Organisatie | Fryslân |
---|---|
Organisatietype | Provincie |
Officiële naam regeling | Besluit van Gedeputeerde Staten van de provincie Fryslân houdende regels omtrent de subsidiëring van activiteiten in het kader van het Regionaal Programma KRW Landbouw in de provincie Fryslân Subsidieregeling Regionaal Programma KRW Landbouw Fryslân |
Citeertitel | Subsidieregeling Regionaal Programma KRW Landbouw Fryslân |
Vastgesteld door | gedeputeerde staten |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
21-06-2018 | nieuwe regeling | 12-06-2018 | 01532784 |
Gedeputeerde Staten van Fryslân, gelet op artikel 1.3, vierde lid, van de Algemene subsidieverordening provincie Fryslân 2013;
gelet op Verordening (EU) Nr. 702/2014 van de Commissie van 25 juni 2014 (PbEU, L 193), in het bijzonder de artikelen 14, 21, 22 en 31 waarbij bepaalde categorieën steun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard;
overwegende dat het op grond van de “Samenwerkingsovereenkomst POP3 Water” van 30 augustus 2016 en de “Overeenkomst ter realisering van het Regionaal Programma KRW Landbouw” van 30 augustus 2016 wenselijk is door middel van subsidies een stimulans te geven aan landbouw gerelateerde maatregelen die bijdragen aan het realiseren van KRW-doelen in Fryslân en in de provincie Groningen voor zover dit het beheergebied van het Wetterskip Fryslân betreft;
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
In deze regeling en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
kmo’s: kleine, middelgrote en micro-ondernemingen . waar minder dan 250 personen werkzaam zijn en waarvan de jaaromzet 50 miljoen euro of het jaarlijkse balanstotaal 43 miljoen euro niet overschrijdt en die actief zijn in de primaire landbouwproductie en de verwerking en afzet van landbouwproducten.
landbouwer: een natuurlijk persoon of rechtspersoon dan wel een groep natuurlijke personen of rechtspersonen, ongeacht de rechtspositie van de groep en haar leden volgens het nationale recht, van wie het bedrijf zich bevindt binnen het territoriale toepassingsgebied van de verdragen als omschreven in artikel 52 VEU in samenhang met de artikelen 349 en 355 VWEU (PbEU 2012, C326) en die een landbouwactiviteit uitoefent.
Lvv: Landbouwvrijstellingsverordening (EU) nr. 702/2014 van de Commissie van 25 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun in de landbouw- en bosbouwsector en in plattelandsgebieden op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU L193/1);
penvoerder: een onderneming die deel uitmaakt van een samenwerkingsverband en tevens organisatorisch, uitvoerend en financieel een bijdrage levert aan de realisatie van een project dat door het samenwerkingsverband wordt uitgevoerd en waarvoor subsidie wordt aangevraagd. De vorengenoemde onderneming is tevens door alle deelnemers die deel uitmaken van het samenwerkingsverband gemachtigd om namens hen op te treden ten aanzien van de subsidieverstrekking in de zin van deze regeling;
werkkapitaal: het verschil tussen de vlottende activa, zoals voorraden, debiteuren en liquide middelen, en de vlottende passiva, zoals crediteuren en andere kortlopende schulden van een bedrijf. Het werkkapitaal geeft een idee van het aantal financiële middelen dat een bedrijf heeft om op de korte termijn de noodzakelijke uitgaven te doen die het bedrijf draaiende houden. Het werkkapitaal geeft dus aan of een bedrijf in staat is om op korte termijn, mocht daar reden toe zijn, schulden af te betalen of om te investeren in het bedrijf.
Artikel 1.2 Geografisch toepassingsbereik
Subsidie op grond van deze regeling wordt verstrekt ten behoeve van activiteiten in het landelijke gebied in:
De subsidie heeft tot doel een bijdrage te leveren aan de internationale doelstellingen zoals geformuleerd in de KRW.
Voor het bereiken van dit doel worden maatregelpakketten ingezet die een bijdrage leveren aan één of meerdere van de volgende thema’s:
Om voor subsidie in aanmerking te komen moet in elk geval voldaan worden aan de volgende criteria:
Artikel 1.12 Financiële verantwoording
Onverminderd artikel 3.7 van de Asv wordt bij subsidieverstrekking van minder dan € 125.000,-, de verstrekte subsidie met toepassing van artikel 3.6 van de Asv vastgesteld op basis van de werkelijk gemaakte kosten en opbrengsten.
Hoofdstuk 2 Activiteiten gericht op makelen en schakelen die geen economische activiteit betreffen
Subsidie kan worden verstrekt aan landbouworganisaties of belangenvertegenwoordigers in de landbouwsector of aan adviesbureaus die gericht zijn op de primaire agrarische productie.
Artikel 2.3 Subsidiabele kosten
Voor zover de kosten betrekking hebben op één of meerdere in artikel 2.1 genoemde activiteiten kan subsidie worden verstrekt aan de volgende kosten:
Hoofdstuk 3 Maatregelen waarbij subsidie wordt verstrekt voor activiteiten met toepassing van de artikelen 14, 21, 22 en 31 van de Lvv
Paragraaf 3.1 Kennisoverdracht en voorlichting, artikel 21 Lvv
Artikel 3.1.2 Subsidieaanvrager
Subsidie kan worden verstrekt aan kmo’s die actief zijn in de primaire landbouwproductie, verwerking of afzet van landbouwproducten of een samenwerkingsverband van kmo’s die actief zijn in de primaire landbouwproductie, verwerking of afzet van landbouwproducten.
Artikel 3.1.3 Subsidiabele kosten
Voor zover de kosten betrekking hebben op een activiteit zoals bedoeld in artikel 3.1.1 komen de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:
als het gaat om demonstratieprojecten in verband met investeringen voor zover en zolang zij voor het demonstratieproject worden gemaakt:
algemene kosten in verband met de onder (i) en (ii) bedoelde uitgaven, zoals voor het inschakelen van architecten, ingenieurs en adviseurs en voor advies over ecologische en economische duurzaamheid, met inbegrip van haalbaarheidsstudies; haalbaarheidsstudies blijven in aanmerking komen, zelfs wanneer op basis van de resultaten daarvan geen uitgaven uit hoofde van het bepaalde onder i) en ii) worden gedaan;
Paragraaf 3.2 Investeringen in materiële of immateriële activa op het landbouwbedrijf, artikel 14 Lvv
Artikel 3.2.2 Subsidieaanvrager
Subsidie wordt verstrekt aan kmo’s die actief zijn in de primaire landbouwproductie of een samenwerkingsverband hiervan.
Artikel 3.2.3 Subsidiabele kosten
Voor zover de kosten betrekking hebben op een activiteit zoals bedoeld in artikel 3.2.1 komen de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:
de algemene kosten in verband met de onder (a) en (b) bedoelde uitgaven, zoals voor het inschakelen van architecten, ingenieurs en adviseurs en voor advies over ecologische en economische duurzaamheid, met inbegrip van haalbaarheidsstudies; haalbaarheidsstudies blijven in aanmerking komen, zelfs wanneer op basis van de resultaten daarvan geen uitgaven uit hoofde van het bepaalde onder (a) en (b) worden gemaakt;
Het in het eerste lid genoemde percentage van 40% kan met 20 procentpunten worden verhoogd voor:
investeringen om het bodem- of water milieu of de hygiëneomstandigheden als bedoeld in artikel 14, derde lid onder b van de Lvv te verbeteren, in welk geval het in dit lid vastgestelde verhoogde percentage alleen geldt voor extra kosten die moeten worden gemaakt om een hoger niveau dan de geldende Unienormen te halen, voor zover dit hoger niveau niet leidt tot een verhoging van de productiecapaciteit.
Paragraaf 3.3 Onderzoek en ontwikkeling in de landbouwsector, artikel 31 Lvv
Artikel 3.3.2 Subsidieaanvrager
Subsidie wordt verstrekt aan privaatrechtelijke rechtspersonen, natuurlijke personen of een samenwerkingsverband waarvan de leden bestaan uit een combinatie van deze.
Artikel 3.3.3 Subsidiabele kosten
Voor zover de kosten betrekking hebben op een activiteit zoals bedoeld in artikel 3.3.1 komen de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:
kosten van apparatuur en uitrusting voor zover en zolang deze wordt gebruikt voor het project. Wanneer deze apparatuur en uitrusting niet tijdens hun volledige levensduur voor het project worden gebruikt, worden alleen de afschrijvingskosten overeenstemmend met de looptijd van het project, berekend volgens algemeen erkende boekhoudkundige beginselen, als in aanmerking komende kosten beschouwd;
kosten van gebouwen en gronden voor zover en zolang zij worden gebruikt voor het project. Wat gebouwen betreft, worden alleen de afschrijvingskosten overeenstemmend met de looptijd van het project berekend volgens algemeen erkende boekhoudkundige beginselen, als in aanmerking komende kosten beschouwd. Wat gronden betreft, komen de kosten voor de commerciële overdracht of de daadwerkelijk gemaakte kapitaalkosten in aanmerking;
Artikel 3.3.5 Specifieke verplichtingen
De resultaten van het gesubsidieerde project worden op internet beschikbaar gesteld vanaf de einddatum van het gesubsidieerde project of vanaf de datum waarop informatie over die resultaten wordt gegeven aan leden van specifieke organisaties, afhankelijk van wat als eerste plaatsvindt. De resultaten blijven op internet beschikbaar gedurende tenminste vijf jaar vanaf de einddatum van het gesubsidieerde project.
Paragraaf 3.4 Inwinnen van advies, artikel 22 Lvv
Artikel 3.4.2 Subsidieaanvrager
Een subsidie kan worden aangevraagd door kmo’s die actief zijn in de landbouwsector of een samenwerkingsverband hiervan.
Artikel 3.4.3 Subsidiabele kosten
Voor zover de kosten betrekking hebben op een activiteit zoals bedoeld in artikel 3.4.1 komen deze kosten voor subsidie in aanmerking indien dit advies verband houdt met ten minste één Unieprioriteit voor plattelandsontwikkeling overeenkomstig artikel 5 van de Verordening (EU) nr. 1305/2013 en betrekking heeft op tenminste één van de volgende thema’s conform artikel 22 derde lid Verordening (EU) Nr. 702/2014:
Het advies kan ook betrekking hebben op andere dan de in het eerste lid van dit artikel bedoelde thema's die verband houden met mitigatie van en adaptatie aan de klimaatverandering, biodiversiteit en waterbescherming als vastgesteld in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 1307/2013, of met de economische en de ecologische prestatie van het landbouwbedrijf, met inbegrip van de mededingingsaspecten. Hiertoe behoort onder meer advies voor de ontwikkeling van korte voorzieningsketens en biologische landbouw.
Hoofdstuk 4 Niet-productieve investeringen
Artikel 4.1 Subsidiabele activiteit
Subsidie voor het stimuleren van niet-productieve investeringen in KRW-maatregelen en/of klimaat zoals bedoeld in artikel 14 derde lid onder d van Verordening (EU) 702/2014, kan uitsluitend verstrekt worden binnen de volgende thema’s:
Toelichting subsidieregeling Regionaal Programma KRW Landbouw Fryslân
Regionaal programma KRW landbouw Fryslân
De subsidieregeling Regionaal programma KRW landbouw Fryslân regelt het verlenen van subsidies voor projecten die vanuit het Regionaal programma KRW-landbouw Fryslân gewenst zijn. Dit programma is op 4 november 2016 ingesteld door de provincie Fryslân, Wetterskip Fryslân en LTO-noord namens de Friese landbouworganisaties. De drie partijen werken binnen dit programma samen om projecten vanuit de landbouw te stimuleren die bijdragen aan het verbeteren van de waterkwaliteit en zo bijdragen aan de doelen van de Kaderrichtlijn Water (KRW). Partijen streven naar een optimale mix van maatregelen die bijdragen aan KRW-doelen. Hierin kunnen ook andere waterdoelen meeliften zoals klimaat en veenweide.
De nadruk van het programma ligt op uitvoeringsprojecten en bij voorkeur op (gebiedsgerichte) projecten waarbij meerdere agrariërs samenwerken.
In het Regionaal programma KRW-landbouw worden vier maatregelgroepen benoemd die de landbouw in staat stellen een bijdrage te leveren aan de KRW-opgave in de provincie Fryslân, zijnde:
Deze thema’s zijn opgenomen in voorliggende subsidieregeling. De te subsidiëren maatregelen komen voor een groot deel overeen met maatregelen uit de zogenaamde DAW-BOOT lijst: de lijst die landelijk is vastgesteld en maatregelen beschrijft die bijdragen aan het Deltaplan Agrarisch Waterbeheer. Dit plan is voortgekomen uit een initiatief van LTO.
De subsidieregeling bestaat uit vier onderdelen:
Hoofdstuk 2, activiteiten gericht op makelen en schakelen die geen economische activiteit betreft. Dit betreft subsidie voor het opstarten en schrijven van een projectplan, activiteiten gericht het creëren van bewustwording t.a.v. de noodzakelijkheid tot het nemen van maatregelen en het werven en begeleiden van deelnemers die concrete maatregelen willen treffen. De subsidie is 100% mits aanvragers kunnen aantonen dat zij zelf ook een eigen bijdrage leveren in het project. Begunstigers van dit onderdeel zijn landbouworganisaties of belangenvertegenwoordigers of adviesbureaus die gericht zijn op de primaire agrarische productie;
Hoofdstuk 3: maatregelen waarbij subsidie wordt verstrekt voor kennisoverdracht en voorlichting, investeringen op het landbouwbedrijf, onderzoek en ontwikkeling in de landbouwsector of inwinnen van advies. De subsidievoorwaarden en maximale hoogte van de subsidie in dit hoofdstuk is aan strikte Europese regels gebonden uit de Landbouwvrijstellingsverordening (EU) nr. 702/2014. Deze varieert tussen de €1500 voor een advies, tot 40% van de kosten bij investeringen op het landbouwbedrijf of 100% voor kennisoverdracht en voorlichting of onderzoek en ontwikkeling. Aan de hoogte van de subsidie kunnen maxima worden gesteld in het openstellingsbesluit.
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1.2 Geografisch toepassingsbereik
De subsidieregeling is van toepassing in heel Fryslân en in het beheergebied van het Wetterskip Fryslân, dus ook in het Groninger Westerkwartier. De provincie Fryslân voert de subsidieregeling uit en verleent subsidie mede namens het Wetterskip Fryslân. Subsidieaanvragers die niet in dit gebied gevestigd zijn kunnen zich voor subsidiemogelijkheden wenden tot de eigen waterschappen of provincies, die veelal gelijksoortige regelingen kennen.
Doel van de regeling is dat maatregelen worden gestimuleerd die bijdragen aan de Kaderrichtlijn Water. Hierbij mogen klimaatdoelen meeliften. De vier genoemde thema’s hebben in provincie Fryslân prioriteit omdat gebleken is dat emissies van nutriënten en bestrijdingsmiddelen via deze vier sporen de komende jaren het effectiefst aangepakt kunnen worden. Daarom richt deze subsidieregeling zich hierop.
In het openstellingsbesluit worden de subsidieplafonds vastgelegd, maar kunnen daarnaast ook de in deze regeling genoemde onderdelen, zoals bijvoorbeeld de subsidieaanvrager of de subsidiabele activiteiten, nader ingevuld worden zodat bij openstelling duidelijk is waarvoor in het kader van de openstelling precies subsidie aangevraagd kan worden en hoe aanvragen beoordeeld zullen worden. Zo wordt in deze regeling bijvoorbeeld aangegeven dat KMO’s de begunstigden kunnen zijn, maar in een openstellingsbesluit kan dit nader gespecificeerd worden tot ‘varkenshouders’ , ‘biologische boeren’ of ‘landbouwers waarvan het bedrijf tenminste grootte x heeft’. En de subsidiabele activiteit kan in deze regeling zijn omschreven als ‘kennisoverdracht’, maar dat kan in een openstellingsbesluit nader gericht worden tot bv. ‘kennisoverdracht inzake verhogen organisch stofgehalte bodem “. Ook kan de provincie er voor kiezen om, vanwege beleidsmatige overwegingen, bepaalde kostensoorten die op grond van deze regeling subsidiabel gesteld zouden kunnen worden, in een specifieke openstelling toch niet subsidiabel te stellen.
Een subsidieaanvraag kan slechts worden ingediend door gebruik te maken van een door GS vastgesteld aanvraagformulier. Alleen een volledig ingevuld aanvraagformulier, voorzien van alle voorgeschreven bijlagen, zal in behandeling genomen worden. Aanvragen worden behandeld op volgorde van binnenkomst. De datum en tijdstip waarop de aanvraag volledig is, is het tijdstip dat hiervoor wordt aangehouden. Het aanvraagformulier met bijbehorende bijlagen is te downloaden vanaf de website www.fryslan.frl/subsidies.
Alle DAW-projecten worden landelijk geregistreerd en gepubliceerd op de site: www.agrarischwaterbeheer.nl. Voor deze registratie moet een zogenaamd DAW-fiche ingevuld worden. Dit fiche dient, indien vereist bij openstelling, meegestuurd te worden bij de subsidie- aanvraag. Voor vragen of hulp bij het invullen hiervan kunt U terecht bij de DAW-coördinator Fryslân. De adresgegevens staan vermeld op de hiervoor genoemde site van de provincie.
Indien een samenwerkingsverband een subsidie wenst aan te vragen wijzen de deelnemende partijen in het samenwerkingsverband een penvoerder aan als aanvrager van de subsidie. Deze penvoerder is een partij die valt onder de doelgroep van de regeling. Tevens is de penvoerder een deelnemende partij in het samenwerkingsverband. De penvoerder moet bij het indienen van een aanvraag aantonen dat de samenwerking tussen de deelnemers in het samenwerkingsverband schriftelijk is vastgelegd. Om dit aan te kunnen tonen, moet de penvoerder bij de aanvraag in elk geval overleggen:
Een door alle deelnemers ondertekende samenwerkingsovereenkomst waarin ten minste is opgenomen de verdeling van de verantwoordelijkheden, bevoegdheden en financiële verplichtingen bevattende de baten en de lasten van de deelnemende partijen met betrekking tot de activiteit (het project) waarvoor subsidie wordt aangevraagd.
De subsidieaanvrager kan een derde partij machtigen namens hem of haar op te treden.
In bepaalde gevallen zal een subsidieaanvraag (geheel of gedeeltelijk) afgewezen worden.
Binnen het subsidierecht is het een beginsel dat subsidies in het algemeen een stimulerend effect dienen te hebben. Een stimulerend effect van een subsidie is niet aanwezig indien de subsidiabele onderdelen van het project al zijn afgerond vóór een subsidieaanvraag ingediend is. Maar ook indien een project al is begonnen voor de subsidieaanvraag is ingediend, is het de vraag of er sprake is van een stimulerend effect door de subsidie. Een project mag dan ook pas gestart worden als een subsidie aanvraag is ingediend. Uitzondering hierop vormen de zogenaamde voorbereidende activiteiten voor het project. Kosten voor voorbereidende activiteiten (=voorbereidingskosten) zijn algemene kosten ter voorbereiding van het project, zoals het inschakelen van adviseurs en het (laten) uitvoeren van haalbaarheidsstudies. De kosten moeten aantoonbaar zijn gemaakt ten behoeve van het specifieke project en zijn gemaakt binnen één jaar voordat de subsidieaanvraag is ingediend. In het openstellingsbesluit kan dit anders worden bepaald. Zie ook het bepaalde hierover in artikel 1.8, tweede lid.
Indien in een project eigen personeel wordt ingezet, kunnen de kosten van dat personeel berekend worden volgens één van de methodes beschreven in dit artikel. De toeslag voor werkgeverslasten en de opslag voor indirecte kosten zijn zogenaamde standaardschalen van eenheidskosten. Indirecte kosten zijn daarbij alle kosten die niet direct toe te rekenen zijn aan de uitvoering van de activiteit waarvoor subsidie is verleend, bijvoorbeeld bureaukosten.
Rekenvoorbeeld werken met individueel uurtarief
Voor organisaties die als bestendige praktijk werken met een integrale kostensystematiek, kunnen personeelskosten ook berekend worden door het aantal aan het project bestede uren te vermenigvuldigen met de op grond van die systematiek tevoren bepaalde loonkosten per uur.
Artikel 1.8 Niet-subsidiabele kosten
Bij de maatregelen genoemd in hoofdstuk 2, 3 en 4 worden de subsidiabele kosten benoemd.
Bepaalde kostenposten zullen, bijvoorbeeld op grond van EU-regelgeving of op basis van provinciale beleidsafwegingen, nooit subsidiabel gesteld worden. In dit artikel, dat een aanvulling is op de in artikel 1.10 van de Asv genoemde niet-subsidiabele kosten worden deze kosten benoemd. Er wordt geen subsidie verstrekt voor kosten die niet rechtstreeks aan de activiteit zijn toe te rekenen. Daarom worden de normale exploitatiekosten niet gesubsidieerd. Deze kosten komen voort uit het bezit of in gebruik hebben van onroerend goed en staan los van de subsidiabele activiteit. In het eerste lid onder b wordt verwezen naar twee artikelen van de Wet milieubeheer. De artikelen 15.20 en 15.21 van de Wet milieubeheer geven aan wanneer recht op schadevergoeding bestaat bij door een bestuursorgaan afgegeven milieubesluiten. Kosten in verband met de gewone bedrijfsvoering, daaronder begrepen onderhoudskosten en beheerskosten, worden als niet subsidiabel beschouwd. Het gaat onder meer om kosten ten gevolge van kapitaals- en inkomensverminderingen, aankoop van productierechten en betalingsrechten, werkkapitaal en kosten in verband met een leasingcontract. Een voorbeeld van door de overheid in rekening gebracht kosten zijn legeskosten.
Om voor subsidie in aanmerkingen te komen voor een subsidiabele activiteit gelden een aantal toetsingscriteria. Indien hieraan niet voldaan wordt komt de subsidieaanvraag niet in aanmerking voor subsidie en wordt subsidie geweigerd op grond van artikel 1.6 onder f.
De provincie Friesland kent een DAW-coördinator die aanspreekpunt is voor de uitvoering van maatregelen in het kader van het Regionaal programma KRW-landbouw. Deze coördinator is tevens voorzitter van het regieteam voor dit regionaal programma
Met het oog op onderlinge afstemming van projecten, voorkoming van overlap tussen projecten en vergroten van de slagingskans ervan, dienen potentiële subsidie-aanvragers eerst contact op te nemen met genoemde DAW-coördinator (in kennis te stellen) alvorens een verzoek tot subsidie in te dienen.
Een toetsingscriterium is dat de te subsidiëren activiteit moet passen binnen één of meerdere thema’s uit artikel 1.3 zoals genoemd in het openstellingsbesluit. Bij een aanvraag, door een samenwerkingsverband ingediend, moet er een samenwerkingsovereenkomst conform het door Gedeputeerde Staten beschikbaar gestelde model zijn overlegd. Indien de aanvraag gericht is op de in artikel 2.1 genoemde subsidiabele activiteit moet de aanvrager aantoonbaar een eigen bijdrage leveren in het aan de subsidieaanvraag ten grondslag liggend project die toegevoegde waarde daarvoor heeft.
Artikel 1.10 Verdeelsystematiek
De verdeelsystematiek vindt plaats op basis van het principe “wie het eerst komt, wie het eerst maalt”. De volledigheid van de aanvraag is daarbij echter wel bepalend voor de datum van binnenkomst. Dit betekent dat in geval dat een ontvangen aanvraag onvolledig is, de datum van ontvangst van de aanvraag wordt vastgesteld op het moment dat de aanvraag volledig is aangevuld en deze volledige aanvulling ontvangen is door Gedeputeerde Staten op het in het aanvraagformulier aangegeven contactadres. Na ontvangst van een volledige aanvraag wordt de aanvraag inhoudelijk beoordeeld aan de hand van de regeling en zal worden beoordeeld of de aanvraag voor subsidie in aanmerking komt. Zodra het subsidieplafondbudget door een aanvraag wordt overschreden wordt deze aanvraag geweigerd. Ook al voldoet de aanvraag aan de vereisten om voor subsidie in aanmerking te komen. Niet uitgesloten is dat op dezelfde dag meerdere volledige subsidieaanvragen binnenkomen en dat honorering van al deze aanvragen tot een overschrijding van het beschikbaar gestelde subsidieplafond zou leiden. Daarom is een voorziening opgenomen om voor die situatie een nadere rangorde aan te kunnen brengen in de volledige aanvragen van de desbetreffende dag. Deze rangorde wordt bepaald door middel van loting. Op grond van deze volgorde worden de desbetreffende aanvragen dan behandeld.
Om de stimulerende werking van subsidieverstrekking in de agrosector te vergroten is de subsidieontvanger verplicht om de resultaten van de activiteit openbaar te maken en te verspreiden via de geëigende netwerken. Om als subsidieverstrekker een vinger aan de pols te kunnen houden is een subsidieontvanger bij een looptijd van het project langer dan 1 jaar verplichting jaarlijks een voortgangsrapportage voor te leggen. Het gesubsidieerde project dient uiterlijk binnen 3 jaar na bekendmaking van het verleningsbesluit te zijn afgerond, tenzij in de subsidieverleningsbeschikking anders is bepaald.
In geval van investeringen is het niet alleen van belang dat aangetoond wordt dat een investering daadwerkelijk gedaan is (‘de machine is gekocht’), maar is ook van belang dat de investering daadwerkelijk gebruikt kàn worden en dus gebruiksklaar is (‘de machine is aangesloten’). Na afronding van het project is de subsidieontvanger verplicht de investering gedurende minimaal 5 jaar gebruiksklaar in stand te houden.
Artikel 1.12 Financiële verantwoording
Dit artikel bepaalt dat de subsidieverstrekking, ongeacht hoogte van het subsidiebedrag, vastgesteld wordt op basis van de werkelijk gemaakt kosten en opbrengsten. Een vaststellingsverzoek van een verleende subsidie vanaf € 125.000,- moet vergezeld gaan van een controleverklaring van een registeraccountant. Naast de financiële verantwoording wordt er ook een activiteitenverslag overgelegd. Dit is geregeld in de Asv 2013.
Artikel 1.13 Bevoorschotting en betaling.
Subsidies die worden verleend op basis van deze regeling worden voor maximaal 80% van het verstrekte subsidiebedrag bevoorschot. Indien het verleende subsidiebedrag conform wordt vastgesteld wordt dan het resterende 20%-deel van het subsidiebedrag uitbetaald. In dit artikel worden drie uitzonderingen genoemd op deze bevoorschotting. Het gaat dan om rechtstreekse betalingen aan: een aanbieder van de in artikel 3.1.1 genoemde activiteit of de organisatie voor kennisdeling en onderzoek bij een in artikel 3.3.1 genoemde activiteit of de aanbieder van het in artikel 3.4.1. genoemde advies. Deze betalingen vinden plaats op grond van een factuur. De Lvv schrijft deze rechtstreekse betalingen voor.
Hoofdstuk 2 Activiteiten gericht op het makelen en schakelen die geen economische activiteit betreffen.
Met het Regionaal programma KRW-landbouw wordt ingezet op het stimuleren van zoveel mogelijk agrariërs om emissiebeperkende maatregelen te gaan nemen of inrichtingsmaatregelen langs watergangen ten behoeve van de Kaderrichtlijn Water.
Om grote groepen agrariërs te bereiken en te stimuleren maatregelen te gaan treffen, hebben projecten die dit tot doel hebben, de voorkeur. Om dergelijke projecten voor te bereiden en tot een succes te maken is subsidie mogelijk die in dit hoofdstuk wordt geregeld.
Artikel 2.1. Subsidiabele activiteiten
Subsidie kan worden verstrekt aan het schrijven van een plan van aanpak, activiteiten gericht op brede, algemene kennisoverdracht aan groepen van ondernemers in de agrosector en het werven en begeleiden van ondernemers met als doel om agrariërs te bereiken, te stimuleren en te werven voor deelname aan een project gericht op de thema’s uit artikel 1.3. Ook kan subsidie worden verleend voor het werven en begeleiden van deelnemers aan een project die zelf vervolgens subsidie /gaan aanvragen voor activiteiten beschreven in hoofdstuk 3 van de subsidieregeling.
Artikel 2.2. Subsidieaanvrager
Van subsidieaanvragers wordt verlangd dat zij een directe en herleidbare binding hebben met de primair agrarische productiesector. Dergelijke organisaties weten wat er speelt in de sector en worden verondersteld in staat te zijn deelnemers succesvol te kunnen werven.
Artikel 2.3 Subsidiabele kosten en 2.5 specifieke verplichting
Kosten die verband houden met de activiteiten genoemd in artikel 2.1. komen voor subsidie in aanmerking. Wel zal aangetoond moeten worden hoe succesvol men verwacht te zijn met het werven van deelnemers die daadwerkelijk overgaan tot het inwinnen van advies en nemen van maatregelen onder hoofdstuk 3 van de subsidieregeling. Daarom is in artikel 2.5 aan het verzoek tot vaststelling nog als extra verplichting verbonden dat aangetoond moet wordt dat minimaal 10 kmo’s willen overgaan tot het nemen van maatregelen die bijdragen aan het doel en één of meerdere thema’s uit artikel 1.3.
Hoofdstuk 3 Maatregelen waarbij subsidie wordt verstrekt voor activiteiten met toepassing van de artikelen 14, 21, 22 en 31 van de Lvv.
Het verstrekken van subsidie aan agrariërs is aan strikte Europese voorwaarden verbonden zodat geen sprake is van staatsteun. Daarom is dit hoofdstuk van de subsidieregeling waarin geregeld wordt hoe en waarvoor agrariërs subsidie kunnen krijgen, direct afgeleid van de toepasselijke EU-regelgeving. Dit betreft met name de Landbouwvrijstellingsverordening (Lvv) nr. 702/2014 van de Commissie van 25 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun in de landbouw- en bosbouwsector en in plattelandsgebieden op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard.
Het Regionaal programma KRW landbouw richt zich op een aantal activiteiten waarvoor subsidie verleend kan worden, dit betreft de hierna beschreven paragrafen in de subsidieregeling.
Paragraaf 3.1. Kennisoverdracht en voorlichting, artikel 21 Lvv.
Het gaat om steun voor activiteiten gericht op meerdere landbouwers tegelijk. De activiteiten hebben een collectief karakter. Het gaat met name om activiteiten gericht op landbouwers, zoals trainingen, workshops, ondernemerscoaching en demonstratieprojecten. Daarbij vindt kennisuitwisseling plaats rond een specifiek onderwerp. Het doel is om deze landbouwers te informeren over nieuwe kennis en innovaties in de landbouw die leiden tot toepassing ervan en bijdragen aan de verduurzaming van deze sector. Demonstratieactiviteiten vinden plaats op proefstations, agrarische bedrijven of elk willekeurige andere locatie waar nieuwe kennis kan worden gedemonstreerd, onder het motto ‘eerst zien dan geloven’. Het zal hier bijvoorbeeld gaan om demonstratievelden, nieuwe apparatuur of bijvoorbeeld stalconcepten. In het kader van dit artikel komen ook activiteiten in aanmerking die betrekking hebben op de opzet en het in stand houden van studiegroepen waarbij een grote groep van landbouwers onderling en met adviseurs en andere partijen, waar nuttig, kennis en ervaring kunnen uitwisselen rond een specifiek thema of over een vakgebied.
Kosten voor het ontwikkelen van nieuwe kennis zijn in het kader van dit onderdeel van de regeling NIET subsidiabel. Niet uit te sluiten is dat bij wel subsidiabele activiteiten in het kader van deze maatregel òòk sprake is van ‘nieuwe kennis’ die ontwikkeld wordt. Het onderscheid zit tussen de ontwikkeling van nieuwe kennis (uitgesloten) en de overdracht van kennis die voor de doelgroep nog nieuw is. Mogelijk dat als neveneffect van die kennisoverdracht nieuwe ideeën (kennis) worden gegenereerd, maar dat is geen bezwaar.
Paragraaf 3.2 Investeringen in materiele of immateriële activa op het landbouwbedrijf, artikel 14 Lvv.
Investeringen waarvoor subsidie kan worden verstrekt, moeten gericht zijn op de thema’s genoemd in artikel 1.3. De investeringen kunnen een maatschappelijk doel dienen, maar zullen ook bijdragen aan het rendement van de onderneming. Dit is de reden dat er een eigen bijdrage van 60% gevraagd wordt.
Naast subsidie voor innovatieve fysieke investeringen kan ook subsidie worden verstrekt voor de eerste toepassing van nieuwe technieken, producten of processen, bijvoorbeeld kan gedacht worden aan .speciale voorzieningen bij spoelplaatsen, nieuwe toepassingstechnieken voor bemesting of gewasbescherming.
Het zal voornamelijk gaan om de aanschaf van modernere installaties en machines waarmee voldaan kan gaan worden aan bovenwettelijke eisen aan b.v. emissies.
Reguliere vervangingsinvesteringen, d.w.z. vervanging van ‘versleten’ goederen door identieke goederen, komen niet in aanmerking. Ook investeringen die alleen of hoofdzakelijk gericht zijn op verbetering van de rentabiliteit van bedrijven komen niet voor subsidie in aanmerking. De modernisering moet bijdragen aan verbetering van het water en/of bodemmilieu, klimaatbestendigheid, of biodiversiteit. In het openstellingsbesluit kunnen Gedeputeerde Staten hier nadere regels voor stellen.
Paragraaf 3.3. Onderzoek en ontwikkeling in de landbouwsector, artikel 31 Lvv.
Subsidie onder deze paragraaf wordt alleen verstrekt voor onderzoek en ontwikkeling gericht op de thema’s in artikel 1.3 en welke zover gevorderd is dat praktijktoepassing getoetst kan worden. Bijvoorbeeld kan gedacht worden aan onderzoek en ontwikkeling t.b.v. praktijktoepassing waterkwantiteits- of kwaliteitsmetingen op bedrijfsniveau.
Paragraaf 3.4 Inwinnen van advies, artikel 22 Lvv.
De subsidiabele activiteit genoemd in deze paragraaf moet bijdragen aan de thema’s uit artikel 1.3, voor zover bij openstelling bepaald. In tegenstelling tot paragraaf 3.1. gaat het in deze paragraaf om individueel advies. Dit sluit niet uit dat meerdere kmo’s gezamenlijk, of via een penvoerder, een aanvraag tot subsidie indienen. Het ingewonnen advies moet gericht zijn op de (individuele) bedrijfssituatie.
Hoofdstuk 4: Niet-productieve investeringen
Dit hoofdstuk is gericht op niet-productieve investeringen in het landelijk gebied die betrekking hebben op de (her)inrichting/transformatie en het beheer van het watersysteem voor landbouw -, water - en klimaatdoelen voor de thema’s uit artikel 1.3. Mitigerende acties zijn mede subsidiabel.
Niet productieve investeringen zijn die investeringen die geen aanmerkelijke stijging van de waarde of rentabiliteit van een bedrijf tot gevolg hebben. Het gaat dan bijvoorbeeld om investeringen gericht op verbetering van de waterkwaliteit en/of -kwantiteit om daarmee een bijdrage te leveren aan doelstellingen zoals beschreven in de Kaderrichtlijn Water en de klimaatdoelen van de provincie: bijvoorbeeld herstel natuurlijk toestand watersystemen, het duurzaam optimaliseren van de waterhuishouding en om maatregelen gericht op voorkomen en/of beperken van watertekorten, wateroverlast, verzilting en bodemdaling waaronder het vergroten van het watervasthoudend vermogen van landbouwgrond en daarvoor noodzakelijke ict- of technische voorzieningen.
Voorbeelden van maatregelen zijn aanleg- en inrichting van natuurvriendelijk oevers of verbreding van watergangen die bijdragen aan doelen KRW en tevens een buffer vormen voor emissies naar oppervlaktewater, herstel watersystemen in of met invloed op landbouwgrond naar hun natuurlijke toestand, waaronder beekherstel, hermeandering waterlopen, vernatting gronden , aanleg van bufferzone’s langs watergangen, maatregelen die het waterbergend vermogen van gronden en watersystemen in of met invloed op landbouwgrond vergroten, bijvoorbeeld peilgestuurde drainage, aanleg van helofytenfilters (natuurlijke waterzuiveringssystemen) en waterhuishoudkundige aanpassingen in het watersysteem.
In het geval subsidie wordt verstrekt voor de kosten van tweedehands installaties, wordt subsidie verstrekt tot maximaal de marktwaarde van de activa. Onderdeel van de subsidiabele kosten kan zijn de aankoop van grond. In dat geval is maximaal 10% van de totale subsidiabele kosten subsidiabel.
De subsidiabele kosten in een project worden voor 100% gesubsidieerd.