijn ook bevoegd het dagelijks bestuur op te dragen systematisch informatie te verstrekken over aangelegenheden waaromtrent zij bevoegd zijn.’
Onder deze systematische verstrekking kan vallen: het aanwijzen van een vervangend object als werkingsgebied van een publiekrechtelijke beperking, als een aangewezen object blijkens de bijbehorende registratie niet langer actueel is (artikel 7 Regeling kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken).
Voor de verplichting om terugmeldingen af te handelen, zie artikel 10.
Dit artikel bepaalt dat er geen onderlinge betalingen plaatsvinden voor het verstrekken of bijhouden van de gegevens. De kosten van de werkzaamheden van de gemeentelijke verstrekker vallen onder artikel 4 onder j: het concretiseren van de wijze van financiering van het stelsel van basisinformatie.
Artikel 8 Verplichtingen van de afnemer
Doel van dit artikel is eenmalige inwinning, meervoudig gebruik. In principe moet de derde partij rechtstreeks afnemen van de gemeentelijke of landelijke verstrekker, opdat de kwaliteit van de gegevens kan worden gewaarborgd. Een afnemer mag authentieke gegevens niet doorleveren aan een derde partij zonder deze gegevens wezenlijk te hebben aangevuld met zijn eigen gegevens.
Met een derde partij wordt niet een organisatie bedoeld, die de afnemer ondersteunt bij het verrichten van zijn taak. In dat geval is de afnemer verantwoordelijk voor het gebruik van de authentieke gegevens.
Deze meldingsplicht hoeft niet belastend te zijn voor afnemers. Er is al veel kennis bij de gemeentelijke verstrekker waar organisaties met een gemeentelijke taak hun gegevens vandaan halen. Dit kan bijvoorbeeld ook gemeld worden in de periodieke overleggen die de gemeentelijke verstrekker heeft met de contactpersonen bij deze organisaties.
Het gebruik van en het terugmelden op niet-authentieke gegevens (zie artikel 1, onder c) zijn weliswaar niet opgenomen in het reglement in aansluiting op landelijke wegeving, maar zijn wel wenselijk, en zullen worden gestimuleerd buiten dit reglement om. Als een gegeven is opgenomen in een registratie, is het de taak van de bronhouder van de registratie de kwaliteit van dit gegeven te waarborgen, of het nu wel of niet authentiek is. Het terugmelden op deze gegevens waarborgt de kwaliteit ervan.
Dit artikel beperkt het verplichte gebruik tot bij het uitvoeren van een gemeentelijke taak (vergelijk artikel 1.7 van de Wet BRP, artikel 37d van de Wet woz, artikel 7k van de Kadasterwet, artikel 35 van de Wet BAG en artikel 23 van de Wet BGT). Hiermee samenhangend moeten ook gemeentelijke regels gebruik maken van de begrippen en definities uit de wetten inzake basisregistraties (zie Aanwijzing 161 van de ‘Aanwijzingen voor de regelgeving’, Stcrt. 1992, 230).
Soms worden gegevenskopieën gebruikt.
‘De afnemer is verantwoordelijk voor het nakomen van deze gebruiksplicht van gegevens en daarmee voor het borgen dat de juiste (meestal: actuele) gegevens gebruikt worden. (…) In die gevallen dat het gebruik van gegevenskopieën wenselijk of noodzakelijk is, wordt de volgende handelwijze gevolgd:
Vooral als gegevens rechtsgevolgen kunnen hebben, moet de afnemer gebruik maken van de juiste gegevens. Een belangrijke voorwaarde in het werken met eventuele gegevenskopieën is dan ook dat de kopie identiek blijft aan de bron. Bijvoorbeeld de BAG ondersteunt dit door middel van zogenaamde mutatieberichten.
Dit lid sluit aan bij artikel 35, tweede lid, van de Wet BAG.
De reden dat er voor gegevens die ’in onderzoek’ staan, of waarover een terugmelding is gedaan, geen gebruiksplicht geldt, is dat de betrouwbaarheid van het gegeven niet gegarandeerd kan worden. ‘De voorschriften van de Algemene wet bestuursrecht voor een zorgvuldig handelend bestuursorgaan, in het bijzonder die betreffende een goede voorbereiding en de eigen onderzoeksplicht, kunnen in deze gevallen meebrengen dat de afnemer bij de uitvoering van publiekrechtelijke taken gebruikt maakt van gegevens die op andere wijze worden verkregen dan uit de basisregistraties (…) en die van de inhoud van die basisregistraties afwijken’ (Memorie van toelichting op de Wet BAG, Kamerstukken II 2006/07, 30968, 3, paragraaf 6.4, Gegevens ‘in onderzoek’).
Voorbeelden van een wettelijk voorschrift dat anders bepaalt dan het eerste lid, zijn artikel 7k, derde lid, van de Kadasterwet en artikel 23, derde lid, van de Wet BGT.
De afnemer moet de gemeentelijke verstrekker op de hoogte stellen van het gebruik van authentieke gegevens uit een of meer registraties voor het vervullen van een gemeentelijke taak buiten de gemeentelijke verstrekker om, bijvoorbeeld van Kadaster-on-line, opdat de gemeentelijke verstrekker hiervan de stelselregisseur op de hoogte stelt (zie artikel 5, tweede lid) en opdat de stelselbeheerder als verwerver ook in dit geval de verworven gegevens kan laten verstrekken (zie artikel 4, onder i).
Daarnaast spreekt de stelselbeheerder met de landelijke verstrekker af dat bestandsleveringen door tussenkomst van de stelselbeheerder gaan.
Deze meldingsplicht hoeft niet belastend te zijn voor afnemers. Er is al veel kennis bij de gemeentelijke verstrekker waar organisaties met een gemeentelijke taak hun gegevens vandaan halen. Dit kan bijvoorbeeld ook gemeld worden in de periodieke overleggen die de gemeentelijke verstrekker heeft met de contactpersonen bij deze organisaties.
In een wettelijk voorschrift kan het college gegevens in een kernregistratie of een plusgegeven aanwijzen als zijnde Amsterdams-authentiek (De brief ‘Actieprogramma Elektronische Overheid’ aan de Tweede Kamer van 17 oktober 2001, Kamerstukken II 2001/02, 26387, 11, p. 3). Dit wordt per gegeven gemotiveerd bepaald (zie Bijlage 2).
Ad a: ‘Vitaal’ betekent voor de vervulling van gemeentelijke taken van groot belang.
De reden dat ‘Identificatie’ vitaal is, is dat dit gegeven het mogelijk maakt om andere gegevens te koppelen aan het betreffende object.
Afgeleide gegevens zijn niet vitaal, omdat afnemers deze gegevens kunnen afleiden uit een ander gegeven. Zo is het BAG-plusgegeven ‘Naam NEN’ af te leiden uit het BAG-gegeven ‘Naam openbare ruimte’.
Ad b: bij een juistheid van 95% wordt bedoeld '95% correcte overname van gegevens uit het brondocument'. Naast dit criterium gelden voor elk Amsterdams-authentiek gegeven een eigen juistheidsnorm en andere kwaliteitsnormen als beschreven in de stelselcatalogus.
Het doel van dit criterium is dat de afnemer een authentiek gegeven kan gebruiken zonder nader onderzoek, omdat de kwaliteit gegarandeerd is tot een bepaalde norm voor juistheid. Het percentage van 95 is afgeleid van het percentage dat geldt voor gegevens in basisregistraties.
Ad c: Een gegeven wordt dus niet als Amsterdams-authentiek aangewezen, als het college hiervoor geen inhoudelijke verantwoordelijkheid heeft (Kamerstukken II 2006/07, 30968, 3, p. 36), zoals het AHN.
Een gegeven wordt daarnaast niet als Amsterdams-authentiek aangewezen, als het informatie betreft over inhoudelijke gegevens in registraties, zoals de aanduiding ‘in onderzoek’ of de indicatie ‘geconstateerd’ van een gegeven.
We spreken over ‘Amsterdams-authentieke gegevens’ om geen verwarring te scheppen bij de bronhouders die authentieke gegevens uit basisregistraties moeten verstrekken aan landelijke verstrekkers.
Landelijke wetgeving wijst authentieke gegevens aan, bijvoorbeeld Bijlage 1 van het Besluit basisregistratie personen (zie bovenstaande toelichting op artikel 1 onder c).
Door de aanwijzing als Amsterdams-authentiek gelden voor deze gegevens de gebruiksplicht bij het vervullen van een gemeentelijke taak en heeft de afnemer een terugmeldplicht..
Artikel 10 Terugmeldplicht en correctieverzoek
Dit artikel sluit aan op artikel 2.34-58 van de Wet BRP, artikel 37f-g van de Wet woz, artikel 7n-t van de Kadasterwet, artikel 32-35 van de Handelsregisterwet 2007, artikel 37-41 van de Wet BAG en artikel 25-28 van de Wet BGT, artikel 43c-f van de Wegenverkeerswet 1994 voor de BRV, artikel 33c van de Wet suwi voor BLAU (met een terugmeldplicht voor de burger).
Terugmeldingen zijn nodig om de kwaliteit van de gegevens hoog te houden en zo het gebruik te stimuleren. De terugmeldplicht wordt daarom niet alleen opgelegd aan bestuursorganen die gegevens hebben afgenomen, zoals het geval is bij basisregistraties, maar ook aan andere afnemers van gegevens uit een of meer registraties (vergelijk voor de Basisregistratie inkomen: artikel 21h van de Algemene wet inzake rijksbelastingen).
Er is sprake van ‘gerede twijfel’, als de afnemer zijn terugmelding kan onderbouwen. Als de gegevens in een registratie gebaseerd zijn op authentieke brondocumenten, is in elk geval sprake van ‘gerede twijfel’ ‘als aannemelijk is dat de vermelde bron van het gegeven onjuist is of als er een bron aanwezig is met een hogere rangorde dan de in de registratie genoemde bron’ (Kamerstukken II 2006/07, 30968, 3, p. 15; Kamerstukken II 2012/13, 33527, 3, p. 13).
Een afnemer kan gerede twijfel krijgen naar aanleiding van een terugmelding of bezwaar. Dan meldt hij hierover onderbouwd terug.
Als op basis van een terugmelding blijkt dat er een fout in de registratie zit, kan het bestuursorgaan (ambtshalve) een nieuw besluit nemen. Daar is geen bezwaarschrift voor nodig. Er is immers gebleken (achteraf) dat de informatie waarop het besluit gebaseerd was, niet juist is. Tegen dit nieuwe besluit is dan weer bezwaar en beroep mogelijk. De burger verspeelt dan geen rechten.
De stelselregisseur bepaalt de voorziening voor het terugmelden, om voldoende relevante en onderbouwde informatie te krijgen van de terugmelder, opdat de terugmelding kan worden behandeld. Relevante informatie is bijvoorbeeld: hoe hoort het gegeven te luiden, vanaf wanneer is het veranderd (zoals i.v.m. een verhuizing) of wie heeft aanvullende informatie.
Met ‘Als de terugmelding een registratie betreft’ wordt ook bedoeld: ‘Als de terugmeldingen een onjuistheid in de relatie tussen objecten in verschillende registraties betreft’. De basisregistratie die verantwoordelijk is voor het leggen en bijhouden van deze relatie verwerkt deze terugmelding (Stelselafspraken, Afspraken binnen het stelsel van basisregistraties, STOUT, 2013, p. 7).
Voor de afhandeling van een terugmelding is een redelijke termijn na ontvangst van de terugmelding bepaald, omdat deze termijn verschilt per wet op een basisregistratie, als deze termijn al bepaald is. De termijnen zijn afgeleid van de inhoud van de basisregistratie en in hoeverre de rechtszekerheid of het belang van een burger of de uitoefening van een publiekrechtelijke taak hierdoor geraakt wordt.
Drie voorbeelden van deze verschillende afhandelingstermijn:
over de WOZ komen terugmeldingen vaak in de vorm van een bezwaarschrift. De afhandelingstermijn hiervan is bepaald op het kalenderjaar waarin het is ontvangen, tenzij het bezwaarschrift na 15 november is ingediend. Als het de gemeente niet lukt het bezwaar voor 31 december af te handelen, kan de beslistermijn met zes weken worden verlengd (artikel 30, negende lid, van de Wet woz). Als deze termijn wordt overschreden, resteren nog twee weken als de belanghebbende de gemeente in gebreke stelt (Bezwaar maken bij de gemeente, www.waarderingskamer.nl).
De afhandelingstermijn voor de BRT bedraagt zes weken na het tijdstip waarop volgens de catalogus basisregistratie topografie de bijhouding is beëindigd (artikel 7o, derde lid, van de Kadasterwet), omdat een burger niet in zijn recht of belang of een bestuursorgaan nauwelijks in de uitoefening van zijn publiekrechtelijke taak wordt getroffen door een verkeerd authentiek gegeven (Kamerstukken II 2005/06, 30544, 3, paragraaf 6.3, Terugmeldplicht).
De stelselbeheerder en de bronhouders bewaken de tijdige afhandeling van de terugmeldingen, maar zijn hierbij vaak afhankelijk van een bronleverancier.
Aan overschrijding van de termijnen die in dit artikel worden genoemd, verbindt het reglement geen rechtsgevolg (Vergelijk Kamerstukken II 2006/07, 30968, 3, toelichting op artikel 39, derde lid, van de Wet BAG).
De termijn waarbinnen de bronhouder bij een gegeven de aantekening ‘in onderzoek’ plaatst, als hij dan nog niet heeft beslist over het wijzigen of opnemen van het gegeven, verschilt per registratie, bijvoorbeeld:
Als over de terugmelding is besloten krijgt de terugmelder hierover bericht van:
• de bronhouder als het de BAG betreft;
• de stelselbeheerder in de overige gevallen.
Voor het beslissen over een terugmelding over een niet-authentiek gegeven geldt dezelfde termijn als voor het beslissen over een terugmelding over een authentiek gegeven, met dien verstande dat het beslissen over een terugmelding over een authentiek gegeven prioriteit heeft boven dat over een niet-authentiek gegeven.
In tegenstelling tot een afnemer moet niet, maar kan een belanghebbende een verzoek tot wijziging of aanvulling (correctieverzoek) doen. Voor persoonsgegevens bepaalt artikel 16 van de AVG dit, behalve als artikel 47 van de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming van toepassing is. Onder ‘terugmelding’ wordt ook correctieverzoek verstaan, omdat stelselbeheerder, bronhouder en –leverancier hiermee op dezelfde wijze moeten omgaan. Een belanghebbende die correctieverzoek over een authentiek gegeven uit de Wkpb en BRK (art. 7t Kadasterwet), BAG (art. 41 en 38 Wet BAG), HR (art. 34-36 Handelsregisterwet 2007) en de BRP (art. 2.60 en 2.58 Wet BRP) indient, heeft recht op bezwaar en beroep tegen een besluit hierover.
Artikel 11 Aanwijzen van een kernregistratie
(Inspiratie)bron voor de eisen is Bijlage 2 van Kamerstukken II 2002/03, 26387, 18.
‘De zeggenschap over de authentieke registratie berust bij een bestuursorgaan en er is een minister verantwoordelijk voor het realiseren, resp. het functioneren van de registratie’, omdat dit voortvloeit uit het feit dat het college dit reglement heeft vastgesteld en nieuwe kernregistraties vaststelt door aanvulling van Bijlage 1.
Voorbeeld van een permanent karakter is ’Verdieping toegang’: dit BAG+-kenmerk van een verblijfsobject kan veranderen, maar het feit dat een verblijfsobject een toegangsdeur op een bepaalde verdieping (zoals begane grond, verdieping 0) heeft, is een permanent fenomeen.
Ook als gegevens al in een registratie worden bijgehouden, die geen basis- of kernregistratie is, is het inefficiënt deze dubbel bij te houden in een nieuwe kernregistratie. Zo moet Amsterdam geen registratie van aardgasvrije gebieden bijhouden, nu de ACM dit al doet voor heel Nederland in het gasregister, 1 ook al is dit geen basisregistratie.
Er is in het stelsel van basisinformatie sprake van openbare en gesloten registraties, m.n. gezien de privacygevoeligheid van gegevens. Bij een openbare registratie ligt de nadruk met betrekking tot de toegankelijkheid op zaken als leveringsvoorwaarden, terwijl bij een gesloten registratie de nadruk ligt op het autorisatieproces (zie artikel 5, eerste lid, onder c).
Indien iemand geautoriseerd wenst te worden voor het gebruik maken van gegevens uit een gesloten registratie, vindt hierover expliciete besluitvorming plaats volgens een geformaliseerde procedure. Autorisatieverzoeken worden getoetst aan de randvoorwaarden ten aanzien van openbaarheid en privacy, zoals deze zijn geformuleerd bij de inrichting van de registratie (Bijlage 2 van Kamerstukken II 2002/03, 26387, 18, eis 5.1).
In de specifieke wetten per basisregistratie worden verschillende begrippen gebruikt met vrijwel dezelfde betekenis, alsmede verschillende definities voor dezelfde begrippen. Met deze bepaling wordt dit zoveel mogelijk voorkómen voor de kernregistraties.
Voor persoonsgegevens bepaalt artikel 15 van de AVG dit.
Hogere regelgeving die bepaalt, dat artikel 15 van de AVG onder voorwaarden niet van toepassing is, is de in voorbereiding zijnde Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming.
Dit lid schept de mogelijkheid het stelsel van basisinformatie eenvoudig aan te vullen met nieuwe kernregistraties en overzicht in het stelsel te houden.
Aan de lijst met kernregistraties (Bijlage 1) is toegevoegd de Registratie monumenten. Daardoor gelden voor deze registratie ten eerste de eisen zoals voor elke kernregistratie als genoemd in artikel 11 van dit reglement. Ten tweede kunnen gegevens dan worden aangewezen als Amsterdams-authentiek (zie Bijlage 2), waardoor voor deze gegevens de gebruiksplicht geldt bij het vervullen van een gemeentelijke taak en de afnemer een terugmeldplicht heeft.
De Registratie geodetische infrastructuur is gewijzigd in de Registratie NAP. Met de ‘Registratie geodetische infrastructuur’ wordt een verdichting bedoeld van het landelijke referentiestelsel van coördinaat- en hoogtepunten in het landschap ten opzichte waarvan lokaal wordt gemeten, met als doel het optimaal onderhouden en beschikbaar stellen van het stelsel van de Rijksdriehoeksmeting (RD) en het NAP. In Amsterdam wordt alleen de verdichting van NAP apart verstrekt. Sinds januari 2016 is de verdichting van het RD onderdeel van de BGT. Deze verdichting wordt nooit apart verstrekt.
Artikel 12 Gegevensverstrekking aan buitengemeentelijke overheidsorganen en aan derden als bedoeld in artikel 3.6 van de Wet BRP
Artikelen 3.4 tot en met 3.6 van de Wet BRP regelen de verstrekking aan overheidsorganen en aan derden. Het betreft hier de niet-geautomatiseerde verstrekking van persoonsgegevens door het college. Overheidsorganen hebben recht op persoonsgegevens voor zover deze nodig zijn voor de uitvoering van hun taken. Dit komt overeen met de doelstelling van de BRP, zoals vermeld in artikel 1.3 van de Wet BRP.
Behalve overheidsorganen zijn bij wet ook derden aangewezen die voor de uitvoering van hun werkzaamheden mogen beschikken over gegevens uit de BRP. Het gaat om de gevallen waarin (a) het gebruik van de gegevens is voorgeschreven in een algemeen verbindend voorschrift, (b) de derde voorafgaande schriftelijke toestemming heeft gekregen van de betrokkene van wie gegevens worden verstrekt, of (c) de gegevens worden verstrekt ten behoeve van in bijlage 5 van het Besluit BRP aangewezen werkzaamheden met een gewichtig maatschappelijk belang (artikel 3.6, eerste lid, van de Wet BRP). In dit laatste geval bepaalt de genoemde bijlage tevens de categorieën van derden die voor de verstrekking in aanmerking komen en de gegevens die kunnen worden verstrekt.
Als aan alle wettelijke eisen is voldaan, is het college verplicht om aan een verzoek om gegevensverstrekking te voldoen, tenzij de burger heeft verzocht om gegevens niet aan derden te verstrekken. Het college kan dan echter alsnog tot verstrekking besluiten, indien de persoonlijke levenssfeer daardoor niet onevenredig wordt geschaad (artikel 3.21, tweede lid, van de Wet BRP). Om deze afweging te kunnen maken, wordt contact gezocht met de burger. Bij de afweging zal de gemeentelijke verstrekker in beginsel kijken naar het publieke belang van de verstrekking. Slechts in zwaarwegende gevallen zal het belang van de burger prevaleren. Het maken van een afweging is echter niet mogelijk, als de burger is overleden of is vertrokken naar een onbekende bestemming. In dat geval worden de bekende gegevens verstrekt, omdat verstrekking aan deze bij wet aangewezen derden in beginsel een publiek belang dient.
Een derde die een schriftelijke toestemming van de burger heeft gekregen om zijn gegevens op te vragen uit de Basisregistratie personen, heeft recht op deze gegevens (artikel 3.6, eerste lid, onder b, van de Wet BRP). De gemeentelijke verstrekker kan evenwel twijfels hebben of deze toestemming bewust is gegeven en nog steeds van kracht is. Hierbij gelden de vragen onder welke condities de toestemming is gegeven en of deze toestemming ook is in te trekken. Het kan voorkomen dat de gemeentelijke verstrekker bij de burger verifieert of de toestemming nog steeds geldig is.
In artikel 12-17 wordt verwezen naar de advisering door de Commissie Persoonsgegevens Amsterdam (CPA) zoals bepaald in artikel 6 van de verordening, en nader uitgewerkt in Taken en verantwoordelijkheden bij het verwerken van persoonsgegevens door de gemeente Amsterdam (vastgesteld door het college op 22 mei 2018, BD2018-006186, p. 7): ‘Deze commissie adviseert het College omtrent de gegevensverwerking in breedste zin. […] De CPA heeft de volgende taak:
Gevraagd en ongevraagd adviseren van de verantwoordelijke over complexe en/of politiek gevoelige gegevensverwerking met inachtneming van de wet- en regelgeving, en de maatschappelijke en technologische ontwikkelingen.’
Deze notitie Taken en verantwoordelijkheden bepaalt verder op p. 4-5 en 7 dat de Functionaris Gegevensbescherming (FG) de verantwoordelijke of de verwerker informeert en adviseert over hun verplichtingen uit hoofde van de AVG en andere gegevensbeschermingsbepalingen. De gemeentelijke verstrekker moet de FG om advies vragen bij een data protection impact assessment (gegevensbeschermingseffectbeoordeling; artikel 35, tweede lid, van de AVG). ‘Indien de FG en de CPA conflicterende adviezen of verschillen van inzicht hebben, […] wordt het besluit over de gegevensverwerking […] voorgelegd aan de verantwoordelijke.’
Artikel 13 Geautomatiseerde gegevensverstrekking aan binnengemeentelijke organen
Verstrekking aan overheidsorganen is geregeld in artikel 3.5 van de Wet BRP.
Op grond van artikel 3.8 van de Wet BRP bepaalt de Verordening basisinformatie 2018 dat het college nadere regels stelt over de verstrekking van gegevens aan overheidsorganen die een orgaan van de gemeente zelf zijn. Er is dan sprake van een binnengemeentelijke afnemer. De gegevensverstrekking dient noodzakelijk te zijn voor de goede vervulling van de taak van het gemeentelijke orgaan. Het betreft de gegevensverstrekking die alleen door het college van de bijhoudingsgemeente van de betrokkene kan geschieden. Het gaat daarbij om gegevens over ingezetenen van Amsterdam en over overledenen die op het moment van overlijden ingezetene van de Amsterdam waren.
De Verordening basisinformatie 2018 heeft de bevoegdheid voor de nadere uitwerking van de verstrekking aan binnengemeentelijke organen gedelegeerd aan het college.
Dit artikel biedt de mogelijkheid om extra voorwaarden te treffen voor de verstrekking. Dit biedt de gemeentelijke verstrekker de mogelijkheid om specifieke beveiligingsmaatregelen op te leggen aan binnengemeentelijke afnemers die de gegevens geautomatiseerd ontvangen. De afspraken hierover worden vastgelegd in een convenant.
Voor de geautomatiseerde levering van persoonsgegevens wordt gebruik gemaakt van gemeentelijke standaarden. Daarbij wordt voldaan aan het informatiebeveiligingsbeleid van de gemeente Amsterdam en onderliggende uitvoeringskaders/beveiligingsrichtlijnen (Informatiebeveiligingsbeleid Gemeente Amsterdam, Gemeenteraad Amsterdam, 16 februari 2017). Amsterdam volgt daarin de Baseline Informatiebeveiliging Gemeenten (BIG), de daarmee vergelijkbare eisen van de ISO 27001/2 die gelden voor niet-gemeentelijke gebruikers en een format voor een aansluitproject dat de gemeentelijke verstrekker ontwikkeld heeft.
Artikel14 Geautomatiseerde gegevensverstrekking uit de landelijke voorziening BRP aan binnengemeentelijke organen
Alle gegevens uit de BRP zijn in de vorm van een kopie van alle persoonslijsten die in de BRP zijn ingeschreven, ondergebracht in één centrale landelijke database. Deze ‘landelijke voorziening BRP’ wordt geactualiseerd door de gemeentelijke BRP-systemen. Gemeenten hebben voor de uitvoering van hun taken recht op gegevens van inwoners van andere gemeenten. Denk hierbij aan een eigenaar van een pand in Amsterdam die zelf in een andere gemeente woont. Voor het opleggen van gemeentelijke belastingen is het noodzakelijk dat de gemeente Amsterdam over de actuele gegevens van deze eigenaar beschikt. De gemeente kan dan in de rol van buitengemeentelijke afnemer gegevens ontvangen uit de landelijke voorziening BRP. De gemeentelijke verstrekker.levert deze gegevens door. Hoewel deze gegevens indirect worden ontleend aan de basisregistratie van een andere gemeente, worden deze binnen de gemeente verwerkt onder dezelfde voorwaarden als die gelden voor de verwerking van BRP-gegevens uit de eigen basisregistratie.
Artikel 15 Niet-geautomatiseerde gegevensverstrekking aan binnengemeentelijke organen
Het zal incidenteel voorkomen, dat omwille van doelmatigheid gegevens niet geautomatiseerd maar schriftelijk worden verstrekt. Vanzelfsprekend gelden in deze gevallen ook weer de voorwaarden van doelbinding en transparantie.
Artikel 16 Gegevensverstrekking aan derden als bedoeld in art. 3.9 van de Wet BRP
Artikel 4 van de Verordening basisinformatie 2018 biedt het college de mogelijkheid om gegevens te verstrekken aan andere derden dan die bij wet zijn aangewezen. Hiervoor gelden echter beperkende voorwaarden. Krachtens de Verordening basisinformatie 2018 kan het college derden aanwijzen die werkzaamheden verrichten met een gewichtig maatschappelijk belang voor de gemeente. Voorts beperkt de verstrekking zich tot de gegevens van de eigen ingezetenen. Als verstrekking in het belang is van de burger zelf, dan wordt dit ook gezien als een gemeentelijk belang.
Als de burger een verzoek heeft gedaan om geen gegevens aan derden te verstrekken, dan geldt dit onverkort voor deze verstrekkingen. De gemeentelijke verstrekker kan evenwel beslissen, dat het in het belang kan zijn van de burger, dat hij in contact komt met de derde die om zijn gegevens verzoekt. In dat geval bestaat de mogelijkheid dat de gemeentelijke verstrekken in overleg met de aanvrager het verzoek doorstuurt naar de bevraagde burger, zonder dat zijn gegevens dus worden verstrekt aan de derde. Het is dan aan de burger om wel of geen contact te zoeken.
De categorieën derden en de werkzaamheden zijn uitgewerkt in Bijlage 3 van dit reglement.
Artikel 17 Verstrekkingen ten behoeve van historisch of wetenschappelijk onderzoek en statistiek
Naast de eerder genoemde verstrekkingen kent de Wet BRP nog een bijzondere categorie gegevensverstrekkingen. Dit betreft de verstrekking van gegevens ten behoeve van historische, statistische of wetenschappelijke doeleinden. Nadere voorwaarden voor deze verstrekking zijn uitgewerkt in het Besluit BRP. Zo dient de persoonlijke levenssfeer van de ingeschrevene door de verstrekking van de gegevens niet onevenredig te worden geschaad en moet de ontvanger van de gegevens de nodige voorzieningen treffen om te verzekeren dat de verdere verwerking van de verstrekte gegevens uitsluitend geschiedt ten behoeve van het historische, statistische of wetenschappelijke doel waarvoor zij zijn verstrekt.
Omdat een dergelijke verzoek vaak selecties betreffen van niet met name genoemde personen wordt voorafgaand aan de verstrekking altijd om advies gevraagd aan de Commissie Persoonsgegevens Amsterdam.
Artikel 18 Uitvoering en plaatsing van naam- en nummerborden
De in het Reglement vastgoedregistratie Amsterdam 2011 genoemde NEN 1774, uitgave 1959, en NEN 1772, uitgave 1992, zijn vervallen en de onderwerpen ervan samengevoegd in de NEN 1772. De huidige actuele NEN 1772 is van 2014.
De voorschriften voor de toekenning van een nummeraanduiding zijn opgenomen in het Handboek inwinnen BAG Amsterdam, dat geldt op grond van artikel 6, tweede lid, van dit reglement.
Artikel 20 Ambtenaar belast met de vaststelling van de definitieve geometrie
verwijst naar artikel 8 van de Wet BAG, dat bepaalt dat voor de vaststelling van de geometrie genoemde ambtenaren elke plaats mogen betreden, dus ook zonder toestemming. Artikel 8 van de Wet BAG stelt op zijn beurt dat artikel 2 van de Algemene wet op het binnentreden geldt, dat bepaalt dat voor het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner in beginsel een schriftelijke machtiging vereist is., Met een pasje of brief (in combinatie met een legitimatiebewijs) kan de ambtenaar aantonen dat hij gemachtigd is.
Artikel 22 Financiële verantwoordelijkheid
Dit artikel vertaalt bevoegdheden in de keten als bijv. vermeld in artikelen 4, 5, 6 en 7 van dit reglement en artikel 15 van de Wkpb in een financiële verantwoordelijkheid. De bevoegdheid in de keten kan bijv. ook de bevoegdheid betreffen tot het inrichten van de ICT.
De afspraak is van belang, omdat de gemeente Amsterdam aansprakelijk is voor schade die is veroorzaakt:
(artikel 13 van de Wkpb). Een voorbeeld hiervan is als iemand een pand koopt waarbij niet in de BRK stond vermeld dat er een beschikking is genomen op grond van de Wet bodembescherming. Als die persoon daar na de koop achter komt, kan hij een schadeclaim indienen op grond van de Wkpb.
Artikel 23 Gedoogplicht peilmerken
B.34 van het Bevoegdhedenregister van de Verordening op het lokaal bestuur in Amsterdam mandateert de bevoegdheid inzake peilmerken voor de Registratie meetbouten aan het dagelijks bestuur (ter vervanging van de bepaling over NAP-peilmerken). Het Bevoegdhedenbesluit, IV. Cluster Dienstverlening en Informatie, onder 6. directeur Basisinformatie, onder S, mandateert de bevoegdheid inzake peilmerken voor de Registratie NAP aan de directeur Basisinformatie.
A.7 van het Bevoegdhedenregister dagelijks bestuur van de Verordening op het lokaal bestuur in Amsterdam machtigt het dagelijks bestuur tot het behandelen en afdoen van klachten als bedoeld in titel 9.1 Awb, voor zover die betrekking hebben op een aangelegenheid opgenomen in de takenlijst en het bevoegdhedenregister.
Toelichting op II. de intrekking van het Reglement BRP 2014, van het Reglement vastgoedregistratie Amsterdam 2011 en van het Reglement stelsel basisinformatie Amsterdam 2015
Zo worden overbodige regels en dubbelingen in reglementen over basis- en kernregistraties geschrapt en opgenomen in één Reglement basisinformatie 2018 dat het hele stelsel van basisinformatie beslaat.