Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
De Fryske Marren

Beleidskader Sinnefjilden De Fryske Marren 2018

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieDe Fryske Marren
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidskader Sinnefjilden De Fryske Marren 2018
Citeertitel
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

https://www.defryskemarren.nl/duurzaam/duurzaamheidsvisie_44129/

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

18-07-201814-01-2021nieuwe regeling

11-07-2018

gmb-2018-152649

2018/059

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidskader Sinnefjilden De Fryske Marren 2018

De raad van de gemeente De Fryske Marren;

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders, nr. 2018/059;

 

besluit vast te stellen het volgende:

 

Beleidskader Sinnefjilden De Fryske Marren 2018

 

1. Zon in De Fryske Marren

 

Initiatieven voor het opwekken van zonne-energie zijn in opkomst. Ook in de gemeente De Fryske Marren zijn er initiatieven voor zonnevelden. Zonnevelden zijn in rijen aaneengesloten panelen met fotovoltaïsche cellen (ook wel pv-panelen genoemd) voor het opwekken van elektriciteit, geplaatst op de grond. Het kan ook gaan om zonnecollectoren voor het opwekken van warmte, maar deze techniek wordt op dit moment nog weinig op grote schaal (in de vorm van zonnevelden) toegepast.

 

De gemeente is voorstander van duurzame ontwikkelingen, ook in de vorm van duurzame energie en wil graag sturing geven aan ontwikkelingen op dit gebied en deze faciliteren. Hiermee wil de gemeente voldoen aan de door haar opgestelde ambities. Dit document moet een praktisch handvat bieden voor initiatiefnemers die een zonneveld willen realiseren. Dit is gedaan door enerzijds de mogelijkheden van het elektriciteitsnetwerk in kaart te brengen. Daarnaast zijn de voorkeuren van de gemeente op het gebied van zonne-energie weergeven.

 

1.1 Het beleid in het kort

De eerste voorkeur heeft de plaatsing van panelen op daken. Dit kost geen ‘nieuwe’ ruimte en valt daarmee onder zuinig ruimtegebruik. Daarna kiest de gemeente voor grondgebonden panelen op de eigen kavel. Vervolgens wordt gekeken naar grotere opstellingen op de grond binnen en aansluitend aan bestaand stedelijk gebied. Hiervoor wil de gemeente in principe meewerken. Buiten bestaand stedelijk gebied worden kansen gezien voor bijzondere initiatieven met bijvoorbeeld meervoudig ruimtegebruik. Kleinschalige initiatieven in het buitengebied, als uitbreiding van de agrarische functies wordt ook gezien als mogelijkheid.

 

Van belang is dat bij alle initiatieven rekening wordt gehouden met de omgeving en het bestaande landschap. Dat betekent dat landschappelijke inpassing van een zonnepark een voorwaarde is. Maar ook dat overleg met de omgeving altijd gewenst is voor het verkrijgen van draagvlak en gezamenlijk meedenken over de inpassing en inrichting. Daarbij geldt als voorwaarde dat de grootte van een zonneveld wordt afgestemd op de maat en de schaal van de omgeving. Bij kleinere kernen passen kleine zonnevelden, bij de grotere kernen zijn grotere initiatieven mogelijk.

 

2. Aanleiding

2.1 Context en positiebepaling

Nederland heeft vanuit de Europese Unie een doelstelling om in 2020 14% duurzame energie op te wekken. De provinciale doelstellingen ten aanzien van duurzame energie in de vorm van zonnestroom bedraagt 500 MW in 2020, die in 2025 nog 25% hoger zal zijn. Die ambitie moet ruimtelijk gefaciliteerd worden. Dat past in de Klimaatagenda (oktober 2013, actielijn 6) waarin de rijksoverheid aan gemeenten en provincies vraagt om hun ‘toetsingskaders voor vergunningverlening aan te passen’ en om ‘in hun ruimtelijke plannen voldoende ruimte voor hernieuwbare energie op te nemen’, en aldus de integrale afweging te maken tussen energie en andere functies. Het overgrote deel van die 500 MW zal op daken van woningen en agrarische bedrijven worden gerealiseerd. Tussen de 25 en 50 MW zal hiervan op de grond moeten worden gerealiseerd. Dit impliceert een ruimtebehoefte van 50 – 100 ha in de provincie Fryslân.

 

2.2 Uitvoering aan duurzaamheid

De gemeente wil meewerken aan de doelstellingen van het Rijk en de provincie. In de ‘Duurzaamheidsvisie 2013-2030’ geeft de gemeente aan in 2020 20% reductie van CO2 uitstoot te willen realiseren ten opzichte van 1990. Ook geeft de gemeente aan minder afhankelijk te willen zijn van fossiele brandstoffen, daarom wil zij in 2030 hiervan onafhankelijk zijn. Volgens de gemeente is dit haalbaar omdat er voldoende energiebronnen in De Fryske Marren aanwezig zijn. Eén van deze bronnen is zonne-energie, daarnaast zijn er al projecten uitgevoerd in de gemeente op het gebied van bio- en windenergie en energiebesparing. Het opwekken van zonne-energie in zonneparken sluit daarom aan bij de ambities van de gemeente op het gebied van duurzaamheid en vormt een belangrijke schakel in de mix van energiebronnen.

 

Met deze beleidsnotitie worden bouwstenen voor de omgevingsvisie gegeven. De gemeente zet in op het faciliteren van zonneparken om de volgende redenen:

  • De urgentie van de transitie naar een duurzame energievoorziening.

  • De gemeente graag wil dat in 2030 elke kern in haar gemeente actief is op het gebied van duurzaamheid. Zonneparken kunnen hierin voorzien.

  • Zonneparken zijn financieel haalbaar, hierdoor kunnen externe partijen invulling geven aan de ruimte die gegeven wordt.

  • Het flexibele karakter en omkeerbaarheid van zonneparken. Op (lange) termijn is ander gebruik van de grond opnieuw mogelijk.

  • De impact is vooral lokaal, nabij het zonnepark. Dit is anders dan bij windenergie, wat op grote afstanden ook te ervaren is. Bij een goede locatiekeuze en landschappelijke inpassing kan de visuele impact op de omgeving zeer gering zijn.

2.3 De energieopgave

In De Fryske Marren wordt jaarlijks ongeveer 260 tot 265 miljoen kWh aan elektriciteit verbruikt. Een vijfde daarvan door particulieren, maar het grootste deel wordt gebruikt door bedrijven, openbare- en maatschappelijke functies. Op dit moment wordt slechts 2,5% van dit verbruik lokaal en duurzaam opgewekt. Om op termijn de duurzaamheidsdoelstellingen te behalen zal het aandeel aan lokaal, duurzaam opgewekte elektriciteit sterk moeten toenemen.

 

Deze opgave kan niet alleen behaald worden middels pv-panelen. Daarvoor zou er binnen de gemeente circa 400 hectare aan zon op daken en zonneparken nodig zijn om in de lokale energiebehoefte te voorzien. De gemeente zet bij het halen van deze opgave daarom in op een afgestemde energie-mix van meerdere duurzame elektriciteitsopwekkers. Op dit moment zijn dat voornamelijk windmolens, pv-panelen en biomassa en -vergisting. Onder invloed van (technologische) ontwikkelingen zijn wellicht andere opties mogelijk in de toekomst. De opwekkingshoeveelheid vanuit biomassa is beperkt en voor windmolens is niet overal plek in de gemeente, daarom vormen pv-panelen voor de komende jaren een substantieel onderdeel van de energieopgave.

 

3. Visie op zonnevelden

3.1 Ambitie en uitvoering

De gemeente is zich bewust van het hoge ambitieniveau om energieneutraal te worden. Zonneprojecten kunnen een start zijn om de gehele energietransitie op gang te helpen. Het is hierbij belangrijk dat naast de ambitie ook concrete projecten worden geformuleerd. Projecten waarin de gemeente een faciliterende rol kan spelen. Initiatiefnemers kunnen worden ondersteund om te komen tot maatwerkinpassingen op locatie.

 

3.2 Zonnepanelen op daken

De Fryske Marren wil bewust omgaan met de beschikbare ruimte in de gemeente en de kansen voor zonne-energie, daarom ligt de eerste voorkeur bij zonnepanelen op daken. Deze optie is aantrekkelijk voor zowel huishoudens als bedrijven, omdat de plaatsing van zonnepanelen op daken veelal rendabel is. Over het algemeen is voor het plaatsen van zonnepanelen op een dak geen vergunning nodig. Hiervoor gelden de volgende voorwaarden:

  • De panelen worden op een dak geplaatst;

  • De panelen zijn geïntegreerd met de omvormer. Als dat niet het geval is, dan moet de omvormer binnen het betreffende gebouw worden geplaatst;

  • Komen de panelen op een schuin dak, dan:

  • mogen de panelen niet uitsteken en moeten ze aan alle kanten binnen het dakvlak blijven;

  • moeten de panelen in of direct op het dakvlak worden geplaatst;

  • moet hellingshoek van de panelen hetzelfde zijn als die van het dakvlak waarop de panelen gemonteerd worden;

  • Komen de zonnepanelen op een plat dak, dan moeten de panelen minstens zo ver van de dakrand verwijderd blijven als de hoogte van de panelen. Is de hoogte van de panelen bijvoorbeeld 50 centimeter, dan moet de afstand tot de dakrand(en) ook minimaal 50 centimeter zijn;

 

Panelen mogen niet zonder vergunning geplaatst worden op een monument of in een door het Rijk aangewezen beschermd stads- of dorpsgezicht.

 

3.3 Voor eigen gebruik op bestaande erven en bij woningen

Zonnepanelen geplaatst op het eigen perceel (in tuinen en op erven) zijn toegestaan in zowel het bestaand stedelijk gebied als het landelijk gebied. Hieraan zijn enkele voorwaarden verbonden, zodat er geen excessen optreden ten aanzien van de ruimtelijke kwaliteit op de percelen. De exacte regels en voorschriften zullen door de gemeente de komende periode worden uitgewerkt en waar nodig planologisch worden verankerd.

 

De insteek van het beleid is dat zonnepanelen worden toegestaan daar waar bebouwing mogelijk is volgens het bestemmingsplan. Vergelijkbaar dus met de mogelijkheden van het plaatsen van bijvoorbeeld bijgebouwen. Bij plaatsing van zonnepanelen op de kavel is een vereiste dat er een goed evenwicht ontstaat tussen het bebouwde en het onbebouwde deel van het perceel. Dit betekent onder andere dat het perceel niet helemaal mag worden volgebouwd. Daarnaast dient er een goede afweging te worden gemaakt van de positionering ten opzichte van het openbaar gebied.

 

3.4 Zonneparken

De rol van de gemeente bij het realiseren van zonne-energie op daken en percelen is beperkt. Daarnaast is de verwachting dat dit onvoldoende capaciteit oplevert en dat dit proces niet snel genoeg op gang komt. De gemeente is zich bewust van de noodzaak om de energietransitie te versnellen. Daarom wil de gemeente ook ruimte bieden aan initiatieven voor zonneparken op de grond. De realisatie van een zonnepark levert in één keer een groter vermogen. Het opwekken van elektriciteit met grotere zonneparken kan in een korte periode een groot deel van de opgave voor duurzame energie invullen.

 

Voor grondgebonden zonnepanelen gaat de voorkeur van de gemeente uit naar initiatieven binnen bestaand stedelijk gebied en initiatieven met meervoudig ruimtegebruik. Er zal echter meer gedaan moeten worden. In aansluiting op het provinciaal beleid wil de gemeente daarom ruimte bieden aan energieopwekking bij en vanuit de kernen en de agrarische bedrijven. Deze ontwikkelingen, bijvoorbeeld in de vorm van lokale energiecoöperaties, wil de gemeente faciliteren. Hieraan zijn wel voorwaarden verbonden. De basisuitgangspunten van het beleid zijn:

  • Initiatieven buiten bestaand stedelijk gebied dienen aan te sluiten bij het bestaand stedelijk gebied;

  • Daarnaast zijn erfgebonden installaties toegestaan als onderdeel van een agrarisch bedrijf;

  • De maat en schaal van een zonneveld dient afgestemd te zijn op het erf of de kern en het omliggende landschap.

Initiatieven worden afgewogen tegen bestaande beleidsvoornemens.

Figuur 1 Bestaand stedelijk gebied (bron provincie Fryslân)

 

3.5 Omvang initiatieven en draagvlak

De grootte van een zonnepark moet passend zijn bij de omgeving en wordt daarom afgestemd op de aard en schaal van een kern. Dat betekent dat grote zonneparken bij kleine kernen niet passend zijn. Belangrijk is dat een zonnepark past binnen het landschap en dat het initiatief draagvlak heeft vanuit de mienskip.

 

Het vroegtijdig betrekken van de mienskip van de betreffende kern is essentieel voor het creëren van draagvlak. Hierdoor komen de verschillende invalshoeken, meningen en ideeën tijdig in beeld. Dit kan leiden tot breder gedragen oplossingen, kan bezwaarprocedures later in het proces voorkomen en leidt tot snellere en betere besluitvorming. Het creëren van draagvlak is een verantwoordelijkheid van de initiatiefnemer(s). Dit kan bijvoorbeeld gedaan worden door middel van inloopavonden, gesprekken of een enquête. Bij grootschalige initiatieven zal de ontwikkelaar voorts worden gewezen op de noodzaak om met locale energiecorporaties te overleggen en mogelijkheden te bespreken tot participatie.

In het besluitvormingsproces op de planvorming is het aan het bevoegd gezag om te beoordelen in hoeverre er sprake is van voldoende draagvlak.

 

In het buitengebied is er ruimte voor kleinschalige initiatieven bij de kleinere kernen of agrarische erven. Ruimte voor grotere initiatieven is er aansluitend bij grotere kernen zoals Balk, Joure en Lemmer.

De grootte van een zonnepark is afgestemd op de grootte van de kern. In bijlage 1 is een tabel opgenomen die een overzicht geeft van de kernen in De Fryske Marren, hun inwoneraantal en een indicatie van de totale oppervlakte aan zonneparken die hierbij passend is.

 

3.6 Netwerk en aansluitingen

Zonneparken kunnen niet zo maar overal worden geplaatst. Om financieel haalbaar te zijn moeten parken op een rendabele afstand van een netaansluiting worden geplaatst. Het beleid is hierop afgestemd. Zonneparken tot maximaal 2,5 MW (circa 3,5 ha. met de huidige technieken) kunnen in principe op het laagspanningsnet worden aangesloten. Dit netwerk ligt overal waar elektriciteit afgenomen wordt, dus in de kernen en naar de erven in het buitengebied. De oppervlaktes die de gemeente voorziet voor kleinschalige initiatieven in de kleine kernen en bij de agrarische bedrijven zijn maximaal 3 hectare, waardoor deze (met de huidige techniek) dit aantal MW niet overschrijden.

 

Zonneparken met een productie van 2,5 tot 10 MW dienen aangesloten te worden op de substations in het netwerk. Daarbij moet rekening worden gehouden met de beschikbare capaciteiten van de stations. De netbeheerder heeft deze stations in kaart gebracht en een indicatie gegeven van de beschikbare capaciteit. Dit is weergegeven op figuur 2.

 

Het is belangrijk aan te geven dat deze kaart een indicatie geeft van de situatie in 2017 en een momentopname is. Het netwerk kan wijzigen. Daarnaast kan het elektriciteitsnetwerk niet ongelimiteerd volgeladen worden met elektriciteitsbronnen c.q. zonneparken. De kaart geeft dus een indicatie van de beschikbare capaciteiten op de stations op dit moment. Naar mate er meer leveranciers komen (op een zelfde kabel of station) kan de maximaal beschikbare capaciteit overschreden worden en is aansluiten niet meer mogelijk. Vroegtijdige afstemming van initiatieven onderling en met de netbeheerder is daarom van belang.

 

Voor zonneparken boven de 10 MW zal een maatwerkoplossing gevonden worden met de netbeheerder voor de aansluiting van het park. Ook hier is vroegtijdige afstemming van initiatieven met de netbeheerder van belang.

Figuur 2 Substations en een indicatie van hun beschikbare capaciteit eind 2017

 

3.7 Landschap als leidraad

Bij de realisatie van zonneparken is het belangrijk dat er rekening gehouden wordt met de landschappelijke waarden in De Fryske Marren. De gemeente is onder te verdelen in twee hoofd landschappen: het open veenpolderlandschap en het meer gesloten zandruglandschap. Kenmerkend voor het veenpolderlandschap is de openheid met langgerekte kavels waarin bebouwing (bijvoorbeeld boerderijen) als kleine clusters aanwezig is. Het zandruglandschap wordt gekenmerkt door een meer gesloten karakter met es- en gaastdorpen, landgoederen en boscomplexen.

 

Zonneparken worden niet lukraak in het landschap geplaatst, maar gaan hier een relatie mee aan. Dat betekent keuzes maken over het wel of niet zichtbaar zijn van het zonnepark en hoe om te gaan met de randen en eventuele beplanting daar omheen. Maar ook nadenken over de hoogte en de richting van de panelen en bouwwerken.

 

De provincie Fryslân heeft de vertrekpuntennotitie “Sinnefjilden yn it lânskip” opgesteld, waarin wordt uitgelegd hoe ontwerpers van zonneparken om kunnen gaan met verschillende landschappelijke uitgangspunten. De Fryske Marren onderschrijft de principes uit “Sinnefjilden yn it lânskip” en toetst initiatieven aan de hand van deze notitie. “Sinnefjilden yn it lânskip” is te downloaden via de provincie.

 

3.8 De haalbaarheid van uw initiatief

In “Sinnefjilden yn it lânskip” wordt ingegaan op het ambitieniveau van een initiatief, waarbij het principe van de ‘Ambitieladder’ wordt geïntroduceerd. De gemeente verwacht dat voor zonneparken minimaal de ambitie ‘passend in de omgeving’ wordt gehanteerd. Een opstelling die rekening houdt met de kernkwaliteiten van het landschap. Echter, hoe hoger de ambitie, hoe groter de kans van slagen van het initiatief. Initiatieven die binnen bestaand stedelijk gebied liggen, meervoudig ruimtegebruik kennen, die een landschappelijke meerwaarde genereren of bijzonder en innovatief zijn, krijgen voorrang.

 

Om een indruk te geven van de haalbaarheid van een initiatief is de haalbaarheid inzichtelijk gemaakt in het stroomschema op pagina 11. Daarbij wordt tevens informatie verstrekt over relevante wet- en regelgeving en waar dit te vinden is.

 

De provincie Fryslân heeft een integrale werkwijze voor de realisatie van zonnevelden ontwikkeld, genaamd Sinnetafels. Door met elkaar om tafel te gaan, kan in korte tijd veel informatie op tafel komen over de (on)mogelijkheden, kansen en belangen. Aan tafel wordt zowel gesproken over techniek, business- case, netaansluiting als locatiekeuze, landschappelijke inpassing en over het proces. De enige voorwaarde voor de Sinnetafel is dat er ruimte is om tot een goede oplossing te komen.

 

Liander is de regionale netbeheerder voor elektriciteit in De Fryske Marren. Ons uitgangspunt is dat wij de energietransitie proberen te faciliteren tegen de laagste maatschappelijke kosten. De meeste zonneparken zullen een aansluiting aanvragen op het elektriciteitsnet van Liander om de geproduceerde energie te kunnen terugleveren. Liander heeft graag zicht op toekomstig opgewekt vermogen en op welke locaties dat mogelijk gaat gebeuren. Kortom: waar en wanneer? Onze klanten gaan namelijk steeds meer zelf energie opwekken. Het uitbreiden of verzwaren van de netten is niet altijd de meest passende oplossing. Het neemt veel tijd in beslag en is bovendien kostbaar. Onze belangrijkste vraag is dan ook: moeten we in de komende periode rekening moeten houden met bijvoorbeeld veel kleine parken of enkele grotere parken dat op het elektriciteitsnet moet worden ingepast?

 

De basisuitgangspunten om zonneparken zoveel mogelijk binnen de bestaande bebouwing in te passen onderschrijven wij. De in het beleid opgegeven volgorde sluit aan bij onze visie. Het aansluiten “ver” van bewoning geeft grote kosten voor de aansluiting en heeft een negatief effect op de businesscase van initiatiefnemers. Liander wil ook graag samen met De Fryske Marren kijken naar meer integrale energieoplossingen in gebieden en hun ruimtelijke inpassing.

 

Liander wil daarnaast graag tijdig meedenken met initiatiefnemers voor het ontwikkelen van zonneparken. Zoals bekend zijn de aansluitkosten vaak een substantieel onderdeel in de businesscase. Alle nieuwe grote aansluitingen kunnen daarnaast leiden tot investeringen in de netten van Liander. Wanneer wij tijdig betrokken worden dan kunnen we gezamenlijk toewerken naar de optimalisatie van geschikte planologische locatie(s) en de mogelijkheden in de energie-infrastructuur, bijvoorbeeld door gebruik te maken van nog onbenutte beschikbare capaciteit.

 

Lage aansluitkosten en maatschappelijke kosten voor zon

De eigenaren van zonneparken dragen zelf de kosten van de aansluitingen voor hun zonneparken op het elektriciteitsnet. De diepte investeringen om het achterliggende elektriciteitsnet aan te passen zodat de energie getransporteerd kan worden, zijn voor de netbeheerder. Alle investeringen die een netbeheerder doet worden gesocialiseerd en verwerkt in onze tarieven. Deze worden betaald door alle klanten van Liander. Dit zijn dus ‘maatschappelijke kosten’.

 

Gelukkig zijn er veel plekken waar de voor de eigenaren van zonneparken de aansluitkosten relatief laag kunnen zijn en waar ook de diepte investeringen in het elektriciteitsnet (maatschappelijke kosten) laag zijn. Bijvoorbeeld door in te voeden achter bestaande aansluitingen met een hoge energiebehoefte of door in te voeden achter een aansluiting met een grotendeels complementair productiepatroon.

 

Dit leidt vanuit een ‘laagste maatschappelijke kosten’-perspectief tot de volgende volgorde in globale voorkeur locaties voor zonneparken:

  • 1.

    Installatie achter een bestaande aansluiting waar de totale zonopwek het jaar door onmiddellijk geconsumeerd kan worden (invoeding op de bestaande aansluiting met een hoog energieverbruik)

  • 2.

    Installatie achter de meter een bestaande aansluiting waar een deel van de zonopwek onmiddellijk geconsumeerd kan worden en het restant zonder verzwaring van de aansluiting of het netwerk kan worden terug geleverd (dit geldt voor de meeste woningen, kantoren, boerderijen, winkels, sporthallen, gemalen, etc.)

  • 3.

    Installatie achter een bestaande aansluiting van een opwekinstallatie die grotendeels complementair is aan de ritmiek van zonopwek.

  • 4.

    Als er toch een nieuwe aansluiting nodig is voor een zonnepark zijn de kosten het laagst op korte afstand van een passend netvlak (dus nabij een Middenspanning-ruimte, een Middenspanning-kabel, een schakelstation of en onderstation).

 

Aangrenzend aan bebouwde gebieden

De keuze voor het toestaan van zonneparken aan de randen van bebouwd gebied lijkt vanuit energie-aansluitmogelijkheden op hoofdlijnen positief. Immers, voor bebouwd gebied is in infrastructuur voorzien. Wenselijk blijft dan om initiatieven in de omgeving van bedrijfsvestigingen voorrang te geven. Omdat hier verreweg de grootste gelegenheid is om het opgewekte vermogen direct lokaal af te nemen.

 

4 Kansrijke locaties voor grondgebonden opstellingen

4.1 Uitgangspunt

Kansrijke locaties zijn plekken waar zonneparken passen binnen het hiervoor beschreven beleid. In dit hoofdstuk wordt een overzicht gegeven van deze gebieden en wordt het beleid verder uitgediept. Er wordt beschreven wat de mogelijkheden zijn, hoe die zich verhouden tot het beleid en waar men rekening mee moet houden bij de ontwikkeling van een zonnepark.

 

4.2 Binnen bestaand stedelijk gebied

Initiatieven binnen bestaand stedelijk gebied of aansluitende aan stedelijk gebied hebben een voorkeur voor de gemeente, omdat hierdoor geen ruimte in het buitengebied wordt verbruikt. Voorbeelden hiervan zijn woningbouwlocaties of bedrijventerreinen die nog niet ontwikkeld zijn of andere braakliggende terreinen binnen bestaand stedelijk gebied. Dit betekent niet dat elke ‘vrije’ locatie geschikt is. Kenmerkende dragers van de ruimtelijke structuur van kernen, zoals groene open ruimtes, vindt de gemeente niet geschikt. Voorbeelden hiervan zijn de ruimte rondom de kerk in Tjerkgaast of de Appelhof in Langweer. In de plannen moet rekening worden gehouden met het beeld en de kwaliteiten van de omgeving, maar ook met de manier waarop de panelen ervaren worden door omwonenden en gebruikers van de openbare ruimte.

 

4.3 Meervoudig ruimtegebruik

Zonneparken kunnen een grote claim leggen op gronden geschikt voor andere doeleinden. Locaties met initiatieven waar meervoudig en/of slim ruimtegebruik bij het zonnepark is toegepast, vindt de gemeente daarom kansrijk. Voorbeelden van meervoudig en slim ruimtegebruik zijn: het plaatsen van zonnepanelen op een (voormalige) vuilstortlocatie, zonnepanelen boven parkeerterreinen, zonnepanelen op reststukjes bij snelwegen of een combinatie van landbouw en zonnepanelen. Bijvoorbeeld panelen bij het houden van vrije uitloopkippen. Hierbij is het van belang dat het zonnepark ruimtelijke en landschappelijk goed wordt ingepast.

 

4.4 Kleinschalige initiatieven

Bij kleine kernen in de gemeente zijn kleine initiatieven, die op het laagspanningsnet passen (tot circa 2,5 MW) met een omvang tot circa 3 hectare, kansrijk. Deze initiatieven komen voort uit bijvoorbeeld lokale energiecoöperaties. De gemeente wil deze initiatieven faciliteren, hierbij is het belangrijk dat de initiatieven gesteund worden vanuit de mienskip.

Het is daarnaast van belang dat de grootte van het zonnepark is afgestemd op de maat en schaal van de kern. In bijlage 1 is een indicatie gegeven van wat de gemeente een passende oppervlakte vindt. Deze maten zijn indicatief, want elk initiatief vraagt om maatwerk. Dit vraagt om afstemming op het landschap en afstemming met gemeente en provincie hierover. Het is voorstelbaar dat de kleinste kernen samenwerken om een financieel haalbaar zonnepark te creëren. Wanneer aantoonbaar wordt samengewerkt zijn iets grotere oppervlakten bespreekbaar.

 

4.5 Kleinschalige initiatieven bij agrarische erven

Initiatieven van agrariërs waar grondgebonden zonnepanelen worden geplaatst op of aansluitend aan het bouwperceel wil de gemeente toestaan. De gemeente ziet dit als een mogelijkheid om de bedrijfsvoering te verbreden, waardoor bedrijven vitaal blijven. Voorwaarde is dat de uitbreiding plaatsvindt binnen het agrarisch bouwblok. Hierbij is het van belang dat de omvang van het panelenveld passend is bij de aard en schaal van het bedrijf en dat de panelen goed worden ingepast.

 

4.6 Grootschalige zonneparken

Grote initiatieven van (5-20 MW) zijn kansrijk onder de volgende voorwaarden:

  • Het initiatief ligt aansluitend aan de bestaand stedelijk gebieden van Balk, Sint Nicolaasga, Lemmer of Joure, zoals die gedefinieerd zijn door de provincie;

  • Het initiatief moet passend zijn bij de aard en schaal van de aanliggende kern, zie bijlage 1;

  • Het zonnepark moet in vormgeving en opzet aansluiten bij het stedelijk weefsel en/of het landschap;

  • De gemeente maakt een ruimtelijke afweging en toetst het initiatief aan bestaand beleid.

Inwerkingtreding

 

Dit beleidskader treedt in werking op de dag na bekendmaking.

 

 

Citeertitel

 

Dit beleidskader wordt aangehaald als: Beleidskader Sinnefjilden De Fryske Marren 2018.

 

Bijlage 1

Indicatie toegestane oppervlakte zonnepark buiten bestaand stedelijk gebied per kern

situatie stadsrandzone Heerenveen

Heerenveen is een grote kern met potentie voor het realiseren van zonneparken.

De gemeente Heerenveen heeft beleid voor haar eigen grondgebied, maar hierin is niet het grondgebied binnen De Fryske Marren (dat aan de kern Heerenveen grenst) meegenomen.

Om de mogelijkheden te verkennen heeft overleg met Heerenveen plaatsgevonden.

Dit heeft opgeleverd dat de zone ten noorden van bedrijvenpark Haskerveen in aanmerking kan komen voor realisering van grootschalige zonneparken tot een oppervlakte van in totaal 20 - 25 ha.

Tezamen met andere specifieke locaties op haar eigen grondgebied heeft Heerenveen voldoende potentieel om aan haar huidige taakstelling te voldoen.

Voor het overige grensgebied met onze gemeente is er vooralsnog geen behoefte aan grootschalige voorzieningen.

 

 

 

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 11 juli 2018.

de griffier, de plaatsvervangend voorzitter,

H.A. van Dijk-Beekman, J. Meinsma