3.2 | Wabo |
3.2.1 | Het sectorhoofd beslist op aanvragen om omgevingsvergunning waarvoor de reguliere voorbereidingsprocedure gevolgd wordt. Hieraan zijn beperkingen gesteld. Het sectorhoofd mag geen beslissing nemen over: - •
een aanvraag om een omgevingsvergunning indien sprake is van een strijdigheid met het bestemmingsplan waaraan slechts medewerking kan worden verleend door middel van een buitenplanse afwijking van het bestemmingsplan, voorbereidingsbesluit, inpassingsplan, beheersverordening of exploitatieplan; - •
Het beslissen omtrent een aanvraag om een omgevingsvergunning indien sprake is van een gemeentelijk monument; - •
Het weigeren en intrekken van een omgevingsvergunning.
Het sectorhoofd is niet bevoegd om te beslissen over aanvragen die betrekking hebben op de uitgebreide voorbereidingsprocedure (dus de ‘zwaardere’ gevallen). |
3.2.2 | In onze bestemmingsplannen is onder andere een binnenplanse afwijking opgenomen voor gevallen waarvoor eerst een advies moet worden ingewonnen bij bijvoorbeeld het waterschap of een andere deskundige. Indien het advies positief is kan de binnenplanse afwijking verleend worden. Er is in feite geen beleidsvrijheid. Het inwinnen van het advies neemt reeds tijd in beslag. Op de aanvraag om omgevingsvergunning waarvoor een reguliere procedure wordt gevolgd moet echter binnen 8 weken beslist worden. Omwille van het halen van deze termijn is het gewenst in deze gevallen het sectorhoofd omtrent het verlenen van de binnenplanse afwijking te laten beslissen. Het sectorhoofd mag niet beslissen over het weigeren van de binnenplanse afwijking. Daarnaast beslist het sectorhoofd niet over andere gevallen waarvoor een binnenplanse afwijking kan worden verleend. In deze gevallen is er sprake van beleidsvrijheid en beslist het college omtrent het verlenen van de binnenplanse afwijking. |
3.2.3 | Op grond van artikel 3.2.1 van dit mandaatbesluit mag het sectorhoofd niet beslissen over een aanvraag in het geval dat er een strijdigheid is met van het bestemmingsplan en daarvoor ontheffing wordt verleend (middels een buitenplanse ontheffing). Echter, er doen zich situaties voor dat uw college medewerking wil verlenen aan de aanvraag en dat er vervolgens in de inspraakmogelijkheid geen zienswijzen over de aanvraag en ontheffing zijn ontvangen. In dergelijke gevallen kan het besluit worden afgedaan door het sectorhoofd. |
3.2.4 | Voordat een aanvraag om omgevingsvergunning wordt ingediend voor een plan waarvoor gebruik moet worden gemaakt van een zogenaamde kruimelafwijking van het bestemmingsplan, wordt vaak een schetsplan/principe verzoek ingediend. Op die manier krijgt de initiatiefnemer inzicht in het verkrijgen van medewerking aan het plan door de gemeente. Het college beslist op dergelijke verzoeken. Wanneer het schetsplan/principe verzoek wordt gevolgd door een aanvraag om omgevingsvergunning voor een plan welke overeenkomt met het schetsplan/principe verzoek waaraan het college medewerking heeft toegezegd, is het sectorhoofd bevoegd te beslissen omtrent de kruimelafwijking en het verlenen van de omgevingsvergunning. |
3.2.5 | Artikel 3.1, lid 2 van de Wabo geeft aan dat het orgaan waarbij de aanvraag is ingediend, de aanvrager onverwijld een bewijs van ontvangst van de aanvraag zend, waarin het de datum vermeldt waarop het de aanvraag heeft ontvangen. Deze administratieve handeling is gemandateerd aan het sectorhoofd. Omdat het bericht van ontvangst onverwijld verzonden moet worden en er sprake is van louter een administratieve handeling zonder (rechts)gevolg wordt voor de ondertekening van deze ontvangstbevestiging ondermandaat verleend aan de medewerkers waar in praktijk de aanvragen om omgevingsvergunning ontvangen worden. Dit betreffen de medewerkers ROWM, bijzondere wetten. |
3.2.6 | Op grond van artikel 2.26 Wabo kan het bevoegd gezag een als adviseur aangewezen bestuursorgaan verzoeken om een advies uit te brengen over een aanvraag om omgevingsvergunning, bijvoorbeeld bij het waterschap. Het beslissen omtrent het opvragen van het advies, het voeren van correspondentie hieromtrent en het beschikbaar stellen van gegevens aan de adviseur wordt gezien als voorbereiding op het nemen van een beslissing, welke zich leent voor mandatering aan het sectorhoofd. Hierbij wordt geen onderscheidt gemaakt tussen de reguliere of uitgebreide voorbereidingsprocedure. |
3.2.7 | Artikel 2.27 Wabo geeft aan in welke gevallen een verklaring van geen bedenkingen nodig is van een ander bestuursorgaan, bijvoorbeeld van Gedeputeerde Staten. Het beslissen omtrent het opvragen van een verklaring van geen bedenkingen, het voeren van correspondentie hieromtrent en het beschikbaar stellen van gegevens aan het betreffend bestuursorgaan wordt gezien als voorbereiding op het nemen van een beslissing, welke zich leent voor mandatering aan het sectorhoofd. Hierbij wordt geen onderscheidt gemaakt tussen de reguliere of uitgebreide voorbereidingsprocedure. |
3.2.8 | Op een aanvraag om omgevingsvergunning waarop de reguliere voorbereidingsprocedure van toepassing is, moet binnen 8 weken na ontvangst van de aanvraag beslist worden. Artikel 3.9 Wabo geeft aan dat deze termijn eenmaal met ten hoogste 6 weken verlengd kan worden. De beslistermijn is een fatale termijn; wordt de termijn niet gehaald dan is er sprake van een van rechtswege verleende omgevingsvergunning. Op een aanvraag om omgevingsvergunning waarop de uitgebreide voorbereidingsprocedure van toepassing is, moet binnen 26 weken na ontvangst van de aanvraag beslist worden. Artikel 3.12 Wabo geeft aan dat deze termijn eenmaal met ten hoogste 6 weken verlengd kan worden. De beslistermijn is geen fatale termijn. De bevoegdheid tot het verlengen van de beslistermijn wordt gemandateerd aan het sectorhoofd. |
3.2.9 | In artikel 2.31 Wabo zijn bepalingen opgenomen waaronder het bevoegd gezag de voorschriften van een omgevingsvergunning wijzigt of kan wijzigen. In artikel 3.2.1 van dit mandaatbesluit zijn gevallen opgenomen waarvoor het sectorhoofd bevoegd is een omgevingsvergunning te verlenen. Wanneer het sectorhoofd bevoegd is de omgevingsvergunning te verlenen, ligt het voor de hand dat het sectorhoofd ook bevoegd is de bijbehorende voorschriften te wijzigen. |
3.2.10 | In de Wabo zijn een aantal gevallen opgenomen waaronder het bevoegd gezag de beslissing op een aanvraag om omgevingsvergunning moet aanhouden. Dit is bijvoorbeeld het geval als er een voorbereidingsbesluit geldt of wanneer een bestemmingsplan ter inzage ligt. Artikel 3.6 Wabo geeft aan in welke gevallen de aanvrager hiervan op de hoogte moet worden gesteld. Hieraan ligt geen besluit ten grondslag. Het sectorhoofd is bevoegd de aanvrager te informeren over het aanhouden van de beslissing op de aanvraag om omgevingsvergunning. Hierbij wordt geen onderscheidt gemaakt tussen de reguliere of uitgebreide voorbereidingsprocedure. |
3.2.11 | In artikel 2.33 Wabo is opgenomen onder welke omstandigheden het college de verleende omgevingsvergunning intrekt. Hieronder valt onder andere de omstandigheid dat de vergunninghouder om het intrekken van de vergunning verzoekt (artikel 2.33, lid 2, onder b Wabo). Uit een dergelijk verzoek volgt geen inhoudelijke beoordeling. De vergunninghouder wil immers zelf dat de vergunning ingetrokken wordt. Het sectorhoofd is in dat geval bevoegd te beslissen omtrent het intrekken van de vergunning. Hierbij wordt geen onderscheidt gemaakt tussen de reguliere of uitgebreide voorbereidingsprocedure. In alle andere gevallen als bedoeld in artikel 2.33 Wabo omtrent het intrekken van de omgevingsvergunning neemt het college zelf een besluit. |
3.2.12 | Zoals in artikel 3.2.6 van dit mandaatbesluit is aangegeven is er bij de toepassing van een reguliere voorbereidingsprocedure sprake van een fatale beslistermijn; wordt de termijn niet gehaald dat is er sprake van een van rechtswege verleende omgevingsvergunning. Het sectorhoofd is alleen bevoegd te beslissen over het verlenen van een omgevingsvergunning waarbij sprake is van een reguliere voorbereidingsprocedure. Soms is de beslissingstermijn van 8 weken te kort, bijvoorbeeld als het plan aangepast moet worden als gevolg van opmerkingen van de welstandscommissie en de aanvrager verzuimt dit tijdig te doen. Om te voorkomen dat een omgevingsvergunning van rechtswege ontstaat, mag het sectorhoofd in zo’n geval de omgevingsvergunning weigeren. |
3.2.13 | Er zijn gevallen waarin een initiatiefnemer voorafgaand aan de start van het uitoefenen van (bouw) activiteiten een brief wil hebben van de gemeente waarin een bevestiging is opgenomen dat er geen omgevingsvergunning nodig is. Officieel gezien is dit een besluit. Het nemen van dit besluit wordt gemandateerd aan het sectorhoofd. |
3.2.14 | Over het algemeen worden bij een verleende omgevingsvergunning tekeningen gevoegd. In praktijk blijkt soms dat zaken iets anders uitgevoerd worden dan in de tekening bij de omgevingsvergunning is opgenomen, bijvoorbeeld omdat de technische of praktische uitvoering dat vergt. In zo’n geval levert de vergunninghouder een gewijzigde tekening in. Deze tekening behoeft goedkeuring van het bevoegd gezag. Dit kan echter alleen in geval er sprake is van een ondergeschikte wijziging. In praktijk worden aangepaste tekeningen beoordeeld en goedgekeurd door de taakveldcoördinator ROWM. Het ligt dan ook voor de hand om hiervoor ondermandaat te verlenen. Wanneer er sprake is van een weigering van de aangepaste tekening beslist degene die het besluit tot het verlenen van de omgevingsvergunning heeft genomen. Wanneer geen sprake is van een ondergeschikte wijziging, moet een nieuwe omgevingsvergunning aangevraagd worden. |
3.2.15 | De gemeente vraagt zelf ook omgevingsvergunningen aan, bijvoorbeeld voor het kappen van boom of het bouwen van een gebouw. Voor het ondertekenen van dergelijke aanvragen wordt ondermandaat verleend aan de medewerkers van bureau BOR of de medewerkers van bureau ROWM. |
3.2.16 | Nadat de werkzaamheden zoals opgenomen in een omgevingsvergunning zijn afgerond, worden deze door medewerkers van de gemeente gecontroleerd. Hieromtrent wordt een brief gezonden aan de vergunninghouder. Er is derhalve sprake van een uitvoeringshandeling. Het ligt in de lijn van dit mandaatbesluit om het uitgaan van dergelijke brieven te mandateren aan het sectorhoofd. |
3.2.17 | In de gemeente Strijen is het uitgangspunt dat besluiten die door het college zelf zijn genomen, ook door het college ondertekend worden. In dit artikel wordt een uitzondering gemaakt voor het ondertekenen van besluiten op grond van de Wabo. Een positief besluit in het kader van de WABO (bijvoorbeeld een verleende omgevingsvergunning) moet echter veelal worden toegezonden aan het SVHW. Het SVHW moet het besluit binnen 4 werkdagen verwerken in de BAG. Gelet op deze korte termijn, is het gewenst het besluit te laten ondertekenen door het sectorhoofd Wonen & Werken. Hierdoor kan het besluit zo spoedig mogelijk aan het SVHW worden doorgezonden. Het ondertekenen van een besluit tot het weigeren van een beschikking op grond van de Wabo valt niet onder het ondertekeningsmandaat. |
| |
3.3 | Bouwbesluit / Bouwverordening |
3.3.1 | . Deze gemandateerde bevoegdheid ziet toe op het slopen van asbest bevattende vloerbedekking, vloertegels en bouwmaterialen tot 35 m2. Hiervoor is geen omgevingsvergunning voor het slopen nodig, het doen van een melding is voldoende. Alle bevoegdheden van paragraaf 1.7 van het Bouwbesluit 2012 zijn gemandateerd, dus ook de bevoegdheid om bijvoorbeeld voorschriften te verbinden aan de mededeling (1.29) ligt bij het sectorhoofd. |
3.3.2 | Het gaat hier veelal om de bevoegdheid tot het verlenen van ontheffing van allerlei technische eisen die in de Bouwverordening zijn opgenomen, zoals bijvoorbeeld overschrijding voorgevelrooilijn, toegelaten bouwhoogte, aansluiting op riolering en aardgasnet en zaken zoals veiligheid van de bouwlocatie, aanleveren bouwafval en overschrijving vergunning op ander persoon. Kortheidshalve wordt verwezen naar de betreffende artikelen van de Bouwverordening. Zowel de bevoegdheid tot verlening als weigering is gemandateerd. |
3.3.3 | Op grond van het Bouwbesluit 2012 kan de plaatsing van een brandmeldinstallatie (artikel 6.20) verplicht zijn. Alvorens tot plaatsing van de kostbare brandmeldinstallatie over te gaan, overlegt de installateur een Programma van Eisen om te controleren of de installatie voldoet aan de normen in het Bouwbesluit 2012, middels het paraferen van het Programma van Eisen. Dit is puur een technisch oordeel en daarom ligt het voor de hand om dit in ondermaat te beleggen bij de taakveldcoördinator ROWM. |
3.3.4 | In bestemmingsplannen kan worden opgelegd dat een archeologisch onderzoek wordt uitgevoerd. Indien er sprake is van een ruimer onderzoek wordt er een Programma van Eisen overgelegd dat moet voldoen aan de normen van de archeologische beroepsgroep. Omdat het onderzoek kostbaar is, wil de indiener instemming van de gemeente met de voorgestelde aanpak, middels het paraferen van het Programma van Eisen. Dit is puur een technisch oordeel en daarom ligt het voor de hand om dit in ondermaat te beleggen bij de taakveldcoördinator ROWM. |
3.3.5 | Artikel 7.9 van het Bouwbesluit 2012 geeft onder andere aan dat een voorziening voor de afvoer van rook uitsluitend gebruikt mag worden indien die voorziening (na brand) voldoende is gereinigd en hersteld. In praktijk is het gebruikelijk dat de eigenaar/bewoner van een pand waar brand heeft plaatsgevonden een brief ontvangen omtrent het opleggen en opheffen van een stookverbod. Dit is gebaseerd op genoemd artikel. Het opstellen en ondertekenen van dergelijke brieven is in artikel 3.3.4 van dit mandaatbesluit gemandateerd aan het sectorhoofd. Omwille van veiligheid kan het zijn dat na brand onmiddellijk een stookverbod moet worden opgelegd. Dit gebeurt op dat moment door de commandant van de brandweer en/of de medewerkers van Bouw- en Woningtoezicht. Het is gewenst hen hiervoor ondermandaat te verlenen. Het opleggen van het stookverbod wordt nadien bevestigd in een brief zoals geregeld in artikel 3.3.4 van dit mandaatbesluit. |
3.4 | Wet ruimtelijke ordening |
3.4.1 | Op grond van artikel 6.4 Wro heffen burgemeester en wethouders een recht van € 300,00 voor het in behandeling nemen van een verzoek om tegemoetkoming in schade. Op basis van het mandaatbesluit wordt dit bedrag door het sectorhoofd in rekening gebracht bij de indiener. Dit ligt in de lijn van de uitvoering van de legesverordening. Ook daar is het sectorhoofd bevoegd bedragen in rekening te brengen. |
3.4.2 | Het bedrag zoals genoemd onder 2.4.1 moet binnen 4 weken door de aanvrager betaald worden. Wanneer de indiener dit verzuimt, verklaren burgemeester en wethouders de aanvraag niet-ontvankelijk, tenzij redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest. De aanvraag wordt derhalve niet in behandeling genomen. Het gaat ook hier dus om een procedurele aangelegenheid. Afwikkeling hiervan door het sectorhoofd ligt voor de hand. Dit ligt tevens in de lijn van artikel 1.2.7 van dit mandaatbesluit waarin is opgenomen dat het sectorhoofd een aanvraag buiten behandeling mag stellen als gevolg van het ontbreken van gegevens. |
3.4.3 | In de procedure voor een planschade verzoek zijn een aantal feitelijk handelingen opgenomen in de Procdureverordening voor advisering in planschade gemeente Strijen 2008. Het verstrekken van een opdracht om advisering wordt in de praktijk uitgevoerd door de afdeling ROWM. Het ligt daarom op de weg om dit te mandateren. Daarbij wordt opgemerkt dat de bevoegdheid het uiteindelijke besluit om planschade (niet) toe te kennen blijft berusten bij het college. |
3.4.4 | Een handeling die plaats moet vinden voordat de opdracht ex artikel 2 van de Procedureverordening voor advisering in planschade gemeente Strijen 2008 wordt verstrekt (artikel 3.4.3) is het informeren van de aanvrager en het in de gelegenheid stellen van het indienen van een verzoek tot wraking. Dit zijn feitelijke handeling die daarom gemandateerd kunnen worden. Het besluit over het verzoek tot wraking wordt niet gemandateerd (artikel 5, lid 3 van de Procedureverordening voor advisering in planschade gemeente Strijen 2008). |
3.4.5 | De aanvrager, andere bestuursorganen en andere belanghebbenden moeten in de gelegenheid worden gesteld om een reactie te geven op het concept advies op grond van de Procedureverordening voor advisering in planschade gemeente Strijen 2008. Dit is een feitelijke handeling die gemandateerd kan worden. Het indienen van een reactie op het concept advies door het college is niet in de verordening opgenomen, maar soms wel nodig. Vanwege de termijn, die op grond van artikel 6 lid 8 wordt gegeven aan de andere partijen ligt het voor de hand om het geven van deze reactie te mandateren. Gelet op artikel III van deze Mandaatregeling is het mogelijk dat dit te mandateren. |
3.4.6 | Het artikel heeft betrekking op de digitale verplichtingen uit de Wet ruimtelijke ordening, het Besluit ruimtelijke ordening en de Regeling standaarden ruimtelijke ordening. Hieruit vloeien een aantal werkzaamheden voort die het college moet uitvoeren om het bestemmingsplan digitaal te kunnen ontsluiten. Deze werkzaamheden worden in praktijk door de beleidsmedewerkers Ruimtelijke Ordening uitgevoerd. Conform het mandaatbesluit van 4 mei 2010 worden alle werkzaamheden samenhangend met het elektronisch waarmerken, publiceren en melden van de vindplaats van Wro-instrumenten gemandateerd. |
| |
3.5 | APV |
3.5.1 | Op grond van artikel 1:2, lid 2 en 3:3, lid 3 APV kan het bestuursorgaan zijn beslissing op een aanvraag respectievelijk met 8 en 12 weken verdagen. In het mandaatbesluit sectorhoofd Wonen & Werken 2004 is het nemen van een besluit tot het verdagen van de beslistermijn reeds gemandateerd. Het ligt voor de hand om dit thans ook over te nemen. |
3.5.2 | Op grond van artikel 1:8, lid2 APV kan een vergunning of ontheffing door het bevoegd gezag of bestuursorgaan worden geweigerd als de aanvraag daarvoor minder dan 6 weken voor de beoogde datum van de beoogde activiteit is ingediend en daardoor een behoorlijke behandeling van de aanvraag niet mogelijk is. Deze termijn is gekozen omdat vaak externe advies, zoals bijvoorbeeld politie, moet worden gevraagd en dit langere tijd in beslag neemt . In de praktijk komt het vaak voor dat aanvragen te laat worden ingediend. Indien mogelijk worden die aanvragen toch in behandeling genomen, maar soms is de tijd tussen ontvangst aanvraag en datum evenement zo kort dat dat niet meer lukt. Het ligt voor de hand dat in een dergelijk geval het sectorhoofd kan besluiten de aanvraag buiten behandeling te laten. |
3.5.3 | Artikel 2:22 APV biedt de mogelijkheid ontheffing te verlenen voor het plaatsen van objecten onder hoogspanningslijnen. Het beslissen op een dergelijk verzoek is gemandateerd aan het sectorhoofd. |
3.5.4 | Op grond van artikel 2:28 APV is het verboden om een horecabedrijf te exploiteren zonder vergunning van de burgemeester. Wanneer een horecabedrijf eenmaal gevestigd is, komt het voor dat er sprake is van een wijziging bij het betreffende bedrijf. Dit kan zijn in leidinggevenden of een aanpassing van de inrichting. Er is derhalve sprake van een administratieve wijziging van ondergeschikt belang. Het beslissen op een aanvraag om exploitatievergunning indien sprake is van een wijziging wordt gemandateerd aan het sectorhoofd. Het sectorhoofd beslist dus niet wanneer sprake is van een nieuw horecabedrijf of een nieuwe uitbater. Een geval waarbij er sprake is van een aanvraag waaraan een wet Bibob beoordeling vooraf gaat wordt evenmin gemandateerd. |
3.5.5 | Op grond van artikel 4:3 APV mag een inrichting maximaal 10 incidentele festiviteiten per kalenderjaar houden waarbij de geluidsnormen mogen worden verhoogd, mits de houder van de inrichting het college daarvan ten minste twee weken van tevoren in kennis stelt. De toegestane verhoogde geluidsnormen worden met de Omgevingsdienst bepaald. Er is sprake van een standaard beschikking welke op korte termijn moet worden afgedaan. Gelet hierop wordt het beslissen op deze melding gemandateerd aan het sectorhoofd. |
3.5.6 | Op grond van artikel 4:6 APV kan het college ontheffing voor geluid buiten een inrichting verlenen. Er is sprake van een standaard beschikking waarvoor de toegestane geluidsnormen met de Omgevingsdienst worden vastgelegd. Het sectorhoofd wordt gemandateerd om de ontheffing te verlenen. Wanneer sprake is van een weigering, zal het college daaromtrent een beslissing nemen. |
3.5.7 | Op grond van artikel 5:6, lid 2 APV kan het college een ontheffing verlenen voor maximaal 2 weken per kalenderjaar van het verbod om een voertuig dat voor recreatie of anderszins voor andere dan verkeersdoeleinden wordt gebruikt langer dan 3 achtereenvolgende dagen op de weg te plaatsen of te hebben. Het sectorhoofd wordt gemandateerd om een ontheffing te verlenen. Wanneer sprake is van een weigering, zal het college daaromtrent een beslissing nemen. |
3.5.8 | Artikel 5:11 APV geeft aan dat het verboden is met een voertuig te rijden of een voertuig te laten staan in een park of plantsoen of een van gemeentewege aangelegde beplanting of groenstrook. Het college kan hiervan ontheffing verlenen. Het beslissen op een verzoek om ontheffing is gemandateerd aan het sectorhoofd. |
3.5.9 | Het beslissen op een aanvraag om een collectevergunning is gemandateerd aan het sectorhoofd. . |