Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Waterland

Besluit van het college van burgemeester en wethouders va de gemeente Waterland houdende regels omtrent zorg voor jeugd Uitvoeringsregeling Zorg voor de jeugd gemeente Waterland 2018

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieWaterland
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBesluit van het college van burgemeester en wethouders va de gemeente Waterland houdende regels omtrent zorg voor jeugd Uitvoeringsregeling Zorg voor de jeugd gemeente Waterland 2018
CiteertitelUitvoeringsregeling Zorg voor de jeugd gemeente Waterland 2018
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de uitvoeringsregeling Zorg voor jeugd 2015 per 1 januari 2018.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2017-233545.html

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

26-10-201801-01-2018nieuwe regeling

16-10-2018

gmb-2018-226951

Tekst van de regeling

Intitulé

Besluit van het college van burgemeester en wethouders va de gemeente Waterland houdende regels omtrent zorg voor jeugd Uitvoeringsregeling Zorg voor de jeugd gemeente Waterland 2018

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Waterland,

 

overwegende dat het wenselijk is om een uitvoeringsregeling vast te stellen in verband met de toegang tot individuele voorzieningen;

 

gelet op artikel 3.4, negende lid en artikel 3.6, achtste lid van de Verordening Zorg voor de jeugd gemeente Waterland 2018,

 

BESLUIT:

vast te stellen de navolgende Uitvoeringsregeling Zorg voor de jeugd gemeente Waterland 2018.

Hoofdstuk 1 Algemeen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze nadere regels wordt verstaan onder:

  • -

    de gemeente: de gemeente Waterland

  • -

    hoofdaannemer: de jeugdhulpaanbieder die een individuele voorziening levert en hiervoor een

  • -

    andere jeugdhulpaanbieder betrekt om het doel vastgelegd in het hulpverleningsplan te behalen;

  • -

    multiprobleemgezin: een gezin met weinig zelfredzaamheid en problemen op meerdere domeinen (wonen, inkomen, relatie, gezondheid);

  • -

    onderaannemer: een door de hoofdaannemer ingezette jeugdhulpaanbieder die specifieke onderdelen van de jeugdhulpverlening op zich neemt in opdracht van de hoofdaannemer.

  • -

    voorliggende voorziening: elke voorziening buiten de wet waarop de belanghebbende of het gezin aanspraak kan maken, dan wel een beroep kan doen, ter bekostiging van specifieke uitgaven.

Hoofdstuk 2 Gebruikelijke zorg en boven-gebruikelijke zorg

Artikel 2.1 Gebruikelijke zorg

  • 1.

    Voor zover het gebruikelijk is dat partners, ouders, inwonende kinderen en/of andere huisgenoten elkaar bepaalde zorg bieden, is de jeugdige niet aangewezen op een individuele maatwerkvoorziening op basis van de Jeugdwet.

  • 2.

    Gebruikelijke zorg is de normale, dagelijkse zorg die partners, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten geacht worden elkaar onderling te bieden. Voor jeugdigen geldt dat ouders de tot hun gezin behorende minderjarige kinderen behoren te verzorgen, op te voeden en toezicht op hen te bieden, ook al is er sprake van een jeugdige met een ziekte, aandoening of beperking.

  • 3.

    Permanent toezicht bij jeugdigen tot 3 jaar is gebruikelijke zorg omdat een jeugdige in deze leeftijdsfase volledige verzorging en begeleiding van een ouder nodig heeft.

  • 4.

    Het bieden van een beschermende woonomgeving van ouders aan jeugdigen is tot een leeftijd van 18 jaar gebruikelijke hulp, zowel in kortdurende als langdurige situaties.

  • 5.

    Bij de beoordeling van gebruikelijke zorg wordt gebruik gemaakt van het door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) ontwikkelde richtlijn “Richtlijn gebruikelijke zorg van ouders voor kinderen met een normale ontwikkeling per leeftijd ”, zoals opgenomen in bijlage 3.2 van de Beleidsregels indicatiestelling Wlz 2017. Het uitgangspunt van de richtlijn is de zorg die ouders volgens heersende maatschappelijke opvattingen moeten bieden aan kinderen zonder beperkingen, rekening houdend met verschillen die bij kinderen in dezelfde leeftijdscategorie bestaan.

Artikel 2.2 Gebruikelijke zorg bij chronisch en niet-chronische situaties en boven gebruikelijke zorg

1. Er is sprake van boven-gebruikelijke zorg, als de voor de jeugdige noodzakelijke zorg chronisch meer is dan de noodzakelijke zorg die een jeugdige van dezelfde leeftijd zonder beperking redelijkerwijs nodig heeft, voor wat betreft aard, frequentie en benodigde tijd. Bij chronische situaties gaat het om langdurige zorg waarbij naar verwachting de zorg langer dan drie maanden nodig zal zijn.

2. Er is geen sprake van boven-gebruikelijke zorg bij niet-chronische situaties. Bij niet-chronische situaties gaat het om kortdurende zorg waarbij er uitzicht is op herstel van de situatie van de jeugdige en de ouder(s) en de daarmee samenhangende zelfredzaamheid van de jeugdige en de ouder(s). Het gaat hierbij om kortdurende zorg waarbij naar verwachting de zorg niet langer dan drie maanden nodig zal zijn.

Artikel 2.3 Uitzonderingen gebruikelijke zorg

  • 1.

    Voor zover de ouder geobjectiveerde beperkingen heeft en kennis/vaardigheden mist om gebruikelijke persoonlijke verzorging en/of begeleiding uit te voeren en deze vaardigheden niet kan aanleren, wordt van hem/haar geen gebruikelijke zorg verwacht.

  • 2.

    In het geval dat de ouder overbelast is of overbelast dreigt te raken, wordt van hem of haar geen gebruikelijke zorg verwacht, totdat deze (dreigende) overbelasting is opgeheven. Daarbij geldt het volgende:

    • a.

      wanneer er voor de ouder eigen mogelijkheden en/of voorliggende voorzieningen zijn om de (dreigende) overbelasting op te heffen, dienen deze eigen mogelijkheden en/of voorliggende voorzieningen hiertoe te worden aangewend;

    • b.

      indien de (dreigende) overbelasting wordt veroorzaakt door onbetaalde maatschappelijke activiteiten buiten de gebruikelijke hulp, wel of niet in combinatie met een fulltime school- of werkweek, gaat het verlenen van gebruikelijke zorg voor op die maatschappelijke activiteiten.

  • 3.

    In het geval dat de jeugdige zich in de terminale levensfase bevindt, wordt geen gebruikelijke zorg verwacht van de ouder.

  • 4.

    Een jeugdige heeft vanaf 12 jaar eigen beslisbevoegdheid wat betreft lichamelijke integriteit. Wanneer hij/zij geen intieme persoonlijke verzorging wil ontvangen van de ouder, wordt geen gebruikelijke zorg verwacht van de ouder.

Hoofdstuk 3 Individuele voorzieningen in natura

Artikel 3.1 Segmenten

Het college deelt de zorg aan jeugdigen in drie segmenten in, A, B en C. De segmenten geven de mate van de veelomvattendheid van de (specialistische) jeugdhulp aan.

  • a.

    Segment A: hiermee wordt de basisjeugdhulp, de zogenaamde algemene voorzieningen bedoeld. Deze hulp is vrij toegankelijk, er is geen verwijzing voor nodig.

  • b.

    Segment B: specialistische jeugdhulp. Segment B kenmerkt zich doordat de problematiek en de behoefte van het kind in hoofdzaak enkelvoudig en herkenbaar van aard is.

    Er is een duidelijk en redelijk afgebakend idee over welke soort ondersteuning passend is om het resultaat voor het kind in te vullen. De jeugdhulp uit segment B is alleen toegankelijk met een verwijzing door een medisch specialist of de gemeente.

  • c.

    Segment C: hoogspecialistische jeugdhulp . Hiervoor is specialistische expertise nodig. Dit betreft veelomvattende hulp waarbij de complexiteit oploopt door de combinatie van ondersteuningsfactoren. Net als bij segment B is jeugdhulp in segment C alleen toegankelijk door een medisch specialist of de gemeente.

Artikel 3.2 Ondersteuningsprofielen

  • 1.

    Het college verleent, met inachtneming van artikel 3.1 (segmenten) en artikel 3.3 (intensiteiten) een individuele voorziening voor specialistische en hoog specialistische jeugdhulp voor één van de volgende elf ondersteuningsprofielen:

    • a.

      Profiel 1: jeugdige met psychosociale problemen en problematische relaties tussen ouders,

    • b.

      Profiel 2: jeugdige met ontwikkelings- en gedragsproblemen en ouders die problemen ervaren met opvoeden,

    • c.

      Profiel 3: jeugdige met ouders met een ziekte of beperking,

    • d.

      Profiel 4: jeugdige met ontwikkelings-, gedrags- en/of psychiatrische problemen met ouders met psychi(atri)sche problemen,

    • e.

      Profiel 5: jeugdige met ontwikkelings- en gedragsproblemen door kind factoren (psychiatrisch en/of somatisch),

    • f.

      Profiel 6: jeugdige met ontwikkelings-, gedrags- en psychiatrische problemen binnen multiprobleemgezinnen,

    • g.

      Profiel 7: jeugdigen met een verstandelijke beperking,

    • h.

      Profiel 8: jeugdige met ontwikkelings- en gedragsproblemen met een beneden gemiddelde intelligentie,

    • i.

      Profiel 9: jeugdige met een lichamelijke beperking of niet-aangeboren hersenletsel,

    • j.

      Profiel 10: jeugdige van 0 – 6 jaar en hun gezin die gezien hun leeftijd en de complexiteit van de problematiek specifieke kennis, procesdiagnostiek en specifieke ouder/kind interventies behoeven,

    • k.

      Profiel 11: jeugdige en gezin die in een crisissituatie terecht zijn gekomen.

  • 2.

    Een jeugdige ontvangt altijd maar één individuele voorziening voor één ondersteuningsprofiel.

  • 3.

    In afwijking van het gestelde in het tweede lid kan een individuele voorziening verstrekt worden voor twee verschillende profielen als:

    • a.

      naast zorg in natura voor het ene ondersteuningsprofiel een persoonsgebonden budget voor een ander ondersteuningsprofiel verstrekt wordt, of;

    • b.

      een van de ondersteuningsprofielen het in het eerste lid onderdeel k bedoelde ondersteuningsprofiel is (profiel 11), of;

    • c.

      er sprake is van dyslexie.

  • 4.

    Binnen het ondersteuningsprofiel dient de jeugdhulpaanbieder van specialistische of hoogspecialistische jeugdhulp alle benodigde jeugdhulp, inclusief vervoer, te bieden aan de jeugdige, eventueel door als hoofdaannemer aanvullend een onderaannemer in te schakelen.

  • 5.

    Binnen een gezin kunnen jeugdigen ieder een individuele voorziening met een eigen ondersteuningsprofiel ontvangen.

  • 6.

    Een individuele voorziening met ondersteuningsprofiel zoals bedoeld in eerste lid, onderdeel k (profiel 11) kan gestart worden voorafgaande aan het besluit van het college.

Artikel 3.3 Intensiteiten

  • 1.

    Een individuele voorziening voor specialistische of hoogspecialistische jeugdhulp wordt geleverd met één van de volgende vier intensiteiten:

    • a.

      Perspectief: korte duur, lage Intensiteit (resultaat is: beter worden, of herstel of ontwikkelen),

    • b.

      Intensief: lange duur, hoge Intensiteit (resultaat is: beter worden, of herstel of ontwikkelen),

    • c.

      Duurzaam licht: lage Intensiteit (resultaat is stabiliseren),

    • d.

      Duurzaam zwaar: hoge Intensiteit (resultaat is stabiliseren).

  • 2.

    Het college bepaalt in het besluit tot een individuele voorziening de intensiteit van de hoogspecialistische jeugdhulp (segment C).

  • 3.

    Bij specialistische jeugdhulp bepaalt de jeugdhulpaanbieder samen met de jeugdige en/of zijn ouders de benodigde intensiteit van de hulp (segment B); het lokale team kan hiervoor een advies meegeven.

  • 4.

    Er kan aan een jeugdige altijd maar één individuele voorziening met één intensiteit worden toegekend tenzij artikel 3.2, derde lid van toepassing is.

  • 5.

    Het college kan de noodzaak van de voortzetting van specialistische en hoogspecialistische jeugdhulp met de intensiteiten duurzaam licht en duurzaam zwaar periodiek laten herbeoordelen door het kernteam.

Artikel 3.4 kwaliteitseisen lokale toegang

  • 1.

    De medewerkers van het kernteam en de gemeente zijn professionals die beschikken over de relevante deskundigheid volgens landelijke professionele richtlijnen om de vermoedelijke diagnose te bepalen die criterium is voor de betreffende zorgcategorie, andere vermoedelijke diagnoses uit te sluiten of prioritering van behandeling te kunnen bepalen.

  • 2.

    Bij meer complexe situaties wordt zo nodig meer gespecialiseerde deskundigheid geconsulteerd buiten het lokale team.

Hoofdstuk 4 Persoonsgebonden budget

Artikel 4.1 persoonsgebonden budget naast zorg in natura

  • 1.

    Het toekennen van een persoonsgebonden budget naast zorg in natura is mogelijk indien;

    • a.

      het boven-gebruikelijk zorg voor de jeugdige betreft, die niet onder de verantwoordelijkheid van de hoofdaannemer valt;

    • b.

      het een overgangssituatie betreft van de oude manier van inkopen van de jeugdhulp (voor 1 januari 2018) naar de nieuwe inkoopwijze van jeugdhulp, die een ingangsdatum kent van 1januari 2018.

Artikel 4.2 eisen (professionele) ondersteuning persoonsgebonden budget

  • 1.

    In artikel 3.6, derde lid, onder d in de Verordening Zorg voor de jeugd gemeente Waterland 2018 is opgenomen dat de kwalificaties van de uitvoerder in het budgetplan opgenomen moeten worden. Een professionele ondersteuner moet voldoen aan het Kwaliteitskader Jeugd. In de basiskennis over de norm van verantwoorde werktoedeling en beroepsregistratie jeugdhulp van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten blijkt dat uit het overleggen van:

    • a.

      een registratie bij het SKJ (Stichting Kwaliteitszorg Jeugd),

    • b.

      een inschrijving in het BIG, of

    • c.

      een onderbouwing waarom de inzet van een niet geregistreerde professionele ondersteuner verantwoord is, conform het afwegingskader voor een verantwoorde werktoedeling op basis van het Kwaliteitskader Jeugd.

  • 2.

    Ondersteuning kan niet worden geboden door iemand vanuit het sociaal netwerk als die, conform het afwegingskader voor een verantwoorde werktoedeling op basis van het Kwaliteitskader Jeugd, geboden moet worden door een geregistreerde professional.

  • 3.

    Een ondersteuner uit het sociaal netwerk heeft de verplichting om;

    • a.

      verantwoorde hulp te bieden. Dit blijkt eruit dat de ondersteuner beschikt over de benodigde competenties, kennis en vaardigheden voor de hulpvraag. Een ondersteuner uit het sociale netwerk mag niet behandelen;

    • b.

      te werken aan de resultaten uit het perspectiefplan;

    • c.

      te beschikken over een geldende Verklaring Omtrent het Gedrag (behalve als de aanbieder een ouder is, zoals bedoeld in de Jeugdwet);

    • d.

      bij (een vermoeden van) Huiselijk Geweld en Kindermishandeling contact op te nemen met Veilig Thuis voor advies of het doen van een melding en maakt hierbij bij voorkeur gebruikt van de Meldcode Huiselijk geweld;

    • e.

      calamiteiten direct te melden aan de lokale toegang.

  • 4.

    Beheer van het persoonsgebonden budget is niet toegestaan door een professionele aanbieder die ook ondersteuning levert aan de persoonsgebonden budgethouder. Uitgezonderd zijn familieleden in de eerste tot en met de derde graad.

  • 5.

    Een persoonsgebonden budget wordt voor maximaal drie jaar toegekend en één keer per jaar vindt een evaluatie plaats.

Hoofdstuk 5 Slotbepalingen

Artikel 5.1 Inwerkingtreding

Deze Uitvoeringsregeling treedt in werking de dag na bekendmaking en werkt terug tot en met 1 januari 2018.

Artikel 5.2 Intrekking Uitvoeringsregeling Zorg voor jeugd 2015

De uitvoeringsregeling Zorg voor jeugd 2015 wordt per 1 januari 2018 ingetrokken.

Artikel 5.3 Citeertitel

Deze uitvoeringsregeling wordt aangehaald als: Uitvoeringsregeling Zorg voor de jeugd gemeente Waterland 2018.

Aldus besloten in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Waterland, gehouden op 16 oktober 2018.

mr. N. van Ginkel MPM

gemeentesecretaris/algemeen directeur

L.M.B.C. Kroon

burgemeester