Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Rijswijk

Verordening jeugdhulp gemeente Rijswijk 2018

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieRijswijk
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening jeugdhulp gemeente Rijswijk 2018
CiteertitelVerordening jeugdhulp gemeente Rijswijk 2018
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpalgemeen
Eigen onderwerpVerordening Jeugdhulp Rijswijk

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 2.10 van de Jeugdwet
  2. artikel 2.12 van de Jeugdwet
  3. artikel 149 van de Gemeentewet
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

10-06-201801-06-2021Verordening jeugdhulp gemeente Rijswijk 2018

06-03-2018

gmb-2018-161543

17.112165

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening jeugdhulp gemeente Rijswijk 2018

De raad van de gemeente Rijswijk;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 09-01-2018; kenmerk 17.112165

besluit vast te stellen de Verordening Jeugdhulp gemeente Rijswijk 2018.

Hoofdstuk 1 Algemene begripsbepalingen

Artikel 1 Algemene begripsbepalingen

  • 1.

    In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

    • 1.

      Andere voorziening. Voorziening anders dan in het kader van de Jeugdwet, op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning of werk en inkomen;

    • 2.

      College. College van burgemeester en wethouders van Rijswijk;

    • 3.

      Hulpvraag. Behoefte van een jeugdige of zijn ouders aan jeugdhulp in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen, als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid van de wet;

    • 4.

      Overige voorziening. Overige voorzieningen als bedoeld in artikel 2, eerste lid van deze verordening waarvoor geen (verlenings) beschikking van het college vereist is;

    • 5.

      Individuele voorziening. Op de jeugdige of zijn ouders toegesneden jeugdhulpvoorziening als bedoeld in artikel 4 van deze verordening, tweede lid door het college in natura of bij persoonsgebonden budget verstrekt;

    • 6.

      Familiegroepsplan. Familiegroepsplan als bedoeld in artikel 1.1 van de wet;

    • 7.

      Ondersteuningsplan. Hulpverleningsplan als bedoeld in artikel 1.1 van de wet;

    • 8.

      Melding. Melding van een hulpvraag als bedoeld in artikel 5, eerste lid van deze verordening;

    • 9.

      PGB. Persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 8.1.1 van de wet, zijnde een door het college verstrekt budget aan een jeugdige of zijn ouders, dat hen in staat stelt de jeugdhulp die tot de individuele voorziening behoort van derden te betrekken;

    • 10.

      Sociaal Wijkteam/Jeugdteam. Door het college ingesteld team van deskundigen die het gesprek kunnen voeren;

    • 11.

      Voorziening in natura. Voorziening in natura: een voorziening, in te zetten om het resultaat te bereiken;

    • 12.

      Ouder. Gezaghebbende ouder, adoptiefouder, stiefouder of een ander die een jeugdige als behorend tot zijn gezin verzorgt en opvoedt, niet zijnde een pleegouder, hierna te noemen ouders;

    • 13.

      Gebruikelijke zorg. Gebruikelijke zorg bij kinderen kan activiteiten omvatten die niet standaard bij alle kinderen voorkomen. Van bovengebruikelijke zorg bij kinderen in chronische situaties is pas sprake wanneer de omvang van de zorg substantieel meer is dan een gezond kind van dezelfde leeftijd gemiddeld nodig heeft;

    • 14.

      Wet. Wet inzake regels over de gemeentelijke verantwoordelijkheid voor preventie, ondersteuning, hulp en zorg aan jeugdigen en ouders bij opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen (Jeugdwet);

    • 15.

      Zorg in natura. De ondersteuning of jeugdhulp die aan personen wordt geleverd door aanbieders die door de gemeente gecontracteerd zijn.

  • 2.

    Alle begrippen in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de wet, het Besluit Jeugdwet, de Algemene wet bestuursrecht en de Wet bescherming persoonsgegevens

Hoofdstuk 2 Overige voorzieningen

Artikel 2 Toegang overige voorzieningen

Een overige voorziening is rechtstreeks toegankelijk zonder toegangsbeoordeling of op basis van een beperkte toegangsbeoordeling.

Artikel 3 Beschikbare overige voorzieningen

De volgende overige voorzieningen zijn beschikbaar:

  • a.

    Basishulp:

    • ambulante opvoedhulp;

    • begeleiding van jeugdigen met een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke beperking;

    • kortdurende generalistische basis-ggz bij enkelvoudige problematiek;

    • jongerentrajecten en intensief casemanagement, mede met het oog op jeugdcriminaliteit en jeugdoverlast;

    • onafhankelijke cliëntondersteuning;

    • gezinsondersteuning waaronder gezinscoaching.

  • b.

    Informatie, trainingen en 9opvoed)advies;

  • c.

    Jeugdgezondheidszorg;

  • d.

    Jongerencoaching en participatiebevordering;

  • e.

    Schoolmaatschappelijk werk.

Hoofdstuk 3 Individuele voorzieningen

Artikel 4 individuele voorzieningen

De volgende individuele voorzieningen zijn beschikbaar:

Specialistische hulp:

  • Crisis;

  • Crisisopvang;

  • Crisis met verblijf;

  • Forensische hulp;

  • Gesloten jeugdhulp;

  • Gedwongen kader;

  • Langdurige specialistische ggz bij complexe problematiek;

  • Generalistische basis;

  • Persoonlijke verzorging;

  • Volledig pakket thuis;

  • Medische kinderbehandeling;

  • Begeleiding individueel;

  • Begeleiding groep;

  • Behandeling individueel;

  • Behandeling groep;

  • Verblijf;

  • Ambulante jeugdhulp;

  • Pleegzorg;

  • Residentiele hulp;

  • Daghulp;

  • Sociaal medische indicatie;

  • Jeugd en opvoedhulp;

  • Hulp met residentiele opvang;

  • Vervoer;

  • Open jeugdzorg;

  • Open jeugdzorg met verblijf;

  • Specialistische ambulante opvoedhulp bij langdurige complexe problematiek;

  • Specialistische GGZ;

  • Forensisch;

  • Expertise en behandelcentrum geweld in afhankelijkheidsrelaties;

  • Jeugd-SGLVG;

  • (L)VB juegd GGZ en complexe problematiek;

  • Specialistische (dag)behandeling in combinatie met verzorging van verstandelijke beperkte jeugd.

Artikel 5 Toegang jeugdhulp, melding hulpvraag

  • 1.

    De jeugdige en ouders kunnen een hulpvraag melden bij het door het college ingestelde jeugdteam. De jeugdige en ouders kunnen daarbij verzoeken om toeleiding naar een overige voorziening of toekenning van een individuele voorziening. Een individuele voorziening wordt verleend door een collegebesluit.

  • 2.

    Het college zorgt voor de inzet van jeugdhulp na verwijzing door de behandelend huisarts, medisch specialist of jeugdarts naar een jeugdhulpaanbieder, indien en voor zover genoemde jeugdhulpaanbieder van oordeel is dat inzet van jeugdhulp nodig is. In het geval dat de jeugdige of zijn ouders hierom verzoeken, legt het college de beslissing omtrent de inzet vast in een beschikking als bedoeld in artikel 12 van deze verordening.

  • 3.

    Het college zorgt voor inzet van de jeugdhulp die de rechter of de gecertificeerde instelling nodig acht bij de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel. Deze kinderbeschermingsmaatregel kan worden opgelegd door een rechter, het openbaar ministerie, de selectiefunctionaris, de inrichtingsarts of de directeur van de justitiële inrichting bij de uitvoering van een strafrechtelijke beslissing, of die de gecertificeerde instelling nodig acht bij de uitvoering van jeugdreclassering. Hiervoor verstrekt het college geen beschikking als bedoeld in artikel 12 van deze verordening.

  • 4.

    In spoedeisende gevallen treft het college zo spoedig mogelijk een passende tijdelijke voorziening of vraagt het college een spoedmachtiging gesloten jeugdhulp als bedoeld in artikel 6.1.3 juncto artikel 6.1.8 van de wet. In het geval dat de jeugdige of zijn ouders hierom verzoeken, legt het college de beslissing omtrent de inzet vast in een beschikking als bedoeld in artikel 12 van deze verordening.

  • 5.

    De jeugdige en ouders die menen een beroep te kunnen doen op een overige voorziening, niet zijnde basishulp, kunnen zich rechtstreeks hiertoe wenden. Ook de huisarts, medisch specialist, jeugdarts of andere betrokken instanties kunnen hen rechtstreeks verwijzen naar een overige voorziening.

Artikel 6 Vooronderzoek

  • 1.

    Het college verzamelt in overleg met de jeugdige of zijn ouders alle voor het onderzoek, bedoeld in artikel 7 van deze verordening, van belang zijnde en toegankelijke gegevens over de jeugdige en zijn situatie en maakt vervolgens zo spoedig mogelijk met hem een afspraak voor een gesprek. Hierbij brengt het college de jeugdige en zijn ouders op de hoogte van de mogelijkheid om binnen een redelijke termijn een familiegroepsplan als bedoeld in artikel 1.1 van de wet op te stellen. Als de jeugdige en zijn ouders daarom verzoeken, draagt het college zorg voor ondersteuning bij het opstellen van een familiegroepsplan.

  • 2.

    Voor het gesprek verschaffen de jeugdige of zijn ouders aan het college alle overige gegevens en bescheiden die naar het oordeel van het college voor het onderzoek nodig zijn en waarover zij redelijkerwijs de beschikking kunnen krijgen. De jeugdige of zijn ouders verstrekken in ieder geval een identificatiedocument als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage.

  • 3.

    Het college kan in overleg met de jeugdige en/of zijn ouders afzien van een vooronderzoek als bedoeld in het eerste en tweede lid.

Artikel 7 Gesprek/onderzoek

  • 1.

    Het college onderzoekt in een gesprek tussen deskundigen en de jeugdige of zijn ouders, zo spoedig mogelijk en voor zover nodig:

    • a.

      de behoeften, persoonskenmerken, voorkeuren, veiligheid, ontwikkeling en gezinssituatie van de jeugdige en het probleem of de hulpvraag;

    • b.

      het gewenste resultaat van de in te zetten jeugdhulp;

    • c.

      het vermogen van de jeugdige en/of zijn ouders om zelf of met ondersteuning van de naaste omgeving een oplossing voor de hulpvraag te vinden;

    • d.

      de mogelijkheden om gebruik te maken van een andere voorziening;

    • e.

      de mogelijkheden om jeugdhulp te verlenen met gebruikmaking van een overige voorziening;

    • f.

      de mogelijkheden om een individuele voorziening te verstrekken;

    • g.

      de wijze waarop een mogelijk toe te kennen individuele voorziening wordt afgestemd met andere voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, of werk en inkomen;

    • h.

      de mogelijkheden om te kiezen voor de verstrekking van een pgb, waarbij de jeugdige of zijn ouders in begrijpelijke bewoordingen worden ingelicht over de gevolgen van die keuze.

  • 2.

    Als de jeugdige en zijn ouders een familiegroepsplan als bedoeld in artikel 1.1 van de wet hebben opgesteld, betrekt het college dat als eerste bij het onderzoek, bedoeld in het eerste lid.

  • 3.

    Het college informeert de jeugdige of zijn ouders over de gang van zaken bij het gesprek, hun rechten en plichten en de vervolgprocedure en vraagt hen toestemming om hun persoonsgegevens te verwerken.

  • 4.

    Het college kan in overleg met de jeugdige of zijn ouders afzien van een gesprek.

Artikel 8 Gespreksverslag

  • 1.

    Het college zorgt voor schriftelijke verslaglegging van het gesprek, bedoeld in artikel 7 van deze verordening.

  • 2.

    Binnen uiterlijk tien werkdagen na het gesprek verstrekt het college aan de jeugdige of zijn ouders een verslag van de uitkomsten van het onderzoek, tenzij zij hebben meegedeeld dit niet te wensen.

  • 3.

    De jeugdige of zijn ouders tekent het verslag voor gezien of akkoord en zorgen ervoor dat een getekend exemplaar binnen uiterlijk tien werkdagen wordt geretourneerd aan de contactpersoon waarmee hij het gesprek heeft gevoerd.

  • 4.

    Als de jeugdige of zijn ouders tekenen voor gezien, kunnen zij daarbij tevens aangeven wat de reden is waarom ze niet akkoord zijn.

  • 5.

    Als de jeugdige of zijn ouders van mening zijn dat hij in aanmerking komt voor een individuele voorziening, kunnen zij dit aangeven op het door hen ondertekende verslag.

  • 6.

    Opmerkingen of latere aanvullingen van de jeugdige of zijn ouders worden aan het verslag toegevoegd.

Artikel 9 Aanvraag

  • 1.

    Als een individuele voorziening in natura niet passend wordt geacht, kunnen de jeugdige of zijn ouders in de aanvraag vermelden een persoonsgebonden budget te wensen. Daarbij geven de jeugdige of zijn ouders in ieder geval aan:

    • a.

      wat de voorgenomen uitvoering van de individuele voorziening is, inclusief uitvoerder en kosten;

    • b.

      wat de kwalificaties van de uitvoerder zijn, en;

    • c.

      waarom het aanbod van de door de gemeente gecontracteerde zorgaanbieder niet passend is naar het oordeel van de jeugdige of zijn ouders.

  • 2.

    Als de jeugdhulp betrekking heeft op een ander dan de aanvrager, behoeft de aanvraag de instemming van de jeugdige of zijn ouders waarop de aanvraag betrekking heeft.

  • 3.

    Heeft de aanvraag betrekking op een minderjarige:

    • a.

      die jonger is dan 12 jaren, of;

    • b.

      die ouder is dan 12 jaren en niet in staat tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake,

dan is niet de instemming van de minderjarige vereist, maar van diens wettelijke vertegenwoordiger.

  • 4.

    Heeft de aanvraag betrekking op een minderjarige die de leeftijd van 12 maar nog niet die van 16 jaren heeft bereikt, dan behoeft de aanvraag de instemming van zowel de minderjarige als de wettelijke vertegenwoordiger, mits de minderjarige in staat is tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake. Weigert de wettelijke vertegenwoordiger in te stemmen met de aanvraag, dan zal het college de aanvraag toch in behandeling nemen, als de jeugdhulp voor de minderjarige kennelijk nodig is, teneinde ernstig nadeel voor de minderjarige te voorkomen, alsmede indien de minderjarige ook na de weigering van de toestemming de jeugdhulp weloverwogen blijft wensen.

  • 5.

    Degenen die een aanvraag indienen voor een individuele voorziening, verstrekken het college in ieder geval een document als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht.

Hoofdstuk 4 Afweging en voorwaarden individuele voorzieningen

Artikel 10 Afweging aanvraag individuele voorzieningen

  • 1.

    Jeugdigen of ouders kunnen slechts in aanmerking komen voor een individuele voorziening voor zover:

    • a.

      Zij op eigenkracht, met gebruikelijke zorg, of met hulp van andere personen uit het sociaal netwerk geen oplossing kunnen vinden voor de hulpvraag;

    • b.

      Zij geen oplossing kunnen vinden voor de hulpvraag door gebruik te maken van een overige voorziening, of;

    • c.

      Zij geen oplossing kunnen vinden voor de hulpvraag door gebruik te maken van een andere voorziening.

  • 2.

    Het college kan nadere regels stellen ter verdere uitwerking van de algemene criteria, zoals genoemd in het eerste lid, of ter bepaling van specifieke criteria voor bepaalde individuele voorzieningen.

Artikel 11 Regels voor persoonsgebonden budget (pgb)

  • 1.

    Het college verstrekt een pgb in overeenstemming met artikel 8.1.1 van de wet.

  • 2.

    De jeugdige en zijn ouders kunnen een verzoek overhandigen aan het college voor het verkrijgen van een pgb.

  • 3.

    Wanneer de cliënt de individuele voorziening in de vorm van een pgb geleverd wil hebben, moet de jeugdige en ouders of zijn budgetbeheerder in staat zijn om een aanvraag in te dienen en een zorgovereenkomst af te sluiten conform het format van de Sociale Verzekeringsbank (SVB).

  • 4.

    Als er een ernstig vermoeden is dat de budgetbeheerder problemen zal hebben met het omgaan met een pgb zal overwogen worden of een pgb wel de juiste leveringsvorm is voor de individuele voorziening. Vereisten waaraan een budgetbeheerder in elk geval moet voldoen:

    • a.

      de budgetbeheerder is bekwaam en komt bij voorkeur uit het netwerk van de verzoeker;

    • b.

      budgetbeheerder is gemotiveerd;

    • c.

      de budgetbeheerder beschikt over voldoende organisatie - en regelvermogen en verantwoordelijkheidsbesef;

    • d.

      de budgetbeheerder heeft voldoende inzicht in de situatie;

    • e.

      de budgetbeheerder heeft geen schuldenproblematiek;

    • f.

      de budgetbeheerder zet het pgb doelmatig in;

    • g.

      de budgetbeheerder mag niet eerder misbruik/fraude gemaakt hebben (van het pgb).

  • 5.

    Het college stelt de volgende weigeringsgronden ten aanzien van een pgb:

    • a.

      Een persoonsgebonden budget wordt geweigerd als de budgetbeheerder niet voldoet aan de vereisten als bedoeld in artikel 11.4 en 11.7 van deze verordening;

    • b.

      Dat een budgetbeheerder niet bekwaam is als bedoeld in het eerste lid onder a kan onder meer blijken uit een of meer van de navolgende omstandigheden:

      • i.

        de budgetbeheerder zich, gelet op de door hem verstrekte gegevens of bescheiden, kennelijk onvoldoende heeft georiënteerd op het door het college gecontracteerde zorgaanbod;

      • ii.

        de budgetbeheerder naar het oordeel van het college niet in staat is te achten op eigen kracht of met hulp van een vertegenwoordiger, gemachtigde of zaakwaarnemer de door hem verkozen zorgverlener of zorgverlenende instantie op zodanige wijze aan te sturen en hun werkzaamheden op elkaar af te stemmen, dat sprake is of zal zijn van verantwoorde zorg.

    • c.

      voor zorg vanuit dwang wordt in beginsel geen pgb beschikbaar gesteld.

  • 6.

    Het college stelt de volgende vereisten aan de in te kopen zorg:

    • a.

      de professionele zorgverlener(s) waarbij de budgetbeheerder inkoopt met een pgb, dien(t)en in het bezit te zijn van een gelijkwaardige kwalificatie als professionele zorgverleners die Zorg in Natura (ZIN) bieden;

    • b.

      de jeugdhulpaanbieder is ingeschreven bij een jeugd-gerelateerde beroepsvereniging en/of valt onder de norm verantwoorde werktoedeling en beschikt over een verklaring omtrent het gedrag als bedoeld in artikel 4.1.6 van de wet;

    • c.

      De zorg die de budgetbeheerder inkoopt, is kwalitatief verantwoord en voldoet ten minste aan de volgende eisen:

      • i.

        de zorg, in te kopen bij een jeugdhulpaanbieder voldoet aan de eisen die de wet daaraan stelt;

      • ii.

        verleners van zorg vanuit het sociaal netwerk, anders dan de ouders van de jeugdige, beschikken over een verklaring omtrent het gedrag als bedoeld in artikel 4.1.6 van de wet en verlenen veilige, doeltreffende, doelmatige en cliëntgerichte zorg;

      • iii.

        verleners van zorg vanuit het sociaal netwerk, verrichten geen voorbehouden handelingen of handelingen die op grond van de norm van verantwoorde werktoedeling aan een geregistreerde professional is voorbehouden;

      • iv.

        Om overbelasting van het sociale netwerk te voorkomen mag de inzet van ondersteuning vanuit pgb niet hoger zijn dan wat maximaal verwacht kan worden en wat in redelijkheid als realistisch kan worden geacht. Het gaat hierbij om boven-gebruikelijke hulp.

  • 7.

    Aan de budgetbeheerder kunnen verplichtingen opgelegd worden welke in nadere regels uitgewerkt worden.

  • 8.

    Ten aanzien van de pgb-tarieven stelt het college:

    • a.

      De hoogte van het pgb wordt bepaald aan de hand van onderstaande indeling:

soort

PGB tarieven Jeugd 2018

Niet professionele ondersteuning (werkstudenten, ZZP-ers zonder diploma, sociaal netwerk, etc.)

Begeleiding individueel basis

€ 36,90 per uur

€ 20,00 per uur

Begeleiding individueel speciaal

€ 52,22 per uur

€ 20,00 per uur

Begeleiding groep licht

€ 28,60 (dagdelen p/w)

€ 20,00 (dagdelen p/w)

Begeleiding groep basis

€ 38,42 (dagdelen p/w)

€ 20,00 (dagdelen p/w)

Begeleiding groep speciaal

€ 44,96 (dagdelen p/w)

voor aantoonbaar gediplomeerd verzorger waaronder zzp-ers

€ 20,00 (dagdelen p/w)

Persoonlijke verzorging Basis

€ 36,90 per uur

€ 20,00 per uur

Kortdurend verblijf, per etmaal of deel ervan (incl. bescherming, alarmering, servicekosten en kosten van maaltijden)

€ 267,00

€ 20,00 per etmaal

 

 

 

  • i.

    voor bovenstaande functies wordt als tarief gehanteerd die zijn afgeleid van de AWBZ.

  • ii.

    het tarief voor verblijf per etmaal is gebaseerd op het jeugdhulptarief in Zorg in Natura (ZIN).

  • iii.

    er is geen verantwoordingsvrij bedrag.

    • b.

      De hoogte van het pgb, in aanvulling op de aanvulling onder lid a:

  • i.

    het pgb voor niet-professionele ondersteuning bij begeleiding bedraagt minimaal het wettelijk minimumuurloon en maximaal € 20,00 per uur.

  • ii.

    het uurtarief wordt in individuele gevallen bepaald met inachtneming van de noodzakelijke deskundigheidsgraad, planbaarheid en onregelmatigheid van de hulp en andere relevante factoren met betrekking tot de voor de cliënt vereiste ondersteuning.

  • iii.

    bij uitzondering zal sprake zijn van een persoonsgebonden budget voor zeer specialistische begeleiding/behandeling. Hierover worden afspraken gemaakt op maat met de budgetbeheerder.

    • 9.

      Ten aanzien van het trekkingsrecht stelt het college:

    • a.

      Het toegekende pgb budget wordt niet rechtstreeks aan budgetbeheerder overgemaakt, maar via rekening van het SVB.

    • b.

      Het pgb budget wordt aan budgetbeheerder uitbetaald door de SVB, aan de hand van toegezonden facturen van de geleverde jeugd hulp/ondersteuning vanuit pgb.

    • c.

      Het SVB draagt zorg voor betaling aan zorgverlener/ondersteuner vanuit het pgb budget.

    • d.

      Niet besteed budget wordt door het SVB gerestitueerd aan de gemeente.

    • 10.

      Er bestaat geen recht op pgb voor zover het is bestemd voor besteding in het buitenland tenzij het college hier vooraf expliciet toestemming voor verleent.

    • 11.

      De hoogte van het pgb in het buitenland wordt afgestemd op het land waar de cliënt tijdelijk verblijft. De hoogte van het pgb wordt herberekend aan de hand van de aanvaardbaarheidspercentages zoals genoemd in het AWBZ kompas persoonsgebonden budget van het Zorginstituut Nederland. De hoogte van het pgb geldt voor materiële en immateriële voorzieningen.

Artikel 12 inhoud beschikking

  • 1.

    In de beschikking tot verstrekking van een individuele voorziening wordt aangegeven of deze als voorziening in natura of als pgb wordt verstrekt.

  • 2.

    Bij het verstrekken van een voorziening in natura vermeldt de beschikking in ieder geval:

    • a.

      welke individuele voorziening verstrekt wordt en wat het beoogde resultaat daarvan is;

    • b.

      de ingangsdatum en duur van de verstrekking;

    • c.

      de vervaltermijn van de beschikking

    • d.

      hoe de voorziening wordt verstrekt, en indien van toepassing

    • e.

      welke andere voorzieningen relevant zijn of kunnen zijn

  • 3.

    Bij het verstrekken van een voorziening in de vorm van een pgb vermeldt de beschikking in ieder geval:

    • a.

      aan welk resultaat het pgb moet worden besteed;

    • b.

      welke kwaliteitseisen gelden voor de besteding van het pgb;

    • c.

      de hoogte van het pgb en hoe deze is bepaald;

    • d.

      de duur van de verstrekking waarvoor het pgb is bedoeld;

    • e.

      de vervaltermijn van de beschikking;

    • f.

      de wijze van toezicht en verantwoording van de besteding van het pgb.

  • 4.

    In spoedeisende gevallen treft het college zo spoedig mogelijk een passende voorziening. Het college legt de beslissing omtrent de inzet van hulp in dat geval zo snel mogelijk, doch in ieder geval binnen vier weken na de start van de hulp, vast in een beschikking.

  • 5.

    In de volgende gevallen verstrekt het college altijd een beschikking:

    • a.

      bij verstrekking van een pgb;

    • b.

      bij weigering van een aanvraag voor een individuele voorziening, waarbij onder een aanvraag mede wordt begrepen een niet voor akkoord ondertekend onderzoeksverslag, gespreksverslag of ondersteuningsplan dat door de jeugdige of zijn ouders als aanvraag is bedoeld;

    • c.

      bij een verzoek van de jeugdige of zijn ouders om een beschikking te ontvangen, binnen 3 weken na het voor akkoord ondertekenen van een onderzoeksverslag, gespreksverslag of ondersteuningsplan.

Hoofdstuk 5 Overige bepalingen

Artikel 13 Privacy

  • 1.

    Het college verwerkt geen persoonsgegevens van een jeugdige of ouders, tenzij dit voor de uitvoering van de wet noodzakelijk is.

  • 2.

    Het college verwerkt geen persoonsgegevens betreffende een jeugdige of ouders, zonder daartoe toestemming te verkrijgen van de jeugdige of ouders.

  • 3.

    In afwijking van het tweede lid kan het college persoonsgegevens van een jeugdige of ouders verwerken zonder daartoe de toestemming te hebben verkregen, wanneer daarmee tegemoet gekomen wordt aan een spoedeisend belang van de jeugdige of zijn ouders of een wettelijke plicht.

  • 4.

    Het college legt de afspraken over het verwerken van persoonsgegevens vast in een protocol.

Artikel 14 nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, intrekking of terugvordering

  • 1.

    Onverminderd artikel 8.1.2 van de wet doen een jeugdige of zijn ouders op verzoek of onverwijld uit eigen beweging aan het college mededeling van alle feiten en omstandigheden, waarvan hun redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing.

  • 2.

    Onverminderd artikel 8.1.4 van de wet kan het college een beslissing aangaande een individuele voorziening herzien dan wel intrekken indien het college vaststelt dat:

    • a.

      de jeugdige of zijn ouders onjuiste of onvolledige gegevens hebben verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een ander besluit zou hebben geleid;

    • b.

      de jeugdige of zijn ouders niet langer op de individuele voorziening zijn aangewezen;

    • c.

      de individuele voorziening niet meer toereikend is te achten;

    • d.

      de jeugdige of zijn ouders niet voldoen aan de voorwaarden van de individuele voorziening, of;

    • e.

      de jeugdige of zijn ouders de individuele voorziening niet of voor een ander doel gebruiken dan waarvoor het is bestemd.

  • 3.

    Het college wijzigt de verleningsbeschikking of trekt deze in:

    • a.

      met ingang van de dag gelegen na de dag waarop het kind, ten behoeve waarvan het budget strekt, overlijdt;

    • b.

      met ingang van de dag waarop het recht op de verstrekte individuele voorziening vervalt of wijzigt;

    • c.

      indien de zorg, hulp of ondersteuning die daadwerkelijk wordt geleverd door een andere instelling of partij dan de instelling of partij die is vermeld op het verleningsbesluit, moet het besluit worden gewijzigd. Op het verleningsbesluit moet de partij of instelling worden vermeld die de daadwerkelijke zorg, hulp of ondersteuning levert.

  • 4.

    Ten aanzien van pgb gelden aanvullende regels:

    • a.

      Als het college een beslissing op grond van het tweede lid, onder a, heeft ingetrokken en de verstrekking van de onjuiste of onvolledige gegevens heeft plaatsgevonden, kan het college van degene die onjuiste of onvolledige gegevens heeft verschaft geheel of gedeeltelijk de geldswaarde vorderen van de ten onrechte genoten individuele voorziening of het ten onrechte genoten pgb. Een beslissing tot verlening van een pgb kan worden ingetrokken indien blijkt dat het pgb binnen zes maanden na uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.

    • b.

      Het college onderzoekt uit oogpunt van rechtmatigheid en kwaliteit van de geleverde zorg, al dan niet steekproefsgewijs, de besteding van het pgb.

    • c.

      Het college wijzigt de verleningsbeschikking of trekt deze in met ingang van de dag waarop de budgetbeheerder langer dan twee maanden niet meer voldoet aan de vereisten om als budgetbeheerder te kunnen optreden.

    • d.

      Het college wijzigt de verleningsbeschikking of trekt deze in met ingang van de dag vanaf welke de budgetbeheerder schriftelijk heeft aangegeven geen prijs meer te stellen op de voorziening.

Artikel 15 Controle

  • 1.

    Het college onderzoekt, al dan niet steekproefsgewijs, of de verstrekte voorzieningen worden gebruikt dan wel besteed ten behoeve van het doel waarvoor ze verstrekt zijn.

  • 2.

    Het college kan nadere regels stellen met betrekking tot deze controle.

Artikel 16 Toezicht

Het college wijst een toezichthouder aan die belast is met het houden van toezicht op de naleving van rechtmatige uitvoering van de wet, waaronder bestrijding van misbruik, oneigenlijk gebruik en niet-gebruik van deze wet.

Artikel 17 Opschorting betaling uit het pgb

Het college kan de Sociale verzekeringsbank gemotiveerd verzoeken te beslissen tot een geheel of gedeeltelijke opschorting voor ten hoogste dertien weken van betalingen uit het pgb als er ten aanzien van een cliënt een ernstig vermoeden is gerezen dat er sprake is van een omstandigheid als bedoeld in artikel 14 lid 2 van deze verordening.

Artikel 18 Verhouding prijs en kwaliteit aanbieders jeugdhulp en uitvoerders kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering

Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren jeugdhulp of uit te voeren kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering, in ieder geval rekening met:

  • a.

    de aard en omvang van de te verrichten taken;

  • b.

    de voor de sector toepasselijke Cao-schalen in relatie tot de zwaarte van de functie;

  • c.

    een redelijke toeslag voor overheadkosten;

  • d.

    een voor de sector reële mate van non-productiviteit van het personeel als gevolg van verlof, ziekte, scholing en werkoverleg, en

  • e.

    kosten voor bijscholing van het personeel.

Artikel 19 Vertrouwenspersoon

  • 1.

    Het college zorgt ervoor dat jeugdigen, ouders en pleegouders een beroep kunnen doen op een onafhankelijke vertrouwenspersoon.

  • 2.

    Het college wijst jeugdigen en ouders erop dat zij zich desgewenst kunnen laten bijstaan door een onafhankelijke vertrouwenspersoon.

Artikel 20 Klachtregeling

  • 1.

    De Interne Klachtenregeling gemeente Rijswijk is van toepassing op de afhandeling van klachten van cliënten die betrekking hebben op de wijze van afhandeling van meldingen en aanvragen als bedoeld in deze verordening.

  • 2.

    Aanbieders stellen een regeling vast voor de afhandeling van klachten van jeugdigen en ouders ten aanzien van alle voorzieningen.

  • 3.

    Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van de klachtregelingen van aanbieders door periodieke overleggen met de aanbieders, en een cliëntervaringsonderzoek.

Artikel 21 Inspraak en medezeggenschap

  • 1.

    Het college betrekt de ingezetenen van de gemeente bij de voorbereiding van het beleid betreffende jeugdhulp overeenkomstig de krachtens artikel 150 van de Gemeentewet gestelde regels met betrekking tot de wijze waarop inspraak wordt verleend.

  • 2.

    Het college stelt cliënten en vertegenwoordigers van cliëntgroepen vroegtijdig in de gelegenheid voorstellen voor het beleid betreffende jeugdhulp te doen, advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende jeugdhulp, en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen.

  • 3.

    Het college zorgt ervoor dat ingezetenen kunnen deelnemen aan periodiek overleg, waarbij zij onderwerpen voor de agenda kunnen aanmelden, en dat zij worden voorzien van de voor een adequate deelname aan het overleg benodigde informatie en ondersteuning.

  • 4.

    Het college stelt nadere regels vast ter uitvoering van het tweede en derde lid.

Hoofdstuk 6 Afstemming met andere voorzieningen

Artikel 22 Gezondheidszorg

  • 1.

    Het college maakt afspraken met de huisartsen, medisch specialisten, jeugdartsen en de zorgverzekeraars over de voorwaarden waaronder en de wijze waarop de verwijzing, als bedoeld in artikel 2.6 eerste lid, onderdeel g van de wet en artikel 5 lid 2 van deze verordening, plaatsvindt.

  • 2.

    Het college maakt afspraken met de huisartsen, de medisch specialisten, de jeugdartsen en de zorgverzekeraars over de wijze waarop de verwijzing naar een individuele voorziening bekrachtigd wordt in een besluit van het college als bedoeld in artikel 5 lid 2 van deze verordening.

  • 3.

    Het college maakt afspraken met de zorgverzekeraars en het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) hoe de continuïteit van zorg te garanderen voor jeugdigen die in behandeling zijn en de leeftijd van 18 jaar bereiken en daarmee onder de Zorgverzekeringswet of Wet langdurige zorg komen te vallen, en hoe te voorkomen dat jeugdigen tussen wal en schip vallen wanneer er discussie is over het wettelijke kader.

Artikel 23 Gecertificeerde instellingen

  • 1.

    Het college maakt afspraken met de gecertificeerde instellingen over de aansluiting tussen de overige voorzieningen als bedoeld in hoofdstuk 2 en de gecertificeerde instellingen.

  • 2.

    Het college maakt afspraken met de gecertificeerde instellingen over:

    • a.

      het overleg over de aangewezen jeugdhulp in het kader van de kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering, zoals bedoeld in artikel 3.5 lid 1 van de wet;

het overleg over de eventueel gewenste jeugdhulp na beëindiging van de kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering;

  • b.

    de vorm en inhoud van het besluit tot inzet van jeugdhulp van de gecertificeerde instelling en hoe het college daarvan op de hoogte gesteld wordt;

  • c.

    wanneer en onder welke voorwaarden de gecertificeerde instelling budgethouder van een persoonsgebonden budget kan zijn namens de jeugdige en zijn ouders;

  • d.

    hoe te handelen wanneer de gecertificeerde instelling meent dat niet gecontracteerde jeugdhulp ingezet dient te worden.

    • 3.

      Het college en de gecertificeerde instelling leggen de afspraken als bedoeld in het tweede lid vast in een protocol als bedoeld in artikel 3.5 lid 3 lid van de wet.

Artikel 24 Justitiedomein

  • 1.

    Het college maakt afspraken met de gecertificeerde instellingen, de Raad voor de Kinderbescherming en Justitiële Jeugdinrichtingen over het overleg over de inzet van jeugdhulp bij de uitvoering van een strafrechtelijke beslissing en jeugdreclassering als bedoeld in artikel 2.4 lid 2 onderdeel b van de wet.

  • 2.

    Het college en de betrokken instellingen nemen de afspraken zoals bedoeld in het eerste lid op in het protocol zoals bedoeld in artikel 21 lid 3 van deze verordening en het protocol bedoeld in artikel 3.1 lid 5 van de wet.

Artikel 25 Voorschoolse voorzieningen

  • 1.

    Het college maakt afspraken met de (brancheorganisatie van) instellingen voor peuterspeelzaalwerk en kinderopvang over:

    • a.

      de afstemming tussen de overige voorzieningen als bedoeld in hoofdstuk 2 en de voorschoolse voorzieningen;

    • b.

      de afstemming, voor zover en indien noodzakelijk, bij het toekennen van individuele voorzieningen voor jeugdigen en hun ouders;

    • c.

      de terugkoppeling over de voortgang en resultaten van de individuele voorzieningen;

    • d.

      de gezamenlijke zorgarrangementen en de toegang hiertoe.

  • 2.

    Het college en de brancheorganisatie leggen de afspraken als bedoeld in het eerste lid vast in een protocol.

Artikel 26 Veilig thuis

Het college maakt afspraken met Veilig Thuis over de toegang naar algemene en individuele voorzieningen.

Artikel 27 Onderwijs

  • 1.

    Het college maakt afspraken met de samenwerkingsverbanden primair en voortgezet onderwijs en de schoolbesturen speciaal onderwijs over:

    • a.

      de afstemming tussen de overige voorzieningen als bedoeld in hoofdstuk 2, leerplicht en het onderwijs en de onderwijsvoorzieningen op de scholen;

de afstemming, voor zover en indien noodzakelijk, bij het toekennen van individuele voorzieningen voor leerlingen en hun ouders,

  • b.

    de terugkoppeling over de voortgang en resultaten van de individuele voorzieningen;

  • c.

    de gezamenlijke onderwijszorgarrangementen en de toegang hiertoe.

    • 2.

      Het college en de samenwerkingsverbanden primair en voortgezet onderwijs leggen de afspraken als bedoeld in het eerste lid vast in een protocol.

Artikel 28 Wmo-voorzieningen

  • 1.

    Het college draagt zorg voor een goede afstemming van voorzieningen op grond van deze verordening en voorzieningen voor jeugdigen op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.

  • 2.

    Het college draagt zorg voor een goede afstemming van de voorzieningen voor jeugdigen op grond van deze verordening en voorzieningen voor volwassenen, zijnde ouders, op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.

  • 3.

    Het college draagt zorg voor de continuïteit van zorg onder zijn verantwoordelijkheid wanneer de jeugdige de leeftijd van 18 jaar bereikt.

Artikel 29 Voorzieningen werk en inkomen

  • 1.

    Het college draagt zorg voor een goede afstemming van voorzieningen op grond van deze verordening en (re‐integratie)voorzieningen voor jeugdigen op grond van de Participatiewet, waaronder leerwerktrajecten.

  • 2.

    Het college draagt zorg voor een goede afstemming van voorzieningen op grond van deze verordening en voorzieningen voor volwassenen, zijnde ouders, op grond van de Participatiewet dan wel aanvullend minimabeleid.

Hoofdstuk 7 Slotbepalingen

Artikel 30 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen van deze verordening als toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 31 Indexatie

Het college kan jaarlijks per 1 januari de in het kader van deze verordening en het op deze verordening berustende gemeentelijke Financieel besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Rijswijk geldende bedragen verhogen of verlagen.

Artikel 32 Evaluatie

Het door het gemeentebestuur gevoerde beleid wordt op basis van de Kadernota Sociaal Domein geëvalueerd.

Artikel 33 Nadere regels

Voor zover noodzakelijk voor de uitvoering van deze verordening, kan het college nadere regels stellen.

Artikel 34 Intrekking oude verordening en overgangsrecht

  • 1.

    De Verordening jeugdhulp gemeente Rijswijk 2015 wordt ingetrokken.

  • 2.

    Een jeugdige of ouders houden recht op een lopende voorziening, verstrekt op grond van de Verordening jeugdhulp gemeente Rijswijk 2015, totdat het college een nieuw besluit heeft genomen.

  • 3.

    Aanvragen die zijn ingediend onder de Verordening jeugdhulp gemeente Rijswijk 2015 en waarop nog niet is beslist bij het in werking treden van deze verordening, worden afgehandeld krachtens deze verordening.

Artikel 35 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking 8 dagen na publicatie.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening jeugdhulp gemeente Rijswijk 2018.

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad, gehouden op 6 maart 2018.

De griffier,

J.A. Massaar, bpa,

De burgemeester,

Drs. M.J. Bezuijen.