Organisatie | Gelderland |
---|---|
Organisatietype | Provincie |
Officiële naam regeling | Besluit van Gedeputeerde Staten van de provincie Gelderland houdende regels omtrent Openstellingsbesluit Fysieke Investeringen voor innovatie en modernisering agrarische ondernemingen - Deltaplan Agrarisch Waterbeheer Gelderland, augustus 2018 en de Nadere regels bij het Openstellingsbesluit Fysieke Investeringen DAW Gelderland, augustus 2018 |
Citeertitel | |
Vastgesteld door | gedeputeerde staten |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
25-07-2018 | 29-10-2020 | nieuwe regeling | 01-07-2018 | 2018-007020 |
Bekendmaking van het besluit van - zaaknummer 2018-007020
Openstellingsbesluit Fysieke Investeringen voor innovatie en modernisering agrarische ondernemingen - Deltaplan Agrarisch Waterbeheer Gelderland, augustus 2018
GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND
Gelet op artikel 1.3 en paragraaf 2 van hoofdstuk 2 van de Verordening POP3 subsidies provincie Gelderland, mei 2018
BESLUITEN vast te stellen het Openstellingsbesluit Fysieke Investeringen voor innovatie en modernisering agrarische ondernemingen - Deltaplan Agrarisch Waterbeheer Gelderland, augustus 2018
Bijlage 1 Nadere regels bij het
Openstellingsbesluit Fysieke Investeringen DAW Gelderland, augustus 2018
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In deze nadere regels wordt verstaan onder:
Waterbeheerplannen: het Waterbeheerplan 2016-2021 van Waterschap Rijn en IJssel, vastgesteld op 3 november 2015; het Waterbeheerprogramma 2016-2021 “Koers houden, kansen benutten” van Waterschap Rivierenland, vastgesteld 27 november 2015 en het Waterbeheerprogramma 2016-2021 “Partnerschap als watermerk” van Waterschap Vallei en Veluwe, vastgesteld op 30 september 2015.
Artikel 2 Subsidiabele activiteiten
Subsidie kan alleen worden verstrekt voor investeringen genoemd in de Investeringslijst die onderdeel uitmaakt van dit besluit.
Per landbouwer of groep van landbouwers in de vorm van een samenwerkingsverband conform artikel 1.6 van de Verordening, wordt slechts één aanvraag om subsidie in behandeling genomen.
Voor de rangschikking als bedoeld in artikel 1.15b en artikel 2.2.5 van de Verordening worden de scores van de investeringslijst gehanteerd en wordt er gerangschikt op basis van het gemiddelde van de investeringscategorieën per aanvraag.
Op 16 februari 2015 heeft de Europese Commissie het derde Plattelandsontwikkelingsprogramma 2014-2020 (POP3) goedgekeurd. Het POP3 is een Europees subsidieprogramma dat gericht is op de versterking van het Nederlandse platteland. POP3 is een vervolg op POP2 en loopt van 2014-2020. POP3 wordt gefinancierd vanuit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO). Deze openstelling wordt 100% gefinancierd met ELFPO middelen.
De provincie wenst het landelijk gebied economisch en sociaal vitaal te houden en acht daarvoor een concurrerende landbouw noodzakelijk. De landbouwsector moet economisch gezond kunnen functioneren en tegelijkertijd verder verduurzamen ten aanzien van milieu, dierenwelzijn, volksgezondheid, voedselveiligheid en klimaat. In het coalitieakkoord ‘Ruimte voor Gelderland’ is aangegeven dat innovatie een belangrijk middel is om te komen tot een duurzame landbouw.
Om de innovatie in de landbouw op het gebied van water op een hoger plan te trekken is het van belang dat de landbouwsector gaat investeren in fysieke maatregelen. Op grond van deze nadere regels kan subsidie worden verstrekt voor investeringen die gericht zijn op het bereiken van wateropgaven en doelen die door de waterschappen worden nagestreefd en zijn neergelegd in de waterbeheerplannen. Zo kan bijvoorbeeld subsidie worden verstrekt voor de aanschaf van sensorgestuurde spuitapparatuur of het plaatsen en beheren van boerenstuwen.
Subsidieaanvragen kunnen slechts in een beperkte periode worden ingediend. Op de sluitingsdatum van de tender moet alle inhoudelijke informatie (dus ook alle verplichte bijlagen en een duidelijke toelichting op de begroting) die bij een aanvraag hoort, ontvangen zijn. Deze sluitingsdatum wordt strikt gehanteerd. Als de aanvraag binnen tien werkdagen voor de sluitingsdatum wordt ontvangen, wordt de aanvraag gecontroleerd op volledigheid van verplichte bijlagen. Na de sluitingsdatum is aanvullen van de aanvraag in beginsel niet meer mogelijk. Een onafhankelijke adviescommissie gaat vervolgens de aanvragen beoordelen aan de hand van de beschikbare informatie. Met behulp van selectiecriteria worden de projecten gerangschikt. Het kan voorkomen dat vanwege het subsidieplafond niet alle projecten gehonoreerd kunnen worden. De projecten met de meeste punten worden als eerste gehonoreerd.
4. Start met de uitvoering van de activiteit
In de subsidieverleningsbeschikking wordt de startdatum van de activiteit opgenomen. Dit is in overeenstemming met artikel 1.17 eerste lid, onder e van de Verordening. Uitdrukkelijk zij vermeld dat het ondertekenen van een offerte zonder dat daarin een voorbehoud is gemaakt over het ontvangen van subsidie, uitgelegd wordt als start met de uitvoering van de activiteit.
De investeringslijst bevat investeringscategorieën die afkomstig zijn van de zogenoemde landelijke BOOT-lijst, zoals vastgesteld door het Bestuurlijk Overleg Open Teelten, (zie:
http://agrarischwaterbeheer.nl/document/pop3-financiering-icm-daw-boot-lijst ) en de VAMIL-lijst in overleg met diverse vertegenwoordigers en deskundigen vanuit de waterschappen, de landbouwsector en RVO.
Subsidie wordt verstrekt voor specifieke investeringen zoals opgenomen in de investeringslijst. Er is een selectie gemaakt van de maatregelen die het meest effectief zijn gezien de wateropgave en de natuurlijke omstandigheden.
De investeringen waar subsidie voor kan worden verkregen staan op de investeringslijst. Het gaat om fysieke investeringen die nodig zijn voor het ontwikkelen, beproeven of demonstreren van innovaties in agrarische ondernemingen of voor de bredere uitrol van innovaties binnen de agrarische sector. Aan innovaties moet in dit kader een brede betekenis worden toegekend, waaronder bijvoorbeeld ook nieuwe technieken kunnen worden verstaan die nog niet algemeen gangbaar zijn. Exploitatiekosten en wettelijke verplichte maatregelen worden niet gesubsidieerd. Er is alleen subsidie beschikbaar voor bovenwettelijke investeringen.
Op de Investeringslijst staan activiteiten die passen bij de thema’s als bedoeld in artikel 2.2.1, eerste lid, en tweede lid, onder c en e van de Verordening
II. Toelichting op de investeringscategorieën
III. Artikelsgewijze toelichting
Artikel 2 Subsidiabele activiteiten
De subsidiabele activiteiten zijn hiervoor toegelicht in de tabel.
Alleen landbouwers of een samenwerkingsverband van landbouwers komen voor subsidie in aanmerking. Soms kan schaalvoordeel worden behaald als landbouwers samen besluiten om dezelfde investering te doen. De kosten voor zowel de aanvrager als de verstrekker kunnen worden beheerst door subsidie aan te vragen en te verstrekken via één aanvraag namens meerdere landbouwers. Een aanvraag kan bestaan uit meer investeringen.
Conform artikel 1.6 van de Verordening kan subsidie worden toegekend aan een samenwerkingsverband. De voorwaarden van artikel 1.6 van de Verordening zijn van toepassing op het samenwerkingsverband. Er dient onder andere een samenwerkingsovereenkomst te worden overgelegd, die door alle deelnemers moet zijn ondertekend.
In aanvulling op paragraaf 4 van de toelichting op de Verordening en de toelichting op artikel 1.9 van de Verordening nog een toelichting op de verschillende kosten.
De loonkosten van de eigenaar van een bedrijf worden in beginsel aangemerkt als bijdragen in natura (zie artikel 1.11). Dit geldt onder meer voor de houder van een eenmanszaak en voor de directeur grootaandeelhouder van een Besloten Vennootschap (BV). Als de directeur van een BV in loondienst is bij de BV, dan worden die kosten in beginsel aangemerkt als personeelskosten. Op grond van artikel 1.9 van de Verordening komen die kosten voor subsidie in aanmerking als daarvoor een onderbouwing wordt gegeven.
Bij een samenwerkingsverband van landbouwers kan het voorkomen dat een van de deelnemers (zijnde een eigenaar van een van de deelnemende bedrijven) van het samenwerkingsverband een opdracht krijgt om bepaalde werkzaamheden voor het samenwerkingsverband uit te voeren. Die werkzaamheden worden aangemerkt als bijdrage in natura en zijn slechts subsidiabel als de werkelijke arbeidstijd voor de uitvoering van de activiteit gecontroleerd kan worden. Dat laatste betekent dat er een tijdschrijfsysteem moet worden bijgehouden. Als het samenwerkingsverband een opdracht geeft aan iemand die in loondienst is bij een van de deelnemers aan het samenwerkingsverband en deze opdracht wordt als onderdeel van de reguliere werkzaamheden van die persoon uitgevoerd, dan komen deze kosten als loonkosten op grond van artikel 1.9 voor subsidie in aanmerking.
Kosten die niet subsidiabel zijn, staan in artikel 1.13 van de Verordening. Voor wat betreft artikel 1.13 aanhef en onder a van de Verordening is het moeilijk om concreet aan te geven welke kosten “niet aantoonbaar rechtstreeks aan de activiteit waarop de subsidie betrekking heeft” zijn toe te rekenen. Gelet op de ervaring met andere openstellingen nemen de aanvragers daarbij zelf de redelijkheid in acht.
Een groep deskundigen heeft zich bij de totstandkoming van de investeringslijst gebogen over het toe te kennen aantal punten conform artikel 1.15 en 1.15b van de Verordening. Bij de rangschikking wordt uitgegaan van de informatie die op de sluitingsdatum bekend is. Zie ook hiervoor het kopje 3. “tendersystematiek” onder het Algemeen deel van deze Toelichting.
De rangschikking op een (rekenkundig) gemiddeld punten aantal wordt relevant indien het subsidieplafond wordt bereikt. Het subsidieplafond is bereikt indien de som van alle verleende subsidie overeenkomt met de plafondbedragen. Indien er meer landbouwers in één aanvraag zitten is de score voor die aanvraag gelijk aan het gemiddelde van alle deelnemende landbouwers.
Artikel 6 Hoogte van de subsidie
Met sommige investeringen is een bedrag gemoeid dat lager is dan de drempel van € 10.000,- aan subsidiabele kosten. Om die reden wordt aanbevolen om dergelijk investeringen met een samenwerkingsverband van landbouwers te doen, zodat de drempel per aanvraag wordt gehaald. Op die manier wordt er naar gestreefd om een zo groot mogelijk effect te bereiken.
Om de administratieve lasten te beperken wordt een minimum van € 10.000,- per aanvraag gehanteerd voor de subsidiabele kosten.