Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Súdwest-Fryslân

Regeling bestuurlijke boeten toeristen- en watertoeristenbelasting Súdwest-Fryslân

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieSúdwest-Fryslân
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingRegeling bestuurlijke boeten toeristen- en watertoeristenbelasting Súdwest-Fryslân
Citeertitelregeling bestuurlijke boeten toeristenbelasting gemeente Súdwest-Fryslân
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerpbestuurlijke boeten toeristenbelasting

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. hoofdstuk VIIIA van de Algemene wet inzake rijksbelastingen
  2. artikel 231 van de Gemeentewet
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

25-09-2018nieuwe regeling

18-09-2018

gmb-2018-202700

Tekst van de regeling

Intitulé

Regeling bestuurlijke boeten toeristen- en watertoeristenbelasting Súdwest-Fryslân

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Súdwest-Fryslân;

 

Gelet op het bepaalde in:

  • Hoofdstuk VIIIA van de Algemene wet inzake rijksbelastingen;

  • Artikel 231 van de Gemeentewet;

  • de Verordening op de heffing en invordering van de toeristenbelasting en de Verordening op de heffing en invordering van de watertoeristenbelasting;

 

b e s l u i t :

 

vast te stellen de

 

Regeling bestuurlijke boeten toeristen- en watertoeristenbelasting Súdwest-Fryslân

Artikel 1 Reikwijdte

De Regeling bestuurlijke boeten toeristenbelasting (hierna: de regeling) bevat beleidsregels voor het opleggen van bestuurlijke boeten bij de heffing van de toeristenbelasting.

 

Artikel 2 Begrip belanghebbende

Onder belanghebbende wordt in deze regeling verstaan degene aan wie een boete is of kan worden opgelegd.

 

Artikel 3 Toerekening

Een handelen of nalaten van een derde, die voor of namens belanghebbende optreedt, wordt aan de belanghebbende toegerekend.

 

Artikel 4 Gelijktijdigheid

  • 1.

    Tegelijk met het vaststellen van een naheffingsaanslag wordt een met deze aanslag samenhangende boetebeschikking vastgesteld.

  • 2.

    Is geen belasting verschuldigd of wordt geen naheffingsaanslag opgelegd dan kan een afzonderlijke boetebeschikking worden gegeven.

 

Artikel 5 Ambtshalve vermindering

  • 1.

    Indien de belanghebbende niet meer in rechte tegen een opgelegde boete op kan komen, gaat de heffingsambtenaar na ontvangst van een verzoek om ambtshalve vermindering na of de boete tot de juiste hoogte is vastgesteld. De heffingsambtenaar vermindert de boete indien blijkt dat de boete op een te hoog bedrag is vastgesteld.

  • 2.

    De termijn waarbinnen de belanghebbende kan verzoeken om ambtshalve vermindering van de boete bedraagt drie jaar, te rekenen vanaf de dag na het onherroepelijk worden van de boetebeschikking.

  • 3.

    De heffingsambtenaar vermindert in elk geval ambtshalve een opgelegde boete als deze, als gevolg van een wijziging van de grondslag voor de berekening van de boete voor verlaging in aanmerking komt.

 

Artikel 6 Straftoemeting

  • 1.

    Het opleggen van een boete is aan te merken als het instellen van een strafvervolging in de zin van artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.

  • 2.

    Bij het opleggen van een boete gaat de heffingsambtenaar uit van de percentages en bedragen in de artikelen 8 en 9.

  • 3.

    Een eenmaal opgelegde verzuimboete sluit het opleggen van een vergrijpboete voor hetzelfde feit uit.

  • 4.

    Het opleggen van een vergrijpboete sluit het later opleggen van een verzuimboete voor hetzelfde feit uit.

  • 5.

    Bij afwezigheid van alle schuld legt de heffingsambtenaar geen boete op. Indien bij bezwaar de afwezigheid van alle schuld blijkt, vernietigt de heffingsambtenaar de boete. Bij afwezigheid van alle schuld wordt de belanghebbende geacht niet in verzuim te zijn geweest.

 

Artikel 7 Mededelingsplicht

  • 1.

    De in artikel 67g, tweede lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen bedoelde mededeling gebeurt schriftelijk.

  • 2.

    Uiterlijk tegelijk bij het opleggen van een verzuimboete of een vergrijpboete vermeldt deze mededeling de feiten, omstandigheden die aanleiding hebben gegeven tot het opleggen van de boete.

 

Artikel 8 Verzuimboeten

  • 1.

    Bij het opleggen van een verzuimboete voor het niet, of niet op tijd verzoeken om uitreiking van de aangiftebrief legt de heffingsambtenaar een boete op van 10% van de verschuldigde belasting met een maximum van € 2.639.

  • 2.

    Bij het opleggen van een verzuimboete wegens het niet of gedeeltelijk niet aangeven van de belasting die op aangifte moet worden voldaan, legt de heffingsambtenaar een verzuimboete op van € 131.

  • 3.

    Bij het opleggen van een verzuimboete voor het niet, gedeeltelijk niet, of niet op tijd betalen van belasting die op aangifte moet worden voldaan wordt onderscheid gemaakt tussen een eerste en volgend verzuim.

    • a.

      Van een eerste verzuim is sprake, als belanghebbende in de drie jaren, voorafgaande aan hetbelastingjaar waarover niet, gedeeltelijk niet of niet tijdig is betaald, in verzuim is geweest.

    • b.

      Van een volgend verzuim is sprake, als belanghebbende over één van de laatste drie jaren, voorafgaande aan het belastingjaar waarover niet, gedeeltelijk niet of niet tijdig is betaald, in verzuim is geweest.

    • c.

      De heffingsambtenaar legt bij het eerste verzuim geen verzuimboete op.

    • d.

      De heffingsambtenaar legt bij een volgend verzuim een verzuimboete op van 10% van de niet tijdig betaalde belasting met een maximum van € 2.639.

    • e.

      Voor de bepaling van de plaats van een verzuim in de verzuimenreeks wordt geen onderscheid gemaakt tussen het niet, gedeeltelijk niet dan wel niet tijdig betalen van de belasting.

  • 4.

    Bij het opleggen van een verzuimboete voor het niet of gedeeltelijk niet aangeven van de belasting die op aangifte moet worden voldaan, waarbij deze belasting ook niet of gedeeltelijk niet is betaald legt de heffingsambtenaar een verzuimboete op van 15% van de verschuldigde belasting met een minimum van € 50 en een maximum van € 5.278.

 

Artikel 9 Vergrijpboeten

  • 1.

    Is het niet of gedeeltelijk niet betalen van belasting te wijten aan opzet of grove schuld van belanghebbende, dan legt de heffingsambtenaar tegelijk met de vaststelling van de naheffingsaanslag een vergrijpboete op. Indien wegens niet tijdige betaling van belasting geen naheffingsaanslag wordt opgelegd of in het geval bedoeld in artikel 67f, vijfde lid van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, wordt de vergrijpboete bij afzonderlijke beschikking opgelegd.

  • 2.

    In geval van grove schuld legt de heffingsambtenaar een vergrijpboete op van 25%.

    Grove schuld is een aan opzet grenzende mate van verwijtbaarheid en omvat mede grove onachtzaamheid. Daarbij kan gedacht worden aan laakbare slordigheid of ernstige nalatigheid. Bij grove schuld had belanghebbende redelijkerwijs moeten of kunnen begrijpen dat zijn gedrag tot gevolg kon hebben dat te weinig belasting zou worden geheven of betaald.

  • 3.

    In geval van opzet legt de heffingsambtenaar een vergrijpboete op van 50%.

    Opzet is het willens en wetens handelen of nalaten, leidend tot het niet of niet binnen de daarvoor gestelde termijn heffen of betalen van belasting. Onder opzet wordt mede verstaan voorwaardelijke opzet. Onder voorwaardelijke opzet wordt verstaan het willens en wetens aanvaarden van de aanmerkelijke kans dat een handelen of nalaten tot gevolg heeft dat te weinig belasting geheven is of kan worden dan wel niet of niet binnen de termijn betaald is.

  • 4.

    De heffingsambtenaar dient de aanwezigheid van opzet of grove schuld te stellen en te bewijzen. De heffingsambtenaar kan zich voor bewijs van opzet of grove schuld baseren op vermoedens die belanghebbende niet of niet voldoende kan weerleggen.

  • 5.

    Voor het bepalen van de grondslag van de vergrijpboete wordt, voor zover sprake is van opzet of grove schuld, aangesloten bij de feitelijk geheven belasting.

 

Artikel 10 Overgangsregeling

De “Uitvoeringsregeling toeristen- en watertoeristenbelasting Súdwest Fryslân”, vastgesteld op 29 november 2011 wordt ingetrokken, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op aangiften en betalingen over de jaren tot en met 2017.

 

Artikel 11 Inwerkingtreding en citeerregel

  • 1.

    Deze regeling treed in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 2.

    Deze regeling wordt aangehaald als regeling bestuurlijke boeten toeristenbelasting gemeente Súdwest-Fryslân.

 

Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van 18 september 2018,

M.A. Berndsen-Jansen, burgemeester

P. Zondervan, gemeentesecretaris