Organisatie | Harderwijk |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Harderwijk houdende regels omtrent briefadres Regeling briefadres gemeente Harderwijk 2018 |
Citeertitel | Regeling briefadres gemeente Harderwijk 2018 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
13-10-2018 | nieuwe regeling | 02-10-2018 |
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Harderwijk;
overwegende dat het gewenst is om de bestaande Regeling briefadres gemeente Harderwijk 2015 te actualiseren vanwege nieuwe inzichten over de aangifte en registratie van een briefadres, om het oneigenlijk gebruik van het briefadres tegen te gaan en om kwetsbare groepen te registreren op een briefadres;
gelet op de artikelen 1.1, 2.23, 2.38 tot en met 2.42, 2.45, 2.47, 2.52 en 4.17 van de Wet basisregistratie personen (Wet BRP), artikel 29 van het Besluit basisregistratie personen (Besluit BRP), de artikelen 17, 18 en 19 van de Regeling basisregistratie personen (Regeling BRP), artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), de circulaire BRP en briefadres (2016-0000656211) van de minister van BZK van 18 oktober 2016 en het Protocol voor ondersteuning door Burgerzaken aan achterblijvers in geval van vermissing (NVVB-2016);
gelet op het besluit 17.00339 van 6 juni 2017 een intaketeam te realiseren voor het toekennen van een briefadres aan een kwetsbare groep inwoners van de gemeente Harderwijk die in een schrijnende situatie verkeren en door het ontbreken van een (brief)adres uitgesloten zijn van voorzieningen;
Onverminderd hetgeen is bepaald in het eerste tot en met het derde lid, is diegene op wie het briefadres betrekking heeft en een ander adres krijgt, gehouden om in de periode tussen vier weken vóór de beoogde verhuisdatum tot en met de vijfde dag na de verhuisdatum hiervan aangifte te doen bij de gemeente waar hij zijn nieuwe adres heeft.
Toelichting op de Regeling briefadres
In dit artikel zijn de begrippen uit deze regeling benoemd en omschreven;
Toelichting artikel 2, lid 1, sub a:
Dak- en thuislozen zijn personen die door financieel-economische, sociale en/of psychologische oorzaken en omstandigheden niet in staat zijn een dak of thuis te verwerven of te behouden. Dit betekent dat dak- of thuisloosheid niet van toepassing is op iemand die (tijdelijk) geen eigen woning heeft bijvoorbeeld in verband met een scheiding.
Personen die niet beschikken over een woonadres en gebruik maken van de maatschappelijke opvang (zoals Stichting de Ontmoeting) kunnen met een briefadres ingeschreven worden bij de opvanginstelling. In het geval van Stichting de Ontmoeting is gewenst dat er een overeenkomst is afgesloten tussen de stichting en de persoon, waarin onder andere de voorwaarde is opgenomen dat hij/zij een maatschappelijk traject moet doorlopen om weer deel te kunnen nemen aan de maatschappij. De gemeente Harderwijk kent een nachtopvang (Iriszorg). Het is mogelijk om op het adres van Iriszorg ingeschreven te worden (woonadres). De voorwaarde hiervoor is dat hij/zij regelmatig daar de nacht doorbrengt.
Personen die niet beschikken over een woonadres, maar geen gebruik maken van de maatschappelijke opvang (mensen met een zwervend bestaan), zijn verplicht elders een briefadres te kiezen.
Toelichting artikel 2, lid 1, sub b:
Hiermee wordt onder andere een persoon of gezin bedoeld die een nieuwe woning heeft gekocht en de oude woning heeft verkocht. De nieuwe woning moet echter nog opgeleverd worden terwijl de oude woning al overgedragen is aan de nieuwe eigenaar. Ter overbrugging kan er gekozen worden voor een briefadres.
Overbruggingsadres op recreatiepark
In onze gemeente komt het voor dat personen/gezinnen in deze situatie tijdelijk op een recreatiepark (gaan) verblijven. Om te voorkomen dat misbruik van deze regeling wordt gemaakt en personen permanent op het recreatiepark gaan verblijven, is de voorwaarde dat door middel van een huur- of koopcontract moet worden aangetoond dat het een overbruggingsadres betreft. Als dit niet aangetoond kan worden, dan is een briefadres niet mogelijk en zal inschrijving op het woonadres (i.c. het recreatiepark) moeten plaatsvinden. Overigens betekent het toekennen van een briefadres niet dat er toestemming voor bewoning op het recreatiepark wordt gegeven.
Toelichting artikel 2, lid 1, sub c:
Personen die vallen onder de categorie ‘ambulant beroep’ zoals binnenvaartschippers die (met hun gezin) aan boord van een schip wonen en kermisexploitanten en hun medewerkers die (met hun gezin) met de kermisattractie meereizen. Personen die tot deze categorie behoren komen in aanmerking voor een briefadres, mits zij geen woonadres hebben.
Toelichting artikel 2, lid 1, sub d:
Als iemand naar het buitenland vertrekt, wordt gekeken voor welke periode iemand naar het buitenland gaat. Iemand moet een briefadres kiezen, wanneer hij/zij voor een kortere periode dan 8 maanden in een tijdsbestek van een jaar naar het buitenland gaat en niet meer beschikt over een woonadres. Dit is bijvoorbeeld het geval als betrokkene niet op het oude adres zal terugkomen.
Op grond van artikel 2.43 Wet BRP mag iemand die voor een periode van meer dan 8 maanden naar het buitenland vertrekt niet als ingezetene ingeschreven blijven in de BRP. In dat geval is de burger verplicht om aangifte te doen van zijn vertrek naar het buitenland. Op grond van de aangifte wordt de bijhouding van zijn persoonslijst een verantwoordelijkheid van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties en ‘verhuist’ de persoonslijst naar het Register Niet Ingezeten vanwege emigratie. In dat geval kan geen briefadres gekozen worden.
Toelichting artikel 2, lid 1, sub e:
Als een inwoner beroepshalve gaat varen aan boord van een schip dat in Nederland de thuishaven heeft en is er bij vertrek de redelijke verwachting dat hij niet langer dan twee jaar buiten Nederland zal verblijven, dan hoeft hij geen aangifte van vertrek te doen (artikel 29 Besluit BRP). Een voorwaarde is wel dat hij/zij gedurende het verblijf buiten Nederland beschikt over een adres in Nederland. Veelal zal dit een briefadres zijn. Het is de burger wel toegestaan om aangifte van vertrek naar het buitenland te doen in deze situatie. Een verplichting daartoe bestaat niet.
Toelichting artikel 2, lid 1, sub f:
De volgende groepen personen worden hiermee bedoeld:
Een kwetsbare groep die soms met de gevolgen kampt van een verslaving, psychiatrische aandoeningen en verstandelijke beperkingen (verwarde personen).
Deze personen komen daardoor hun administratieve verplichtingen en afspraken niet altijd na en vergeten of weigeren zich in te schrijven in de BRP. Juist deze mensen hebben medische basiszorg nodig die zij in de praktijk alleen krijgen na inschrijving in de BRP. Zonder zorgverzekering krijgen deze personen niet de zorg die zij nodig hebben. Dat vergroot de kans op bijvoorbeeld ernstige lichamelijke en/of psychiatrische aandoeningen. Zonder inschrijving in de BRP komen zij in de praktijk ook niet in aanmerking voor een plek op de wachtlijst voor een woning, waardoor zij gedwongen dakloos blijven. Een inschrijving op een briefadres is daarom voor deze groep noodzakelijk. Om die reden moet aan deze personen (eventueel ambtshalve) een briefadres toegekend worden.
Een kwetsbare groep personen die een woonadres hebben, maar zich daar niet kunnen/mogen laten inschrijven door de consequenties van deze inschrijving (schrijnende situatie).
Het doel van de BRP is overheidsorganen en aangewezen derden met een publieke of maatschappelijke taak te voorzien van juiste en actuele persoonsgegevens uit de BRP. Deze instanties zijn verplicht voor hun publiekrechtelijke beslissingen gebruik te maken van deze gegevens. De juistheid van deze beslissingen staat en valt dus met de actualiteit en juistheid van de gegevens in de BRP. Dit betekent dat een inschrijving consequenties heeft voor de hoogte van toeslagen of een uitkering of dat bij schulden een deurwaarder beslag komt leggen. Het gevolg is dat er een vicieuze cirkel kan ontstaan. Betrokkene moet zich inschrijven op een adres, maar kan of mag niet van de hoofdbewoner/eigenaar met als gevolg dat er geen inschrijving in de BRP plaatsvindt – en betrokkene geen toegang heeft tot noodzakelijke maatschappelijke zorg etc.- of dat betrokkene weer op straat wordt gezet. Hoewel de wetgever geen reden zag om hier een regel over in de wet BRP op te nemen, is het gewenst in schrijnende situaties tijdelijk een briefadres toe te kennen, waardoor betrokkene de mogelijkheid krijgt wat zaken op een rijtje te krijgen.
Op 6 juni 2017 is het besluit (17.00339) genomen een intaketeam in te stellen die de kwetsbaarheid van de persoon en de schrijnendheid van de situatie beoordeeld. Dit team heeft de doorzettingsmacht een briefadres toe te kennen. Het hebben van een briefadres is voor deze groep echter niet vrijblijvend. Zij hebben een inspanningsverplichting om zo snel als mogelijk uit deze situatie te komen. Dit betekent onder andere dat er een zorgplan moet zijn met een maatschappelijke instelling.
Toelichting artikel 2, lid 1, sub g:
Met een langdurig vermist persoon wordt bedoeld een persoon, die:
Gemeenten kunnen te maken krijgen met de melding dat een persoon is vermist. In het protocol voor ondersteuning door Burgerzaken aan achterblijvers in geval van vermissing is vermeld dat in overleg de vermiste persoon kan worden geregistreerd met een briefadres op het adres van de melder.
In de circulaire BRP en briefadres van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 18 oktober 2016 (kenmerk 2016-0000656211) is geregeld dat personen die verblijven in een opvanghuis voor mannen en vrouwen met een briefadres ingeschreven kunnen worden op het kantooradres van de desbetreffende instelling. Op die manier wordt het feitelijke woonadres van betrokkenen adequaat beschermd tegen ongewenste kennisneming door onbevoegden.
Degene die zijn woonadres heeft in een instelling, kan in afwijking van artikel 2.38, lid 1 en artikel 2.39, lid 1 van de Wet BRP in plaats van inschrijving op zijn woonadres een briefadres kiezen. Op grond van artikel 2.40, lid 3 Wet BRP zijn dit instellingen voor gezondheidszorg, instellingen op het gebied van kinderbescherming en penitentiaire instellingen. In de artikelen 17 t/m 19 van de Regeling BRP is aangegeven voor welke instellingen een briefadres gekozen kan worden.
Het college van B&W is eveneens bevoegd, op grond van artikel 2.40, lid 4 Wet BRP, instellingen op het terrein van maatschappelijke opvang aan te wijzen. Op dit moment is in de gemeente Harderwijk is verpleeghuis Sonnevanck, Sonnevancklaan 2 aangewezen.
Een briefadres kan, in aanvulling op wat de wet regelt en in afwijking van een woonadres, worden gekozen binnen elke gemeente in Nederland. Het is niet verplicht om een briefadres te kiezen in de gemeente waar voor het laatst een woonadres werd gehouden. Voor gedetineerden of personen die in een psychiatrische inrichting verblijven is het advies om bij voorkeur een briefadres te kiezen in de gemeente van herkomst. Dit is onder andere van belang voor de verworven rechten die de briefadreshouder daar heeft opgebouwd, bijvoorbeeld op het gebied van huisvesting.
De aangifte wordt altijd gedaan in de gemeente waar het briefadres zich bevindt.
Toelichting artikel 3, lid 2 en 3:
Bij de aangifte moet een schriftelijke verklaring van instemming worden gevoegd van degene bij wie het briefadres wordt gehouden op grond van artikel 2.45 lid 2 van de wet BRP. In de schriftelijke verklaring van aangifte moeten de redenen van het briefadres en de te verwachten duur worden opgenomen. De aangever moet ook een (kopie van een) geldig identiteitsbewijs zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht van zichzelf en van degene bij wie het briefadres wordt gehouden overleggen. Het inlichtingenformulier briefadres is als bijlage 1 bijgevoegd.
Het is niet waarschijnlijk dat de briefadreshouder bij zijn aangifte altijd de verklaring van de burgemeester zal kunnen overleggen. We gaan er wel vanuit dat deze verklaring via de interne kanalen van onze gemeente het team backoffice BRP van Domein Samenleving zal bereiken.
Het uitgangspunt is dat een briefadresgever maximaal aan twee gezinshuishoudens of twee alleenstaanden of één gezinshuishouden en één alleenstaande.
Het blijft mogelijk en is toegestaan dat een briefadresgever meer dan één briefadreshouder op zijn woonadres kan hebben. Bijvoorbeeld een particulier die al dan niet tegen betaling briefadresgever is voor veel gedetineerden, omdat zij hun familie daar niet mee willen belasten. In dat geval kan uitgeweken worden naar de hardheidsclausule van artikel 8.
Als de gemeente zelf of een instelling voor maatschappelijke opvang als briefadresgever optreedt, is de beperking die lid 6 vermeldt, niet van toepassing.
Ontbreekt bij de aangifte tot briefadres één of meer van de benodigde stukken, dan wordt de aangifte behandeld als een onvolledige aangifte. De aangever wordt schriftelijk in de gelegenheid gesteld binnen veertien dagen na verzending van het verzoek het verzuim te herstellen en de aangifte alsnog aan te vullen met de ontbrekende stukken. De aangever kan echter in reactie daarop het verzoek doen de termijn om de aangifte aan te vullen eenmalig te verlengen met veertien dagen.
Het is toegestaan om in de mededeling tot aanvulling van gegevens direct melding te maken van het voornemen om aan de aangifte geen gevolg te geven (op grond van artikel 4:7 Awb) in het geval dat niet voldaan wordt aan de aanvulling.
Wanneer de aangever niet binnen veertien dagen zijn/haar aangifte aanvult of uitstel aanvraagt, wordt een brief verstuurd met het besluit dat met toepassing van artikel 4:5 Awb de aangifte briefadres buiten behandeling wordt gesteld wegens het ontbreken van de gevraagde documenten.
Het betreft hier een (niet-limitatieve) opsomming van weigeringsgronden voor de aangifte briefadres.
In de gevallen dat een briefadres wordt toegekend vanwege veiligheidsreden vastgesteld door de burgemeester (art 2, lid 4) of omdat de briefadreshouder behoort tot een kwetsbare groep (art 2, lid 1 onder f), zal de gemeente zelf altijd de afweging maken tot al dan niet toekennen van een briefadres.
Het is wel toegestaan om een briefadresmogelijkheid bij inschrijving op grond van aangifte van verblijf en adres te kunnen kiezen. Dit is in niet strijd met artikel 2.38 Wet BRP (vestiging vanuit buitenland).
Uit dit artikel is de weigeringsgrond verwijderd als een postbus betreft. Een postbus mag niet voorkomen in de BRP, dus een bepaling hierover in deze modelregeling is overbodig.
Er kan geen briefadres gekozen worden indien de aangever een woonadres heeft. Onder woonadres wordt het adres verstaan als bedoeld in artikel 1.1 Wet BRP. Hieronder valt ook het adres:
In de situatie dat geen woonadres vastgesteld kan worden, moet gekozen worden voor een briefadres.
Uitzondering wordt gemaakt voor zogenaamde verwarde personen (artikel 2, lid 1 onder f) en voor personen waarbij naar het oordeel van de burgemeester het om veiligheidsredenen niet wenselijk om betrokkene op zijn woonadres in te schrijven (artikel 2, lid 4).
Het permanent bewonen van een recreatiewoning wordt ook aangemerkt als woonadres en is dus geen reden om een briefadres toe te kennen.
De gemeente Harderwijk kent een aantal recreatieparken, waar het permanent wonen regelmatig onderwerp van discussie is. Het gevolg hiervan is dat veel bewoners van een recreatiewoning zich niet willen laten inschrijven op hun woonadres. Enerzijds omdat zij bang zijn voor de consequenties/handhaving vanuit de gemeente. Anderzijds omdat de parkeigenaar de inschrijving tegenhoudt. De woning waar op dat moment wordt verbleven is een woonadres, waardoor een briefadres niet toegestaan is. Dergelijke verzoeken kunnen afgewezen worden op grond van sub a van dit artikel. Er is voor gekozen sub b ter verduidelijking op te nemen, omdat het een onderwerp betreft, wat in onze gemeente regelmatig voorkomt. Zie ook de toelichting bij artikel 2, lid 1, sub b.
Toelichting artikel 5 sub c en d
Er dient aangifte van vertrek uit Nederland gedaan te worden als de persoon langer buiten Nederland verblijft dan een periode van 2/3e deel van een jaar (acht maanden). In dat geval kan niet gekozen worden voor een briefadres. Hierop is één uitzondering in het geval de persoon beroepshalve op een schip vaart. Zie hiervoor de toelichting bij artikel 2, lid 1, sub e.
Kenmerk van een briefadres is dat de briefadreshouder op dat adres voor hem bestemde geschriften of inlichtingen daarover kan ontvangen. De briefadresgever moet er voor zorgen dat deze aan de briefadreshouder wordt doorgegeven of medegedeeld (artikel 2.45 lid 3 Wet BRP). Op het moment dat er getwijfeld wordt of de briefadresgever daadwerkelijk op dat adres verblijft, dan kan er ook getwijfeld worden of de bestemde geschriften of inlichtingen daarover de briefadreshouder zullen bereiken. Om die reden kan een briefadres pas toegestaan worden als er zekerheid omtrent de verblijfplaats van de briefadresgever.
Met de hierin vermelde weigeringsgrond wordt bedoeld dat een briefadres alleen verleend kan worden op een woonadres waar nog geen of slechts één briefadres is geregistreerd. Hierbij geldt een briefadres verleend aan een gezinshuishouden als één briefadres. Dit betekent dat er maximaal of twee alleenstaanden of twee gezinshuishoudens of één alleenstaande en één gezinshuishouden een briefadres kunnen hebben op één adres. Zie ook de toelichting bij artikel 3, lid 6 en artikel 8.
Het is wel mogelijk om een briefadres bij een rechtspersoon te houden. Deze rechtspersoon moet door het college van burgemeester en wethouders zijn aangewezen (artikel 2.42 sub b Wet BRP). Hierbij geldt dan eveneens, dat een natuurlijk persoon die namens de rechtspersoon optreedt, als briefadresgever de toestemming moet geven.
Om het tijdelijke karakter te bevestigen is besloten om een briefadres voor een periode van drie maanden te verlenen met de mogelijkheid tot verlenging met nogmaals drie maanden. Na het verloop van deze periode, moet de burger zijn ingeschreven op het woonadres waar hij feitelijk verblijft. Deze periode van drie maanden is bewust gekozen om op deze manier in ieder geval na drie maanden een contactmoment te hebben met de burger, om zo te zorgen dat hij/zij snel een woonadres heeft .
Hierop is een aantal uitzonderingen:
Een andere uitzondering heeft te maken met de feitelijke onmogelijkheid van de burger om een woonadres te hebben (artikel 2, lid 1, sub c). Hierbij valt te denken aan binnenvaartschippers. Zolang deze schippers varen kunnen zij kiezen voor een briefadres. Het recht op het briefadres kan periodiek worden getoetst.
In het geval er sprake is van een melding van een vermist persoon (artikel 2, lid 1, sub g), kan een briefadres worden verleend voor de periode dat de vermiste persoon (na adresonderzoek) uitgeschreven wordt met een onbekende bestemming, danwel via een rechterlijke uitspraak het (rechtsvermoeden) van overlijden wordt geregistreerd.
Voor personen die behoren tot de kwetsbare groep (artikel 2 lid 1 sub f) wordt een briefadres voor 3 maanden toegekend. Na 3 maanden vindt er een contactmoment plaats met de burger of, als dit niet mogelijk is, met zijn maatschappelijke zorgverlener/contactpersoon om te beoordelen of er een wijziging in de situatie heeft voorgedaan. De termijn kan daarna met 3 of 6 maanden verlengd worden. In het geval het een schrijnende situatie betreft vindt de verlenging plaats in overeenstemming met het intake team, waarbij met de toekenning van de verlenging rekening wordt gehouden met de inzet van de burger om uit de schrijnende situatie te komen.
Als de briefadreshouder een verzoek doet om na de overeengekomen termijn ingeschreven te blijven op zijn briefadres, dan wordt opnieuw beoordeeld of hij aan de voorwaarden die zijn gesteld in deze regeling voldoet.
De Wet BRP verplicht een ingezetene om aangifte te doen van zijn nieuwe adres. Zodra hij weer beschikt over een woonadres of over een ander briefadres, moet hij hiervan aangifte doen. Hij mag hier niet mee wachten totdat de maximale termijn van het briefadres is verstreken. Als aangifte wordt gedaan van een nieuw briefadres, dan wordt dit uiteraard weer getoetst aan de voorwaarden uit deze regeling.
Op grond van artikel 4.17 Wet BRP kan een bestuurlijke boete worden opgelegd als er geen of een onjuiste aangifte van een (brief)adres wordt gedaan. Dit geldt ook voor de verplichting voor zowel de briefadreshouder als ook voor de briefadresgever om op verzoek van het college van burgemeester en wethouders inlichtingen te verstrekken die noodzakelijk zijn voor een juiste bijhouding van de basisregistratie zoals bepaald in artikel 2.45 Wet BRP. Voor de op te leggen bestuurlijke boete geldt een maximaal bedrag van €325,-.
Conform artikel 4:84 Awb wordt gehandeld overeenkomstig deze beleidsregel, tenzij dat voor één of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen. Om die reden geeft artikel 8 de mogelijkheid om met instemming van college van burgemeester en wethouders af te wijken van de regels in deze regeling. De instemming mag gemandateerd worden aan de directeur domein Samenleving. Doormandatering is echter niet toegestaan.