Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Belastingsamenwerking Oost-Brabant

Beleidsregels inzake aanwijzing belastingplichtige BSOB 2018

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieBelastingsamenwerking Oost-Brabant
OrganisatietypeRegionaal samenwerkingsorgaan
Officiële naam regelingBeleidsregels inzake aanwijzing belastingplichtige BSOB 2018
Citeertitel
Vastgesteld doorgeattribueerde functionaris
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht
  2. artikel 253 van de Gemeentewet
  3. artikel 142 van de Waterschapswet
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

07-07-2018Nieuwe regeling

21-06-2018

bgr-2018-1021

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels inzake aanwijzing belastingplichtige BSOB 2018

De ambtenaar van de gemeenschappelijke regeling Belastingsamenwerking Oost-Brabant (hierna: BSOB), aangewezen als de in artikel 232, vierde lid, onderdeel a, van de Gemeentewet en de in artikel 124, vijfde lid onder a, van de Waterschapswet, bedoelde ambtenaar van de aan de gemeenschappelijke regeling BSOB deelnemende gemeenten en waterschap;

 

Gelet op het bepaalde in artikel 3 van bovengenoemde gemeenschappelijke regeling, waarbij de heffing en de invordering van de belastingen (als bedoeld in artikel 1 van bovengenoemde gemeenschappelijke regeling) en de uitvoering van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: Wet WOZ) aan BSOB is overgedragen;

 

Gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht, artikel 142 Waterschapswet en artikel 253 van de Gemeentewet;

 

Overwegende dat het wenselijk is om beleidsregels vast te stellen voor die gevallen waarin er een keuzemogelijkheid is om een belastingplichtige en een WOZ-belanghebbende aan te wijzen:

 

B E S L U I T

 

Vast te stellen de volgende Beleidsregels voor het aanwijzen van een belastingplichtige en een WOZ-belanghebbende in een keuzesituatie.

 

Hoofdstuk 1. Heffing

Algemeen

In sommige gevallen brengen de wettelijke regels met zich mee dat verschillende natuurlijke en/of niet-natuurlijke personen belastingplichtig kunnen zijn met betrekking tot een belastingobject. In de gevallen waarin dit voorkomt, mag BSOB de belastingaanslag ten name van één van de belastingplichtigen stellen. In deze gevallen hanteert BSOB een voorkeursvolgorde bij de aanwijzing van de belastingplichtige die de aanslag op zijn of haar naam krijgt. Deze voorkeursvolgorde is gebaseerd op een doelmatig c.q. doeltreffende heffing en invordering en wordt toegepast voor zover de gegevens voorhanden of te achterhalen zijn.

 

De in de voorkeursvolgorde neergelegde criteria bevatten op geen enkele wijze een limitatieve opsomming van de belastingplichtigen, maar zijn richtlijnen voor de meest voorkomende gevallen, zodat in de uitvoeringspraktijk volgens vaste, niet willekeurige, criteria een belastingplichtige kan worden aangewezen.

 

Voorkeursvolgorde

Artikel 1  

Met betrekking tot de belastingen die worden geheven van genothebbenden krachtens eigendom, bezit of beperkt recht wordt, indien de onroerende zaak is gelegen buiten het grondgebied van de in de gemeenschappelijke regeling deelnemende gemeenten, de aanslag gesteld ten name van degene die als eigenaar wordt aangeleverd vanuit de Landelijke Voorziening WOZ.

Artikel 2  

Met betrekking tot de belastingen die worden geheven van genothebbenden krachtens eigendom, bezit of beperkt recht wordt, indien de onroerende zaak is gelegen binnen het grondgebied van de in de gemeenschappelijke regeling deelnemende gemeenten en indien er met betrekking tot een onroerende zaak verschillende categorieën genothebbenden zijn, de aanslag in onderstaande volgorde gesteld ten name van:

2.1. de beperkt gerechtigde, waarbij de volgende voorkeursvolgorde wordt gehanteerd:

2.1.1. de vruchtgebruiker c.q. de gerechtigde krachtens recht van gebruik en bewoning;

2.1.2. de opstaller, met uitzondering van degene die een afhankelijk opstalrecht dan wel een opstalrecht ten behoeve van de aanleg en onderhoud van onder- of bovengrondse leidingen heeft;

2.1.3. de erfpachter dan wel de beklemde meier;

2.2. de eigenaar of appartementsgerechtigde;

2.3. degene die op andere wijze als genothebbende naar voren komt, daaronder begrepen de bezitter.

Artikel 3  

Met betrekking tot de belastingen die worden geheven van genothebbenden krachtens eigendom, bezit of beperkt recht wordt, indien de onroerende zaak is gelegen binnen het grondgebied van de in de gemeenschappelijke regeling deelnemende gemeenten, de aanslag in onderstaande volgorde gesteld ten name van:

3.1. indien er binnen een categorie genothebbenden personen zijn die volgens de beschikbare gegevens binnen het grondgebied van de deelnemers van BSOB (hierna: grondgebied) wonen of gevestigd zijn:

3.1.1. degene die tevens het gebruik heeft van de onroerende zaak;

3.1.2. ter zake van genot krachtens ongelijke aandelen in eigendom, bezit of beperkt recht van onroerende zaken; degene die het grootste aandeel heeft;

3.1.3. een rechtspersoon boven een natuurlijk persoon;

3.1.4. de oudste in leeftijd;

3.1.5. de eerstgerechtigde in de volgorde die door het kadaster wordt aangehouden.3.2. indien er binnen een categorie genothebbenden geen personen zijn die volgens de beschikbare gegevens binnen het grondgebied wonen of gevestigd zijn, maar wel personen die elders in Nederland wonen of gevestigd zijn:

3.2.1. ter zake van genot krachtens ongelijke aandelen in eigendom, bezit of beperkt recht van onroerende zaken; degene die het grootste aandeel heeft;

3.2.2. een rechtspersoon boven een natuurlijk persoon;

3.2.3. de oudste in leeftijd;

3.2.4. de eerstgerechtigde in de volgorde die door het kadaster wordt aangehouden.

3.3. Indien er binnen een categorie genothebbenden geen personen zijn die volgens de beschikbare gegevens binnen het grondgebied wonen of gevestigd of die binnen Nederland wonen of gevestigd zijn:

3.3.1. ter zake van genot krachtens ongelijke aandelen in eigendom, bezit of beperkt recht van onroerende zaken; degene die het grootste aandeel heeft;

3.3.2. de eerstgerechtigde in de volgorde die door het kadaster wordt aangehouden.

Artikel 4  

Met betrekking tot de zuiveringsheffing, verontreinigingsheffing, de onroerende-zaakbelastingen en rioolheffing die worden geheven van gebruikers van niet-woningen respectievelijk bedrijfsruimten, wordt, indien de onroerende zaak is gelegen binnen het grondgebied van de in de gemeenschappelijke regeling deelnemende gemeenten, de aanslag in onderstaande volgorde gesteld ten name van:

4.1. degene die ook als genothebbenden krachtens eigendom, bezit of beperkt recht wordt aangemerkt;

4.2. degene die volgens het handelsregister het langst het adres van het belastingobject als vestigingsadres voert;

4.3. degene die het huurcontract van het belastingobject op naam heeft;

4.4. degene die een nutsvoorziening van het belastingobject op naam heeft;

4.5. degene die op andere wijze als gebruiker naar voren komt.

Artikel 5  

Met betrekking tot de zuiveringsheffing en verontreinigingsheffing die worden geheven van gebruikers van niet-woningen respectievelijk bedrijfsruimten, wordt, indien de onroerende zaak is gelegen buiten het grondgebied van de in de gemeenschappelijke regeling deelnemende gemeenten, de aanslag gesteld ten name van degene die als gebruiker wordt aangeleverd vanuit de Landelijke Voorziening WOZ.

Artike l 6  

Met betrekking tot de zuiveringsheffing, verontreinigingsheffing, de watersysteemheffing ingezetenen, de rioolheffing , de afvalstoffenheffing en de hondenbelasting die worden geheven van gebruikers van woningen respectievelijk ingezetenen wordt, de aanslag in onderstaande volgorde gesteld ten name van:

6.1. de bewoner die ook als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht wordt aangemerkt;

6.2. de bewoner van het belastingobject die het langst staat ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie (BRP);

6.3. degene die het belastingobject het langst gebruikt;

6.4. de oudste in leeftijd;

6.5. degene die een nutsvoorziening van het belastingobject op naam heeft;

6.6. degene die op andere wijze als gebruiker naar voren komt.

Artikel 7  

Indien en voor zover aanslagen van verschillende belastingen worden verenigd op één aanslagbiljet, worden deze in onderstaande volgorde ten name gesteld van de belastingplichtige die:

7.1. ingevolge de onderdelen 1, 2 en 3 kan worden aangewezen;

7.2. ingevolge onderdeel 4 kan worden aangewezen;

7.3. ingevolge onderdeel 5 en 6 kan worden aangewezen.

Artikel 8  

De onderdelen 1 tot en met 7 vinden geen toepassing indien bij BSOB bekend is dat één van de potentiële belastingplichtigen de desbetreffende aanslag op zijn of haar naam wil hebben, althans voor zover dit niet leidt tot een mogelijke situatie dat de belasting niet kan worden betaald dan wel ingevorderd.

Artikel 9  

Voor zover de belasting wordt geheven over een belastingtijdvak, is bij de toepassing van de voorkeursvolgorde beslissend de situatie bij aanvang van dat tijdvak of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

Artikel 10  

Aangezien de voorkeursvolgorde erop is gericht de aanslag op te leggen aan een belastingplichtige die in staat geacht mag worden om de belasting te betalen, kan ook tot een andere keuze gekomen worden dan uit de voorkeursvolgorde zou volgen.

Artikel 11  

Wijzigingen kunnen, indien al een aanslag aan een belastingplichtige is opgelegd, pas plaatsvinden met ingang van het eerstvolgende belastingtijdvak.

Artikel 12  

Indien in uitzonderingsgevallen, door welke oorzaak dan ook, een aanslag wordt opgelegd in afwijking van het in de voorgaande onderdelen bepaalde, is die aanslag alleen ongeldig als er sprake is van willekeur.

Artikel 13  

Uit het handelsregister wordt de statutaire naam aangehouden.

Artikel 14  

Bij vennootschappen onder firma, maatschappen en commanditaire vennootschappen wordt de eerste vennoot dan wel maat ingeschreven bij de Kamer van Koophandel als belastingplichtige aangewezen.

Hoofdstuk 2. Beleidsregels voor het aanwijzen van een WOZ-belanghebbende in een keuzesituatie

Algemeen

In sommige gevallen brengen de wettelijke regels met zich mee dat voor één eigendom meer personen als (gelijksoortige, bijvoorbeeld in gemeenschap van goederen gehuwde echtgenoten) belanghebbende kunnen worden aangemerkt. In deze gevallen mag BSOB, op grond van artikel 24 van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) de bekendmaking van een WOZ-beschikking aan een van de belanghebbenden verzenden. BSOB hanteert een voorkeursvolgorde bij de aanwijzing van de belanghebbende die de WOZ-beschikking op zijn of haar naam krijgt.

 

De in de voorkeursvolgorde neergelegde criteria bevatten geen limitatieve opsomming van de belanghebbenden. Zij moeten worden beschouwd als richtlijnen voor de meest voorkomende gevallen, waarbij beoogd is de ontvanger van de WOZ-beschikking gelijk te laten zijn aan de belastingplichtige voor de onroerende-zaakbelastingen die de aanslag op zijn of haar naam krijgt.

Voorkeursvolgorde

In de gevallen dat er een keuzesituatie bestaat met betrekking tot de tenaamstelling van een beschikking ingevolge hoofdstuk IV van de Wet WOZ, zijn de beleidsregels van hoofdstuk 1, voor zover zij betrekking hebben op de onroerende-zaakbelastingen van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk 3. Inwerkingtreding en citeertitel

Artikel 1  

  • 1.

    Deze beleidsregels treden in werking op de dag na die van de bekendmaking.

  • 2.

    Deze beleidsregels worden aangehaald als ‘Beleidsregels aanwijzing belastingplichtige BSOB 2018’.

Aldus vastgesteld op 21 juni 2018,

De heffingsambtenaar,

R. Koenders