Organisatie | Lelystad |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | VERORDENING op het beheer en het gebruik van de gemeentelijke begraafplaats 2006 |
Citeertitel | Beheerverordening begraafplaats Lelystad 2006 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Deze verordening vervangt de “Verordening op het beheer en het gebruik van de algemene begraafplaats” van 14 september 1995.
1.Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
24-12-2009 | 15-11-2012 | wijziging diverse artikelen | 15-12-2009 Flevopost, 23-12-2009 | Nr. B09-08842 |
HOOFDSTUK 1. INLEIDENDE BEPALINGEN.
De raad van de gemeente Lelystad,
Op voorstel van het college van de Gemeente Lelystad d.d. 7 maart 2006
gelet op de bepalingen in de Wet op de lijkbezorging, de artikelen 108 en 147 van de Gemeentewet, en de Algemene plaatselijke verordening;
overwegende dat het gewenst is om regels te stellen voor het gebruik en beheer van de
In deze regeling wordt verstaan onder:
c.rechthebbende : de rechthebbende op een eigen graf, een eigen urnengraf of een
d.eigen graf : een graf, waarvoor aan een natuurlijk- of rechtspersoon het uitsluitend
recht is verleend tot het doen begraven en begraven houden van een of
twee lijken en twee asbussen, dan wel het doen begraven en begraven
houden van vier asbussen. Er wordt onderscheid gemaakt in eigen
graven voor volwassenen (ouder dan 12 jaar) en eigen graven voor
e.algemeen graf : een graf, in beheer bij de gemeente, waarin aan eenieder gelegenheid
wordt geboden tot het doen van begraven van een lijk. Er wordt
onderscheid gemaakt in algemene graven voor volwassenen (ouder
dan 12 jaar) en algemene graven voor kinderen;
h eigen urnengraf : een graf waarvoor aan een natuurlijk- of rechtspersoon het uitsluitend
recht is verleend tot het doen bijzetten en bijgezet houden van een of
twee asbussen met of zonder urnen;
recht is verleend tot het doen bijzetten en bijgezet houden van één of
twee asbussen met of zonder urnen;
van overledenen waarvan de as is verstrooid;
m.monument : gedenkteken waarop een herdenkingsplaatje met naamsvermelding gedachtenisplek kan worden aangebracht ter herdenking van overledenen waarvoor
geen aanwijsbare herdenkingsplek is;
HOOFDSTUK 2. OPENSTELLING, ORDE EN RUST OP DE BEGRAAFPLAATS.
Dodenherdenkingen, onthullingen van gedenktekens en dergelijke plechtigheden.
Dodenherdenkingen, onthullingen van gedenktekens en dergelijke plechtigheden op de begraafplaats moeten vijf dagen tevoren worden gemeld aan de beheerder onder opgave van datum en uur van de plechtigheid en de wijze waarop de plechtigheid zal plaatsvinden.
HOOFDSTUK 3. VOORSCHRIFTEN VOOR LIJKBEZORGING.
Kennisgeving begraven en asbezorging, openen en sluiten van het graf.
In aansluiting hierop wordt uiterlijk op de tweede voorafgaande werkdag schriftelijk kennis gegeven aan de beheerder. Dit dient te gebeuren op het door het college beschikbaar gestelde formulier, danwel een eigen formulier waarop alle, op het door het college beschikbaar gestelde formulier gevraagde gegevens, zijn vermeld. De zaterdag geldt voor de toepassing van dit artikel niet als werkdag. Indien de burgemeester toestemming heeft gegeven om het lijk binnen 36 uur na het overlijden te begraven moet de kennisgeving aan de beheerder zo tijdig mogelijk worden gedaan.
Het openen van een graf of urnengraf ter begraving of voor het bezorgen van asbussen en het daarna sluiten van zo’n graf alsmede het bedienen van de hulpmiddelen mag uitsluitend worden gedaan door het personeel van de begraafplaats op aanwijzingen en onder toezicht van de beheerder. De nabestaanden kunnen deze werkzaamheden onder toezicht van de beheerder geheel of gedeeltelijk zelf verrichten indien zij hun wens daartoe uiterlijk om 12.00 uur van de voorafgaande werkdag mondeling of schriftelijk aan de beheerder hebben kenbaar gemaakt. De zaterdag geldt voor de toepassing van deze bepaling niet als werkdag. De nabestaanden dienen bij deze werkzaamheden de aanwijzingen van de beheerder op te volgen.
Indien de begraving of de bezorging van as in een eigen graf, eigen urnengraf, urnennis of wandgraf zal plaatsvinden dient een machtiging daartoe bij de kennisgeving als bedoeld in artikel 7 lid 2, aan de beheerder te worden overgelegd ondertekend door de rechthebbende of, indien deze is overleden, door één van de andere personen, genoemd in artikel 17, tweede lid die daarbij verzoekt om overschrijving van het recht op zijn of haar naam.
Begraving of bijzetting in een eigen graf, eigen urnengraf of wandgraf waarvan de uitgiftetermijn binnen de wettelijke minimum grafrusttermijn afloopt, kan alleen plaatsvinden onder gelijktijdige verlenging van de uitgiftetermijn met een zodanige periode dat de alsdan resterende uitgiftetermijn ten minste gelijk is aan de wettelijke minimum grafrusttermijn. De verlenging dient te worden aangevraagd door de rechthebbende of, indien deze is overleden, door één van de andere personen, genoemd in artikel 17, tweede lid.
HOOFDSTUK 4. UITGIFTE DER GRAVEN.
Het college kan bij nader vast te stellen regels bepaalde vakken op de begraafplaats een afwijkende bestemming en indeling geven.
Het college kan aan de rechthebbende op een eigen graf of een eigen urnengraf vergunning verlenen tot het daarin voor eigen rekening doen aanbrengen van een grafkelder overeenkomstig de door hen te stellen voorwaarden.
Het college verleent, voor zover de daartoe bestemde ruimte van de begraafplaats dit toelaat, op een daartoe bij hen schriftelijk in te dienen aanvraag, voor de tijd van twintig jaar het recht op een eigen graf, een eigen urnengraf of een wandgraf. De termijn begint te lopen op de datum waarop het eigen graf of eigen urnengraf is uitgegeven.
Het in het eerste lid van dit artikel bedoelde recht wordt op verzoek van de rechthebbende verlengd telkens met een termijn van tien jaren, mits het verzoek vóór het verstrijken van de lopende termijn wordt ingediend. In het geval zoals omschreven in artikel 8 lid 3 is verlenging met een termijn van minder dan tien jaar ook toegestaan.
Overschrijving van verleende rechten.
Het recht op een eigen graf, een eigen urnengraf, een urnennis of een wandgraf kan op schriftelijk verzoek van de rechthebbende worden overgeschreven op naam van de echtgenoot of levenspartner danwel een bloed- of aanverwant tot en met de derde graad. Overschrijving op verzoek van de rechthebbende ten name van een ander dan de vorengenoemde personen, is slechts mogelijk, indien daarvoor gewichtige redenen bestaan.
Na het overlijden van de rechthebbende kan het eigen graf, het eigen urnengraf, de urnennis of het wandgraf worden overgeschreven op naam van de echtgenoot of levenspartner danwel een bloed- of aanverwant tot en met de derde graad, mits het verzoek hiertoe schriftelijk wordt gedaan binnen één jaar na het overlijden van de rechthebbende. Overschrijving op naam van een ander dan de in de vorige zin bedoelde personen is slechts mogelijk, indien daarvoor gewichtige redenen bestaan.
Indien na het overlijden van de rechthebbende het schriftelijk verzoek tot overschrijving aan het college niet wordt gedaan binnen de in het tweede lid van dit artikel gestelde termijn, is het college bevoegd het recht op het eigen graf, het eigen urnengraf, de urnennis en het wandgraf te laten vervallen.
Na het verstrijken van de in het tweede lid genoemde termijn van een jaar kan het college het eigen graf, het eigen urnengraf, de urnennis en het wandgraf alsnog op naam stellen van een nieuwe rechthebbende, tenzij dit recht betrekking heeft op een eigen graf, eigen urnengraf, urnennis of wandgraf dat/die inmiddels is geruimd.
Zonder aanspraak te kunnen maken op enige vergoeding kan de rechthebbende schriftelijk afstand doen ten behoeve van de gemeente van het recht op het eigen graf, het eigen urnengraf, de urnennis of het wandgraf. Van de ontvangst van zodanige verklaring doet het college schriftelijk mededeling aan de rechthebbende.
HOOFDSTUK 6. GEDENKTEKENS, VERSIERINGEN EN BEPLANTING.
Geen vergunning is nodig indien een wijziging aan het gedenkteken of de afdekplaat beperkt blijft tot het toevoegen van tekst als gevolg van een tweede begraving in een eigen graf of bijzetting van een urn. Eveneens is geen vergunning nodig voor het aanbrengen van beplanting, bloemen, kransen, grind en stenen (mits groter dan 4 cm in doorsnede en kleiner dan 15 cm) en losse voorwerpen kleiner dan 30 cm.
De vergunning als bedoeld in lid 1 dient te worden aangevraagd door middel van een door het college beschikbaar gesteld formulier. Bij de aanvraag dient een technische tekening te worden ingezonden met daarop alle relevante informatie met betrekking tot maten, materialen, grafbedekking en opschriften en versieringen.
Het formulier, genoemd in lid 3, dient volledig te zijn ingevuld. Het geheel van formulier en tekening dient voldoende informatie te verstrekken om de aanvraag te kunnen beoordelen. Indien beoordeling van de aanvraag niet mogelijk is, worden formulieren en tekening, met opgave van redenen aan de aanvrager geretourneerd.
Kennisgeving plaatsing gedenkteken/afdekplaat.
Van de voorgenomen plaatsing van een gedenkteken of afdekplaat moet tenminste 24 uur van te voren kennis worden gegeven aan de beheerder.
Verwijdering niet-blijvende beplanting en andere voorwerpen.
Niet-blijvende beplanting op een graf die in een verwaarloosde staat verkeert kan, zonder voorafgaande waarschuwing, door de beheerder worden verwijderd zonder dat aanspraak kan worden gemaakt op schadevergoeding. Losse bloemen, planten, kransen en dergelijke kunnen, wanneer zij verwelkt zijn, door de beheerder worden verwijderd.
Verwijdering gedenktekens, versieringen, beplanting en afdekplaten
Gedenktekens, versieringen en beplanting van graven en afdekplaten van urnennissen kunnen, na het verstrijken van de termijn waarvoor het recht op een eigen graf, een eigen urnengraf, een urnennis of een wandgraf is verleend, dan wel bij algemene graven na het verstrijken van een periode van tien jaar, vanwege het college worden verwijderd.
Het voornemen tot verwijdering wordt gedurende ten minste één jaar voorafgaande aan het tijdstip van verwijdering, op een op het betreffende graf, dan wel de betreffende urnennis te plaatsen bordje, door het college bekendgemaakt, tenzij het adres van de rechthebbende op een eigen graf, urnengraf, urnennis of wandgraf bij het college bekend is. In dat geval stelt het college hem uiterlijk één jaar voor het genoemde tijdstip per brief van hun voornemen in kennis.
Op grond van een daartoe door de vergunninghouder als bedoeld in artikel 22 lid 6, of diens rechtsopvolger, bij het college ingediend schriftelijk verzoek, blijft het gedenkteken, de versiering, of de afdekplaat, tot aan de datum van verwijdering tot zijn of haar beschikking. Het schriftelijk verzoek kan worden ingediend gedurende een jaar na de in het tweede lid bedoelde kennisgeving.
Degene op wiens naam de vergunning is gesteld of diens rechtsopvolger, is verplicht te gedogen dat de zich op het betreffende graf bevindende gedenkteken, versiering, beplanting of afdekplaat door of vanwege de gemeente tijdelijk wordt weggenomen of verplaatst, voorzover en voor zolang noodzakelijk, in verband met de begraving van lijken in de nabijheid of om andere dringende redenen.
Onderhoud door de rechthebbende/de vergunninghouder.
De rechthebbende of de vergunninghouder is verplicht het gedenkteken, de versiering en de beplanting, behoorlijk te onderhouden of te herstellen, zodat deze naar het oordeel van het college het uiterlijk aanzien van de begraafplaats niet schaadt en geen overlast en/of gevaar voor belendende graven, groenvoorzieningen of bezoekers kan opleveren.
Indien de rechthebbende of de vergunninghouder nalaat het gedenkteken, de versiering en de beplanting behoorlijk te onderhouden of te herstellen, kan het college de hiervoor in aanmerking komende voorwerpen of zo nodig het gehele gedenkteken, de versiering en de beplanting doen verwijderen. Het verwijderde (met uitzondering van de beplanting die niet meer ter beschikking komt) blijft gedurende drie maanden ter beschikking van de rechthebbende of de vergunninghouder en vervalt daarna aan de gemeente, zonder dat deze tot enige vergoeding verplicht is.
De verwijdering vindt niet plaats dan nadat de rechthebbende of de vergunninghouder behoorlijk per brief is opgeroepen om te worden ingelicht over de toestand van het gedenkteken, de versiering en/of de grafbeplanting. De oproeping geschiedt door mededeling op het mededelingenbord op de begraafplaats als het adres van de rechthebbende niet bekend is. Bij het graf wordt in dat geval een verwijzing naar de mededeling aangebracht.
Gedenktekens, beplanting, afdekplaten en voorwerpen worden geacht voor rekening en risico van de rechthebbende of de vergunninghouder te zijn aangebracht. Schade als gevolg van brand, vandalisme, diefstal, vorst, storm, hagel, wateroverlast en andere van buiten komende oorzaken, of schade ontstaan door het weghalen en terugplaatsen ten behoeve van een bijzetting of opgraving danwel het na verzakking opnieuw stellen van een gedenkteken en
eventuele gevolgschade voor derden, is voor rekening en risico van de rechthebbende op het graf of de vergunninghouder.
HOOFDSTUK 7. RUIMING VAN GRAVEN, URNENGRAVEN, URNENNISSEN EN WANDGRAVEN.
Ruiming, bezorging van overblijfselen en as.
Van het voornemen van het college om een graf, urnengraf, urnennis of wandgraf te ruimen wordt gedurende ten minste één jaar voorafgaande aan het tijdstip van ruiming op een bij het te ruimen graf, urnengraf, urnennis of wandgraf te plaatsen bordje kennis gegeven, tenzij het adres van de rechthebbende aan hen bekend is. In dat geval stelt het college hem uiterlijk één jaar voorafgaande aan het bedoelde tijdstip per brief van hun voornemen in kennis.
De rechthebbende op een eigen graf kan de beheerder gedurende een periode van één jaar na de in het eerste lid genoemde kennisgeving schriftelijk verzoeken om de overblijfselen te doen verzamelen om deze weer in dezelfde grafruimte te doen begraven dan wel om deze elders opnieuw te doen begraven of cremeren.
Nabestaanden van een overledene die begraven is in een algemeen graf kunnen de beheerder gedurende een periode van één jaar na de in het eerste lid genoemde kennisgeving schriftelijk verzoeken bij ruiming de overblijfselen, indien mogelijk, bijeen te doen brengen om deze elders opnieuw te doen begraven of cremeren.
Nabestaanden van een overledene waarvan een asbus al of niet met een urn is bijgezet in een urnengraf of een urnennis kunnen de beheerder gedurende een periode van één jaar na de in het eerste lid genoemde kennisgeving schriftelijk verzoeken om hen de asbus danwel de urn ter beschikking te stellen voor bijzettingof verstrooiing elders.
HOOFDSTUK 8. GEDEELTE(S) VOOR KERKGENOOTSCHAPPEN.
Afwijkende regels en kennisgeving onderhoudsbehoefte van graven.
Het college kan na overleg met het bestuur van een kerkgenootschap ten aanzien van de openstelling van het gedeelte, de indeling van graven, de onderverdeling van graven in categorieën en de eisen voor de gedenktekens op het ter beschikking van het kerkgenootschap gestelde deel van de begraafplaats nadere regels stellen die afwijken van de regels van deze verordening.
Het bestuur van het kerkgenootschap kan het college schriftelijk verzoeken hen er schriftelijk van in kennis te stellen dat er onderhoud of herstel door de rechthebbende nodig is van het gedenkteken en/of de beplanting op één of meer graven op het deel van de begraafplaats dat aan het kerkgenootschap ter beschikking is gesteld.
Op grond van het in het tweede lid genoemde verzoek stelt het college het bestuur van het kerkgenootschap er schriftelijk van in kennis dat het gedenkteken en/of de grafbedekking van één of meer graven onderhoud of herstel behoeft. De kennisgeving laat de bevoegdheid van het college onverlet om de rechthebbende op de graven ervan in kennis te stellen dat het gedenkteken en/of de beplanting moet worden onderhouden of hersteld.
HOOFDSTUK 9. STRAF-, OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN.
De rechten en verplichtingen met betrekking tot eigen graven, eigen urngraven en urnenissen die voortvloeien uit de ingevolge artikel 33 ingetrokken verordening, worden geacht ingevolge deze verordening te zijn ontstaan.
Hij die handelt in strijd met de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften en beperkingen wordt gestraft met een geldboete van de eerste categorie en kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.
Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na de datum van bekendmaking, met ingang van welke datum de “verordening op het beheer en het gebruik van de algemene begraafplaats” van 14 september 1995, alsmede de nadien vastgestelde besluiten tot wijziging van die verordening, worden ingetrokken.