Organisatie | Soest |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening individuele voorzieningen Wet maatschappelijke ondersteuning gemeente Soest 2007 |
Citeertitel | Verordening individuele Wmo-voorzieningen gemeente Soest 2007 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Artikel 5 en artikel 15 Wet maatschappelijke ondersteuning
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2007 | Nieuwe regeling | 28-09-2006 Soester courant 18-10-2006 | RV 06/53 |
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
In deze verordening en de daarop gebaseerde nadere regelgeving wordt verstaan onder:
Persoon met beperkingen: een persoon die ten gevolge van ziekte of gebrek, inclusief chronische psychische en psychosiociale problemen aantoonbare beperkingen ondervindt bij het uitvoeren van activiteiten op het gebied van het voeren van het huishouden, bij het normale gebruik van de woning; bij het verplaatsen in en om de woning, bij het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel en bij het ontmoeten van medemensen en het op basis daarvan aangaan van sociale verbanden;
Maatschappelijke participatie: normale deelname aan het maatschappelijk verkeer, te weten het voeren van een huishouden, het normale gebruik van de woning; het zich in en om de woning verplaatsen; het zich zodanig verplaatsen dat aansluiting wordt gevonden bij regionale, bovenregionale en landelijke vervoersystemen; het ontmoeten van andere mensen en het aangaan en onderhouden van sociale verbanden om op die manier deel te nemen aan het lokale maatschappelijke leven;
Eigen bijdrage of eigen aandeel in de kosten: een door het college van burgemeester en wethouders vast te stellen bijdrage, die bij respectievelijk de verstrekking van een voorziening in natura, een persoonsgebonden budget (eigen bijdrage), of een financiële tegemoetkoming (eigen aandeel) betaald moet worden en waarop de regels van het Besluit individuele voorzieningen Wet maatschappelijke ondersteuning van toepassing zijn;
Huisgenoot: iedere meerderjarige met wie de aanvrager duurzaam gemeenschappelijk een woning bewoont;
Budgethouder: een persoon aan wie ingevolge deze verordening een persoonsgebonden budget is toegekend en die aan het college verantwoording over de besteding van het persoonsgebonden budget verschuldigd is;
Hulp bij het huishouden: huishoudelijke verzorging als bedoeld in artikel 1 lid 1 sub h van de wet;
Goedkoopst adequaat: niet duurder dan noodzakelijk en naar objectieve maatstaven doeltreffend, doelmatig en afgestemd op de specifieke situatie van de cliënt;
Besluit : Besluit individuele voorzieningen Wet maatschappelijke ondersteuning gemeente Soest.
deze, naar objectieve maatstaven gemeten, als de goedkoopst adequate voorziening kan worden aangemerkt;
deze in overwegende mate op het individu is gericht.
de voorziening langdurig noodzakelijk is, tenzij er sprake is van een kortdurende noodzaak tot hulp bij het huishouden.
Geen voorziening wordt toegekend:
indien een voorziening als die waarop de aanvraag betrekking heeft reeds eerder krachtens deze, danwel krachtens de aan deze verordening voorafgaande Verordening voorzieningen gehandicapten is verstrekt en de normale afschrijvingstermijn van de voorziening nog niet is verstreken, tenzij de eerder vergoede of verstrekte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de aanvrager zijn toe te rekenen.
Hoofdstuk 2. Vorm van te verstrekken individuele voorzieningen.
Een individuele voorziening kan verstrekt worden in natura, als financiële tegemoetkoming en als persoonsgebonden budget. Het college stelt vast in welke situaties de bij wet verplichte keuze tussen een voorziening in natura en een persoonsgebonden budget niet wordt geboden aan de hand van de in het Besluit neergelegde criteria.
De cliënt geeft per voorziening aan of hij/zij de zorg in natura wenst of een pgb. Deze keuze is bindend en kan voor de betreffende voorziening niet gewijzigd worden.
Artikel 4. Voorziening in natura
Indien een voorziening in natura wordt verstrekt is de bruikleenovereenkomst, huurovereenkomst of dienstverleningsovereenkomst tussen de leverancier en de aanvrager van toepassing.
Artikel 5. Financiële tegemoetkoming.
Bij verstrekking van een financiële tegemoetkoming worden de toepasselijke voorwaarden zoals genoemd in het Besluit in de beschikking opgenomen.
Artikel 7. Eigen bijdragen en eigen aandeel.
Bij het verstrekken van individuele voorzieningen op grond van de wet kan de aanvrager een eigen bijdrage verschuldigd zijn of kan de financiële tegemoetkoming worden afgestemd op het inkomen. Het college legt in het Besluit de omvang van deze eigen inbreng vast.
Hoofdstuk 3. Hulp bij het huishouden.
Artikel 8. Vormen van hulp bij het huishouden.
De door het college, ter compensatie van beperkingen ten gevolge van ziekte of gebrek bij het voeren van een huishouden, te verstrekken voorziening kan bestaan uit:
Artikel 9 Primaat van de algemene hulp bij het huishouden.
het zelf uitvoeren van een of meer huishoudelijke taken onmogelijk maken en de algemene hulp bij het huishouden dit snel en adequaat kan oplossen.
Artikel 10. Gebruikelijke zorg.
In afwijking van het gestelde in artikel 9 komt een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g., onderdeel 4, 5 en 6 van de wet niet in aanmerking voor hulp bij het huishouden als tot de leefeenheid waar deze persoon deel van uitmaakt een of meer huisgenoten behoren die wel in staat zijn het huishoudelijk werk te verrichten.
Artikel 11. Omvang van de hulp bij het huishouden.
De omvang van de voorziening huishoudelijke verzorging wordt uitgedrukt in klassen, waarbij de volgende klassen met de daarbij behorende uren kunnen worden toegekend:
Klasse 1; 0 tot 2 uur per week;
Klasse 2; 2 tot 4 uur per week;
Klasse 3; 4 tot 7 uur per week;
Klasse 4; 7 tot 10 uur per week;
Hoofdstuk 4. Woonvoorzieningen.
Artikel 13 Vormen van woonvoorzieningen.
De door het college, ter compensatie van beperkingen bij het voeren van een huishouden, te verstrekken woonvoorziening kan bestaan uit:
Artikel 14 Primaat algemene woonvoorzieningen en recht op individuele woonvoorzieningen.
Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 13, onder a. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek een aanpassing aan de woning noodzakelijk maken en de algemene woonvoorziening dit snel en adequaat kan oplossen.
Artikel 15 Soorten individuele woonvoorzieningen.
De in artikel 13 onder b, c. en d. genoemde voorzieningen kunnen bestaan uit:
Artikel 16 Primaat van de verhuizing.
Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor een voorziening als bedoeld in artikel 15 onder a. in aanmerking worden gebracht wanneer aantoonbare beperkingen als gevolg van ziekte of gebrek het normale gebruik van de woning belemmeren.
Een persoon die op verzoek van de gemeente, ten behoeve van een persoon met beperkingen de woonruimte, bestemd voor permanente bewoning heeft ontruimd kan voor een voorziening als bedoeld in artikel 15 onder a. in aanmerking worden gebracht.
Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor een voorziening als bedoeld in artikel 15 onder b. en c. in aanmerking worden gebracht wanneer een verhuizing niet mogelijk is binnen een medisch noodzakelijke termijn, of een voorziening als bedoeld in artikel 15 onder a. niet de goedkoopst adequate voorziening is.
Artikel 17 Primaat van de losse woonunit.
Aan een persoon als bedoeld in artikel 1 eerste lid onder g onderdeel 5 en 6 van de wet, die in aanmerking komt voor een voorziening als bedoeld in artikel 15 onder b en de voorziening bestaat uit een aanbouw of een aanzienlijke verbouwing, zal het college een herplaatsbare losse woonunit verstrekken indien hiertegen geen overwegende bezwaren bestaan.
De in het eerste lid genoemde voorziening wordt toegekend als de woning niet in eigendom is van een verhuurder, die bereid is de aangepaste woning blijvend ter beschikking te stellen aan personen die op basis van aantoonbare beperkingen ten gevolge van ziekte en gebrek behoefte hebben aan een dergelijke woning.
De bepalingen van dit hoofdstuk zijn niet van toepassing op het treffen van voorzieningen aan hotels/pensions, trekkerswoonwagens, kloosters, tweede woningen, vakantiewoningen, recreatiewoningen, kamerverhuur en specifiek op gehandicapten en ouderen gerichte woongebouwen voor wat betreft voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten of voorzieningen die bij nieuwbouw of renovatie zonder noemenswaardige meerkosten meegenomen kunnen worden.
Een woonvoorziening wordt slechts verleend indien de aanvrager zijn hoofdverblijf heeft of zal hebben in de woonruimte waaraan de voorziening wordt getroffen.
In afwijking van het gestelde in het eerste lid kan een woonvoorziening getroffen worden voor het bezoekbaar maken van één woonruimte indien de aanvrager zijn hoofdverblijf heeft in een AWBZ-instelling dan wel analoge situaties.
De aanvraag voor het bezoekbaar maken wordt ingediend in de gemeente waar de aan te passen woning staat.
De woonvoorziening betreft slechts het bezoekbaar maken van de in het tweede lid bedoelde woonruimte met een door het college in het Besluit vast te leggen maximumbedrag.
Onder bezoekbaar maken wordt uitsluitend verstaan dat de aanvrager de woonruimte, de woonkamer en een toilet kan gebruiken.
De aanvraag voor een woonvoorziening als bedoeld in dit hoofdstuk wordt geweigerd indien:
De aanvrager voor het eerst zelfstandig gaat wonen, verhuisd is vanuit of naar een woonruimte die niet geschikt is het gehele jaar door bewoond te worden, verhuisd is naar een AWBZ-instelling of een andere instelling gericht op het verstrekken van zorg, of er in de verlaten woonruimte geen problemen met het normale gebruik van de woning zijn ondervonden, tenzij het een verhuizing naar een ADL-woning betreft, of een verhuizing naar een woonzorgwoning op medische indicatie. Een ADL-woning is een woning voor zelfstandig wonende bewoners die zijn aangewezen op persoonlijke assistentie bij algemene dagelijkse levensverrichtingen. Een woonzorgwoning is een woning, bedoeld voor mensen die niet meer geheel zelfstandig kunnen wonen, maar (nog) geen behoefte hebben aan de intensieve verzorging in een verzorgings- of verpleeghuis. Bewoners kunnen gebruikmaken van bepaalde voorzieningen en zorg.
Artikel 21 Terugbetaling bij verkoop.
De eigenaar-bewoner, die krachtens deze verordening een financiële tegemoetkoming in de kosten van het treffen van een woonvoorziening heeft ontvangen en die binnen een periode van 7 jaar na de datum van gereedmelding van de werkzaamheden de woning verkoopt, is gehouden om binnen een week na het passeren van de akte burgemeester en wethouders hiervan schriftelijk op de hoogte te stellen. De meerwaarde die door het treffen van de voorziening is ontstaan dient eventueel gedeeltelijk aan de gemeente te worden teruggestort.
De eigenaar-bewoner, die krachtens deze verordening een financiële tegemoetkoming in de kosten van het treffen van een woonvoorziening heeft ontvangen voor het uitbreiden van de woning al dan niet in combinatie met de aankoop van grond, is gehouden mee te werken aan de vestiging van “stil pandrecht” op de woning bij de Rijksdienst voor de belastingen.
De meerwaarde als bedoeld onder a. wordt vastgesteld op basis van een taxatie die door een door burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige wordt uitgevoerd. Mocht de eigenaar-bewoner hiermee niet akkoord gaan, dan kan deze op eigen kosten een tweede deskundige aanwijzen. Bij ontbreken van overeenstemming kunnen de deskundigen gezamenlijk een derde aanwijzen.
Artikel 22 Het verwerven van grond
Voor zover het treffen van voorzieningen, als bedoeld in art. 15 onder b betreft het uitbreiden van bestaande woningen, dan wel het groter bouwen van een nieuw te bouwen woning dan zonder de voorzieningen nodig zou zijn, kunnen burgemeester en wethouders een bijdrage verlenen voor de extra te verwerven grond die ten hoogste overeenkomt met de bijdrage voor het aantal vierkante meters per vertrek en een gedeelte van de buitenruimte bij de woning, zoals wordt bepaald in het door het college vast te stellen Besluit.
Hoofdstuk 5. Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel.
Artikel 23 Vormen van vervoersvoorzieningen
De door het college, ter compensatie van beperkingen bij het zich lokaal verplaatsen te verstrekken voorziening kan bestaan uit:
Het college werkt de financiering van een systeem van collectief vervoer nader uit.
Artikel 24 Het recht op een algemene voorziening
Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet en bewoners van een instelling genoemd in artikel 1 van de Regeling sociaal vervoer AWBZ-instellingen die een zelfstandige vervoersbehoefte hebben, kunnen voor de in artikel 23 onder a. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek
het gebruik van het openbaar vervoer, of
het bereiken van het openbaar vervoer
c.wanneer gebruik van openbaar vervoer op grond van cognitieve of visuele beperkingen uitsluitend mogelijk is met begeleiding en van de algemene voorziening gebruik gemaakt kan worden zonder begeleiding.
Artikel 25 Het primaat van het collectief vervoer
Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet en bewoners van een instelling genoemd in artikel 1 van de Regeling sociaal vervoer AWBZ-instellingen die een zelfstandige vervoersbehoefte hebben, kunnen voor de in artikel 23, onder b. en c. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht wanneer
aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek het gebruik van een collectief systeem als bedoeld in artikel 23 onder a., onmogelijk maken, of
een collectief systeem als bedoeld in artikel 23 onder a., niet aanwezig is.
Artikel 26 Algemeen gebruikelijke vervoersvoorzieningen
Indien het inkomen van een ongehuwde persoon of het gezamenlijk inkomen van gehuwde personen meer bedraagt dan 1,5 maal in het Besluit voor de diverse categorieën genoemde inkomensgrenzen, wordt het bezit van een personenauto algemeen gebruikelijk geacht, zodat een auto of een met een auto vergelijkbare voorziening en de daarmee samenhangende gebruiks- en onderhoudskosten niet in aanmerking komen voor verstrekking of vergoeding.
Artikel 27 Omvang in gebied en in kilometers.
Bij de te verstrekken vervoersvoorziening wordt ten aanzien van de vervoersbehoefte ten behoeve van maatschappelijke participatie uitsluitend rekening gehouden met de verplaatsingen in de directe woon- en leefomgeving in het kader van het leven van alledag, tenzij zich een uitzonderingssituatie voordoet waarbij het gaat om een bovenregionaal contact, dat uitsluitend door de aanvrager zelf bezocht kan worden, terwijl het bezoek voor de aanvrager noodzakelijk is om dreigende vereenzaming of sociaal isolement te voorkomen. Onder de directe woon- en leefomgeving wordt verstaan de gemeente met daar omheen een schil van 4 ov-zones of 15 kilometer.
De te verstrekken vervoersvoorziening zal maatschappelijke participatie door middel van lokale verplaatsingen met als norm een omvang per jaar van 2000 kilometer mogelijk maken. Van deze norm kan worden afgeweken op basis van de vervoersbehoefte ten behoeve van maatschappelijke participatie van de aanvrager, aan de hand van de in het Besluit neergelegde criteria.
Hoofdstuk 6. Verplaatsen in en rond de woning.
Artikel 28 Vormen van rolstoelvoorzieningen.
De door het college, ter compensatie van beperkingen bij het verplaatsen in en om de woning dan wel voor sportbeoefening te verstrekken voorziening kan bestaan uit:
Artikel 29 Primaat algemene rolstoelvoorziening bij incidenteel gebruik rolstoel en sportrolstoel.
Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g., onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 28, onder a. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek incidenteel zittend verplaatsen in en rond de woning noodzakelijk maken en hulpmiddelen die verstrekt worden op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten of een andere wettelijke regeling geen adequate oplossing bieden.
Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g., onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 28, onder b. en c. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek dagelijks zittend verplaatsen in en om de woning noodzakelijk maken en hulpmiddelen die verstrekt worden op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten of een andere wettelijke regeling geen adequate oplossing bieden.
Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 28, onder d. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek sportbeoefening zonder sportrolstoel onmogelijk maken.
Artikel 30 Aanspraak op rolstoelvoorzieningen voor AWBZ-bewoners.
In uitzondering op het gestelde in artikel 29, lid 2 komt een persoon die verblijft in een op grond van artikel 5 van de Wet toelating zorginstellingen erkende instelling uitsluitend voor een rolstoel in aanmerking indien hij geen recht heeft op een rolstoel, verstrekt op grond van de AWBZ.
Hoofdstuk 7, het verkrijgen van voorzieningen en het motiveren van besluiten
Artikel 31 Gebruik aanvraagformulier.
Een aanvraag dient te worden ingediend door middel van een door het college ter beschikking gesteld papieren dan wel elektronisch formulier.
Artikel 32 Relatie met de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten.
De aanvraag dient te worden ingediend bij het Zorgloket in welk loket zowel aanvragen voor voorzieningen inzake de wet alsook aanvragen zorg inzake de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten kunnen worden ingediend.
Artikel 33 Inlichtingen, onderzoek, advies.
op een door het college te betalen plaats en tijdstip door een of meer daartoe aangewezen deskundigen te doen ondervragen en/of onderzoeken.
2.Het college vraagt een door hen daartoe aangewezen adviesinstantie om advies indien:
het gaat om een aanvraag een persoon betreffend die nog niet eerder een aanvraag in het kader van deze verordening heeft ingediend, met uitzondering van aanvragen die voorzieningen betreffen waarvan het college besluit dat hiervoor geen advies noodzakelijk is;
het voornemen bestaat de gevraagde voorziening om medische redenen af te wijzen;
het college dat overigens gewenst vindt.
Artikel 34 Samenhangende afstemming.
Het college legt in het Besluit regels vast omtrent de wijze waarop de verkrijging van individuele voorzieningen samenhangend wordt afgestemd op de situatie van de aanvrager.
Artikel 35 Wijzigingen in de situatie.
Degene aan wie krachtens deze verordening een voorziening is verstrekt, is verplicht aan het college mededeling te doen van feiten en omstandigheden, waarvan redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze van invloed kunnen zijn op het recht op een voorziening.
Indien het college de beschikking, waarbij een voorziening op grond van deze verordening is verleend, intrekt, kan zij de voorziening van aanvrager terugvorderen.
1.Terugvordering van voorzieningen in natura.
De terugvordering van voorzieningen in natura vindt plaats door de voorziening met de daarbij behorende bescheiden onverwijld aan Burgemeester en wethouders ter beschikking te stellen.
Het college kan naast het opeisen van de voorziening ook een bedrag in rekening brengen voor de afschrijvingskosten gebaseerd op de economische levensduur van de verstrekte voorziening. De omvang daarvan is gebaseerd op de duur van het onrechtmatig gebruik van de voorziening.
Voor voorzieningen die in bruikleen zijn verstrekt zijn de bepalingen uit de bruikleenovereenkomst van overeenkomstige toepassing.
Indien de terugvordering een voorziening in natura betreft die vanwege de aard niet of niet meer feitelijk kan worden overgedragen aan het college, wordt de omvang van de terugvordering bepaald op de hoogte van de oorspronkelijke investerings/aanschafwaarde. De bepalingen van artikel 36 lid 2 zijn dan overeenkomstig van toepassing.
2.Terugvordering van financiële tegemoetkomingen of persoonsgebonden budget.
Een besluit tot terugvordering van onverschuldigde betalingen bevat hetgeen wordt teruggevorderd, de hoogte van het bedrag en de termijn of termijnen waarbinnen moet worden terugbetaald.
Bij gebreke van tijdige betaling kan de vordering worden verhoogd met wettelijke rente en op de vordering betrekking hebbende kosten.
Onverschuldigd betaalde bedragen kunnen worden teruggevorderd tot 5 jaren zijn vestreken nadat de beschikking tot intrekking van een voorziening bekend is gemaakt. De verjaring wordt gestuit door uitvoering te geven aan het bepaalde in artikel 3:316 BW.
Het college geeft nadere regels ten aanzien van de uitvoering van deze verordening. Voorts kan het college nadere regels stellen met betrekking tot de te verstrekken voorzieningen en voorwaarden waaronder deze voorzieningen worden verstrekt in het Besluit.
Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de aanvrager afwijken van de bepalingen van deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.
Het college kan jaarlijks per 1 januari de in het kader van deze verordening en het op deze verordening berustende Besluit geldende bedragen verhogen of verlagen conform de ontwikkelingen van het door de VNG afgegeven prijsindexcijfer voor individuele Wmo-voorzieningen. Als dit niet beschikbaar is wordt het prijsindexcijfer volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek aangehouden.
Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2007, onder gelijktijdige intrekking van de Verordening voorzieningen gehandicapten 2004.