Organisatie | Roosendaal |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Programma van Eisen subsidieaanvraag Uitvoering programma ‘Gezonde Leefstijl 2015-2018’ |
Citeertitel | Programma van Eisen subsidieaanvraag Uitvoering programma ‘Gezonde Leefstijl 2015-2018’ |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | algemeen |
Eigen onderwerp |
Vastgesteld voor subsidiejaar 2019.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
18-08-2018 | 22-03-2021 | Nieuwe regeling | 19-06-2018 | 136538 |
De gemeente Roosendaal is voornemens een overeenkomst af te sluiten voor het uitvoeren van het programma ‘Gezonde Leefstijl 2015-2018’ voor de jaren 2015 en 2016 met een optie voor de jaren 2017 en 2018. Dit ‘programma van eisen’ is bedoeld om nadere invulling te geven aan de precieze ‘vraag’ c.q. opdracht van de gemeente Roosendaal in deze. Sportservice Noord-Brabant wordt gevraagd door middel van een activiteitenplan aan te geven op welke manier uitvoering gegeven wordt aan de beschreven opdracht.
De maatschappelijke context waarin de gemeente haar werk doet is de afgelopen jaren sterk veranderd: de financiële crisis, minder geld en meer taken vanuit het Rijk en een groter accent op bewuste en toekomstbestendige keuzes. En ook: een vernieuwde rolopvatting van de gemeente naar de samenleving toe en omgekeerd. Uitgaande van de kracht van de gemeenschap wil de gemeente Roosendaal zelfwerkzaamheid en gelijkwaardigheid van burgers bevorderen. Voor zichzelf ziet zij daarbij vooral een activerende en verbindende rol weggelegd met als uitgangspunten: ‘wederkerigheid, iedereen telt en doet mee, participatie op eigen kracht, arbeidsparticipatie als basis en ‘loslaten tenzij’ wat betreft de rol van de gemeente’.
Het programma ‘Gezonde Leefstijl 2015-2018’ borduurt voort op het lopende stimulerings-programma ‘Sport en Bewegen 2013-2014’ en is voor het eerst onlosmakelijk verbonden met het lokaal gezondheidsbeleid zoals verwoord in ‘Samen werken aan een gezonder Roosendaal, Uitvoeringsprogramma Lokaal Gezondheidsbeleid 2013-2017’. In dit uitvoeringsprogramma is onder andere gekozen voor de speerpunten ‘gezonde leefstijl jongeren’ en ‘vitaal ouder worden’. Onder de noemer ‘Leefbaarheid en wonen’ zal de komende vier jaren verder worden geïnvesteerd in het versterken van de leefbaarheid van de wijken en dorpen. Daarbij wordt meer ruimte geboden voor initiatieven vanuit de samenleving en het vergroten van burgerparticipatie. De gemeente wil beter aansluiten bij de vragen van bewoners en organisaties zodat juist die zaken worden aangepakt die voor de betreffende wijk of dorp het belangrijkst zijn. Bij de uitvoering van het programma ‘Gezonde Leefstijl 2015-2018’ dient nadrukkelijk ook aangesloten te worden bij de uitgangspunten van het hiervoor beschreven beleid op het gebied van ‘Leefbaarheid en wonen’.
3.1 Inleiding: maatschappelijke effecten
Middels de uitvoering van het programma ‘Gezonde Leefstijl 2015-2018’ wordt de opdrachtnemer gevraagd een bijdrage te leveren aan de volgende drie maatschappelijke effecten:
Gesteld wordt dat het hebben van een gezonde leefstijl bijdraagt aan genoemde maatschappelijke effecten (outcome). De focus op het bevorderen van een gezonde leefstijl wordt daarbij vertaald in een aantal te realiseren operationele hoofd- en subdoelstellingen (output). Opdrachtnemer wordt gevraagd de subdoelstellingen in het activiteitenplan nader uit te werken in een aantal kritieke prestatie-indicatoren (kpi’s) waarmee beoordeeld kan worden in welke mate de doelstellingen gerealiseerd zijn.
De gemeente heeft de volgende doelen gesteld:
In de hiernavolgende paragrafen worden de doelen nader toegelicht en uitgewerkt in subdoelstellingen. Daarbij zullen per doelstelling een aantal specifieke accenten worden gelegd.
3.2.1 Jongeren op gezond gewicht (JOGG)
In 2012 werd de gemeente Roosendaal door de ondertekening van een driejarige overeenkomst met het landelijke JOGG-bureau (Jongeren op Gezond Gewicht) officieel een JOGG-gemeente. De gemeente stelde zich toen tot doel de stijgende trend van het percentage basisschoolleerlingen met (ernstig) overgewicht in de wijk Kalsdonk om te zetten in een daling.
Centraal staat de volgende hoofddoelstelling:
Bovengenoemde hoofddoelstelling is uitgewerkt in de volgende subdoelstellingen. Daarbij wordt uitgegaan van het bereiken van de doelstellingen eind 2018.
De opdrachtnemer wordt gevraagd bij het uitvoeren van het JOGG-project nadrukkelijk samen te werken met GGD West-Brabant. Met GGD West-Brabant is afgesproken dat ze in ieder geval een beleidsadviseur en een GVO-functionaris ter beschikking stellen ten behoeve van JOGG. Daarnaast levert GGD West-Brabant en de gemeente zelf capaciteit op ‘onderzoek’ en ‘communicatie’. Voor wat betreft de huidige focus op wijk Kalsdonk: de opdrachtnemer wordt gevraagd in overleg met GGD West-Brabant opnieuw te bepalen in welke wijken en dorpen de JOGG-aanpak nodig is. Daarbij is het wenselijk dat een bepaalde inzet in Kalsdonk gewaarborgd blijft gezien de voorinvestering zoals deze daar gepleegd is. Voor wat betreft de doelgroep jeugd wordt de opdrachtnemer gevraagd onderbouwd een onderverdeling in activiteiten te maken tussen de leeftijdscategorieën 0- tot 12-jarigen en 12- tot 19-jarigen.
3.2.2 Sport- en beweegparticipatie jeugd
De gemeente stelt zich tot doel om de sport- en beweegparticipatie onder de jeugd te vergroten. Meer bewegen, spelen en sporten heeft een positieve invloed op leefstijlfactoren zoals overgewicht (ongezond eten), schadelijk alcoholgebruik en roken, maar ook op depressie en diabetes. De gemeente kiest er bewust voor te werken aan een gezonde basis bij de doelgroep ‘jeugd’. Daarbij wordt de opdrachtnemer gevraagd specifieke aandacht te besteden aan jeugd met een beperking en jeugd in wijken en dorpen.
Centraal staat de volgende hoofddoelstelling:
Bovengenoemde hoofddoelstelling is uitgewerkt in de volgende subdoelstellingen. Daarbij wordt uitgegaan van het bereiken van de doelstellingen eind 2018.
3.2.3 Sport- en beweegparticipatie volwassenen
De gemeente stelt zich tot doel om de sport- en beweegparticipatie onder volwassenen te vergroten. Meer sporten en bewegen heeft een positieve invloed op leefstijlfactoren zoals overgewicht (ongezond eten), schadelijk alcoholgebruik en roken, maar ook op depressie en diabetes. De gemeente kiest er bewust voor te werken aan een gezonde basis bij de doelgroep ‘volwassenen’. Daarbij wordt de opdrachtnemer gevraagd specifieke aandacht te besteden aan volwassenen met een beperking, 50-plussers en kwetsbare ouderen die onvoldoende deelnemen aan de samenleving (sociaal isolement, inactiviteit).
Centraal staat de volgende hoofddoelstelling:
Bovengenoemde hoofddoelstelling is uitgewerkt in de volgende subdoelstellingen. Daarbij wordt uitgegaan van het bereiken van de doelstellingen eind 2018.
3.3 Nadere activiteiten, eisen en randvoorwaarden
Bij het opstellen en uitvoeren van het programma ‘Gezonde Leefstijl 2015-2018’ gelden de volgende nadere activiteiten, eisen en randvoorwaarden:
Beoordelingsrol activiteitensubsidie
Per 1 januari 2015 wordt de volgende nadere regel voor subsidie van kracht: ‘Activiteitensubsidie Sport, Recreatie & Cultuur’. De belangrijkste inhoudelijke voorwaarde om voor activiteitensubsidie in aanmerking te komen is of de aanvragende partijen met de activiteit waar ze subsidie voor aanvragen in voldoende mate bijdragen aan de volgende drie doelstellingen (inclusief de subdoelstellingen, zie ook paragraaf 3.1):
De opdrachtnemer wordt gevraagd alle activiteitensubsidie-aanvragen gericht op de beleidsvelden ‘sport’ en ‘recreatie’ inhoudelijk te beoordelen. Daarbij wordt gevraagd afstemming te onderhouden met De Kring Educatie, de organisatie die alle activiteitensubsidie-aanvragen gericht op het beleidsveld ‘cultuur’ inhoudelijk gaat beoordelen.
Brede Impuls Combinatiefuncties / Sport en Bewegen in de Buurt
Het programma ‘Gezonde Leefstijl 2015-2018’ zal voor een deel worden gefinancierd vanuit de landelijke stimuleringsregeling ‘Brede Impuls Combinatiefuncties’ / ‘Sport en Bewegen in de Buurt’. De opdrachtnemer wordt gevraagd aan te sluiten bij het kerndoel van deze regeling, namelijk het bevorderen van een hogere sportdeelname en een gezondere en actievere leefstijl.
De opdrachtnemer wordt gevraagd uitgaande van de beoogde maatschappelijke effecten en doelstellingen (zie paragraaf 3.1 + 3.2) de ‘behoefte’ van de wijk / het dorp centraal te stellen bij het opzetten en uitvoeren van het activiteitenplan. Daarbij dient de opdrachtnemer actief in overleg te treden met de organisaties in wijken en dorpen zoals de scholen, wijkinstanties en (semi-) residentiële instellingen.
Uitvoering lopende samenwerkingsovereenkomsten
Anno 2014 lopen er een aantal samenwerkingsovereenkomsten op het gebied van sport met een doorloop naar 2015. Zo heeft de gemeente zich verbonden aan het Sportloket Aangepast Sporten West-Brabant voor in ieder geval de jaren 2013 t/m 2015. Verder is Roosendaal sinds 2013 officieel een JOGG-gemeente voor in ieder geval de periode tot en met 2015. De opdrachtnemer wordt gevraagd aangesloten te blijven op genoemde overeenkomsten.
De subsidie dient te worden aangevraagd door middel van het hiervoor bestemde aanvraagformulier, vergezeld van:
Een onderbouwde, sluitende begroting waarin wordt aangetoond dat met inbegrip van de gemeentelijks subsidie voldoende middelen beschikbaar zijn de activiteiten, waarvoor subsidie wordt aangevraagd, te realiseren. De begroting dient inzicht te gegeven in de berekening van de kostprijs per activiteit waarvoor subsidie wordt aangevraagd. In het geval van een meerjarensubsidieovereenkomst dient men voor elk subsidiejaar apart een begroting op te stellen.
Het activiteitenplan is de grondslag voor de inhoudelijke beoordeling van het subsidieverzoek. Op basis van de omschrijving, wordt beoordeeld of men voor subsidie in aanmerking komt en zo ja, voor welk bedrag.
Het activiteitenplan dient minimaal uit de volgende 4 onderdelen opgebouwd te zijn:
Het subsidieverzoek (inclusief begroting en activiteitenplan) kan gericht worden aan:
College van Burgemeester en Wethouders
Het subsidieverzoek dient uiterlijk 1 oktober 2014 schriftelijk te worden in gediend bij het college van B&W. Het college beslist aan welke organisatie de subsidie verleend wordt en beschikt op aanvragen voor een jaarlijkse subsidie uiterlijk op 31 december 2014. De termijn wordt opgeschort met ingang van de dag waarop het college de aanvrager uitnodigt de aanvraag aan te vullen tot de dag waarop de aanvraag is aangevuld.
Aan de subsidieontvanger wordt een subsidie verstrekt voor de periode van 1 jaar, ingaande 1 januari 2015 tot en met 31 december 2015. De subsidieverlening is gebaseerd op de Algemene Subsidieverordening Roosendaal en de Nadere regels voor subsidieverstrekking en deze wordt verleend door middel van een beschikking en een uitvoeringsovereenkomst.
De subsidieontvanger ontvangt een voorschot van 90 % van het maximale verleende subsidiebedrag. Uitbetaling gebeurt in maandelijkse termijnen gedurende de periode waarvoor de subsidie is toegekend. Afhankelijk van de hoogte van het bedrag kan dit maandelijks, per kwartaal of per jaar zijn. Na de vaststelling van de subsidie wordt het bedrag, waar subsidieontvanger dan nog recht op heeft, uitgekeerd dan wel wordt het bedrag dat de subsidieontvanger op basis van de afrekening terug dient te betalen, teruggevorderd.
Voor vragen over de activiteiten en prestaties zoals opgenomen in dit Programma van Eisen kunt u contact opnemen met Jürgen Koevoets (team Maatschappij), tel. 0165-579108 en via e-mail: j.koevoets@roosendaal.nl. Voor vragen aangaande het subsidieverzoek kan men zich wenden tot Anita Verwijmeren (team Interne Dienstverlening & Communicatie), tel. 0165-579013 en via e-mail: subsidies@roosendaal.nl .
Bijlage 1: Standaard berekeningswijzen en definities
Een veel gebruikte methode voor de bepaling van de omvang van het subsidiebedrag is de berekening van de (gedeeltelijke) bijdrage aan de werkelijke kosten van subsidiabele activiteiten. Hierbij is een belangrijke basis voor de financiering/subsidie (kostengrondslag) de inzet van personeel. De subsidieontvanger moet zich verantwoorden over het aantal subsidiabele uren en de totstandkoming van de uurtarieven. Dit brengt hoge lasten met zich mee. Vooral de verschillende uitgangspunten en definities per subsidie ten aanzien van de subsidiabele kosten (bijvoorbeeld overheadkosten) leggen een grote (lasten)druk op de administratieve systemen van subsidieontvangers.
Voor de toepassing van de berekeningsmethoden kan het college besluiten dat wordt aangesloten bij de praktijk van de subsidieontvanger. Dat wil zeggen dat de subsidieverstrekker de subsidieontvanger de keuzemogelijkheid kan geven om de subsidiabele kosten volgens één van de drie gestandaardiseerde methodes te berekenen:
Voor de toepassing van de berekeningswijze op basis van integrale kosten geldt de voorwaarden dat deze is gebaseerd op bedrijfseconomische en maatschappelijk aanvaardbare grondslagen
Voor de toepassing van de berekeningswijze op basis van een uurtarief per kostendrager wordt het daarin van toepassing zijnde opslagpercentage voor de indirecte kosten voorgeschreven. Vanaf 2015 is dit 20%.
Voor de toepassing van een forfaitair vastgesteld uurtarief wordt het van toepassing zijnde uurtarief per kostendrager voorgeschreven. Vanaf 2015 is dit € 67,50,-.
Uniforme forfaitaire elementen voor de berekening van uurtarieven
Forfaitaire elementen zijn een hulpmiddel om de bepaling van de subsidiabele kosten, en daarmee van het subsidiebedrag, te vereenvoudigen en te uniformeren. Voorbeelden van forfaitaire elementen zijn: het aantal werkbare uren op jaarbasis, het uurtarief voor kosten van eigen arbeid (niet zijnde loonkosten) en het uurtarief voor categorieën van loonkosten, bijvoorbeeld op basis van de Handleiding Overheidstarieven. Zo wordt voor de berekening van uurtarieven uitgegaan van een forfaitair vastgestelde standaard van 1.600 werkbare uren op jaarbasis.
Eenduidige definities voor kostenbegrippen
Bij het bepalen van kostenbegrippen bij de berekening van uurtarieven wordt uitgegaan van de volgende definities:
Loonkosten: de optelsom van de bruto loonkosten, niet winstafhankelijke emolumenten, dan wel extra verdiensten naast het loon, werkgeverslasten, kosten van secundaire arbeidsvoorwaarden en, indien van toepassing, een evenredig deel van de begrote kosten voor een eventuele wachtgelduitkering na ontslag, voor personeel dat werkzaamheden verricht ten behoeve van subsidiabele activiteiten.
Afschrijvingskosten: kosten die de economische waardevermindering weergeven van een investering tegen historische kostprijs gedurende de economische levensduur (periode waarna de investering economisch verouderd is), de eventuele restwaarde na de economische levensduur behoren niet tot de subsidiabele kosten.