Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Goeree-Overflakkee

Beleidsregels bijzondere bijstand gemeente Goeree-Overflakkee

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieGoeree-Overflakkee
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels bijzondere bijstand gemeente Goeree-Overflakkee
CiteertitelBeleidsregels bijzondere bijstand gemeente Goeree-Overflakkee
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. titel 4.3 van de Algemene wet bestuursrecht
  2. artikel 35 van de Participatiewet
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

31-10-2018nieuwe regeling

11-09-2018

gmb-2018-230332

Z-18-98485

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels bijzondere bijstand gemeente Goeree-Overflakkee

Burgemeester en wethouders van Goeree-Overflakkee;

 

overwegende dat het om redenen van rechtszekerheid en doelmatigheid wenselijk is om nieuwe beleidsregels vast te stellen inzake het nemen van een besluit over het verlenen van bijzondere bijstand op grond van de Participatiewet;

 

gelet op artikel 4.3 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 35 van de Participatiewet;

 

besluiten vast te stellen de volgende Beleidsregels bijzondere bijstand Goeree-Overflakkee 2018.

 

HOOFDSTUK 1 – ALGEMEEN

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1.

    In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

    • a.

      Bijstandsnorm: de bijstandsnorm als bedoeld in artikel 5 onder c van de wet. In afwijking van de wet is de kostendelersnorm (artikel 22a van de wet) niet van toepassing;

    • b.

      De wet: de Participatiewet;

    • c.

      Het gezin: het gezin als omschreven in artikel 4 eerste lid sub c van de wet;

    • d.

      Inkomen: het totale netto inkomen van de alleenstaande, de alleenstaande ouder met zijn ten laste komende kinderen of het gezin als bedoeld in de artikelen 31,32 en 33 van de wet; voor zelfstandig ondernemers geldt voor het inkomen uit onderneming het inkomen als bedoeld in artikel 6 van het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004;

    • e.

      Vermogen: het vermogen als bedoeld in artikel 34 van de wet. Een eigen woning die door de aanvrager en zijn gezin zelf wordt bewoond, wordt niet tot het vermogen gerekend voor zover tegeldemaking, bezwaring f verdere bezwaring van het in de woning met bijbehorend erf gebonden vermogen in redelijkheid niet kan worden verlangd.

  • 2.

    Begrippen die in deze beleidsregel gebruikt worden en die niet anders omschreven worden dan in de wet, hebben dezelfde betekenis als in die wet.

HOOFDSTUK 2 – BIJZONDERE BIJSTAND

Artikel 2 Vormen van bijstand

  • 1.

    Tenzij de beleidsregels anders bepalen, wordt de bijzondere bijstand verstrekt als een uitkering zonder terugbetaalverplichting.

  • 2.

    Bijzondere bijstand kan in de vorm van een geldlening worden verstrekt in gevallen die worden genoemd in artikel 48, tweede lid van de wet.

  • 3.

    Bijzondere bijstand voor duurzame gebruiksgoederen kan in de vorm van een geldlening worden verstrekt op grond van artikel 51 van de wet.

Artikel 3 Aanvraag

  • 1.

    Kosten die zijn gemaakt voordat de aanvraag is ingediend, komen niet voor bijzondere bijstand in aanmerking.

  • 2.

    Van het vorenstaande kan worden afgeweken indien de aanvrager redelijkerwijs de aanvraag niet vooraf heeft kunnen indienen of indien er andere bijzondere omstandigheden zijn die aanleiding geven om voor de reeds gemaakte kosten bijstand te verstrekken.

  • 3.

    Er wordt in geen geval bijstand verstrekt voor kosten die langer dan 6 maanden voor de bijstandsaanvraag zijn gemaakt.

Artikel 4 Draagkracht

Bijzondere bijstand wordt verleend met inachtneming van de draagkracht van de belanghebbende en zijn gezin.

Artikel 5 Vaststelling van de draagkracht

  • 1.

    De draagkracht wordt vastgesteld met inachtneming van de middelen als bedoeld in paragraaf 3.4 van de wet.

  • 2.

    Artikel 31, lid 2, van de wet is van overeenkomstige toepassing, tenzij voorkosten waarvoor de vergoedingen, tegemoetkomingen of verstrekkingen in dit artikellid zijn bedoeld, bijzondere bijstand wordt verleend.

  • 3.

    De individuele inkomenstoeslag wordt voor de vaststelling van de draagkracht niet in aanmerking genomen, met uitzondering bij de aanschaf of vervanging van duurzame gebruiksgoederen als bedoeld in artikel 51 van de wet.

Artikel 6 Draagkrachtruimte en draagkrachtpercentage

  • 1.

    De draagkrachtruimte is het gedeelte van het inkomen, dat meer bedraagt dan de van toepassing zijnde bijstandsnorm, inclusief vakantiegeld.

  • 2.

    De draagkracht wordt gevormd door een percentage van de draagkrachtruimte vermeerderd met het gehele in aanmerking te nemen vermogen op het moment van de aanvraag.

  • 3.

    Voor de berekening van de draagkracht als bedoeld in het vorige lid wordt uitgegaan van het verschil tussen 110% van de bijstandsnorm en het netto inkomen van belanghebbende.

  • 4.

    Lid 3 is niet van toepassing indien er sprake is van sociaal-medische kosten, dan bedraagt de draagkracht 35% van het verschil tussen de bijstandsnorm en het netto inkomen van belanghebbende.

  • 5.

    Indien een aanvrager is toegelaten toe de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (WSNP) of deelneemt aan een minnelijke schuldhulpverleningstraject wordt de aanvrager geacht niet over draagkracht te beschikken.

Artikel 7 Draagkrachtperiode

  • 1.

    De draagkracht in het inkomen en vermogen wordt vastgesteld over een periode van 12 maanden, te rekenen vanaf de eerste dag van de maand waarop de verstrekking van de bijzondere bijstand betrekking heeft.

  • 2.

    Voor de vaststelling van de draagkracht als bedoeld in het vorige lid wordt de draagkracht die is vastgesteld per maand, toegerekend naar een periode van 12 maanden.

  • 3.

    De vastgestelde draagkracht als bedoeld in het tweede lid wordt in geval van incidentele bijzondere noodzakelijke kosten in één keer in mindering gebracht op de in aanmerking komende kosten.

Artikel 8 Drempelbedrag

Er wordt geen drempelbedrag gehanteerd.

Artikel 9 Aflossing leenbijstand

  • 1.

    De bijzondere bijstand in de vorm van een geldlening wordt, voor zover en zolang een inkomen op bijstandsniveau wordt ontvangen, afgelost in maandelijkse termijnen ter grootte van 5 % van de bijstandsnorm, die op de belanghebbende van toepassing is.

  • 2.

    De aflossingsduur van de leenbijstand bedraagt maximaal 36 maanden.

Artikel 10 Toeslag voor zelfstandig wonende jongeren jonger dan 21 jaar

  • 1.

    Aan de zelfstandig wonende alleenstaande, jonger dan 21 jaar, of aan de zelfstandig wonende alleenstaande ouder jonger dan 21 jaar met zijn ten laste komende kinderen, of aan het gezin, waarvan beide partners jonger zijn dan 21 jaar of waarvan één van de partners jonger is dan 21 jaar, wordt op grond van artikel 12 van de wet een toeslag verstrekt voor de noodzakelijke extra kosten van het zelfstandig wonen tot het niveau van de van toepassing zijnde bijstandsnorm voor een 21-jarige.

  • 2.

    De noodzaak van het zelfstandig wonen en het niet te gelde maken van het onderhoudsrecht, zoals bedoeld in artikel 12 van de wet, wordt aangenomen indien:

    • a.

      de belanghebbende gedurende een periode langer dan 12 maanden voorafgaande aan de aanvraag niet in gezinsverband met zijn ouders heeft gewoond;

    • b.

      de belanghebbende met een partner en/of kind een gezin vormt;

    • c.

      er sprake is van een ernstig verstoorde relatie tussen de belanghebbende en zijn ouders;

    • d.

      beide ouders zijn overleden of in het buitenland wonen;

    • e.

      één van de ouders is overleden en de andere ouder in het buitenland woont.

  • 3.

    De bijzondere bijstand als bedoeld in het eerste lid wordt waar mogelijk, op grond van paragraaf 6.5 van de wet verhaald.

Artikel 11 Woonkostentoeslag

  • 1.

    Onder woonkosten wordt in dit artikel verstaan:

    • a.

      indien een woning in huur wordt bewoond: de per maand geldende rekenhuur als omschreven in artikel 5 van de Wet op de huurtoeslag;

    • b.

      indien een eigen woning wordt bewoond: de tot een bedrag per maand omgerekende som van de hypotheekrente, de in verband met het in eigendom hebben van de woning te betalen zakelijke lasten en een naar omstandigheden vast te stellen bedrag voor onderhoud.

  • 2.

    Woonkostentoeslag voor een huurwoning:

    • a.

      Indien belanghebbende een woning bewoont, waarvan de hoogte van de woonkosten gelet op artikel 13 van de Wet op de huurtoeslag geen belemmering vormt voor toekenning van de huurtoeslag, maar de belanghebbende door omstandigheden buiten zijn schuld nog geen aanspraak kan maken op deze toeslag, wordt een woonkostentoeslag verstrekt tot de datum waarop de belanghebbende wel in aanmerking komt voor huurtoeslag.

    • b.

      de woonkostentoeslag is gelijk aan het bedrag van de huurtoeslag die belanghebbende gelet op zijn financiële situatie op grond van de Wet op de huurtoeslag voor de woonkosten per maand zou ontvangen.

  • 3.

    Woonkostentoeslag bij een woning in eigendom waarvan de woonkosten niet hoger zijn dan de maximale huurprijs, waarvoor men nog in aanmerking komt voor huurtoeslag zoals omschreven in artikel 13, eerste lid sub a van de Wet op de huurtoeslag.

    • a.

      Indien belanghebbende een woning bezit, waar hij tevens woont, waarvan de hoogte van de woonkosten (indien hij een huurwoning zou bewonen) gelet op artikel 13 van de Wet op de huurtoeslag geen belemmering zou vormen voor toekenning van huurtoeslag wordt een toeslag verstrekt.

    • b.

      De toeslag is gelijk aan het bedrag van de huurtoeslag die belanghebbende op grond van de Wet op de huurtoeslag (indien hij een huurwoning zou bewonen) gelet op zijn financiële situatie voor de woonkosten per maand zou ontvangen.

  • 4.

    Woonkostentoeslag voor woonkosten boven de maximale huurprijs, waarvoor men nog in aanmerking komt voor huurtoeslag zoals omschreven in artikel 13, eerste lid sub a van de Wet op de huurtoeslag.

    • a.

      Indien belanghebbende een woning in huur of eigendom bewoont, waarvan de hoogte van de woonkosten op grond van artikel 13 van de Wet op de huurtoeslag een belemmering vormt voor toekenning van huurtoeslag verstrekt de gemeente Goeree-Overflakkee voor de woonkosten tot de maximale huurprijs een toeslag van 50% van het bedrag waarmee de woonkosten de maximale huurprijs overstijgen.

    • b.

      De woonkostentoeslag voor de kosten van de huur wordt verstrekt voor een periode van maximaal 6 maanden. Woonkostentoeslag die wordt verstrekt voor de kosten van een woning in eigendom heeft de maximale duur van 12 maanden. Deze periode kan worden verlengd indien – en voor zover – bijzondere individuele omstandigheden daartoe noodzaken.

    • c.

      Aan de woonkostentoeslag genoemd onder a is de voorwaarde verbonden dat de belanghebbende naar vermogen tracht goedkopere woonruimte te verwerven.

  • 5.

    In afwijking van het bepaalde in artikel 4 wordt de ruimte in het inkomen boven de van toepassing zijnde bijstandsnorm ten volle aangemerkt als draagkracht. Tevens wordt 100% van het vermogen aangemerkt als draagkracht.

Artikel 12 Duurzame gebruiksgoederen

  • 1.

    Burgemeester en wethouders verstrekken bijzondere bijstand voor inrichtingskosten voor zover het de inrichting van noodzakelijke woonruimtes betreft. Noodzakelijke woonruimtes zijn in beginsel de woonkamer, aanwezige en gebruikte slaapkamer(s), keuken, sanitaire ruimtes.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders verstrekken de bijzondere bijstand voor duurzame gebruiksgoederen en inrichtingskosten volgens de goedkoopst adequate oplossing en pas in laatste instantie voor een nieuw artikel. De belanghebbende dient zoveel mogelijk gebruik te maken van giften van familieleden of anderen en tweedehands artikelen, en nieuwe artikelen zo goedkoop mogelijk aan te schaffen.

  • 3.

    De bijzondere bijstand voor duurzame gebruiksgoederen en inrichtingskosten, wordt in beginsel als lening verstrekt tenzij er bijzondere omstandigheden zijn.

Artikel 13 Kosten curatele, bewindvoering en mentorschap

In de kosten i.v.m. curatele, bewindvoering en mentorschap kan bijzondere bijstand worden verleend overeenkomstig de beschikking van de kantonrechter.

Artikel 14 Collectieve zorgverzekering voor minima

  • 1.

    De Zorgverzekeringswet en de Wet langdurige zorg zijn toereikende en passende voorliggende voorzieningen voor medische kosten op grond waarvan deze kosten niet voor bijzondere bijstand in aanmerking komen.

  • 2.

    Belanghebbenden met een netto maandinkomen tot 110% van de geldende bijstandsnorm en een vermogen dat niet hoger is dan de van toepassing zijnde vermogensgrens overeenkomstig artikel 34 lid 3 van de wet, kunnen deelnemen aan de collectieve ziektekostenverzekering van CZ. Via CZ Gemeenten Extra Uitgebreid.

Artikel 15 Intrekking

De Beleidsregel bijzondere bijstand Goeree-Overflakkee 2015 wordt ingetrokken.

Artikel 16 Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking op de dag nadat ze zijn bekendgemaakt.

Aldus vastgesteld op 11 september 2018 door

burgemeester en wethouders van Goeree-Overflakkee,

secretaris, burgemeester,

W.M. van Esch mr. A. Grootenboer-Dubbelman

TOELICHTING:

 

 

Aanleiding

Met ingang van 1 januari 2015 is de Participatiewet ingevoerd. Als gevolg van de invoering van deze wet zijn bepaalde categoriale regelingen niet meer toegestaan. Maatwerk staat voorop. In de bestrijding van armoede- en schuldenproblematiek zal de gemeente meer dan voorheen van geval tot geval nut, noodzaak en aard van de bijstandverlening moeten vaststellen.

 

Wetswijzigingen, de opdracht van het Rijk om een maatwerkvoorziening te treffen voor chronisch zieken en gehandicapten, toenemende armoede, financiële druk op het gemeentelijk budget voor armoedebestrijding zijn aanleiding om deze beleidsregels op te stellen. Vanwege het maatwerkprincipe is er nadrukkelijk voor gekozen om niet uitputtend beleidsregels op te stellen.

 

De juridische grondslag is terug te vinden in artikel 35 van de Participatiewet.

 

Bijzondere bijstand is maatwerk

Generiek inkomensbeleid is de verantwoordelijkheid van het Rijk. Periodiek wordt door het ministerie van SZW het sociaal minimum vastgesteld. Dit is gelijk aan de geldende/toepasselijke bijstandsnorm – eventueel aangevuld met kinderbijslag – en voor mensen van de pensioengerechtigde leeftijd gelijk aan de AOW. Deze norm geldt voor alle burgers van Nederland.

 

Door bijzondere omstandigheden kan zich de situatie voordoen dat deze uitkeringsnorm niet volledig toereikend is om bepaalde noodzakelijke uitgaven te doen. Als een persoon voor dergelijke kosten geen beroep kan doen op een voorliggende voorziening (zoals huurtoeslag of studiefinanciering), kan de gemeente bijzondere bijstand verstrekken. Hierbij moet worden vastgesteld of de uitgaven noodzakelijk zijn, daadwerkelijk gemaakt zijn en voortkomen uit bijzondere omstandigheden. Bij het vaststellen levert de gemeente maatwerk. Dit betekent dat de gemeente die voorziening biedt die past bij de hulpvraag van de burger. Gemeenten bezien de hele situatie waarin de burger zich bevindt en maken een inschatting wat het individu op dat moment nodig heeft.

 

Maatwerk en integrale aanpak

Met de invoering van de Participatiewet 2015 wil men de bijstand meer activerend maken. Bijzondere bijstand is financieel en beleidsmatig gedecentraliseerd aan gemeenten, omdat op lokaal niveau – dichtbij de burger – maatwerk kan worden geboden rekening houdend met individuele en lokale omstandigheden.

 

Een aanpak op individueel niveau is nodig om de financiële ondersteuning gericht in te zetten en om een brede integrale aanpak mogelijk te maken. Een integrale aanpak waarbij ook de persoonlijke en maatschappelijke situatie van de belanghebbende wordt verbeterd en waarbij de belanghebbende – waar mogelijk - deelneemt aan het arbeidsproces. Dit vraagt afstemming met afdelingen Wmo, re-integratie, schuldhulpverlening en maatschappelijk werk zowel binnen als buiten de gemeente. Deze beleidsregels vervangen de Beleidsregels bijstand Goeree-Overflakkee 2015.

 

 

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

 

HOOFDSTUK 1 – BEGRIPPEN

 

Artikel 1 - Begripsbepalingen

 

Er wordt voor wat betreft het begrippenkader en de achterliggende ideeën zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij de wet en de Algemene wet bestuursrecht. Dit vereenvoudigt de uitvoering.

Een uitzondering geldt voor het begrip bijstandsnorm. Bij dit begrip, zoals gebruikt in deze beleidsregel, is ervoor gekozen geen rekening te houden met de kostendelersnorm.

De reden hiervoor is dat een belanghebbende bijzondere kosten, waarvoor bijzondere bijstand wordt aangevraagd, vaak niet kan delen. Daarbij komt dat berekening van de draagkracht van niet-bijstandsgerechtigden hiermee makkelijker wordt.

 

HOOFDSTUK 2 – BIJZONDERE BIJSTAND

 

Artikel 2 - Vormen van bijstand

 

In dit artikel is de vorm van bijstand geregeld, en ook de mogelijkheid om bij tekortschietend besef van verantwoordelijkheid af te wijken van de hoofdregel dat de bijstand om niet wordt verstrekt. Hierbij moet gedacht worden aan situaties waarin de belanghebbende door eigen toedoen (eerder) een beroep op bijstand moet doen, bijvoorbeeld door het te snel interen op een vermogensoverschot. De bijstand kan dan met toepassing van artikel 48, tweede lid onder b van de wet in de vorm van een geldlening worden verstrekt.

 

Artikel 3 - Aanvraag

 

Spreekt voor zich.

 

Artikel 4 - Draagkracht

 

De bijzondere bijstand is niet alleen voor bijstandsgerechtigden. Bijzondere bijstand is toegankelijk voor iedereen met een laag inkomen. Bepalend is de draagkracht van de belanghebbende(n), waarbij het inkomen met de van toepassing zijnde bijstandsnorm wordt vergeleken. Bij geen of slechts een beperkte draagkracht, kan aanspraak op bijzondere bijstand bestaan voor specifieke kosten, die niet uit het reguliere inkomen of uit de algemene bijstand kunnen worden voldaan. De bijzondere noodzakelijke kosten moeten de draagkracht te boven gaan.

 

Volledigheidshalve wordt nog vermeld, dat de algemene voorwaarden voor het recht op bijstand onverkort van toepassing zijn en dat de belanghebbende moet voldoen aan de algemene voorwaarden om überhaupt recht te hebben op bijzondere bijstand. De algemene voorwaarden staan in de artikelen 11 t/m 16 van de Participatiewet vermeld.

 

Artikel 5 - Vaststelling van de draagkracht

 

De middelen zoals genoemd in de artikelen 31 t/m 34 van de wet worden bij de vaststelling van de draagkracht in aanmerking genomen.

Met lid 2 wordt voor het inkomensbegrip zoveel mogelijk aangesloten bij de algemene bijstand. Een uitzondering hierop is bij kosten waarvoor de vergoedingen, tegemoetkomingen of verstrekkingen zijn bedoeld, en in welke kosten bijzondere bijstand wordt verleend. Bijvoorbeeld bij de hoogte van een woonkostentoeslag wordt rekening gehouden met een eventuele huurtoeslag of eigen woningbijdrage (premieregelingen).

Het vermogen, voor zover dat de grens van het vrij te laten bescheiden vermogen niet te boven gaat, wordt buiten beschouwing gelaten.

Indien er sprake is van een eigen woning, wordt toepassing gegeven aan artikel 34 lid 2 onderdeel d. Vermogensvaststelling vindt plaats op grond van een recente woz beschikking of een taxatierapport. Indien het vermogen gebonden in de woning minder bedraagt dan het in artikel 34 lid 2 onderdeel d genoemde bedrag, wordt bijstand om niet verstrekt. Is het vermogen gebonden in de woning meer dan het in dit artikel genoemde bedrag, dan zal bijzondere bijstand worden verstrekt in de vorm van een geldlening.

De individuele inkomenstoeslag wordt alleen tot de draagkracht gerekend als bij de aanvraag om bijzondere bijstand voor inrichtingskosten dan wel voor de aanschaf van duurzame gebruiksgoederen zoals genoemd in artikel 51 van de wet, aanspraak op individuele inkomenstoeslag kan worden gemaakt. De individuele inkomenstoeslag als opvolger van de langdurigheidstoeslag is er namelijk voor huishoudens die al meerdere jaren moeten rondkomen van een minimuminkomen en daardoor moeilijk kunnen reserveren voor onverwachte uitgaven zoals duurzame gebruiksgoederen. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de beleidsruimte die artikel 35 van de wet biedt.

De Centrale Raad van Beroep heeft uitspraken gedaan over draagkracht in relatie tot beslag op de uitkering. Deze uitspraken komen er op neer, dat als op (een deel van) het inkomen van de belanghebbende executoriaal beslag is gelegd, waardoor hij over dat (deel van het) inkomen geen feitelijke bestedingsmogelijkheid heeft, noch beschikkingsbevoegd is, noch een mogelijkheid heeft om het hem uit te laten betalen, het college bij de berekening van de draagkracht in het kader van de bijzondere bijstand met dat (deel van het) inkomen geen rekening mag houden. Dit betekent, dat als sprake is van executoriaal beslag op het inkomen, of als de klant is toegelaten tot de Wet schuldsanering natuurlijke personen (Wsnp), hiermee rekening moet worden gehouden bij de berekening van de draagkracht. In dergelijke situaties dient dan ook te worden uitgegaan van het inkomen dat resteert na het beslag. Bij personen die in een minnelijk traject van schuldhulpverlening zitten zoals bij de Kredietbank West-Brabant, dient hetzelfde beleid als bij beslag op de uitkering en toelating tot de Wsnp te worden toegepast. Bij een minnelijke regeling is er eveneens sprake van een problematische schuldensituatie. Mensen die hun best doen om via het minnelijk traject van hun schulden af te komen, moeten niet nadeliger uit zijn dan mensen die (soms door eigen toedoen) in het wettelijk traject terecht zijn gekomen. Bij een aanvraag om bijzondere bijstand moet wel worden beoordeeld, of het traject goed verloopt en de belanghebbende zich aan de afspraken houdt.

 

Artikel 6 - Draagkrachtruimte en draagkrachtpercentage

 

Bij het verstrekken van bijzondere bijstand moet rekening worden gehouden met de draagkracht van de belanghebbende. Het college kan bepalen welk deel van het vermogen en inkomen boven de bijstandsnorm bij de vaststelling van de draagkracht in aanmerking wordt genomen (artikel 35, lid 1, van de wet).

Voor zover het inkomen meer bedraagt dan 100% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm, dient het verschil te worden aangewend voor de betaling van de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten. Voor zover deze kosten niet voldaan kunnen worden uit de aanwezige draagkracht, bestaat aanspraak op bijzondere bijstand. Indien er sprake is van sociaal medische kosten wordt van het inkomen dat hoger is dan 100% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm, 35% als draagkracht in aanmerking genomen bij de vaststelling van de hoogte van de bijzondere bijstand.

 

Artikel 7 - Draagkrachtperiode

 

Bij het vaststellen van de draagkracht ten behoeve van een aanvraag voor incidentele bijzondere bijstand wordt de draagkracht op basis van 12 maanden berekend. De berekende draagkracht wordt vervolgens in mindering gebracht op de bijzondere noodzakelijke kosten. Bij het vaststellen van de draagkracht ten behoeve van een aanvraag voor periodieke bijzondere bijstand wordt de draagkracht eveneens op basis van 12 maanden berekend en uitgesmeerd over het aantal maanden waarop de verstrekking betrekking heeft, uiteraard met een maximum van 12 maanden. Deze uitgesmeerde draagkracht wordt vervolgens maandelijks in mindering gebracht op de bijzondere noodzakelijke kosten.

 

Artikel 8 - Drempelbedrag

 

Op grond van de wet is het mogelijk om voor bijzondere bijstand een drempelbedrag in te stellen. Om de drempel voor de klanten zo laag mogelijk te maken, geldt geen drempelbedrag in welke vorm dan ook.

 

Artikel 9 - Aflossing van leenbijstand

 

De aflossingscapaciteit wordt bepaald op 5 % van de toepasselijke bijstandsnorm. Hiermee wordt aangesloten bij de gehanteerde richtlijnen van de Nederlandse Vereniging voor Volkskrediet (NVVK). Met de looptijd van een lening van ten hoogste 36 maanden wordt aangesloten bij de Wet schuldsanering natuurlijke personen. Met de aflossing van de lening wordt in de regel aangevangen in de maand volgend op die van de betaling.

 

Artikel 10 – Toeslag voor zelfstandig wonende jongeren, jonger dan 21 jaar

 

Aan zelfstandig wonende alleenstaanden jonger dan 21 jaar wordt bijzondere bijstand verstrekt tot het niveau van de van toepassing zijnde bijstandsnorm voor een 21 jarige.

 

De bijzondere bijstand wordt waar mogelijk, op grond van paragraaf 6.5 van de wet verhaald. Daarmee wordt voorkomen dat de beslissing tot bijstandsverlening afbreuk doet aan de ouderlijke onderhoudsplicht

 

Artikel 11 – Woonkostentoeslag

 

Wanneer de woonkosten hoger zijn dan de maximale huurgrens, kan bijzondere bijstand in de vorm van een woonkostentoeslag worden verstrekt. Voor de vaststelling van de hoogte van de woonkostentoeslag wordt de systematiek gebruikt die de belastingdienst hanteert voor huurtoeslag (in geval van een koopwoning worden de inkomenstabellen van de huurtoeslagregeling gehanteerd voor de berekening van een toeslag)

Aan woonkostentoeslag wordt maximaal verstrekt een bedrag gelijk aan de huurgrens min de huurtoeslag waarop betrokkene recht zou hebben. Daarnaast kunnen woonkosten hoger dan het bedrag van de huurgrens in de huurtoeslagregeling in aanmerking komen voor bijstandsverlening.

De bijstand wordt voor maximaal één jaar toegekend. In de toekenning wordt de betrokkene geadviseerd om actief op zoek te gaan naar goedkopere woonruimte. Ook wordt de betrokkene er op gewezen dat zijn/haar inspanningen in verband met het omzien naar goedkopere woonruimte worden meegewogen in de beoordeling van een eventuele vervolgaanvraag voor een woonkostentoeslag.

 

Artikel 12 - Duurzame gebruiksgoederen

 

De kosten van woninginrichting en de aanschaf of vervanging van duurzame gebruiksgoederen (wasmachine, koelkast, bed, zitmeubelen en dergelijke) behoren tot de normale kosten van het bestaan. Deze kosten zijn in de meeste gevallen noodzakelijk maar niet bijzonder. Men kan hiervoor reserveren, gespreid betalen of een lening afsluiten. Een lening wordt gezien als een voorliggende voorziening. Daarnaast wordt geacht dat men met een inkomen op bijstandsniveau kan reserveren voor onverwachte uitgaven. In veel gevallen is er ook sprake van voorzienbaarheid. Het kan echter voorkomen dat er sprake is van bijzondere omstandigheden op grond waarvan het college kan besluiten bijzondere bijstand te vertrekken. Een reden voor verstrekking van bijzondere bijstand kan bijvoorbeeld zijn het ontbreken van de mogelijkheid tot reserveren.

 

Hoewel het hebben van schulden in beginsel niet gezien wordt als een bijzondere omstandigheid, wil het college voor bepaalde belanghebbenden afwijken van deze regel. Het gaat veelal om belanghebbenden die deelnemen aan een minnelijke schuldregeling of op wie de WSNP van toepassing is verklaard, die een noodzakelijke uitgave voor (de vervanging van) een duurzaam gebruiksgoed moeten doen. Er moet dan sprake zijn van een acute situatie waarin geen mogelijkheden voor reservering zijn geweest. Bij de overwegingen over de noodzaak en bijzondere omstandigheden wordt ook de aanwezigheid van minderjarige kinderen betrokken.

 

De aanschaf van gebruiksgoederen is alleen voor de essentiële woonruimtes: de woonkamer, de slaapkamer, de keuken, de badkamer. De belanghebbende moet kunnen verblijven, slapen, eten koken en zichzelf verzorgen.

 

Voor wat betreft de hoogte van de te verstrekken bijzondere bijstand vindt het college dat van de belanghebbende mag worden verwacht dat hij tracht de kosten zo laag mogelijk te houden. Om die reden is het uitgangspunt om duurzame gebruiksgoederen tweedehands te verstrekken, in samenwerking met kringloopwinkel van het Leger des Heils en/of andere kringloopwinkels. Ervaring leert dat in de praktijk bepaalde goederen, zoals witgoed, tweedehands niet altijd beschikbaar zijn. In dat geval kan het college overgaan tot verstrekking van bijzondere bijstand gebaseerd op de prijs van een nieuw artikel. Daarbij wordt uitgegaan van de goedkoopste adequate oplossing.

 

Het college verstrekt de bijzondere bijstand in beginsel als lening. De bijzondere bijstand kan om niet worden verstrekt wanneer de individuele situatie hiervoor aanleiding geeft. Bijzondere omstandigheden kunnen bijvoorbeeld bestaan uit het ontbreken van aflossingscapaciteit.

 

Artikel 13 – Kosten curatele, bewindvoering en mentorschap

 

Indien een meerderjarige tijdelijk of duurzaam niet in staat is ten volle voor zijn financiële belangen te zorgen dan kan een curator, bewindvoerder en/of mentor worden aangesteld door de rechter. De kosten hiervan betaalt de belanghebbende zelf. Als belanghebbende een inkomen op bijstandsniveau heeft, kan er bijzondere bijstand worden verstrekt voor het loon en de eenmalige extra kosten.

Gestreefd wordt naar een dusdanige zelfredzaamheid dat mensen, eventueel met inzet van hun eigen sociale netwerk, zelf hun financiën kunnen regelen. Om te voorkomen dat mensen (verder) in de schulden geraken, gaan we vrijwillige consulenten thuisadministratie inzetten.

Door het preventief inzetten van vrijwillige consulenten thuisadministratie is het aanstellen van een curator, bewindvoerder en/of mentor wellicht in een aantal gevallen niet meer nodig.

 

Artikel 14 - Collectieve zorgverzekering voor minima

 

Als gemeente bieden we de mogelijkheid bij CZ een collectieve zorgverzekering af te sluiten. De dekking vanuit deze zorgverzekering is dusdanig uitgebreid, dat verzekerden voor (para)medische kosten geen beroep meer hoeven te doen op de bijzondere bijstand. CZ vergoedt deze kosten. De Zorgverzekeringswet en de Wet langdurige zorg worden beschouwd als toereikende en passende voorliggende voorzieningen voor medische kosten.

 

Er is vrijheid om voor een andere verzekering, dan de gemeentelijke collectieve zorgverzekering te kiezen. Het is de verantwoordelijkheid van de persoon zelf om hierin een weloverwogen keuze te maken. Vrijheid van keuze betekent echter niet dat de gevolgen daarvan kunnen worden afgewenteld op de (bijzondere) bijstand.

Personen die elders zijn verzekerd dan bij CZ en geen gebruik hebben gemaakt van de mogelijkheid om over te stappen naar de gemeentelijke collectieve zorgverzekering (met aanvullende verzekering Gemeenten Extra Uitgebreid) kunnen geen bijzondere bijstand krijgen voor medische kosten die de collectieve zorgverzekering vergoed.

 

Wanneer men kosten heeft, die men via de gemeentelijke aanvullende verzekering (GemeentePakket Extra Uitgebreid), dan is het redelijk om deze gemeentelijke aanvullende verzekering als algemene dan wel voorliggende voorziening aan te merken.

Hierbij wordt wel rekening gehouden met de mogelijkheid die de aanvrager heeft of had om ook daadwerkelijk gebruik te kunnen maken van de gemeentelijke collectieve zorgverzekering (met aanvullende verzekering GemeentePakket Extra Uitgebreid). Immers, men kan enkel per 1 januari van het jaar naar een andere verzekeraar overstappen.

 

Er zijn situaties denkbaar waarin van belanghebbende redelijkerwijs niet verlangd kan worden dat hij gebruik maakt van de mogelijkheid om zich te verzekeren via de collectieve zorgverzekering van de gemeente (met aanvullende verzekering GemeentePakket Extra Uitgebreid). Denk hierbij bijvoorbeeld aan de situatie dat iemand specifieke afspraken heeft gemaakt met de zorgverzekeraar omtrent de vergoeding van bijzondere en/of dure medicijnen en behandelingen waarvan het niet zeker is dat de collectieve verzekeraar dit (ook) vergoed of blijft vergoeden. In dergelijke gevallen is het mogelijk bijzondere bijstand te verstrekken overeenkomstig de vergoeding die wordt verstrekt o.g.v. deelname aan de gemeentelijke collectieve zorgverzekering (met aanvullende verzekering GemeentePakket Extra Uitgebreid).

 

Artikel 15 – Inwerkingtreding

spreekt voor zich

 

Artikel 16 – Citeertitel

spreekt voor zich