Paragraaf 1 Tijdstip van vergaderen; voorbereidingen
Artikel 6 Vergaderfrequentie
- 1.
De vergaderingen vinden in beginsel plaats om de vijf weken op maandag, vangen aan om 20.00 uur en worden gehouden in het gemeentehuis.
- 2.
De voorzitter kan in bijzondere gevallen een andere dag en/of een ander aanvangsuur bepalen of een andere vergaderplaats aanwijzen. Hij voert hierover, tenzij er sprake is van een spoedeisende situatie, overleg met de agendacommissie.
Artikel 7 Oproep
- 1.
De voorzitter zendt ten minste 7 werkdagen voor een vergadering de leden van de raad een schriftelijke oproep onder vermelding van dag, tijdstip en plaats van de vergadering.
- 2.
De voorlopige agenda wordt tegelijk met de oproep aan de leden van de raad verzonden.
- 3.
De daarbij behorende stukken, met uitzondering van de in artikel 25, eerste en tweede lid, van de Gemeentewet bedoelde stukken zijn tegelijk met de oproep voor de commissievergaderingen aan de leden van de raad verzonden.
- 4.
Indien een aanvullende agenda wordt vastgesteld worden deze agenda en de daarop vermelde voorstellen zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk 48 uur voor aanvang van de vergadering aan de leden van de raad gezonden.
Artikel 8 Agenda
- 1.
Bij aanvang van de vergadering stelt de raad de agenda vast. Op voorstel van een lid van de raad of de voorzitter kan de raad bij de vaststelling van de agenda onderwerpen aan de agenda toevoegen of van de agenda afvoeren.
- 2.
Wanneer de raad een onderwerp onvoldoende voor de openbare beraadslaging voorbereid acht, kan hij het onderwerp verwijzen naar een politiek forum of aan het college nadere inlichtingen of advies vragen.
- 3.
Op voorstel van een lid van de raad of van de voorzitter kan de raad de volgorde van behandeling van de agendapunten wijzigen.
Artikel 9 Ter inzage leggen van stukken
- 1.
De stukken, welke dienen ter toelichting van de raadsvoorstellen, worden gelijktijdig met het verzenden van de voorstellen voor de leden ter inzage gelegd. Indien ná dit tijdstip stukken ter inzage worden gelegd, wordt hiervan mededeling gedaan aan de leden.
- 2.
Een lid van de raad mag een origineel van een ter inzage gelegd stuk niet buiten het gemeentehuis brengen. Een lid mag een kopie van een ter inzage gelegd stuk slechts voor eigen gebruik buiten het gemeentehuis brengen.
- 3.
De burgerleden van de politieke forums hebben inzage in de ter inzage liggende stukken.
- 4.
De voorzitter kan toestaan, dat anderen dan de raads- en burgerleden de ter inzage liggende stukken inzien.
- 5.
In afwijking van het bepaalde in het eerste lid blijven stukken, omtrent wier inhoud ingevolge artikel 25, eerste dan wel tweede lid, van de Gemeentewet geheimhouding is opgelegd, onder berusting van de griffier, die de leden van de raad de inzage verleent.
Artikel 10 Openbare kennisgeving
- 1.
De vergadering wordt door aankondiging in de gemeentelijke voorlichtingsrubriek in een plaatselijk verschijnend huis aan huisblad en zo mogelijk door plaatsing op de website van de gemeente ter openbare kennis gebracht.
- 2.
De openbare kennisgeving vermeldt:
- a)
de datum, aanvangstijd en plaats van de vergadering;
- b)
de wijze waarop en de plaats waar een ieder de agenda en de daarbij behorende voorstellen kan inzien.
Paragraaf 2 Orde der vergadering
Artikel 11 Presentielijst
Bij binnenkomst in de vergaderzaal tekent ieder lid van de raad onmiddellijk de presentielijst. Aan het einde van elke vergadering wordt die lijst door de voorzitter en de griffier door ondertekening vastgesteld.
Artikel 12 Zitplaatsen
- 1.
De voorzitter, de leden van de raad en de griffier hebben een vaste zitplaats, door de voorzitter na overleg in het presidium bij aanvang van iedere nieuwe zittingsperiode van de raad aangewezen.
- 2.
Indien daartoe aanleiding bestaat, kan de voorzitter de indeling herzien na overleg met de fractievoorzitters.
- 3.
De voorzitter draagt zorg voor een zitplaats voor de wethouders, secretaris en overige personen, die voor de vergadering zijn uitgenodigd.
Artikel 13 Opening vergadering; quorum
- 1.
De voorzitter opent de vergadering op het vastgestelde uur, indien het daarvoor door de wet vereiste aantal leden van de raad blijkens de presentielijst aanwezig is.
- 2.
Wanneer een kwartier na het vastgestelde tijdstip niet het vereiste aantal leden aanwezig is, bepaalt de voorzitter, na voorlezing van de namen der afwezige leden, dag en uur van de volgende vergadering, met inachtneming van artikel 20 van de Gemeentewet.
Artikel 14 Primus bij hoofdelijke stemming
- 1.
Voorafgaand aan de eerste hoofdelijke stemming in een vergadering van de raad wordt bepaald bij welk lid de stemming zal beginnen. Daartoe wordt bij loting een volgnummer van de presentielijst aangewezen. Het bij dat nummer genoemde raadslid begint de hoofdelijke stemming.
- 2.
Ook elke volgende hoofdelijke stemming in de desbetreffende vergadering van de raad begint bij dat raadslid.
Artikel 15 Besluitenlijst
- 1.
De besluitenlijst van de voorgaande vergadering worden, zo mogelijk, aan de leden van de raad toegezonden gelijktijdig met de schriftelijke oproep.
- 2.
De raad stelt de besluitenlijst van de vergaderingen vast.
- 3.
De leden, de voorzitter, de wethouders, de griffier en de secretaris hebben het recht, een voorstel tot verandering aan de raad te doen, indien de besluitenlijst onjuistheden bevat of niet duidelijk weergeven hetgeen gezegd of besloten is. Een voorstel tot verandering dient ten minste 24 uur voor de betreffende vergadering schriftelijk bij de griffier te worden ingediend.
- 4.
De besluitenlijst moet inhouden:
- a)
de namen van de voorzitter, de griffier, de secretaris, de wethouders en de ter vergadering aanwezige leden, alsmede van de leden die afwezig waren en overige personen die het woord gevoerd hebben;
- b)
een vermelding van de zaken die aan de orde zijn geweest;
- c)
een overzicht van het verloop van elke stemming, met vermelding bij hoofdelijke stemming van de namen van de leden die voor of tegen stemden, onder aantekening van de namen van de leden die zich overeenkomstig de Gemeentewet van stemming hebben onthouden;
- d)
de tekst van de ter vergadering ingediende initiatiefvoorstellen en burgerinitiatiefvoorstellen, voorstellen van orde, moties, amendementen en subamendementen;
- e)
bij het desbetreffende agendapunt de naam en de hoedanigheid van die personen van wie het door de raad is toegestaan deel te nemen aan de beraadslagingen.
- 5.
De besluitenlijst wordt opgesteld onder de zorg van de griffier.
- 6.
De vastgestelde besluitenlijst wordt door de voorzitter en de griffier ondertekend.
- 7.
Het verhandelde in de vergadering wordt voorts vastgelegd door een geluidsopname. Deze opname wordt een jaar bewaard.
Artikel 16 Ingekomen stukken
- 1.
Bij de raad ingekomen stukken, waaronder schriftelijke mededelingen van het college aan de raad, worden met een voorstel tot afdoening op een lijst geplaatst. Deze lijst wordt aan de leden van de raad toegezonden en ter inzage gelegd.
- 2.
Na de vaststelling van de besluitenlijst stelt de raad op voorstel van de voorzitter de wijze van afdoening van de ingekomen stukken vast.
Artikel 17 Spreekregels
- 1.
De leden van de raad en overige aanwezigen spreken vanaf hun plaats of van de spreekplaats en richten zich tot de voorzitter.
- 2.
Bij bijzondere gelegenheden kan de voorzitter bepalen dat de leden van de raad en de overige aanwezigen vanaf een andere plaats spreken.
Artikel 18 Volgorde sprekers
- 1.
Een lid van de raad voert het woord na het aan de voorzitter gevraagd en van hem verkregen te hebben.
- 2.
De volgorde van sprekers kan worden gewijzigd, wanneer een lid van de raad het woord vraagt over de orde van de vergadering.
Artikel 19 Aantal spreektermijnen
- 1.
De beraadslaging over een onderwerp of voorstel geschiedt in ten hoogste twee termijnen, tenzij de raad anders beslist.
- 2.
Elke spreektermijn wordt door de voorzitter afgesloten.
- 3.
Een lid mag in een termijn niet meer dan één maal het woord voeren over hetzelfde onderwerp of voorstel.
- 4.
Het college wordt na afloop van de eerste termijn in de gelegenheid gesteld te reageren op de gestelde vragen.
- 5.
Het derde lid is niet van toepassing op:
- a)
de rapporteur van een commissie;
- b)
het lid dat een (sub)amendement, een motie of een initiatiefvoorstel heeft ingediend, voor wat betreft dat amendement, die motie of dat voorstel.
- 6.
Bij de bepaling hoeveel malen een lid over hetzelfde onderwerp of voorstel het woord heeft gevoerd, wordt niet meegerekend het spreken over een voorstel van orde.
Artikel 20 Handhaving orde; schorsing
- 1.
Een spreker mag in zijn betoog niet worden gestoord, tenzij
- a)
de voorzitter het nodig oordeelt hem aan het opvolgen van dit reglement te herinneren;
- b)
een lid hem interrumpeert. De voorzitter kan bepalen dat de spreker zonder verdere interrupties zijn betoog zal afronden.
- 2.
Indien een spreker, zich beledigende of onbetamelijke uitdrukkingen veroorlooft, afwijkt van het in behandeling zijnde onderwerp, een andere spreker herhaaldelijk interrumpeert, dan wel anderszins de orde verstoort, wordt hij door de voorzitter tot de orde geroepen. Indien de betreffende spreker, hieraan geen gevolg geeft, kan de voorzitter hem gedurende de vergadering, waarin zulks plaats heeft, over het aanhangige onderwerp het woord ontzeggen.
- 3.
De voorzitter kan ter handhaving van de orde de vergadering voor een door hem te bepalen tijd schorsen en – indien na de heropening de orde opnieuw wordt verstoord - de vergadering sluiten.
Artikel 21 Beraadslaging
- 1.
De raad kan op voorstel van de voorzitter of een lid van de raad beslissen over één of meer onderdelen van een onderwerp of voorstel afzonderlijk te beraadslagen.
- 2.
Op verzoek van een lid van de raad of op voorstel van de voorzitter kan de raad besluiten de beraadslaging voor een door hem te bepalen tijd te schorsen teneinde het college of de leden de gelegenheid te geven tot onderling nader beraad. De beraadslagingen worden hervat nadat de schorsingsperiode verstreken is.
Artikel 22 Hamerstukken en beraadslaging
- 1.
De voorzitter stelt de hamerstukken tegelijk aan de orde.
- 2.
Over een hamerstuk vindt geen beraadslaging plaats, tenzij een lid uiterlijk de vrijdag 12.00 uur voorafgaande aan de raadsvergadering een verzoek bij de griffier heeft ingediend, voorzien van een duidelijke motivatie om er een bespreekstuk van te maken. De griffie stuurt dit verzoek door naar alle raadsleden. De voorzitter stelt het verzoek vervolgens aan de orde bij de vaststelling van de agenda. De raad beslist over het verzoek.
- 3.
Een stemverklaring kan worden afgelegd indien een lid aangeeft bij het aan de orde stellen van de hamerstukken tegen het voorstel geacht wil worden te hebben gestemd.
- 4.
De raad kan op voorstel van de voorzitter of een lid van de raad beslissen over één of meer onderdelen van een onderwerp of voorstel afzonderlijk te beraadslagen.
- 5.
Op verzoek van een lid van de raad of op voorstel van de voorzitter kan de raad besluiten de beraadslaging voor een door hem te bepalen tijd te schorsen teneinde het college of de leden de gelegenheid te geven tot onderling nader beraad. De beraadslagingen worden hervat nadat de schorsingsperiode verstreken is.
Artikel 23 Deelname aan de beraadslaging door anderen
- 1.
De raad kan bepalen dat anderen dan de in de vergadering aanwezige leden van de raad, de wethouder, de secretaris, de griffier en de voorzitter deelnemen aan de beraadslaging.
- 2.
Een beslissing daartoe wordt op voorstel van de voorzitter of één der leden van de raad genomen alvorens met de beraadslaging ten aanzien van het aan de orde zijnde agendapunt een aanvang wordt genomen.
Artikel 24 Stemverklaring
Na het sluiten van de beraadslaging en voordat de raad tot stemming overgaat, heeft ieder lid het recht zijn uit te brengen stem kort te motiveren.
Artikel 25 Beslissing
- 1.
Wanneer de voorzitter vaststelt, dat een onderwerp of voorstel voldoende is toegelicht, sluit hij de beraadslaging, tenzij de raad anders beslist.
- 2.
Nadat de beraadslaging is gesloten, vindt na een stemming over eventuele amendementen, de stemming plaats over het voorstel, zoals het dan luidt, in zijn geheel tenzij geen stemming wordt gevraagd.
- 3.
Voordat de stemming over het voorstel in zijn geheel plaatsvindt, formuleert de voorzitter het voorstel over de te nemen eindbeslissing.
Paragraaf 3 Procedures bij stemmingen
Artikel 26 Algemene bepalingen over stemming
- 1.
De voorzitter vraagt, of stemming wordt verlangd. Indien geen stemming wordt gevraagd en ook de voorzitter dit niet verlangt, stelt de voorzitter vast dat het voorstel zonder hoofdelijke stemming is aangenomen.
- 2.
In de vergadering aanwezige leden kunnen aantekening in de besluitenlijst vragen, dat zij geacht willen worden te hebben tegengestemd of zich van stemming te hebben onthouden.
- 3.
Indien door een of meer leden stemming wordt gevraagd, doet de voorzitter daarvan mededeling.
- 4.
De voorzitter roept de leden van de raad bij naam op hun stem uit te brengen. De stemming begint bij het lid dat daarvoor overeenkomstig artikel 15 is aangewezen. Vervolgens geschiedt de oproeping naar de volgorde van de presentielijst.
- 5.
Bij hoofdelijke stemming is ieder ter vergadering aanwezig lid dat zich niet van deelneming aan de stemming moet onthouden verplicht zijn stem uit te brengen.
- 6.
De leden brengen hun stem uit door het woord ‘voor’ of ‘tegen’ uit te spreken, zonder enige toevoeging.
- 7.
Heeft een lid zich bij het uitbrengen van zijn stem vergist, dan kan hij deze vergissing nog herstellen voordat het volgende lid gestemd heeft. Bemerkt het lid zijn vergissing pas later, dan kan hij nadat de voorzitter de uitslag van de stemming bekend heeft gemaakt wel aantekening vragen dat hij zich heeft vergist; in de uitslag van de stemming brengt dit echter geen verandering.
- 8.
De voorzitter deelt de uitslag na afloop van de stemming mede, met vermelding van het aantal voor en tegen uitgebrachte stemmen. Hij doet daarbij tevens mededeling van het genomen besluit.
Artikel 27 Stemming over amendementen en moties
- 1.
Indien een amendement op een aanhangig voorstel is ingediend, wordt eerst over dat amendement gestemd.
- 2.
Indien op een amendement een subamendement is ingediend, wordt eerst over het subamendement gestemd en vervolgens over het amendement.
- 3.
Indien twee of meer amendementen of subamendementen op een aanhangig voorstel zijn ingediend, bepaalt de voorzitter de volgorde waarin hierover zal worden gestemd. Daarbij geldt de regel, dat het meest verstrekkende amendement of subamendement het eerst in stemming wordt gebracht.
- 4.
Indien aangaande een aanhangig voorstel een motie is ingediend, wordt eerst over de motie gestemd en vervolgens over het voorstel.
Artikel 28 Stemming over personen
- 1.
Wanneer een stemming over personen voor het doen van een voordracht of het opstellen van een voordracht of aanbeveling moet plaatshebben, benoemt de voorzitter 3 leden tot stembureau.
- 2.
Ieder ter vergadering aanwezig lid dat zich niet op grond van de Gemeentewet van stemming moet onthouden is verplicht een stembriefje in te leveren. De stembriefjes dienen identiek te zijn.
- 3.
Er hebben zoveel stemmingen plaats als er personen zijn te benoemen, voor te dragen of aan te bevelen. De raad kan op voorstel van de voorzitter beslissen dat bepaalde stemmingen worden samengevat op één briefje.
- 4.
Het stembureau onderzoekt of het aantal ingeleverde stembriefjes gelijk is aan het aantal leden dat ingevolge het tweede lid verplicht is een stembriefje in te leveren. Wanneer de aantallen niet gelijk zijn worden de stembriefjes vernietigd zonder deze te openen en wordt een nieuwe stemming gehouden.
- 5.
Voor het bepalen van de volstrekte meerderheid als bedoeld in artikel 30 van de Gemeentewet worden geacht geen stem te hebben uitgebracht die leden die geen behoorlijk stembriefje hebben ingeleverd. Onder een niet behoorlijk ingevuld stembriefje wordt verstaan:
- a)
een blanco ingevuld stembriefje;
- b)
een ondertekend stembriefje;
- c)
een stembriefje waarop meer dan één naam is vermeld, tenzij de stemming verschillende vacatures betreft;
- d)
een stembriefje waarbij, indien het een benoeming op voordracht betreft, op een persoon wordt gestemd die niet is voorgedragen;
- e)
een stembriefje waarbij op een andere persoon wordt gestemd dan die waartoe de stemming is beperkt.
- 6.
In geval van twijfel over de inhoud van een stembriefje beslist de raad, op voorstel van de voorzitter.
- 7.
Onder de zorg van de griffier worden de stembriefjes onmiddellijk na vaststelling van de uitslag vernietigd.
Artikel 29 Herstemming over personen
- 1.
Wanneer bij de eerste stemming niemand de volstrekte meerderheid heeft verkregen, wordt tot een tweede stemming overgegaan.
- 2.
Wanneer ook bij deze tweede stemming door niemand de volstrekte meerderheid is verkregen, heeft een derde stemming plaats tussen twee personen, die bij de tweede stemming de meeste stemmen op zich hebben verenigd. Zijn bij de tweede stemming de meeste stemmen over meer dan twee personen verdeeld, dan wordt bij een tussenstemming uitgemaakt tussen welke twee personen de derde stemming zal plaatshebben.
- 3.
Indien bij tussenstemming of bij de derde stemming de stemmen staken, beslist terstond het lot.
Artikel 30 Beslissing door het lot
- 1.
Wanneer het lot moet beslissen, worden de namen van hen tussen wie de beslissing moet plaatshebben, door de voorzitter op afzonderlijke, geheel gelijke, briefjes geschreven.
- 2.
Deze briefjes worden, nadat zij door het stembureau zijn gecontroleerd, op gelijke wijze gevouwen, in een stembokaal gedeponeerd en geschud.
- 3.
Vervolgens neemt de voorzitter een van de briefjes uit de stembokaal. Degene wiens naam op dit briefje voorkomt, is gekozen.