Organisatie | Fryslân |
---|---|
Organisatietype | Provincie |
Officiële naam regeling | Besluit van de Gedeputeerde Staten van de Provincie Fryslân houdende regels omtrent handboek kabels en leidingen 2018 |
Citeertitel | Handboek kabels en leidingen 2018 |
Vastgesteld door | provinciale staten |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | |
Externe bijlagen | Bijlage 1 Bijlage 5 (D) Bijlage 4 (C) Bijlage 6 Bijlage 7 Bijlage 8 Bijlage 9 Bijlage 10 Bijlage 11 Bijlage 12 Bijlage 2 (A) Bijlage 3 (B) |
Deze regeling vervangt het Beheerbeleid, onderdeel kabels en leidingen 2014.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
05-10-2018 | nieuwe regeling | 19-06-2018 | 1533028 |
Gedeputeerde staten van Fryslân,
Gelet op de Provinciewet, Algemene wet bestuursrecht, de Vaarwegenverordening Fryslân
2014, de Wegenverordening provincie Fryslân en de Verordening nadeelcompensatie provincie Fryslân;
Besluiten de beleidsregel Beheerbeleid, onderdeel kabels en leidingen 2014 in te trekken en te vervangen door het hierna volgende:
De Provinciewet maakt het mogelijk om provinciale verordeningen vast te stellen. Binnen de wettelijke kaders van de scheepvaartverkeer- en wegenverkeerswetge-ving zijn voor de bij de provincie in beheer zijnde vaarwegen en wegen twee provin-ciale verordeningen van toepassing:
Deze verordeningen stellen regels ter bescherming van:
Voor de toepassing van deze verordeningen zijn beleidsregels vastgesteld (Beheer-beleid voor provinciale vaarwegen en Beheerbeleid voor provinciale wegen). Dit Handboek is een aanvulling hierop en richt zich specifiek op kabels en leidingen.
Voor de vergoedbaarheid van verleggingskosten als gevolg van provinciale projecten is de Verordening nadeelcompensatie provincie Fryslân van toepassing.
1.1 Doel en inhoud van dit Handboek
Vooral wegbermen bieden fysiek mogelijkheden voor het leggen van kabels en lei-dingen, met als voordeel voor de aanvrager dat deze slechts van één aanspreekpunt toestemming nodig heeft. Deze activiteit raakt het beheer, de instandhouding van de (vaar-)weg en de veiligheid van het gebruik daarvan. Dit kan spelen bij calamiteiten of werkzaamheden die het gevolg zijn van kabels en leidingen. Door liberalisering van de diverse markten heeft de provincie bovendien te maken met een toenemend aantal netbeheerders.
Bij maatregelen aan de infrastructuur ondervinden netbeheerders ook nadelen als hierdoor maatregelen nodig zijn voor de kabel- en leidingnetwerken. De netbeheer-ders hebben naast de te maken kosten, de zorg voor de continuïteit van de levering van gas, elektra etc., wat ook van algemeen belang is. Bovendien moeten de maat-regelen en de hierbij horende werkzaamheden organisatorisch worden ingepast.
Maatschappelijk is relevant dat bij ingrepen in de infrastructuur de hinder voor de omgeving en de kosten zo laag mogelijk zijn. Uiteindelijk worden de kosten immers altijd doorberekend aan de burger: hetzij via belastingen, hetzij via de telecom- of nutstarieven.
Dit Handboek biedt een leidraad voor nieuw aan te leggen kabels en leidingen en voor de verleggingen van kabels en leidingen als gevolg van provinciale projecten.
Het tweede hoofdstuk bevat de wettelijke- en de beleidskaders voor dit Handboek.
Het derde hoofdstuk bevat uitgangspunten en beleidscriteria voor ontheffingverle-ning, meldingen en overeenstemmingen voor het toestaan van kabels en leidingen. In dit hoofdstuk wordt ook kort stil gestaan bij de procedures bij geschillen.
Het vierde en vijfde hoofdstuk bevatten uitgangspunten en beleid voor het bepalen van de locatie van kabel- en leidingenstroken langs provinciale wegen en van vooral kruisende kabels en leidingen bij vaarwegen.
Het zesde hoofdstuk bevat het proces rond infraprojecten en de voorwaarden voor de wijze van afhandeling van verleggingskosten van kabels en leidingen, bij maatre-gelen aan de provinciale infrastructuur: het Uitvoeringsprotocol.
In dit Handboek wordt verstaan onder:
Openbare grond: in dit Handboek wordt onder openbare grond verstaan, grond die valt onder het beheergebied van een andere overheid dan de pro-vincie, ten behoeve van de instandhouding en het gebruik van openbare we-gen zoals bedoeld in de Wegenwet, en openbare vaarwegen zoals bedoeld in de Scheepvaartverkeerswet.
2 Kaders voor de bevoegdheidsuitoefening
In dit hoofdstuk staat informatie over het provinciaal beleid en de meest relevante wetgeving. In deze wetten staan onder meer regels waar de provincie in de dagelijk-se praktijk rekening mee moet houden. Ook zijn die wetten bepalend ten aanzien van te volgen procedures als zich geschillen voordoen.
Het Provinciaal Verkeer- en Vervoersplan (PVVP) richt zich op de huidige en toe-komstige ontwikkelingen op het gebied van verkeer en vervoer. Als belangrijkste doel noemt dit plan het realiseren van een duurzaam verkeer- en vervoersysteem in Fryslân, dat voldoet aan de verplaatsingsbehoefte van inwoners en bezoekers en de behoefte om goederen te transporten. Het systeem draagt bij aan versterking van de economie, is veilig en weet schade aan natuur, landschap en milieu te beperken of te verminderen. In dit strategisch beleidsplan zijn wegen en vaarwegen ingedeeld in categorieën, met verschillende verkeersbelangen. In dit Handboek wordt rekening gehouden met die verschillende categorieën en belangen.
Het Burgerlijk Wetboek regelt in art. 6:174 lid 3 dat de verantwoordelijkheid c.q. aan-sprakelijkheid voor schade als gevolg van een kabel of leiding berust op degene die deze kabel of leiding gebruikt.
Daarnaast is in art. 5:20 lid 2 BW geregeld dat de eigendom van een kabel of leiding, gelegen in de grond van anderen, blijft berusten bij de bevoegde aanlegger van die kabel of leiding.
De Algemene wet bestuursrecht kent procedureregels en stelt dat de beginselen van behoorlijk bestuur toepassing horen te vinden.
In de toekomst zal de Omgevingswet een aantal aspecten regelen die nu nog berus-ten op andere wetgeving, zoals de gedoogplicht op basis van de Belemmeringenwet Privaatrecht.
2.3 Beperkingen aan de bevoegdheidsuitoefening
Bij het stellen van regels en voorschriften aan kabels en leidingen en het uitvoeren van werkzaamheden, moet rekening worden gehouden met de volgende wet- en regelgeving.
2.3.1 Gasnetwerk (Gaswet, art. 10, 39 en 62)
De Gaswet bepaalt dat transport en levering van gas niet door Provinciale Staten aan regels mag worden gebonden. Een aantal leidingen vormt het hoofdtransportnetwerk (tenminste 40 bar en tenminste een diameter van 45,7cm). De ligging van deze leidingen wordt vastgelegd in bestemmingsplannen en kennen specifieke veiligheidsvoorwaarden.
De Gaswet verplicht het gastransportbedrijf tot het stellen van voorwaarden aan het leidingnetwerk. De beheerders van het gastransportnetwerk dragen zorg voor een veilig net dat doelmatig en betrouwbaar is, rekening houdend met milieu- en veiligheidsvereisten. De beheerder van een gastransportnetwerk stelt daarvoor zelf criteria vast. Aan de hand van een veiligheidsonderzoek wordt bij nieuwe aanleg van leidingen door de netbeheerder de ligging bepaald ten opzichte van andere objecten, waaronder wegen en bijvoorbeeld elektriciteitskabels.
Gedeputeerde Staten verbinden aan een ontheffing uitsluitend voorwaarden vanuit de in de inleiding genoemde provinciale belangen. Soms zullen gasleidingen uitsluitend toelaatbaar zijn door het treffen van zware maatregelen.
2.3.2 Elektriciteitsnetwerk (Elektriciteitswet, art. 20 en 83)
Het elektriciteitsnetwerk wordt beschouwd als van algemeen nut. Artikel 83 bepaalt dat Provinciale Staten het opwekken, het transporteren en het leveren van elektriciteit in het belang van de energievoorziening, niet aan regels mag binden. Zie verder ook bij de Gaswet. Zowel de beheerder van het elektriciteitsnetwerk als Gedeputeerde Staten kunnen regels stellen aan de ligging van dit netwerk.
2.3.3 Waterleidingen (Drinkwaterwet)
De Drinkwaterwet bevat regels over de drinkwatervoorziening, maar niet over de aanleg etc. van leidingen. Waterleidingen zijn van algemeen nut. Op grond van art. 63 lid 2 zijn regels van de provincie niet geldig bij strijdigheid met deze wet. Zie verder ook bij gasleidingen, met de toevoeging dat de beheerder van de waterleiding en de provincie ook regels kunnen stellen aan de ligging van dit netwerk. Het betreft dan vooral de diepteligging in verband met bevriezingsgevaar en de ligging onder verhardingen dat als risicovol wordt gezien.
De gemeenten hebben als wettelijke taak de organisatie van de brandweerzorg. Hiervoor moeten de gemeenten beschikken over een goede bluswatervoorziening.
De beheerder van de waterleiding verzorgt het beheer en onderhoud van brandkranen, gericht op een optimale beschikbaarheid van de brandkranen. Voor de brandweerzorg is de Wet Veiligheidsregio's het kader.
2.3.4 Telecommunicatienetwerken (Telecommunicatiewet Tw):
Op grond van Hoofdstuk 5 art. 5.2 van de Tw is de eigenaar of beheerder van openbare gronden verplicht te gedogen dat ten dienste van openbare elektronische communicatienetwerken, kabels in en op deze gronden worden aangelegd, instandgehouden of opgeruimd.
In Hoofdstuk 5, art. 5.3 is geregeld dat de aanbieder van openbare telecomnetwerken de gedoogplichtige schriftelijk in kennis stelt van het voornemen om werkzaamheden uit te voeren en streeft naar overeenstemming over de plaats, het tijdstip en de wijze van uitvoering van de werkzaamheden. De aanbieder voert pas uit nadat er overeenstemming is bereikt met de gedoogplichtige en na verkregen instemming van het bevoegde college van B&W (art. 5.4).
In artikel 5.8 staan de gronden waarop en de termijnen waarbinnen de aanbieder na een verzoek tot het nemen van maatregelen van de gedoogplichtige, over gaat tot het nemen van die maatregelen.
2.4 Verplichtingen bij het uitvoeren van werkzaamheden
De Wet Informatie-uitwisseling Ondergrondse Netten (WION) en de opvolger Wibon, hebben als doel om eisen te stellen die er toe leiden dat er minder schade ontstaat aan kabels en leidingen door graafwerkzaamheden in de grond. De informatievoor-ziening en uitwisseling zijn digitaal. De wet stelt specifieke eisen aan:
Alle drie kunnen van toepassing zijn op de provincie. De provincie is netbeheerder van eigen kabels en leidingen bij voorzieningen voor brug- en sluisbediening, file-meldsystemen etc.
De provincie is opdrachtgever bij bijvoorbeeld infrastructurele projecten. De provin-cie is grondroerder, als eigen personeel graafwerkzaamheden verricht, bijvoorbeeld bij het plaatsen van verkeersborden.
Artikel 2 WION/Wibon verplicht de opdrachtgever er voor te zorgen dat graafwerk-zaamheden op zorgvuldige wijze kunnen worden uitgeoefend. Dit betekent dat ook voldoende tijd wordt gegeven aan de grondroerder voor een zorgvuldige uitvoering.
De grondroerder verricht de graafwerkzaamheden op zorgvuldige wijze. Hij zorgt dat:
Aandachtspunt bij de uitvoering van infrastructurele projecten is het graven in parti-culiere terreinen of terreinen van netbeheerders die niet als openbare grond worden aangemerkt. Een registratieplicht ontbreekt voor beide als de kabel of leiding niet door derden wordt gebruikt of geen gevaarlijke inhoud heeft. Wel zullen huisaanslui-tingen een registratieplicht kennen binnen de Wibon.
Voor veiligheidsgebieden geldt een afwijkende procedure voor het uitwisselen van informatie tussen grondroerders en netbeheerders. Zie onderstaande procedure.
Als de graaflocatie geheel of gedeeltelijk binnen een veiligheidsgebied valt, krijgt de grondroerder hiervan bericht. In dit bericht is opgenomen om welk veilig-heidsgebied het gaat en wie de beheerder is. Dit geldt zowel voor een Graafmel-ding als voor een Oriëntatieverzoek en een Calamiteitenmelding.
Door de verschillende wetten en regels die van toepassing zijn, zijn eveneens ver-schillende procedures aan de orde, afhankelijk van het geschil of type leiding.
Geschillen doen zich vooral voor op het moment dat de provincie infrastructurele maatregelen neemt die tot gevolg hebben dat kabels of leidingen moeten worden verlegd. Tijdens werkzaamheden kunnen geschillen ontstaan over aansprakelijkheid.
Toezicht wegen en vaarwegen: voor wegen en vaarwegen vindt inspectie plaats vol-gens de reguliere rondes. Degene die de inspectie uitvoert, beschikt over de aan- en afmeldformulieren die bij een ontheffing horen. Als gebreken worden geconstateerd, vindt mondeling overleg plaats met de netbeheerder over herstelmaatregelen.
Handhaving: de provincie heeft de beschikking over preventieve en repressieve in-strumenten. Binnen dit kader zijn voor de naleving de repressieve instrumenten: voorwaarschuwing, last onder dwangsom, last onder bestuursdwang en intrekken ontheffing relevant.
De last onder dwangsom betekent geheel of gedeeltelijk herstel van de overtreding en de verplichting van de overtreder tot betaling van een geldsom indien de last niet of niet tijdig wordt uitgevoerd. Voor de toepassing van dit instrument kan de route-kaart 4e tranche Awb gebruikt worden. Voor de procedure kunnen de volgende be-sluiten aan de orde zijn:
In beginsel worden de eventuele procedures tegen deze beschikkingen, die in ver-schillende stadia worden genomen, gecombineerd. Is bijvoorbeeld een bezwaar-schrift in behandeling over een last onder dwangsom en wordt er tijdens die procedu-re ook een bijkomende beschikking afgegeven, dan richt het bezwaar zich automa-tisch ook tegen die bijkomende beschikking. Loopt er al een beroepsprocedure tegen de opgelegde last onder dwangsom dan gaat de bijkomende beschikking ‘automa-tisch’ mee naar de beroepsinstantie (voor zover aan de orde, bestaat er dan een doorzendplicht).
De hoogte van de last onder dwangsom is gerelateerd aan het economisch voordeel dat ontstaat door het niet-naleven van voorschriften (Vergunningverlening Toezicht en Handhavingprogramma van de provincie).
Een ontheffing wordt ingetrokken als:
In het volgende schema zijn samengevat de procedures weergegeven die zich voor kunnen doen, waarbij vermeld is of dit onder het privaatrecht of het publiekrecht valt en welke beroepscolleges hierbij horen.
Dit hoofdstuk geeft aan hoe de bevoegdheden van Gedeputeerde Staten uit de vaarwegen- en de wegenverordening worden uitgeoefend voor:
Ze beogen de belangen van de provincie ten aanzien van de (vaar-)weg en het ge-bruik daarvan, landschap en ecologie en de daarbij horende voorzieningen en wer-ken te beschermen dan wel de realisering ervan te bevorderen. Ze houden rekening met het feit dat kabels en leidingen van algemeen nut ook een maatschappelijk groot belang dienen.
Uitgangspunten zijn algemeen van toepassing zijnde principes. Het betreft de vol-gende:
Kabels en leidingen zonder openbare functie dienen een privaat belang en ko-men in principe niet voor ontheffing in aanmerking. De reden hiervoor is dat ka-bels en leidingen de nodige overlast en hinder met zich meebrengen voor het verkeer en het beheer. Bovendien is het belangrijk om de ruimte binnen de be-heergebieden beschikbaar te houden voor kabels en leidingen van algemeen nut.
De provincie stelt uitsluitend voorwaarden ter bescherming van de in de verorde-ningen genoemde belangen. Getoetst wordt aan de belangen van een doelmatig en veilig gebruik van wegen en vaarwegen. Daarnaast vindt bij provinciale we-gen een bredere toetsing plaats aan belangen zoals landschappelijke en natuurlij-ke waarden.
De functie van wegen en fietspaden zoals neergelegd in het PVVP of Omge-vingsvisie, is bepalend ten aanzien van te stellen voorwaarden aan kabels en lei-dingen. Bij wegen en belangrijke fietsroutes dient de hinder voor het verkeer mi-nimaal te zijn bij werkzaamheden aan kabels en leidingen in de berm.
Verleggingen vinden plaats op basis van technisch adequate maatregelen, tegen de maatschappelijk laagste kosten, die passen binnen de provinciale projectdoe-len en de voorwaarden die aan kabels en leidingen worden gesteld. Voorbeelden van andere maatregelen dan verlegging zijn: een per werk te bepalen verdiepte ligging ten opzichte van de huidige locatie; aangepaste graafmethode ter beper-king van de kans op schade aan kabel of leiding; aanbrengen van wortelscher-men of een toe te passen boormethode ter beperking van schade aan bestaande beplanting.
De Verordening nadeelcompensatie provincie Fryslân bevat de voorwaarden voor compensatie van kosten van een verlegging van een kabel of leiding als gevolg van een werk van de provincie. Voor zover verleggingen niet onder de reikwijdte van deze verordening vallen, worden in dit Handboek aanvullende voorwaarden gegeven.
Als bij een project meerdere overheden zijn betrokken, worden voorafgaand aan de start van een project afspraken gemaakt waaruit het gezamenlijke belang bij het project blijkt, de gezamenlijke verantwoordelijkheid en indien nodig de be-reidheid tot het nemen van noodzakelijke besluiten en procedures ten aanzien van maatregelen voor in de ondergrond aanwezige kabels en leidingen. Indien wenselijk kunnen afspraken worden gemaakt over de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van dit onderdeel, de toedeling van eventuele verleggingskosten en de communicatie, afhankelijk van de mate van betrokkenheid van partijen.
Voor bestaande of nieuw aan te leggen kabels en leidingen binnen het beheerge-bied, wordt geen toestemming gegeven voor het vestigen van zakelijke rechten. Dergelijke rechten betekenen een ongewenste beperking in het gebruik en in-richting van de provinciale infrastructuur. Desgewenst kunnen het waarborgen van inspectie en onderhoud aan kabels en leidingen en het beschermen van rechten bij overdracht van grond door de provincie aan derden, op andere wijze worden geregeld.
Criteria ten aanzien van de plaats van nieuw aan te leggen kabels en leidingen:
In aanvulling op artikel 3 lid 1 van de Wibon, is een effectieve ligging van kabel- en leidingnetwerken in bermen, tevens van belang ter beperking van de hinder voor weggebruikers als gevolg van werkzaamheden en de bescherming van het weglichaam. Hoofdstuk 4, bij aangewezen kabel- en leidingenstroken en hoofd-stuk 5 voor vaarwegen, zijn mede van toepassing ter bepaling van de ligging;
Met uitzondering van hoofdtransportnetwerken voor gas en elektra, kunnen Ge-deputeerde Staten op verzoek van de aanvrager instemmen met het afwijken van minimum standaardafstanden die netbeheerders zelf hanteren, als dit vanuit kosten en maatschappelijk oogpunt nodig wordt geacht. Voorwaarde is dat hier-over overeenstemming is bereikt met betreffende netbeheerders;
Om schade aan opgaande beplanting of omgekeerd aan kabels en leidingen te voorkomen, zal tussen beide veelal een afstand van 2.00 meter in acht worden genomen. Bij beplanting met een uitgebreider wortelstelsel wordt deze afstand evenredig groter, of moet het werk zodanig worden uitgevoerd dat er geen scha-de ontstaat;
Bij vaarwegen worden kruisende kabels en leidingen zoveel mogelijk gescheiden van elkaar aangelegd (geen kabel- en leidingstraten). Dit in verband met de be-perkte bereikbaarheid van die kabels en leidingen na aanleg. Een uitzondering hierop speelt bij kunstwerken als bruggen en aquaducten, waar vaak wel een bundeling plaatsvindt;
Criteria ten aanzien van verleggingskosten van kabels en leidingen:
De meerkosten van aanpassingen van het provinciaal ontwerp (= bouwsom + voorbereiding en extra toezicht) en van maatregelen die de provincie neemt ten behoeve van de aanwezige kabels en leidingen, komen voor rekening van de be-treffende netbeheerders. Deze specifieke maatregelen betekenen voor de netbe-heerder een kostenbesparing en een beperking in de bedrijfsvoeringsoverlast doordat diensten niet hoeven te worden onderbroken. Met uitzondering van ka-bels en leidingen met een zakelijk recht vindt voor kabels en leidingen binnen het beheergebied hierbij tevens de Verordening Nadeelcompensatie provincie Frys-lân toepassing;
Criteria ten aanzien van het verleggen van kabels en leidingen
Criteria ten aanzien van het tijdstip:
Criteria ten aanzien van de wijze van uitvoering van kabel- en leidingwerk-zaamheden:
Criteria voor het uitruimen van niet meer in gebruik zijnde kabels en leidingen
Als uitruiming tot grote nadelige gevolgen of aanmerkelijk hogere maatschappe-lijke kosten leidt, kan worden besloten dat de kabel of leiding blijft liggen of pas worden geruimd tijdens de reconstructiewerkzaamheden. Het kan bijvoorbeeld gaan om een kritische asbestcementleiding, huisaansluitingen of een op voldoen-de diepte gelegen kabel of leiding die ingebracht is met een gestuurde boring. Voorwaarden:
3.3 Meldingen op grond van art. 3.3 van de Wegenverordening en art. 3.3 lid 3 van de Vaarwegenverordening
3.4 Overeenstemmingen ex art. 5.3 Tw
Als de aanbieder van een openbaar telecommunicatienetwerk in het grondgebied van de provincie wil liggen, moet deze aanbieder overeenstemming bereiken met de provincie over:
In aanvulling op de eerder genoemde uitgangspunten en criteria is het volgende van toepassing:
Bij reeds aanwezige kabels in de berm, zal de aanbieder overeenkomstig art. 5.2.7 Tw aantonen dat medegebruik daarvan niet aan de orde is, dan wel tech-nisch of economisch niet haalbaar. Achtergrond is dat de provincie niet als ge-doogplichtige belast hoeft te worden als er alternatieven beschikbaar zijn;
4 Kabel- en leidingenstroken langs provinciale we-gen
Bij wegen kunnen voor langsliggende kabels en leidingen stroken worden aangewe-zen voor kabels en leidingen. De locatie van deze strook wordt bepaald aan de hand van gewenste of aanwezige beplanting en de mate van obstakels in het weglichaam. Ook is relevant of in de toekomst wegreconstructies aan de orde zijn. Door hier op voorhand rekening mee te houden, kunnen kosten voor alle partijen worden voor-komen.
Zodra langs een provinciale weg een kabel- en leidingenstrook is bepaald, wordt de-ze opgenomen in het provinciaal beheersysteem Geo-Viewer.
4.2 Het bepalen van de plaats van kabel- en leidingenstrook
Voor het bepalen van het tracé van de kabel- en leidingenstrook, wordt getoetst aan de volgende aspecten:
Functie en gebruik van de weg: hoe hoger de functie en de verkeersintensiteit van een weg, hoe meer kans op hinder door activiteiten in de berm. Bij stroom-wegen en bij gebiedsontsluitingswegen met een etmaalintensiteit van meer dan 7.500 motorvoertuigen, zal de kabel- en leidingenstrook bij voorkeur aan die kant van de weg worden gesitueerd, waar de grootste afstand tot de kantverharding mogelijk is;
Landschap: de aanwezigheid en wensbeeld van bomen binnen het wegprofiel als drager van de landschappelijke inpassing van de weg. Bomen beperken de ondergrondse ruimte voor kabels en leidingen. De afstand tot en de mogelijkhe-den voor een kabel- en leidingenstrook worden bepaald aan de hand van type en leeftijd van de boom;
Kunstwerken: ter bescherming van kunstwerken die bij een calamiteit met ka-bels en leidingen veel schade lijden, waarbij een langdurige reparatieperiode hoort met een beperking in de gebruiksmogelijkheid van weg of vaarweg, kun-nen aanvullende voorwaarden aan de ligging van de kabel- en leidingenstrook worden verbonden of kan besloten worden om in het geheel geen kabels en lei-dingen toe te staan;
Archeologie: hoewel een bestaand weglichaam inhoudt dat de bodem niet on-verstoord is, kunnen zich binnen dit weglichaam locaties voordoen die onder-gronds minder of niet geschikt zijn voor bodemroering als gevolg van de aanleg van kabels en leidingen. De kabel- en leidingenstrook wordt getoetst aan de ar-cheologische en risicokaart;
Omgevingsontwikkelingen: er wordt rekening gehouden met toekomstige ont-wikkelingen in de directe nabijheid van de weg die van invloed kunnen zijn op het functioneel gebruik van kabels en leidingen (niet alleen bovenlokale verbin-dingen, maar bijvoorbeeld ook lokale aansluitingen). Denk bijvoorbeeld aan stads- en dorpsuitbreidingen;
Voor de toedeling van kabels en leidingen t.o.v. elkaar stelt de provincie geen af-standen. Bij de indeling van de kabel- en leidingenstrook verdient het volgende aan-dacht. Vooral elektriciteitskabels hebben enige vrije ligging nodig, doordat zij zich slecht laten combineren met gasleidingen en sommige telecomkabels. Hetzelfde geldt voor bijvoorbeeld water- en rioolpersleidingen. Overigens hoeft dit geen pro-bleem te zijn als de netbeheerder dusdanige materialen gebruikt, dat risico’s prak-tisch nihil zijn. Dit biedt mogelijkheden voor meer kabels en leidingen in dezelfde strook.
In het profiel zal ook ruimte moeten worden geboden aan alternatieve leidingen voor bijvoorbeeld biogas, riolering of persleidingen van het Wetterskip Fryslân. In het pro-fiel zal de afstand tot de waterleiding bij deze voorzieningen tenminste 0,50 meter bedragen.
Ruim en minimum profiel tussenruimte kabels en leidingen (afstand tot weglichaam is in beide varianten minimaal)
5 Kabels en leidingen door en langs pro-vinciale vaarwegen
Voor vaarwegen is niet gekozen voor een afwegingskader om een kabel- en leidin-genstrook te bepalen, maar zijn vooral aspecten genoemd ter bepaling van de plaats van individuele kabels en leidingen. Met betrekking tot dit hoofdstuk zijn de Richtlij-nen Vaarwegen 2005 kaderstellend evenals het vigerende PVVP en het beleid van het waterschap ten aanzien van waterkeringen, poldersloten en dergelijke.
5.1 Uitgangspunten en criteria voor de diepteligging.
Kabels, leidingen en de daarbij horende (afdek)constructies zijn niet toegestaan in een zone tot 0,50 meter beneden de geadviseerde baggerdiepte op basis van de PVVP -classificatie of later vastgestelde dieptes, met inachtneming van het bepaalde in 5.1 lid l. Voor baggerwerkzaamheden is het nodig om minimaal deze zone vrij te houden;
Bij een grillig verloop van de diepteligging van de kabel of leiding (= onderlinge afwijkingen > 0,10 meter) wordt na overleg met de netbeheerder een gemiddel-de en/of een maatgevende diepte bepaald. De risico’s voor de vaarwegbeheer-der, het type kabel of leiding, de bodemgesteldheid en vaarwegprofiel worden hierin meegewogen;
Het aanbrengen van de onder h. genoemde beschermende maatregelen boven kabels en/of leidingen is ontheffingplichtig of vergt een privaatrechtelijke toe-stemming bij gedoogplicht. Zo nodig worden aanvullende voorschriften aan de constructie, materialen, en de wijze van aanbrengen en onderhouden gesteld;
Bij gronddekking bij kabels en leidingen waar sprake is van een gezamenlijke ligging in een “straat”, wordt deze straat als één geheel beschouwd. De kabel of leiding met de hoogste ligging is bepalend voor de toelaatbaarheid van de gehele straat. Deze netbeheerder is eerste aanspreekpunt voor de provincie;
Verzoeken van een netbeheerder om ter plaatse van een kabel of leiding geen verdiepings-, verbredings- of onderhoudsbaggerwerk uit te voeren en/of dam-wand aan te brengen, teneinde voldoende gronddekking te kunnen behouden, worden in principe niet gehonoreerd. Uitzonderingen zijn slechts in zeer bijzonde-re situaties mogelijk en zullen per geval worden beoordeeld;
Bij bepaling van de toekomstige minimum diepteligging en lengte van kruisende kabels en leidingen, wordt rekening gehouden met een extra opwaardering met één klasse ten opzichte van de classificatie in het PVVP (“naasthogere klasse” –principe). Dit voorkomt dat bij aanpassingen van de diepte of breedte van de vaarweg al snel niet meer wordt voldaan aan de minimaal vereiste gronddek-king;
Het onder l. beschreven principe geldt niet alleen voor gestuurde boringen maar ook voor de spaarzame traditionele leidingleggingen van bijvoorbeeld zware transportleidingen. Het is niet uitgesloten dat dit op onoverkomenlijke bezwaren van technische dan wel financiële aard stuit. In dat geval zijn afwijkingen van het hier in het geding zijnde principe bespreekbaar. In het uiterste geval zou dit een tracéaanpassing van de kabel of leiding noodzakelijk kunnen maken. Deze af-weging wordt door de vaarwegbeheerder gemaakt.
5.2 Uitgangspunten en criteria voor het kabel- en leidingentracé
Ten aanzien van het tracé van kabels en leidingen zijn de volgende uitgangspunten van toepassing:
Bij scherpe (mogelijk in de toekomst te verruimen) bochten (≥ 60o) binnen de afmetingen van remming- en geleidewerken alsmede binnen een zone van tien meter ter weerszijden hiervan, mogen geen nieuwe kabels- en/of leidingen wor-den gelegd tenzij strikt noodzakelijk, een en ander ter beoordeling van de vaar-wegbeheerder.
Definitief Ontwerp (DO): wordt opgesteld door de PL, op basis van de plan(nen) van de netbeheerder(s) met in ieder geval de definitieve eisen, randvoorwaarden en afspraken in relatie tot het infrastructureel ontwerp. Het DO is de basis voor de engineering van de netbeheerders en voor het infra-structurele werk (NB: naast het DO specifiek voor kabels en leidingen, wordt in projecten het definitieve ontwerp van de infrastructurele ingreep ook DO genoemd);
Kabels en Leidingen Derden Categorie 2: de werkzaamheden aan de net-werken onderling en het infrastructurele project, worden gelijktijdig of aanslui-tend uitgevoerd. De PL heeft hiervoor in het bestek c.q. het UAV-gc contract de afspraken neergelegd die met de netbeheerders zijn gemaakt over techni-sche oplossingen, financiële afspraken en doorlooptijden.
Kabels en Leidingen Derden Categorie 3: kabels en leidingen waarvoor de civiele aannemer van de provincie alle afspraken met de netbeheerders maakt en hiervoor gemandateerd is. Het betreft aanpassingen waarbij de technische oplossing afhankelijk is van het nog te maken uitvoeringsontwerp. Wanneer de aannemer zijn ontwerp gereed heeft, wordt bepaald hoe en wanneer de uiteindelijke aanpassingen gaan plaatsvinden;
6.1.0 Reikwijdte en procesbeschrijving
Dit uitvoeringsprotocol is van toepassing op alle soorten kabels en leidingen, waar onder ook de telecomnetwerken. Het nemen van maatregelen voor kabels en leidingen is onderdeel van infrastructurele projecten. Het proces voor die werkzaamheden is gekoppeld aan beslissingsmomenten en termijnen en ver-deeld in de hierna beschreven projectfasen.
De PL start vroegtijdig met de inventarisatie en schat vooraf in welke risico’s zich voor kunnen doen ten aanzien van kabels en leidingen. De doorlooptijd voor het aanpassen van kabels en leidingen is één van die risico’s. Tijdens het werk is het van belang om alert te zijn op wijzigingen in planningen en vooraf een risico-inschatting te maken ten aanzien van de doorlooptijd.
In verband met Kabels en Leidingen Derden Categorie 3, zorgt de PL van de provincie ervoor dat bij het UAV-gc contract inzicht is verkregen in de wijze waarop de aannemende partij de uitvoeringscoördinatie verricht in relatie tot ka-bels en leidingen; hoe invulling zal worden gegeven aan het begrip maatschap-pelijk laagste kosten; welke taak de PL vervult in dit proces.
6.2.0 Kabel en Leidingnetwerken
De PL doet zo spoedig mogelijk een oriëntatiemelding bij de Dienst, voorafgaand aan de start van een project, om te onderzoeken of een project samenvalt met de ligging van een landelijk of regionaal netwerk voor hoofdtransportleidingen, die al dan niet planologisch verankerd zijn in bestemmingsplannen. Maatregelen voor deze netwer-ken vergen meer voorbereidingstijd dan overige kabels en leidingen (relatie 6.2.4, categorie kabel of leiding). Soms zijn bovendien tijdstippen van toepassing waarin de levering van diensten via die netwerken niet onderbroken kan worden.
De PL doet voor het projectgebied onderzoek naar eigendom en rechten van gron-den, waar onder:
6.2.2 Onderzoek rechtsposities kabels en leidingen
De PL bepaalt ten eerste of kabels en leidingen in of buiten het beheergebied zijn gelegen. Binnen het beheergebied zijn de volgende rechtsposities mogelijk:
Buiten het beheergebied zijn de volgende rechtsposities mogelijk:
Het liggingsrecht is sterk bepalend voor:
De PL maakt een knelpuntenanalyse aan de hand van:
De PL neemt het initiatief tot Vooroverleg met netbeheerders die niet door de Combi worden vertegenwoordigd en de Combi-coördinator (de laatste als er twee of meer partijen uit de Combi betrokken zijn bij het project), ten behoeve van het uitwisselen van projectinformatie en het gezamenlijk in beeld krijgen van knelpunten en oplos-singen. De PL stuurt hiervoor relevante informatie toe uit de inventarisatiefase. De voorbereidende fase is de basis voor het VO en leidt uiteindelijk tot het DO.
6.3.1 Het verzoek tot vooroverleg
In het verzoek tot vooroverleg wordt netbeheerders gevraagd om aan de hand van de oriëntatiemelding van de provincie:
6.3.2 Gesprekspunten vooroverleg
Tijdens en op basis van dit overleg:
worden de categorieën bepaald voor verleggingen. Deze categorie-indeling is sterk bepalend voor de planning. De keuze voor een categorie is onder andere afhankelijk van de tijd die een aannemer/opdrachtnemer heeft voor de uitvoe-ring en de contractvorm (D&C): Het betreft in deze fase de Categorieën Kabels en Leidingen Derden 1, 2 en 3;
Op basis van de WION-oriëntatiemelding en de aanvullende (technische) gegevens die zijn verzameld tijdens het Vooroverleg, wordt door de PL een Verzameltekening opgesteld. Kabels en leidingen worden voorzien van objectcodes waaruit discipli-ne/medium, objectbeheer en ligging kunnen worden afgeleid.
Op basis van de knelpuntenanalyse kan het nodig zijn om aanvullend onderzoek te verrichten. Dit betreft onder meer:
kritieke locaties van netwerken die conflicteren met het infrastructurele ontwerp. Een minimaal te nemen maatregel is aanvullend onderzoek naar de precieze ligging van kabels of leidingen. Mogelijk is door dit onderzoek het conflict weg te nemen. De kosten van het aanvullend onderzoek worden evenredig toegere-kend aan alle relevante partijen, te weten de netbeheerder(s) die betrokken zijn bij een kritieke locatie en de provincie;
6.3.5 Kaders voor de kostenverdeling
Voor de kostenverdeling van de te nemen maatregelen voor kabels en leidingen worden de volgende kaders toegepast:
6.3.6 Beperken kosten en hinder
Alle bij het VO of verleggingsplan betrokken partijen spannen zich in om kosten en overlast voor een ieder zoveel mogelijk te beperken, door een optimale afstemming van verleggingswerkzaamheden.
Na toetsing van het VO wordt door de PL een VTM aan de netbeheerders gestuurd. Dit is de formele start voor wettelijk vastgelegde termijnen op grond van de Tw. Het VTM omvat tenminste:
6.3.8 Aanwijzen kabel en leidingenstrook
Onderdeel van de reconstructie en indien van toepassing bij nieuw aan te leggen infrastructuur, is de afweging om in de nieuwe situatie kabels en leidingen onder te brengen in een aan te duiden kabel- en leidingenstrook, zoals bedoeld in Hoofdstuk 4 van dit Handboek. Dit zal onder meer afhankelijk zijn van:
Als de uitvoering van het project in het gedrang komt, kunnen Gedeputeerde Staten overgaan tot intrekking van de ontheffing. Zonodig kunnen in de POS afspraken worden opgenomen over geschillen.
6.4 Vaststellende fase, het DO
Binnen 6 weken na de dagtekening van het VTM, verzoekt de PL de netbeheerders om:
Het DO of definitieve verleggingsplan bevat:
De POS wordt door de PL aan de netbeheerders gestuurd. De POS omvat tenmin-ste:
De netbeheerder zorgt dat de planning van de werkzaamheden bekend is bij de aan-nemer van de netbeheerder en dat de juiste contactpersonen bekend zijn bij de PL of de opdrachtnemer bij uitbesteding (UAV-gc);
Bij verleggingen waarbij tijdsafhankelijkheid bestaat van werkzaamheden tussen uit-voerende partijen, organiseert de projectleider een Uitvoeringsoverleg, waarbij ten-minste de volgende zaken aan de orde komen:
Alle partijen zijn verantwoordelijk voor de resultaatsverplichtingen zoals neergelegd in het DO en POS, voor het tijdig verrichten van werkzaamheden aan kabels of leidin-gen of de hierbij horende voorbereidende werkzaamheden, dan wel de gevolgen bij het niet nakomen hiervan, als blijkt dat partijen deze resultaatsverplichting in redelijk-heid niet correct heeft ingevuld.
6.5.2 Aanvullende bepalingen Uitvoeringsfase
Op de uitvoering zijn de volgende regels van toepassing:
6.6 Specificatie berekening nadeelcompensatie
Bij een geraamd bedrag <€5035.000,= excl BTW, kan een overeenstemming op vaste prijs worden afgesloten; de te vergoeden kosten worden vooraf vastge-steld door middel van het opstellen van een eindspecificatie op postniveau con-form bijlage D. Na afronding van het werk hoeft er geen verantwoording te wor-den afgelegd en kan de eindfactuur worden ingediend zonder het overleggen van een dossier;
Bij de eindspecificatie (conform bijlage D) is een verklaring gevoegd van degene die voor het bedrijf verantwoordelijk is voor de jaarrekening en verklaart dat de externe kosten aan aannemer, de materiaalkosten en de interne kosten de wer-kelijke directe kosten zijn, inclusief eventuele externe kortingen en exclusief eventuele interne toeslagen;
Interne kosten worden verrekend tegen de door de netbeheerder normaliter ge-hanteerde kostprijs, dat wil zeggen het binnen het bedrijf gehanteerde externe verrekeningstarief. In het externe verrekeningstarief zijn overheadkosten en eventuele externe kortingen inbegrepen, maar geen winstmarges en/of risico-toeslagen;
Als de netbeheerder een kabel of leiding heeft verplaatst, maar de door Gedepu-teerde Staten aangekondigde werkzaamheden hebben niet plaatsgevonden of de plannen zijn achteraf gewijzigd, dan bestaat er een recht op vergoeding van de door de netbeheerder gemaakte projectkosten voor het gedeelte van de ver-legging dat niet noodzakelijk was. Hierbij kan een verrekening van voordelen plaatsvinden (oud voor nieuw, vergroten capaciteit etc.).
6.7 Facturering overeenkomsten op nacalculatie
De voorlopige vergoeding wordt, met uitzondering van overeenstemmingen op vaste prijs, op basis van de werkelijk gemaakte kosten en de gerealiseerde voortgang tot maximaal 70% betaald. Bij het niet tijdig voldoen aan de termijnen voor de eindspecificatie, kan Gedeputeerde Staten, in overleg met de juridische toets door SOBD, besluiten tot terugvordering van het voorschot;