Organisatie | Oost Gelre |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Afstemmingsverordening Participatiewet, IOAW en IOAZ gemeente Oost Gelre 2018 |
Citeertitel | Afstemmingsverordening Participatiewet, IOAW, IOAZ gemeente Oost Gelre 2018 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | Maatschappelijke zorg en welzijn |
Geen
artikel 8 van de Participatiewet
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
25-07-2018 | 01-01-2021 | nieuwe regeling | 03-07-2018 | 03-07-2018/8 |
De raad van de gemeente Oost Gelre;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 29 mei 2018;
gelet op artikel 8, eerste lid, aanhef en onder a, van de Participatiewet, artikel 35 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers en artikel 35 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;
vast te stellen de Afstemmingsverordening Participatiewet, IOAW en IOAZ gemeente Oost Gelre 2018
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1. Begripsomschrijving
In deze verordening wordt verstaan onder:
gedraging: manier van doen of een nalaten die ertoe leidt dat een verplichting die voortvloeit uit de PW, de IOAW of de IOAZ, of die door het college aan de bijstand of de uitkering verbonden is, niet of niet voldoende is of wordt nagekomen, of waaruit volgt dat de belanghebbende een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan betoont of heeft betoond;
Artikel 2. Besluit verlaging, afzien verlaging en waarschuwing
Het college kan geheel of gedeeltelijk afzien van het opleggen van een verlaging indien het daartoe dringende redenen aanwezig acht. Indien het college geheel afziet van een verlaging, ontvangt de belanghebbende een besluit, waarin in ieder geval de geconstateerde gedraging, de duur, het percentage en het bedrag van de bijbehorende verlaging worden vermeld evenals de reden waarom het college geheel afziet van een verlaging.
Indien er sprake is van het niet of onvoldoende nakomen van een activiteit gericht opre-integratie, niet zijnde een geüniformeerde verplichting, kan het college bij een eerste overtreding volstaan met het geven van een waarschuwing. Deze waarschuwing telt mee in het kader van recidive als bedoeld in artikel 13 indien binnen een termijn van 12 maanden opnieuw sprake is van het niet of onvoldoende nakomen van eenzelfde gedraging of een gedraging uit een hogere categorie.
Hoofdstuk 2 Niet nakomen van niet-geüniformeerde verplichtingen
Gedragingen die ertoe leiden dat algemeen geaccepteerde arbeid niet wordt aanvaard, verkregen of behouden, of een verplichting op grond van de artikelen 9, 18b en 55 van de Participatiewet niet of onvoldoende wordt nagekomen, worden, voor zover deze niet een geüniformeerde verplichting betreffen, onderscheiden in de volgende categorieën:
uit houding en gedrag ondubbelzinnig laten blijken verplichtingen als bedoeld in artikel 9, eerste lid, aanhef en onder b, van de PW niet te willen nakomen, wat heeft geleid tot het intrekken van de ontheffing van de arbeidsplicht voor een alleenstaande ouder bedoeld in artikel 9a, eerste lid, van de PW;
Artikel 5. Gedragingen IOAW en IOAZ
Gedragingen die ertoe leiden dat algemeen geaccepteerde arbeid niet wordt verkregen of een verplichting genoemd in artikel 37 van de IOAW of artikel 37 van de IOAZ niet of onvoldoende wordt nagekomen, worden onderscheiden in de volgende categorieën:
niet of onvoldoende gebruik maken van een door het college aangeboden voorziening als bedoeld in de artikelen 36, eerste lid, en 37, eerste lid, aanhef en onder e, van de IOAW of de artikelen 36, eerste lid, en 37, eerste lid aanhef en onder e, van de IOAZ, voor zover dit niet heeft geleid tot het geen doorgang vinden of tot voortijdige beëindiging van die voorziening;
uit houding en gedrag ondubbelzinnig laten blijken de verplichtingen als bedoeld in artikel 37, eerste lid, aanhef en onder e, van de IOAW en artikel 37, eerste lid, aanhef en onder e, van de IOAZ niet te willen nakomen, wat heeft geleid tot het intrekken van de ontheffing van de arbeidsplicht voor een alleenstaande ouder, bedoeld in artikel 38, eerste lid, van de IOAW en artikel 38, eerste lid, van de IOAZ;
niet of onvoldoende gebruik maken van een door het college aangeboden voorziening als bedoeld in de artikelen 36, eerste lid, en 37, eerste lid, aanhef en onder e, van de IOAW of de artikelen 36, eerste lid, en 37, eerste lid aanhef en onder e, van de IOAZ, voor zover dit heeft geleid tot het geen doorgang vinden of tot voortijdige beëindiging van die voorziening.
Hoofdstuk 4 Overige gedragingen die leiden tot een verlaging
Artikel 9. Verlaging wegens tekortschietend besef van verantwoordelijkheid
De verlaging van de bijstandsnorm voor de belanghebbende die tijdens of vóór de periode van bijstandsverlening tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan betoont of heeft betoond als bedoeld in artikel 18, tweede lid, van de PW, wordt afgestemd op het door het college als gevolg daarvan vastgestelde benadelingsbedrag. De verlaging wordt opgelegd voor de duur van één maand en bedraagt:
Artikel 10. Verlaging wegens zeer ernstige misdraging
Bij schending van de verplichting als bedoeld in artikel 9, zesde lid, van de PW, artikel 37, eerste lid, aanhef en onder g, van de IOAW of artikel 37, eerste lid, aanhef en onder g, van de IOAZ, doordat een belanghebbende zich niet onthoudt van zeer ernstige misdragingen tegenover personen en instanties die belast zijn met de uitvoering van de PW, de IOAW of de IOAZ, wordt voor de duur van één maand een verlaging opgelegd van 50% van de bijstandsnorm of de grondslag.
Hoofdstuk 5 Samenloop en recidive
Bij meerdere gedragingen die schending opleveren van meerdere verplichtingen, bedoeld in de artikelen 18, vierde lid, en 18b van de PW en/of in deze verordening, wordt voor iedere gedraging afzonderlijk gelijktijdig een verlaging opgelegd. Het college matigt de hoogte van de verlagingen in het geval de gedragingen zozeer met elkaar samenhangen en de totale verlaging niet meer in verhouding staat tot de ernst van de gezamenlijke gedragingen.
Voor iedere gedraging die zowel schending oplevert van een geüniformeerde verplichting, een in deze verordening of een in artikel 18b van de PW genoemde verplichting als een schending van de inlichtingenverplichting als bedoeld in artikel 17, eerste lid, van de PW, artikel 13, eerste lid, van de IOAW of artikel 13, eerste lid, van de IOAZ, wordt geen verlaging opgelegd indien voor die schending een bestuurlijke boete wordt opgelegd.
Indien binnen twaalf maanden na bekendmaking van een besluit waarmee een verlaging is opgelegd vanwege een gedraging genoemd in de artikelen 4, 5, 9 of 11, opnieuw sprake is van een verwijtbare gedraging als bedoeld in die artikelen, wordt telkens bij een volgende verlaging de duur van de oorspronkelijke verlaging verdubbeld.
Indien binnen twaalf maanden na bekendmaking van een besluit waarmee een verlaging is opgelegd vanwege een schending van een geüniformeerde verplichting opnieuw sprake is van een schending van een geüniformeerde verplichting, wordt voor de tweede schending een verlaging opgelegd waarvoor geldt dat de duur van de verlaging die volgt uit artikel 7 wordt verdubbeld, met dien verstande dat de duur van de tweede verlaging ten hoogste drie maanden bedraagt.
Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van bepalingen uit deze verordening, indien toepassing daarvan tot onbillijkheden van overwegende aard leiden.
Artikel 15. Inwerkingtreding, citeertitel en intrekking oude verordening
Deze verordening wordt aangehaald als Afstemmingsverordening Participatiewet, IOAW en IOAZ gemeente Oost Gelre 2018 en treedt in werking op de eerste dag na die van de bekendmaking, onder
gelijktijdige intrekking van de Afstemmingsverordening Participatiewet, IOAW en IOAZ gemeente Oost Gelre 2016.