Organisatie | Bladel |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleid Maatschappelijk Verantwoord Inkopen gemeente Bladel (geactualiseerd 2018) |
Citeertitel | Beleid Maatschappelijk Verantwoord Inkopen gemeente Bladel (geactualiseerd 2018) |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Geen
artikel 1.1 van de Aanbestedingswet 2012
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-04-2018 | vervanging regeling | 10-10-2017 |
Het beleid Maatschappelijk Verantwoord Inkopen is vastgesteld door het college van de gemeente Bladel op 3 september 2013. Per 1 januari 2018 is de beleidsnotitie Social Return Zuidoost Brabant vastgesteld. In hoofdstuk 4 is deze beleidsnotitie opgenomen. De gemeente spant zich continu in voor een (verdere) professionalisering van de inkoop- en aanbestedingspraktijk waarbij ook oog is voor duurzaam en sociaal inkopen.
Omdat Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (MVO) in totaliteit meer behelst, en verder reikt dan de inkoop- en aanbesteding, wordt ervoor gekozen te spreken over maatschappelijk verantwoord inkopen.
In dit beleid wordt de processen inzichtelijk en transparant gemaakt door de doelstellingen, uitgangspunten en kaders te schetsen waarbinnen maatschappelijk verantwoord inkopen in de gemeente plaatsvindt. De gemeente leeft daarbij een aantal centrale doelstellingen na (zie verder hoofdstuk 2). Aangezien inkoop plaatsvindt in een dynamische omgeving, dient de gemeente continu bezig te zijn met het doorvoeren van verbeteringen in de inkoopprocessen. De gemeentelijke doelstellingen zijn hierbij leidend. Dit beleid sluit zoveel mogelijk aan op het algemene beleid van de gemeente.
Dit beleid betreft de gebieden
• Social return (on investment);
• Midden- en kleinbedrijf (MKB).
In de bijlagen zijn de stukken m.b.t. de implementatie en organisatie van Social Return Zuidoost Brabant opgenomen.
In dit inkoopbeleid wordt verstaan onder:
Contractant De in de overeenkomst genoemde wederpartij van de gemeente.
Diensten Diensten als bedoeld in artikel 1.1 Aanbestedingswet.
Duurzaamheid Een strategie of productiemethode die de natuurlijke hulpbronnen of grondstoffen niet uitput.
Gemeente De gemeente Bladel, zetelend Markt 21 te Bladel.
Inkoop (Rechts)handelingen van de gemeente gericht op de verwerving van werken, leveringen of diensten en die een of meerdere facturen van een ondernemer met betrekking tot bedoelde werken, leveringen of diensten tot gevolg hebben.
Leveringen Leveringen als bedoeld in artikel 1.1 Aanbestedingswet.
MKB Midden- en kleinbedrijf. Volgens de Europese Commissie betreft het ondernemingen tot 250 werknemers, met een omzet < 50 mln euro en een balanstotaal < 43 mln euro.
Offerte Een aanbod in de zin van het Burgerlijk Wetboek.
Offerteaanvraag Een enkelvoudige of meervoudige aanvraag van de gemeente voor te verrichten prestaties of een (Europese) aanbesteding conform de (gewijzigde) Aanbestedingswet en de Europese aanbestedingsrichtlijnen 2014/23/EU, 2014/24/EU en 2014/25/EU.
Opdracht Een schriftelijke overeenkomst onder bezwarende titel voor werken, leveringen of diensten of een raamovereenkomst.
Ondernemer Een ‘aannemer’, een ‘leverancier’ of een ‘dienstverlener’.
Social return Social return of SROI (Social return on investment) bij aanbestedingen is primair bedoeld om personen met een afstand tot de arbeidsmarkt meer kansen te geven op werk of ontwikkelingsmogelijkheden. Overheden zoals gemeenten vragen bij overheidsopdrachten (inkopen en aanbestedingen) aan hun leveranciers/opdrachtnemers om deze personen een (ontwikkel)kans te geven binnen hun eigen organisatie zolang zij een overheidsopdracht van de gemeente uitvoeren. Social return wordt meestal opgenomen in de vorm van een contracteis en is dan niet vrijblijvend, anders gezegd: de opdrachtgever verplicht de opdrachtnemer om een bepaald deel van de aanneem/opdrachtsom te besteden aan de inzet van mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt binnen de opdracht. Het begrip Social return lijkt een containerbegrip door de diversiteit van gebruikte toepassingsvormen en definities door diverse overheden.
2. Gemeentelijke doelstellingen
De gemeente wil met dit beleid voor maatschappelijk verantwoord inkopen de volgende doelstellingen realiseren:
Met deze doelen heeft de gemeente oog voor de navolgende gewenste effecten:
Om deze doelstellingen te realiseren zijn de juridische, ethische, ideële, economische en organisatorische uitgangspunten vastgelegd in dit beleid. Deze uitgangspunten zijn in de volgende hoofdstukken uitgewerkt.
Dit beleid maatschappelijk verantwoord inkopen sluit geheel aan op het inkoopbeleid van de gemeente.
De gemeente heeft een voorbeeldfunctie in het maatschappelijk verkeer. De gemeente streeft er naar om in 2015 100%duurzaam in te kopen. Duurzaam inkopen is het meenemen van sociale en milieuaspecten in het inkoopproces. Dit komt onder andere tot uitdrukking door het volgende:
3.2 Duurzaamheidscriteria Agentschap NL
Met betrekking tot een aantal ‘productgroepen’ zijn door AgentschapNL zogenaamde ‘duurzaamheidscriteria’ opgesteld. Het CROW (nationaal kennisplatform voor infrastructuur, verkeer, vervoer en openbare ruimte) heeft bijvoorbeeld de duurzaamheidscriteria die betrekking hebben op de GWW-sector geschikt gemaakt voor toepassing in RAW-bestekken door middel van het opstellen van de ‘RAW-Catalogus Bepalingen – Duurzaam Inkopen’.
3.3 Duurzaam op een maatschappelijk verantwoorde wijze
Bij de sociale eisen en wensen die aan ondernemers gesteld worden binnen de kaders van het duurzaam inkopen ligt de focus veelal op het realiseren van goede arbeidsomstandigheden voor (productie)medewerkers, vaak in verre landen, aan het eind (of eigenlijk: het begin) van een lange keten van toeleveranciers.
Werken, leveringen en/of diensten die onder niet aanvaardbare arbeidsomstandigheden (zoals kinderarbeid, dwangarbeid, discriminatie van werknemers, niet-betaling van leefbaar loon) tot stand komen of zijn gekomen worden geweerd.
3.4 Manifest Professioneel Duurzaam Inkopen
Eind mei 2012 heeft de staatsecretaris van Infrastructuur en Milieu, de heer Atsma, gevraagd om de nieuwe visie op duurzaam inkopen te onderschrijven en het “Manifest Professioneel Duurzaam Inkopen” te ondertekenen.
Met ondertekening van het manifest verklaart de gemeente dat zij:
De gemeente Bladel heeft besloten om het manifest vooralsnog niet te ondertekenen.
De gemeente moedigt – daar waar mogelijk – innovatiegericht inkopen (en aanbesteden) aan. Bij innovatiegericht Inkopen wordt gezocht naar een innovatieve oplossing of laat de gemeente ruimte aan de ondernemer om een innovatieve oplossing aan te bieden. Het kan bijvoorbeeld gaan om een volledig nieuwe oplossing, maar ook om de verdere ontwikkeling van de eigenschappen van een bestaand product. Uiteraard moet de voorgestelde oplossing ook duurzaam zijn.
In de uitgebreide inkoopstrategie is voor duurzaam inkopen een aparte paragraaf opgenomen. Hierin worden keuzes gemotiveerd.
Meer mensen aan het werk’, is een belangrijk uitgangspunt van de gemeentelijke uitvoeringsplannen binnen de arbeidsmarktregio Zuidoost Brabant. Dit uitgangspunt sluit aan bij de opdracht van de gemeenten uit Zuidoost Brabant in het kader van de Participatiewet die op 1 januari 2015 in werking is getreden. De opdracht is om meer mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt aan het werk te krijgen. Met de Participatiewet en de Wet Banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten worden ook werkgevers direct geconfronteerd met de verplichting banen beschikbaar te stellen. Verschillende publieke en private partijen zijn momenteel zoekende naar ideale samenwerkingsvormen om de nieuwe regelgeving tot een succes te maken. Kijkende naar de werkgevers blijkt de ontwikkeling van het sociaal ondernemerschap zeer positief te zijn. Ook in Zuidoost Brabant groeit de belangstelling en het enthousiasme voor sociaal ondernemerschap. De belangrijkste vraag die speelt is hoe er zoveel mogelijk duurzame werkgelegenheid gecreëerd kan worden. De rol van de regionale samenwerking beperkt zich niet tot het enkel onder de aandacht brengen van sociaal ondernemen, maar de rol van de deelnemende gemeenten onderscheidt zich door sociaal ondernemerschap te stimuleren, te faciliteren en ook door zelf een voorbeeldrol aan te nemen als sociaal werkgever.
In dit kader maken de publieke opdrachtgevers in Zuidoost Brabant ook afspraken met organisaties bij de inkoop over sociale criteria die opgenomen zijn in de opdrachtverstrekking. Deze publieke opdrachtgevers vragen van hun opdrachtnemers in ruil voor de verkregen opdracht een stukje werkgelegenheid terug. Dit noemen we Social return of SROI (Social return on investment). In toenemende mate passen gemeenten in Zuidoost Brabant Social return actief toe en zien in Social return een belangrijk arbeidsmarktinstrument welke als hefboom ingezet kan worden om sociaal ondernemen te stimuleren (meer personen met een afstand tot de arbeidsmarkt duurzaam aan de slag op de arbeidsmarkt). Er is nog geen generiek landelijk beleid op Social return. Wel wordt Social return door steeds meer gemeenten, waar mogelijk, op een uniformere wijze toegepast.
De focus ligt daarbij steeds meer op organisaties die Social return structureel geborgd hebben binnen hun organisatie en duurzaam werk maken van sociaal ondernemen. Gemeenten willen rekening houden met organisaties die al veel doen op dit vlak en actief met hen de samenwerking aangaan. Een duurzame samenwerking die ervoor kan zorgen dat personen die willen toetreden tot de arbeidsmarkt een kans krijgen op echt werk en/of scholing. In deze samenwerking wordt de rol van de arbeidsmarktregio’s en de werkgeversservicepunten geoptimaliseerd. Ook komen samenwerkingen met de SW bedrijven tot stand.
Toch zijn we er nog niet, er liggen kansen en uitdagingen voor de gemeenten. Social return in haar huidige vorm kent beperkingen. Een concrete uitdaging is het vraagstuk van verdringing bij Social return, maar ook de tijdelijkheid van een baan op een project speelt in negatieve zin een rol. Deze werkwijze stimuleert het gebruik van zogenaamde ‘draaideurconstructies’ waarbij de personen met een afstand tot de arbeidsmarkt, waar Social return voor wordt ingezet, uiteindelijk afhaken. Uiteraard zien wij ook kansen. Door gelijke spelregels tussen de gemeenten af te spreken en het beschikbare instrumentarium voor Social return helder in beeld te brengen kunnen we gezamenlijk grote stappen maken om van Social return een effectief instrument te maken. De basis ligt er al. Er zijn veel goede voorbeelden in Zuidoost Brabant waar gemeenten voortvarend de samenwerking met opdrachtnemers zijn gestart. Een regionale samenwerking is de volgende stap. Een effectiever en eenduidiger Social return beleid komt tegemoet aan de wens van gemeenten en sociale partners om de inzet van instrumenten te harmoniseren. Zo worden regionale verschillen geminimaliseerd waardoor het voor werkgevers direct duidelijk is aan welke eisen zij moeten voldoen. Een eenduidig Social returnbeleid biedt ook meer kansen voor gemeenten om duurzame plaatsingen te realiseren, bijvoorbeeld door inspanningen die een werkgever al verricht voor mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt ook mee te laten wegen in de Social returnverplichting. Het stimuleren van duurzame plaatsingen komt bovendien tegemoet aan de wensen van de werknemersverenigingen om verdringing, oneerlijke concurrentie en draaideurconstructies tegen te gaan. Tot slot past een door gemeenten zelf ontwikkeld beleidskader goed bij de gemeentelijke wens om meer regie te nemen bij de beleidsontwikkeling. In het Portefeuillehouders overleg arbeidsmarkt Zuidoost Brabant van 5 april 2016 is besloten om de lijn te volgen die de regio Noordoost Brabant en de gemeente Eindhoven (beleidsdocument Social return 3.0) hebben ingezet. Hierin staat duurzaamheid centraal. Social return is een belangrijk arbeidsmarktinstrument dat gemeenten als hefboom kunnen inzetten om onze uitstroomcijfers die in 04Werkt verband zijn afgesproken te behalen.
Uitgangspunten van het nieuwe regionale beleid:
- Duurzame arbeidsinschakeling. In het nieuwe beleid gaan we opdrachtnemers belonen voor het (aantoonbaar) structureel werk maken van sociaal ondernemen binnen de organisatie. Naast kwantiteit heeft ook kwaliteit de focus;
- Ketenstimulering. De Prestatieladder Socialer Ondernemen van TNO is opgenomen als alternatieve wijze waarop de Social return verplichting kan worden ingevuld. Dit heeft als effect dat het instrument Social return niet meer enkel haar invloed uitoefent op de partij die de opdracht gegund heeft gekregen en niet enkel tijdens de duur van de opdracht. Daarbij wordt rekening gehouden met hetgeen een organisatie al doet op het gebied van duurzame Social return/sociaal ondernemen. De inschrijvers en ketenpartners worden hierdoor gestimuleerd om duurzaam aan de slag te gaan met socialer ondernemen omdat duurzaam sociaal ondernemen bij een volgende opdracht ook wordt erkend en/of beloond. Organisaties die inschrijven op overheidsopdrachten zien deze wijze van Social return daardoor steeds meer als kans i.p.v. als een kostenpost. Daarbij komt het ook voor dat sociale ondernemingen die met een zeer hoog percentage personen met een afstand tot de arbeidsmarkt werken niet meer tegen additionele Social return verplichtingen aanlopen waardoor ze zich benadeeld voelden;
- Gelijke spelregels voor Social return staan voorop. In ultimo wordt daarmee toewerkt naar eenduidig en effectief landelijk beleid waarbij maatwerk voor kleine lokale opdrachten mogelijk moet zijn/blijven;
Social return of SROI (Social return on investment) bij aanbestedingen is primair bedoeld om personen met een afstand tot de arbeidsmarkt meer kansen te geven op werk of ontwikkelingsmogelijkheden. Overheden zoals gemeenten vragen bij overheidsopdrachten (inkopen en aanbestedingen) aan hun leveranciers/opdrachtnemers om deze personen een (ontwikkel)kans te geven binnen hun eigen organisatie zolang zij een overheidsopdracht van de gemeente uitvoeren. Social return wordt meestal opgenomen in de vorm van een contracteis en is dan niet vrijblijvend, anders gezegd: de opdrachtgever verplicht de opdrachtnemer om een bepaald deel van de aanneem/opdrachtsom te besteden aan de inzet van mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt binnen de opdracht. Het begrip Social return lijkt een containerbegrip door de diversiteit van gebruikte toepassingsvormen en definities door diverse overheden.
4.2.1 Toepassingsmogelijkheden Social return bij aanbestedingen
Vaak wordt Social return toegepast in de vorm van een contractseis. De inschrijvers verplichten zich dan om een bepaald percentage (5% geldt als meest gebruikt percentage) van de opdrachtsom in te zetten om personen met een afstand tot de arbeidsmarkt werk te bieden. Soms wordt er gewerkt met een percentage van de loonsom. Het probleem hierbij is dat de daadwerkelijke loonsom per opdrachtnemer niet eenduidig gedefinieerd en controleerbaar is en daardoor behoorlijk kan verschillen. De meeste gemeenten in Nederland kiezen daarom voor de variant gebaseerd op de opdrachtsom. Er zijn ook andere mogelijkheden zoals het stellen van bijzondere uitvoeringsvoorwaarden, het opnemen van gunningscriteria in de aanbesteding of het voorbehouden van een opdracht aan Sociale Werkvoorziening bedrijven. Vanaf juli 2016 is de nieuwe Aanbestedingswet in werking getreden. De wet maakt het mogelijk voor publieke opdrachtgevers om opdrachten voor te behouden aan organisaties waarvan minimaal 30% van het personeel bestaat uit personen met een afstand tot de arbeidsmarkt.
4.3 Waarom wordt Social return met de PSO als alternatieve optie ingezet?
Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen bestaat uit drie pijlers: People, Planet en Profit. Sociaal ondernemen, ook wel inclusief ondernemen, staat binnen de pijler “People” steeds meer centraal. Sociaal ondernemen wordt in Nederland vooral geassocieerd met werkgelegenheid voor personen met een afstand tot de arbeidsmarkt. Social return is een belangrijk arbeidsmarktinstrument dat publieke opdrachtgevers als hefboom kunnen inzetten om sociaal ondernemen te stimuleren (meer personen met een afstand tot de arbeidsmarkt duurzaam aan de slag op de arbeidsmarkt). Omdat overheden rekening willen houden met organisaties die al veel doen op dit gebied, kan de opdrachtnemer in veel gevallen kiezen om de Social return verplichting, als alternatief op de bouwblokkenmethode (binnen de looptijd van de opdracht) op een duurzame wijze binnen de organisatiestructuur in te vullen. Dit kan met een onafhankelijke meetinstrument1 worden aangetoond, namelijk de Prestatieladder Socialer Ondernemen (PSO) van TNO. De PSO is het landelijke keurmerk voor Sociaal ondernemen. De PSO is een landelijk meetinstrument en keurmerk dat de mate van sociaal ondernemen objectief inzichtelijk maakt. Met Social return en de variant PSO bereikt de overheid ook bedrijven in de keten (leveranciers van de leveranciers), omdat er bij de PSO ook gekeken wordt naar het uitbesteden van werk of het afnemen van diensten bij andere PSO organisaties en SW-bedrijven. Tussen de organisaties in de keten zitten ook organisaties die geen opdrachten krijgen van publieke opdrachtgevers en wel werk bieden aan personen met een afstand tot de arbeidsmarkt in passende werksoorten.
4.4 Nadere invulling Social return
Voor de gemeente is de gevraagde Social return inzet gebaseerd op het uitgangspunt dat gestreefd wordt naar het maximum dat de markt bereid en in staat is aan te bieden zonder negatieve consequenties uit oogpunt van marktconformiteit en arbeidsmarktverstoring, zowel aan de vraag- als aanbodzijde. Praktijkervaring opgebouwd in het veld vormt daarbij een belangrijke richtsnoer. Het Social return beleid zoals in dit document beschreven staat is toekomstbestendig. Door Social return als hefboom te gebruiken om organisaties structureel sociaal te laten ondernemen wordt de basis van de arbeidsmarkt duurzaam geactiveerd en ontwikkeld.
De gemeenten in Zuidoost Brabant kiezen voor het vaststellen van een drempelbedrag. Vanaf € 100.000 ontstaat de verplichting om Social return in de aanbestedingscontracten op te nemen. Doorgaans wordt Social return (met de PSO als alternatief) opgenomen als prestatie-eis en, daarmee, als contractvoorwaarde. De prestatie-eis verplicht de opdrachtnemer om bij arbeidsintensieve opdrachten (opdrachten met een arbeidsdeel van minstens 30% van de totale opdrachtsom) minimaal 5% van de opdrachtsom excl. Btw te besteden aan de invulling van de Social return. Wanneer de opdracht arbeidsextensief is, namelijk wanneer de loonsom minder is dan 30% van de totale opdrachtsom, is de prestatie-eis 2% van de opdrachtsom. Dit staat uitgebreid omschreven in de uitvoeringsvoorwaarden.
Onder de drempelwaarde van € 100.000 bestaat geen verplichting om Social return op te nemen in aanbestedingscontracten. Dat betekent echter niet dat er onder die grens geen kansen en mogelijkheden zijn om een Social return verplichting vast te stellen. Is er een wens en mogelijkheid (rekening houdend met soort opdracht, aard van de opdracht etc.) om ook bij een opdracht kleiner dan € 100.000 een Social return verplichting op te nemen dan ontstaat alsnog een verplichting n.a.v. de Social return contractbepaling.
Opdrachtnemers die vanaf de start van de uitvoering van de opdracht en gedurende de gehele duur van de opdracht aan minimaal trede 2 van de PSO voldoen (en dit kunnen aantonen met een geldig PSO certificaat), voldoen aan de gehele Social return prestatie-eis van 2% of 5%. Het is ook mogelijk om in de arbeidsmarkt Zuidoost Brabant een korting van 50% op de Social return verplichting voortvloeiend uit de prestatie-eis te geven indien een opdrachtnemer in het bezit is van een geldig PSO certificaat op trede 1. Ook hier geldt dat er gekeken wordt naar de aard van de opdracht en de situatie op de markt.
De hierboven genoemde percentages worden per specifieke opdracht getoetst aan het proportionaliteitsbeginsel en er is dus maatwerk mogelijk. Maatwerk is gewenst in twee gevallen:
Dit is het geval a) bij kortdurende opdrachten voor diensten en werken, b) bij kleine opdrachten en c) bij toeleveringen zonder dienstverleningscomponent. In zulke gevallen kunnen leveranciers uit oogpunt van proportionaliteit van eisen niet bij voorbaat gehouden worden aan de bovengenoemde Social return prestatie-eis van 2%. Veelal zal het percentage zelfs 0% moeten zijn. Wel kunnen gegadigden bij aanbesteding mede beoordeeld en geselecteerd worden op hun mate van sociaal ondernemen, bijvoorbeeld met de criteria van de PSO-ladder als maatstaf. Het haalbare percentage Social return wordt voorafgaand aan de aanbesteding vastgesteld.
Dit is met name het geval bij opdrachten die veel laaggeschoolde arbeid omvatten. Hierbij kan een percentage Social return als prestatie-eis (veel) hoger dan 5% worden gevraagd. Ook hier geldt dat het haalbare percentage Social return voorafgaand aan de aanbesteding wordt vastgesteld.
Maatwerk kan ook worden geïnitieerd door, naast Social return als prestatie-eis, aanvullend Social return als wens ofwel gunningcriterium op te voeren in een aanbesteding. De door de winnende leverancier op een gunningcriterium geboden inzet van Social return wordt bij gunning eveneens een contractvoorwaarde.
De nieuwe aanbestedingswet geeft publieke organisaties de mogelijkheid opdrachten voor te behouden aan ondernemingen, werkplaatsen of programma’s ‘mits ten minste 30% van de werknemers van deze werkplaatsen, ondernemingen of programma’s gehandicapte of kansarme werknemers zijn’ (art. 2.82 Aanbestedingswet). Organisaties die voldoen aan deze (wettelijke) criteria worden ook wel 30+ (Abw-)organisaties genoemd. Sinds 1 april 2017 is het mogelijk om een separaat 30+ (Abw-)certificaat aan te vragen als een PSO-aanvrager in aanmerking komt voor PSO-Trede 3.
Standaardisering van Social Return
In 2014 hebben opdrachtnemersorganisaties een bestek-tekst voor duurzame Social return aangeboden aan CROW, om hiermee lijn te brengen in de veelheid van SROI-bepalingen die in omloop zijn bij gemeenten. CROW is een onafhankelijke kennisorganisatie op het gebied van infrastructuur, openbare ruimte en verkeer en vervoer. CROW is een werkgroep gestart met als doel (RAW-)standaardteksten op te stellen voor Social return, (mede) op basis van de aan CROW aangeboden bestektekst voor duurzame Social return. De afkorting RAW staat voor Rationalisatie en Automatisering Grond-, Water- en Wegenbouw. Met de vaststelling door de Beheerraad Aanbesteden en Contracteren van de nieuwe teksten voor Social return 2017 zijn vanaf nu uniforme teksten beschikbaar voor RAW-bestekken. De teksten zijn geschikt gemaakt voor de verschillende sectoren waarin de RAW-systematiek wordt toegepast, waaronder de grond-, water- en wegenbouw- en de groensector. Deze tekst zal worden opgenomen in de Catalogus Bepalingen en de Handleiding van de RAW-systematiek. De arbeidsmarktregio Zuidoost Brabant ziet de meerwaarde van gelijke spelregels voor Social return, met een mogelijkheid voor een lokale kleur. Binnen de opties die in het CROWbestek worden aangedragen ziet Zuidoost Brabant overeenkomsten met haar eigen beleidskader. Zie verder: https://www.crow.nl/.
Social return in zorg gerelateerde contracten
Verschillende gemeenten hebben Social return als een verplichting opgenomen in zorg gerelateerde contracten. De gemeente Eindhoven heeft – ook als penvoerder van andere gemeenten – de inkoop van de zorg (WMO, Jeugdwet en ook Participatiewet) - bestuurlijk aanbesteed met een doorlooptijd tot 1 januari 2021. Het streven is om het uniforme regionale beleid per 1 januari 2018 in werking te laten treden. De gemeente Eindhoven zal de periode tot 2021 gebruiken om te onderzoeken in hoeverre de zorgsector aan de nieuwe eisen kan voldoen. Welk ingroeimodel past het beste bij deze marktsector en de visie WIJeindhoven. Dit vraagt om de nodige experimenteerruimte. Gezien de opzet van de bestuurlijke aanbesteding worden hierbij de ontwikkeltafels ingezet waaraan zowel de gemeente als (zorg)aanbieders deelnemen. De nog op te richten regionale netwerkorganisatie wordt hierbij betrokken.
De Social return eisen die zijn opgenomen in de bestuurlijke aanbesteding Sociaal Domein van de gemeente Eindhoven verschillen namelijk met de gestelde eisen in het regionaal beleid. In het huidig beleid van de gemeente Eindhoven – Social return 3.0 – is namelijk om redenen een nuancering aangebracht voor het Sociaal Domein. Zo is er een drempelbedrag van € 100.000 en een minimaal aantal medewerkers van 5 personen (bij inkoop). Pas wanneer aan beide voorwaarden is voldaan is er een Social return verplichting. Ook in het Sociaal Domein kan de PSO als alternatief worden ingezet, maar dan is een aspirant status al voldoende, mede omdat er in de Zorg een behoorlijke transitie heeft plaatsgevonden. In dit regionale beleid blijft de ondergrens van € 100.000 bestaan maar vervalt het minimaal aantal medewerkers. De PSO trede gaat omhoog van aspirant status naar trede 2. De vraag is in hoeverre de gestelde eisen in het regionale beleid redelijk en billijk zijn voor de Zorg en dit dient richting 2021 onderzocht te worden.
4.4.2 Redelijke eisen, voorwaarden en criteria
Op grond van de Aanbestedingswet geldt dat een gemeente uitsluitend eisen, voorwaarden en criteria mag stellen die in redelijke verhouding staan tot het voorwerp van de opdracht. De waarde, het karakter en de doorlooptijd van de opdracht bepalen de toepassingsmogelijkheden van Social return.
4.4.3 Schema toepassing Social return
Samengevat de operationalisering van Social return:
2,5% + Trede 1[2] | -Hoger percentage dan 5% als SROI-eis | |||
1% + Trede 1[3] | ||||
-Maatwerkpercentage als SROI-eis |
[2]Als uitzondering op het beschreven beleid geldt voor deze situaties (50% korting bij PSO trede 1) dat er, wat de 2,5% betreft, sprake moet zijn van nieuw in dienst te nemen personen met een afstand tot de arbeidsmarkt, aanvullend op het PSO trede 1 certificaat.
[3]Als uitzondering op het beschreven beleid geldt voor deze situaties (50% korting bij PSO trede 1) dat er, wat de 1% betreft, sprake moet zijn van nieuw in dienst te nemen personen met een afstand tot de arbeidsmarkt, aanvullend op het PSO trede 1 certificaat.
4.4.4 (Uniforme) doelgroep Social return
De gemeente wil een kans bieden aan personen met een afstand tot de arbeidsmarkt en kiest voor een brede doelgroepbepaling. Daarbij wordt aangesloten bij de doelgroepbepaling van de landelijke Prestatieladder Socialer Ondernemen van TNO.
- Personen met een uitkering van de gemeente op grond van de Participatiewet (PW) of WWB, IOAW of IOAZ;
- Personen met een uitkering van het UWV op grond van de WAO,WIA,WAZ of Wajong;
- Personen met een WSW-dienstverband of –indicatie;
- Personen met een WW-uitkering die zes maanden of langer deze uitkering ontvangen;
- Personen die vallen onder de banenafspraak en/of geregistreerd staan in het doelgroepenregister;
- Personen die een leerwerkovereenkomst (BBL) of een stage-overeenkomst (BOL) hebben die opleidt tot niveau 1 of niveau 2;
- Leerlingen van het voortgezet speciaal onderwijs (VSO) en praktijkonderwijs (PRO) die een stage-overeenkomst hebben met een werkgever voor een arbeidstoeleidingsstage.
De gemeente stelt voor om primair uit te gaan van het plaatsen van personen uit de aangewezen doelgroepen op een (reguliere) arbeids- of detacheringsplaats. Daarnaast is het ook mogelijk een leerwerktraject, een werkervaringsplaats of een stageplaats aan te bieden. Verder is het mogelijk om werkzaamheden uit te besteden aan een Sociale werkvoorziening of de Social return verplichting geheel of deels door een, bij de opdracht betrokken, onderaannemer in te laten vullen. In alle gevallen blijft de opdrachtnemer verantwoordelijk voor de Social return verplichting.
Overige Social return criteria zijn: uitgangspositie bij instroom bedrijf, type contract, gewerkte uren. Om op basis daarvan tot een waardebepaling te komen is onderstaande bouwblokkentabel vastgesteld.
Tabel 4.4.4.1 Bouwblokkentabel
1 Tarieven zijn ‘all-inclusive’ tarieven dus ook inclusief begeleidingskosten en werkgeverslasten
3 In geval van detachering via een Sociale Werkvoorziening wordt de volledige inleenvergoeding meegeteld
De doelgroepen en daarbij behorende waardering zoals vermeld in bovenstaande tabel kunnen enkel gewijzigd worden nadat het Portefeuillehoudersoverleg (Poho) Arbeidsmarkt van de arbeidsmarktregio Zuidoost Brabant daarover een besluit heeft genomen.
4.5 De uitvoering en monitoring van Social return
Social return kan gemeenten veel opleveren, maar dan is een serieuze uitvoering nodig met een investering in tijd en competenties. Dit kader vraagt om concrete uitvoering, passend bij de door de gemeente(n) gewenste schaalgrootte op het gebied van samenwerking.
Randvoorwaarde is dat binnen de gemeenten een functionaris ingezet wordt welke verantwoordelijk is de uitvoering en coördinatie van Social return. De hoeveelheid benodigde uren is afhankelijk van de omvang en organisatie van Social return in de desbetreffende gemeente. De taken van deze coördinator Social return zijn minimaal advisering, facilitering, monitoring en handhaving. Het is verstandig om deze coördinator Social return in de voorfase bij de aanbesteding te betrekken, mede om daarmee direct de samenwerking met de inkopers te verbeteren. De inkopers spelen een cruciale rol in dit proces. Daar waar afwijkingen van de Social return regels aan de orde zijn is altijd afstemming en overleg met de coördinator Social return nodig.
Regionaal uniform beleid vergt natuurlijk in enige mate eenzelfde soort uitvoering om de uniformiteit van het beleid te bewaken. Momenteel is de uitvoering belegd bij de afzonderlijke coördinatoren. Wel wordt er idealiter gestreefd naar een netwerkorganisatie die de samenwerking bevordert en stimuleert tussen de coördinatoren in de afzonderlijke arbeidsmarktregio’s. Dit kan op meerdere manieren vormen krijgen maar zal primair als een overlegtafel neergezet worden. Het is de bedoeling dat tijdens periodieke overleggen de coördinatoren ervaringen uitwisselen, samenwerking opzoeken en de uniformiteit van de uitvoering en het beleid bewaken. Ook bedient het een signaleringsfunctie ingeval er zich situaties voordien die herziening van beleid en/of uitvoering vereisen. Het werkgeverservicepunt (WSP) heeft daarin een ondersteunende rol en opdrachtnemers worden zo veel mogelijk richting het WSP geleid. 04Werkt (http://www.04werkt.nl/) is het WSP van Zuidoost Brabant.
4.5.1 De monitoring en effectmeting van Social return
Monitoring van Social return vindt zoveel mogelijk op eenduidige wijze plaats door hetzelfde instrument aan te schaffen en te gebruiken. Het monitoren van de resultaten en procedures van Social return geeft inzicht in de kosten en baten, de toepasbaarheid, de successen en verbeterpunten van Social return. Deze informatie is belangrijk om de meerwaarde van Social return voor bestuurders, werkgevers, interne en externe betrokkenen in beeld te brengen en het belang ervan te promoten. Door een goede monitoring kan de kwaliteit van Social return gewaarborgd en versterkt worden.
Met de ondersteuning van een (webbased) registratie systeem is de inzet die de monitoring en evaluatie vraagt (van de coördinator) beter te beheersen.
4.5.2 De handhaving van Social return
Social return is één van de verplichtingen in het contract. De gemeenten uit de regio Zuidoost Brabant nemen een boetebeding in de uitvoeringsregels op. Een boetebeding is noodzakelijk om consequenties te verbinden aan het niet nakomen van de verplichting, om zo schadeloos gesteld te worden voor het niet creëren van een stukje werkgelegenheid voor mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. De boete moet zodanig hoog zijn dat er voor de opdrachtnemer geen prikkel van uitgaat om bewust af te zien van het voldoen aan de verplichting. De boete moet daarom hoger zijn dan de waarde van de verplichting zelf en is gelijkgesteld aan anderhalf keer het niet ingezette percentage van de Social return verplichting.
4.5.3 Een gezamenlijke set aan uitvoeringsregels Social return
Om een duidelijk kader te bieden voor alle betrokkenen bij Social return in Zuidoost Brabant dient het in de bijlage 1 opgenomen concept-“ Format Uitvoeringsvoorwaarden bij inkoop. Richtlijn Social return” op de in het beleid gereguleerde onderdelen als gezamenlijke uitvoeringsregels gehanteerd te worden.
4.6 Bijlage 1 Format Uitvoeringsvoorwaarden bij inkoop. Richtlijn Social return
Uitvoeringsvoorwaarden Social return contracteis
Gemeenten kunnen bij het verlenen van opdrachten Sociale voorwaarden stellen, in de vorm van Social return. Op het moment dat een Gemeente uit de regio Zuidoost Brabant een opdracht verleent aan een opdrachtnemer wordt er een tegenprestatie gevraagd in de vorm van het bieden van werkgelegenheid en/of opleiding voor personen met een afstand tot de arbeidsmarkt. Op deze manier krijgen ook deze personen de kans om hun positie op de arbeidsmarkt te verbeteren. Gezien het belang van werk en de verantwoordelijkheid van gemeenten, worden bedrijven en instellingen op diverse manieren gestimuleerd om inwoners met een kwetsbare arbeidsmarktpositie aan werk(ervaring) te helpen. Met de komst van de Participatiewet worden werkgevers ook in toenemende mate geconfronteerd met de verplichting om banen beschikbaar te stellen voor deze doelgroep. Het stellen van Sociale voorwaarden bij het verlenen van opdrachten is hier een voorbeeld van.
PSO staat voor Prestatieladder Socialer Ondernemen van TNO (Nederlandse Organisatie voor toegepast-natuurwetenschappelijk onderzoek)en is een landelijk meetinstrument én keurmerk dat de mate van Sociaal Ondernemen objectief zichtbaar maakt. De prestatieladder wordt continue doorontwikkeld onder leiding van TNO. De PSO wordt uitgegeven door PSO Nederland (www.pso-nederland.nl).
Een vorm van “Social return” is het keurmerk PSO (Prestatieladder Socialer Ondernemen) van TNO. Opdrachtnemers die vanaf de start van de uitvoering van de opdracht en gedurende de gehele duur van de opdracht, minimaal een certificaat op Trede 2 hebben (en dit kunnen aantonen met een geldig certificaat), voldoen aan de Social return prestatie-eis van 2% of 5%. Het is ook mogelijk om een korting4 van 50% op de Social return verplichting voortvloeiend uit artikel 2 te geven indien een opdrachtnemer in het bezit is van een geldig PSO certificaat op Trede 1.
De invulling van de Social return verplichting mag plaatsvinden zowel binnen als buiten de aanbestede opdracht. Voor het gedeelte van de invulling van Social return dat plaatsvindt buiten de opdrachtuitvoering dient er wel sprake te zijn van diensten en werkzaamheden die indirect ook ten goede komen aan de opdracht.
De invulling van de Social return verplichting wordt gerealiseerd binnen de periode van de opdracht. Het moet namelijk mogelijk zijn om de opdracht direct na afronding van de werkzaamheden definitief af te rekenen en daarvoor is het nodig dat beoordeeld kan worden in welke mate de Social return verplichting is gerealiseerd.
Van de bij artikel 5 genoemde periode kan worden afgeweken in het kader van duurzame plaatsing van een kandidaat. Indien opdrachtnemer bij het verstrijken van de opdracht kan aantonen dat de plaatsing zal voortduren na deze periode, mag deze periode worden meegerekend voor de invulling van de Social return verplichting. Dit gebeurt altijd in overleg met de coördinator Social return van de Gemeente Bladel.
De Social return verplichting kan op de volgende manieren worden ingevuld door de opdrachtnemer:
Door diensten zoals groen/schoonmaak/post af te nemen van of werkzaamheden aan Sociale werkbedrijven (uitvoerende instanties Wet Sociale Werkvoorziening) uit te besteden. De SW-bedrijven van de regio Zuidoost Brabant zijn: WVK-groep, WSD-Groep en Ergon. Wordt er gebruikt gemaakt van deze mogelijkheid dan komt het gehele factuurbedrag van het SW-bedrijf ten gunste van de Social return verplichting.
Door diensten zoals groen/schoonmaak/post af te nemen van of werkzaamheden uit te besteden aan organisaties waar aantoonbaar meer dan 30% van hun personeelsbestand bestaat uit personen met een afstand tot de arbeidsmarkt. Deze personen moeten in dienst zijn bij de betreffende 30+ organisaties. Deze organisaties kunnen met een PSO 30+ certificaat aantonen aan de voorwaarden te voldoen. Wordt er gebruikt gemaakt van deze mogelijkheid dan komt het gehele factuurbedrag ten gunste van de Social return verplichting.
De opdrachtnemer kan bij het begin van de opdracht een geldig certificaat van de Prestatieladder Socialer Ondernemen van TNO op minimaal Trede 2 overleggen en daarmee aantonen voor de duur van de opdrachtuitvoering op dit niveau of hoger gecertificeerd te zijn. Indien de geldigheid van het PSO-certificaat verloopt tijdens de opdracht en het certificaat niet wordt verlengd zal de Social return verplichting alsnog, naar rato, ingevuld dienen te worden op de in artikel 7, sub a, b, c en d omschreven wijze.
De opdrachtnemer kan bij het begin van de opdracht een geldig certificaat op Trede 1 van de Prestatieladder Socialer Ondernemen van TNO overleggen en daarmee aantonen voor de duur van de opdrachtuitvoering op dit niveau gecertificeerd te zijn. Daarmee kan de opdrachtnemer voldoen aan 50% van de Social return verplichting zoals omschreven in artikel 2. Indien de geldigheid van het PSO-certificaat verloopt tijdens de opdracht en het certificaat niet wordt verlengd zal de Social return verplichting alsnog, naar rato, ingevuld dienen te worden op de in artikel 7, sub a, b, c en de omschreven wijze.
Tabel 8.1: Kandidaten Social return
Tabel 9.1: Bouwblokkenmodel/normbedragen Social return
Jaartarief1 t.b.v. invulling Social return verplichting (o.b.v. fulltime dienstverband) | Jaartarief1 omgerekend naar uurtarief (jaartarief/1.463 uur (JUS-norm2) | |
1 Tarieven zijn ‘all-inclusive’ tarieven, dus ook inclusief begeleidingskosten en/of werkgeverslasten.
3 In geval van detachering via een Sociale Werkvoorziening wordt de volledige inleenvergoeding meegeteld.
De opdrachtnemer is verantwoordelijk voor de werving van Social return kandidaten. Mocht er behoefte zijn aan ondersteuning bij de werving en selectie van kandidaten voor de invulling van de Social return verplichting, dan kan het werkgeversservicepunt van de arbeidsmarktregio Zuidoost Brabant 04Werkt daarin ondersteunen.
Indien bij de eindafrekening van de opdracht niet of niet in zijn geheel is voldaan aan de Social return verplichting, wordt onmiddellijk en zonder ingebrekestelling een boete opeisbaar die gelijk is aan anderhalf-maal de geldwaarde van het niet-ingevulde deel van de verplichting. Opdrachtgever heeft het recht een opgelegde boete te verrekenen met uitstaande vorderingen van de opdrachtnemer.
De opdrachtnemer neemt uiterlijk zeven dagen na gunning contact op met de coördinator Social return. De opdrachtnemer en coördinator Social return maken afspraken over de invulling van de Social return verplichting. Op verzoek van de coördinator Social return kan een plan van aanpak daar onderdeel van uitmaken.
4.7 Bijlage 2 Prestatieladder Socialer Ondernemen
De Prestatieladder Socialer Ondernemen (PSO) van TNO is een landelijk meetinstrument en keurmerk dat de mate van Sociaal Ondernemen objectief zichtbaar maakt. Het doel van de Prestatieladder Socialer Ondernemen is het oplossen van een maatschappelijk probleem door Sociaal Ondernemen bij het bedrijfsleven te stimuleren: meer mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt duurzaam en kwalitatief aan werk helpen bij reguliere organisaties.
4.7.1 PSO: landelijk keurmerk voor Socialer Ondernemen
De PSO is in 2010 ontwikkeld vanuit TNO Kwaliteit van Leven, samen met mede-initiatiefnemers PSO-Nederland en Start Foundation. De PSO is volgens de nieuwste wetenschappelijke inzichten in nauwe samenwerking met de markt ontwikkeld en wordt continu doorontwikkeld in samenwerking met de markt. De PSO is inmiddels uitgegroeid tot de norm en het landelijke keurmerk voor Socialer Ondernemen. De PSO is toepasbaar voor alle soorten organisaties in Nederland met minimaal twee medewerkers. Van multinational tot buurtwinkel, van advocatenkantoor tot groenvoorziening en van gemeente tot sociale firma. De PSO meet objectief en kijkt niet naar het type organisatie of op welke wijze de bedrijfsvoering is ingeregeld.
4.7.2 Wat meet en certificeert de Prestatieladder Socialer Ondernemen?
Het PSO-Keurmerk van PSO-Nederland kent vier prestatieniveaus: de Aspirant-status, PSO-Trede 1, Trede 2 en Trede 3. Organisaties die de intentie hebben om socialer te ondernemen, maar nog niet (voldoende) werkgelegenheid bieden aan de PSO-doelgroep, maar dit wel willen, kunnen een Aspirant-status behalen om aantoonbaar te starten met Socialer Ondernemen. Organisaties die in vergelijking met andere organisaties (vallend onder dezelfde grootteklasse), substantieel meer werkgelegenheid bieden aan mensen uit de PSO-doelgroep stappen in op PSO-Trede 1, Trede 2 of Trede 3. Het is overigens niet nodig om als aspirant in te stappen.
Extra uitlezing: 30+ (Abw-)certificering
Steeds meer gemeenten en publieke opdrachtgevers accepteren een geldig PSO-Certificaat als invulling van (een deel van) de Social Return verplichting bij aanbestedingen. De nieuwe aanbestedingswet geeft publieke organisaties de mogelijkheid opdrachten voor te behouden aan ondernemingen, werkplaatsen of programma’s ‘mits ten minste 30% van de werknemers van deze werkplaatsen, ondernemingen of programma’s gehandicapte of kansarme werknemers zijn’ (art. 2.82 Aanbestedingswet). Organisaties die voldoen aan deze (wettelijke) criteria worden ook wel 30+ (Abw-) organisaties genoemd. Sinds 1 april 2017 is het mogelijk om een separaat 30+ (Abw-)certificaat aan te vragen als een PSO-aanvrager in aanmerking komt voor PSO-Trede 3.
4.7.2.2 Groeien op de PSO-Prestatieladder
Het idee van PSO-Nederland achter deze benadering met meerdere tredes is dat organisaties kunnen groeien op de PSO-Prestatieladder door meer werkgelegenheid te bieden aan kwetsbare groepen: 'directe sociale bijdrage'. Een organisatie kan ook groeien op de PSO-Prestatieladder door diensten of producten in te kopen bij andere PSO-gecertificeerde organisaties en SW bedrijven: 'indirecte sociale bijdrage'.
Een belangrijk aspect van het PSO-Keurmerk is dat niet alleen wordt gekeken naar het aantal mensen uit de PSO-doelgroep dat werkzaam is bij een organisatie. De PSO kijkt ook of een organisatie voldoende activiteiten onderneemt om de kans op een duurzame plaatsing te vergroten, bijvoorbeeld door het bieden van passend werk en door te zorgen voor integratie van de werknemer uit de PSO-doelgroep. Binnen een organisatie betekent dit serieuze aandacht voor functioneren, ontwikkeling en begeleiding: 'kwalitatieve criteria'.
Voor de vergelijking met de PSO-normen worden de directe sociale bijdrage én indirecte sociale bijdrage van een organisatie opgeteld tot één totaalscore. De totaalscore is een optelling van de directe en indirecte sociale bijdrage. De mate van Sociaal Ondernemen wordt vervolgens vastgesteld door deze uitkomst te vergelijken met de PSO-normen. Deze zijn gebaseerd op de gemiddelde prestaties van Nederlandse organisaties met minstens één werkende uit de PSO-doelgroep, onderverdeeld naar grootteklasse. De normen worden om het jaar aangepast aan de meest recente cijfers over deze prestaties en staan vermeld in de PSO-Handleiding.
Normtabel 2016 in percentages gebaseerd op WEA-data 2014
* In de WEA-cijfers zien we weinig verschillen bij bedrijven die 100 werknemers of meer in dienst hebben. Daarom maken we bij de normering geen verder onderscheid in de grootteklasse van bedrijven met meer dan 100 werknemers.
4.7.2.5 Onderbouwing PSO-normen
De PSO-meetlat laat zien in welke mate een organisatie socialer onderneemt ten opzichte van andere organisaties binnen de zelfde grootteklasse. De PSO kijkt niet alleen naar de kwantiteit (het aantal) plaatsingen. De PSO kijkt ook naar wat organisaties doen om de kans op een duurzame plaatsing te vergroten, ofwel de kwaliteit van de plaatsingen telt ook mee. Het PSO-Keurmerk waarborgt een onafhankelijke certificering en actualiteit van deze gegevens.
Om te kunnen beoordelen of een organisatie (substantieel) meer mensen uit kwetsbare groepen in dienst heeft in vergelijking met bedrijven uit dezelfde grootteklasse, werkt de PSO met normen. Deze normen zijn gebaseerd op gegevens van de TNO-Werkgevers Enquête Arbeid (WEA); door analyses uit te voeren op de WEA-data zijn de gemiddelde prestaties van Nederlandse organisaties met minstens één arbeidsbeperkte in dienst op het gebied van socialer ondernemen berekend, onderverdeeld naar grootteklasse. De mate van socialer ondernemen van een organisatie die in aanmerking wil komen voor een PSO-keurmerk wordt vergeleken met de gemiddelde prestaties van bedrijven die hebben deelgenomen aan de WEA.
De WEA wordt een keer per twee jaar afgenomen. Dit betekent dat de normen voor de PSO ook een keer in de twee jaar worden aangepast, gebaseerd op de meest recente cijfers over deze prestaties. De normen staan vermeld in de PSO-handleiding (https://www.pso-nederland.nl/direct-meten-en-aanvragen/wat-meet-en-certificeert-de-pso/pso-handleiding).
In de uitgebreide inkoopstrategie is voor social return een aparte paragraaf opgenomen. Hierin worden keuzes gemotiveerd.
5.1 De gemeente heeft oog voor het midden- en kleinbedrijf (MKB)
Uitgangspunt is dat alle ondernemers gelijke kansen moeten krijgen. De gemeente houdt echter bij haar inkoop de mogelijkheden voor het midden- en kleinbedrijf in het oog. Dit doet de gemeente door gebruik te maken van percelen in aanbestedingen, het toestaan en stimuleren van het aangaan van combinaties en onderaanneming, het verminderen van de lasten en het voorkomen van het hanteren van onnodig zware selectie- en gunningscriteria.
5.2 De gemeente heeft oog voor het regionale midden- en kleinbedrijf (MKB)
In gevallen waar een enkelvoudig onderhandse offerteaanvraag en/of een meervoudig onderhandse offerteaanvraag volgens de geldende wet- en regelgeving is toegestaan, wordt rekening worden gehouden met de regionale economie en regionale ondernemers.
Local sourcing wordt bezien vanuit de regionale gedachte Zuidoost-Brabant, Bizob- of SRE-gebied. Het combineren van economische en de sociale voordelen pleit meer voor regionaal sourcen dan louter lokaal sourcen.
In gevallen van een meervoudig onderhandse aanbesteding wordt onderzocht welke regionale ondernemers geschikt zijn voor de opdracht. Bij openbare aanbestedingen wordt met de formulering van de geschiktheidscriteria rekening gehouden met regionale ondernemers.
Discriminatie moet daarbij worden voorkomen en de gemeente moet niet onnodig nationale, Europese of mondiale kansen laten liggen. ‘Local sourcing’ kan bijdragen aan de doelmatigheid van de inkoop.
De uitgebreide inkoopstrategie geeft gelegenheid om verantwoording voor keuzes te motiveren.
6. Organisatorische uitgangspunten MVI
Het inkoopproces bestaat uit verschillende fasen, startend vanaf het voortraject en eindigend met de nazorg.
Er is gekozen om een wetenschappelijk onderbouwde landelijke prestatieladder/ certificering te accepteren als alternatieve invulling en vorm van Social return. Onafhankelijk getoetst door geaccrediteerde instellingen. Een zelfscan is niet geaccepteerd, daarbij mist o.a. het aspect onafhankelijkheid. Indien een organisatie zich heeft laten toetsen d.m.v. een ander certificeringsschema zal door Bizob worden bekeken of dit schema aansluit bij Social return.