Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Oud-Beijerland

Parkeerbelastingen 2010, verordening

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieOud-Beijerland
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingParkeerbelastingen 2010, verordening
CiteertitelVerordening parkeerbelastingen 2010
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeentewet, artikel 225

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-06-201001-01-2013tarieventabel

11-05-2010

Het Kompas, 3 juni 2010

Z-10.01064/254

Tekst van de regeling

Intitulé

Parkeerbelastingen 2010, verordening

De raad van de gemeente Oud-Beijerland; gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 27 april 2010, nr. Z-10.01064/254; gelet op artikel 225 van de Gemeentewet en de Parkeerverordening 1997; gezien het advies van de commissie Bestuur en Middelen; besluit vast te stellen de volgende verordening:

 

Verordening op de heffing en de invordering van parkeerbelastingen 2010. (Verordening parkeerbelastingen 2010).  

Hoofdstuk 1  

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

parkeren: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van zaken, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;

motorvoertuigen: hetgeen daaronder wodt verstaan in het RVV 1990 met inbegrip van brommobielen, zoals bedoeld in artikel 1 onder ia van het RVV 1990

houder: degene op wiens naam het voor het motorrijtuig opgegeven kenteken ten tijde van het parkeren was ingeschreven in het krachtens de Wegenverkeerswet 1994 aangehouden register van opgegeven kentekens;

parkeerapparatuur: parkeermeters, parkeerautomaten, met inbegrip van verzamelparkeermeters, centrale computer, en hetgeen naar maatschappelijke opvatting overigens onder parkeerapparatuur wordt verstaan;

centrale computer:computer van het bedrijf waarmee de gemeente Oud-Beijerland een overeenkomst heeft gesloten, bestemd voor de registratie van parkeerbewegingen in het kader van het verlenen van diensten op het gebied van betaald parkeren met gebruik van een telefoon.

Artikel 2 Belastbaar feit

Onder de naam 'parkeerbelastingen' worden de volgende belastingen geheven:

  • a.

    een belasting ter zake van het parkeren van een voertuig op een bij, dan wel krachtens deze verordening in de daarin aangewezen gevallen door het college van burgemeester en wethouders te bepalen plaats, tijdstip en wijze;

  • b.

    een belasting ter zake van een van gemeentewege verleende vergunning voor het parkeren van een voertuig op de in die vergunning aangegeven plaats en wijze.

Artikel 3 Belastingplicht

  • 1

    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt geheven van degene die het voertuig heeft geparkeerd.

  • 2

    Als degene die het voertuig heeft geparkeerd wordt mede aangemerkt:

    • a.

      degene die de belasting voldoet, dan wel te kennen geeft of heeft gegeven de belasting te willen voldoen;

    • b.

      zolang geen voldoening van de belasting genoemd in artikel 2, onderdeel a, heeft plaatsgevonden: de houder van het voertuig, met dien verstande dat:1) als een voor ten hoogste drie maanden aangegane huurovereenkomst wordt overgelegd waaruit blijkt wie ten tijde van het parkeren ingevolge deze overeenkomst de huurder van het voertuig was, niet de houder maar de huurder wordt aangemerkt als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd; 2) als blijkt dat een ander in het kentekenregister had moeten staan ingeschreven, die ander wordt aangemerkt als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd.

  • 3

    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt niet geheven van degene die op de voet van het tweede lid, onderdeel b, als degene die het voertuig heeft geparkeerd wordt aangemerkt, als deze aannemelijk maakt dat ten tijde van het parkeren een ander tegen zijn wil van het voertuig gebruik maakt en dat hij dit gebruik redelijkerwijs niet heeft kunnen voorkomen.

  • 4

    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, wordt geheven van degene die de vergunning heeft aangevraagd.

Artikel 4 Maatstaf van heffing, belastingtarief en belastingtijdvak

De maatstaf van heffing, het belastingtarief en het belastingtijdvak zijn vermeld in de bij deze verordening behorende en daarvan deel uitmakende tarieventabel.

Artikel 5 Wijze van heffing

  • 1

    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte. Als voldoening op aangifte wordt aangemerkt het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur op de daartoe bestemde wijze en met inachtneming van de door het college van burgemeester en wethouders gestelde voorschriften.

  • 2

    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte.

Artikel 6 Ontstaan van de belastingschuld

  • 1

    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, is verschuldigd bij de aanvang van het parkeren, tenzij het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur geschiedt door het via een telefoon inloggen op de centrale computer.

  • 2

    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, is verschuldigd op het tijdstip waarop de vergunning wordt verleend.

Artikel 7 Termijnen van betaling

  • 1

    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, moet overeenkomstig de aangifte worden betaald bij de aanvang van het parkeren.

  • 2

    In afwijking van het bepaalde in het vorige lid moet de belasting overeenkomstig de aangifte worden betaald binnen een maand na het einde van het parkeren, indien het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur geschiedt door het via een telefoon inloggen op de centrale computer.

  • 3

    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, moet overeenkomstig de aangifte worden betaald op het tijdstip waarop de vergunning wordt verleend.

  • 4

    Een naheffingsaanslag moet terstond worden betaald.

Artikel 8 Bevoegdheid tot aanwijzen parkeerplaatsen

De aanwijzing van de plaats waar, het tijdstip en de wijze waarop tegen betaling van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, mag worden geparkeerd geschiedt in alle gevallen door het college van burgemeester en wethouders bij openbaar te maken besluit.

Artikel 9 Kosten

De kosten van de naheffingsaanslag ter zake van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, zijn vermeld in de bij deze verordening behorende en daarvan deel uitmakende tarieventabel.

Artikel 10 Kwijtschelding

Bij de invordering van de parkeerbelastingen wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 11 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de parkeerbelasting.

Artikel 12 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1

    De 'Verordening Parkeerbelastingen 2010 van 14 december 2009, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van bekendmaking.

  • 3

    De datum van ingang van de heffing is 1 juni 2010.

  • 4

    Deze verordening wordt aangehaald als 'Verordening parkeerbelastingen 2010'.

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 11 mei 2010.

De griffier,           de voorzitter,

 

E. Bunt                 K. Tigelaar

 

Tarieventabel behorende bij de 'Verordening Parkeerbelastingen 2010', (gewijzigd bij raadsbesluit d.d. 11-5-2010) 1  

1. Parkeren bij parkeerapparatuur

Het tarief voor het parkeren bij parkeerapparatuur als bedoeld in artikel 2, onder­deel a, bedraagt:straatparkeren € 1,05 per 60 minuten

terrein- en garageparkeren € 0,95 per 60 minuten

parkeren op parkeerterrein naast het politiebureau € 2,00 per dagkaart

 

 

Het tarief van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, bedraagt:

 

a.

voor bewoners:per kalenderjaar of een gedeelte daarvan:- 1e bewonersvergunning per adres- 2e bewonersvergunning per adres- 3e e.v. bewonersvergunning per adres

€ 0,00€ 53,20€ 106,40

 

b.

Voor bewoners ten behoeve van hun bezoekers, niet woonachtig in dezelfde vergunninghouderzone, per dag:

€ 1,95

 

c.

voor in het gebied gevestigde bedrijven: - per jaar of een gedeelte daarvan:- 1e vergunning per adres- 2e vergunning per adres- 3e vergunning e.v. per adres- per kwartaal of een gedeelte daarvan:- 1e vergunning per adres- 2e vergunning per adres (gewijzigd bij raadsbesluit d.d. 25-5-2010)- 3e vergunning per adres (gewijzigd bij raadsbesluit d.d. 25-5-2010)N.B. Indien een bedrijf naast een 1e vergunning voor een jaar een kwartaalvergunning aanvraagt, wordt de laatste als een 2e vergunning beschouwd ad. € 90,00.

€ 182,80€ 360,00€ 360,00€ 45,70€ 90,00€ 90,00 

 

d.

voor bedrijven, die niet in het gebied gevestigd zijn en tijdelijk in het gebied werkzaamheden dienen te verrichten:- per kalendermaand:- per dag:

€ 15,40€ 4,85

 

e.

voor een mantelzorgvergunning (gewijzigd bij raadsbesluit d.d. 25-5-2010)

€ 0,00

 

f.

voor een bedrijfsvergunning zorgverlener (gewijzigd bij raadsbesluit d.d. 25-5-2010)

€ 0,00

 

g.

voor het aanpassen/wijzigen van de parkeervergunning, per mutatie:

€ 13,35

 

 

 

De kosten van de naheffingsaanslag van de belasting bedoeld in artikel 9, onderdeel 1, bedragen

€ 51,00

4. Gehandicapten

Indien het geparkeerde voertuig, voor en na het parkeren, wordt gebruikt door een persoon, die houder is van een invalidenparkeerkaart, als bedoeld in de Regeling Gehandicaptenparkeerkaart 2001, wordt het in 1. bedoelde tarief op € 0,00 vastgesteld. Het voertuig dient daartoe achtergelaten te worden met de invalidenkaart zichtbaar achter de voorruit.

 

Behorende bij raadsbesluit van 11 mei 2010.

De griffier van Oud-Beijerland,

 

E. Bunt

 

 

1 Toelichting bij 'Verordening parkeerbelastingen 2010' (gewijzigd bij raadsbesluit d.d. 11-5-2010)

In de verordening parkeerbelastingen 2010 van 14 december 2009 zijn de tarieven opgenomen voor het parkeren bij parkeerapparatuur (straatparkeren), alsmede de verstrekking van vergunningen aan bedrijven en bewoners in het vastgestelde vergunninggebied (vergunningparkeren).

In 2009 is het “Integraal en toekomstgericht parkeerbeleidsplan” gerealiseerd. De uitkomsten van dit onderzoek zijn in het najaar 2009 bediscussieerd. De hieruit voorvloeiende tariefswijzigingen voor 2010 zijn meegenomen in de belastingvoorstellen voor de raadsvergadering van 14 december 2009 en in deze vergadering is de verordening vastgesteld. Daarbij is aangegeven dat voor de zorgverleners/mantelzorgers nog het een en ander nader uitgewerkt zou worden.

Inmiddels is het een en ander verder geconcretiseerd en wordt dit nu in de tarieventabel opgenomen te weten:

 

e.

voor een mantelzorgvergunning

€ 0,00

f.

voor een bedrijfsvergunning zorgverlener

€ 0,00

Daarnaast is geconstateerd dat in de tarieventabel een tweetal tarieven ontbreken te weten:

 

2c.

voor in het gebied gevestigde bedrijven: - per kwartaal of een gedeelte daarvan:- 2e vergunning per adres- 3e vergunning per adresN.B. Indien een bedrijf naast een 1e vergunning voor een jaar een kwartaalvergunning aanvraagt, wordt de laatste als een 2e vergunning beschouwd ad. € 90,00.

€ 90,00€ 90,00

Deze beide tarieven zijn opgenomen, omdat dat er een mogelijkheid bestaat dat oneigenlijk gebruik kan worden gemaakt van de situatie in relatie met de verordening. Door er honderd procent duidelijk in te zijn kan dit worden uitgesloten.

De tarieven voor de mantelzorgers/zorginstellingen worden met ingang van 1 maart al toegepast. Omdat hier geen sprake van lastenverzwaring is, is dit mogelijk en er bestond al een sterke wens om deze groep tegemoet te komen. De twee tarieven van € 90,00 zullen worden toegepast na bekendmaking van deze verordening.