Organisatie | Helmond |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Helmond houdende regels omtrent de Nederlandse taal Beleidsregels Beheersing van de Nederlandse taal 2018 |
Citeertitel | Beleidsregels Beheersing van de Nederlandse taal 2018 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | onderwijs |
Eigen onderwerp | Beleidsregels Beheersing van de Nederlandse taal 2018 |
Deze regeling vervangt de Beleidsregels Wet taaleis 2016.
artikel 18b van de Participatiewet
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
18-09-2018 | nieuwe regeling | 28-08-2018 |
Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet.
De toets die het college afneemt om te beoordelen of de vaardigheden in de Nederlandse taal voldoende door de belanghebbende beheerst worden voldoet aan artikel 18b, achtste lid van de Participatiewet en het Besluit taaltoets Participatiewet.
Artikel 4 Afnemen taaltoets na ontvangst aanvraag binnen een door het college te bepalen termijn
De termijn, als bedoeld in artikel 18b, tweede lid van de Participatiewet, bedraagt maximaal 8 weken.
Artikel 5 In kennis stellen van het redelijk vermoeden binnen een door het college te bepalen termijn
De termijn, als bedoeld in artikel 18b, vierde lid van de Participatiewet, bedraagt maximaal 8 weken.
Artikel 6 Ontbreken verwijtbaarheid
Elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt, als bedoeld in artikel 18b, zesde lid van de Participatiewet, indien er sprake is van: dyslexie, analfabetisme, leerproblemen, cognitieve problemen, gezondheidsredenen en/of medische gronden en audio- en visuele beperkingen. Deze omstandigheden dienen door een deskundige op verzoek van belanghebbende worden bevestigd.
Artikel 7 Beoordeling voortgang
Het college beoordeelt de voortgang met een toets, als bedoeld in artikel 18b, tiende en elfde lid van de Participatiewet, een half jaar en 1 jaar na de schriftelijke kennisgeving van het redelijke vermoeden.