Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Scherpenzeel

Huisvestingsverordening 2008

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Scherpenzeel
Officiële naam regeling Huisvestingsverordening 2008
Citeertitel Huisvestingsverordening 2008
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpvolkshuisvesting en woningbouw
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Regeling vervangt Huisvestingsverordening 1999

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeentewet, art. 149

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

13-05-200925-08-2015nieuwe regeling

02-04-2009

Scherpenzeelse Krant d.d. 5-5-2009

college van 6 mei 2008

Tekst van de regeling

Intitulé

Huisvestingsverordening 2008

De raad van de gemeente Scherpenzeel,

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 6 mei 2008,

besluit

In te stemmen met de volgende verordening.

HUISVESTINGSVERORDENING 2008

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    categorie huishoudens: een aantal huishoudens dat door een overeenkomstig kenmerk in relatie tot woonruimte door het college als specifieke groep kan worden aangemerkt;

  • b.

    categorieën woningen: ten behoeve van wonen voor mensen met een beperking kunnen de volgende categorieën onderscheiden worden:

    • 1.Toegankelijke woningen

    • a.Extern toegankelijke woning

      Dit zijn woningen die zonder traptreden kunnen worden bereikt vanaf de openbare weg (extern toegankelijk).

      b.Intern toegankelijke woning

      Ontbreken ook binnen de woningen traptreden of vergelijkbare hoogteverschillen tussen de primaire woonfuncties (wonen, koken, slapen, sanitair) dan spreken we van een intern toegankelijke woning

    • 2.Nultreden woningen

      Dit zijn woningen die extern en intern toegankelijk zijn

      3.Levensloopbestendige woningen

      Dit zijn woningen die voldoen aan drie criteria, te weten:

      a) nultreden toegankelijk, dus extern en intern toegankelijk;

      b) intern geschikt, dus is er voldoende ruimte om te manoeuvreren met rollator of rolstoel;

      c) de woningen liggen in een geschikte woonomgeving (met essentiële voorzieningen binnen ca. 500 meter loopafstand, winkels voor dagelijkse levensbehoeften, halte openbaar vervoer, postkantoor)

      4.Verzorgd wonen

      Dit zijn zelfstandige woningen of wooneenheden die naast de eisen van toegankelijkheid en levensloopbestendigheid ook voldoen aan de eis van de aanwezigheid van zorginfrastructuur in de directe woonomgeving (Nb aanleunwoningen vallen onder de categorie van verzorgd wonen)

      5.Beschermd wonen

      Deze woonvormen bieden zwaardere vormen van zorg in een zo gewoon mogelijke omgeving. Deze woonvorm bevindt zich in de directe nabijheid van een steunpunt met 24-uurs aanwezige zorg in verband met de mogelijkheid van 24-uursbegeleiding en toezicht. Naast privé-ruimten zijn in deze woonvorm ook gemeenschappelijke ruimten en zorgruimten aanwezig

      (Nb feitelijk is er geen sprake meer van een eigen volwaardige zelfstandige woning)

      6.Intramuraal verblijf

      Het traditionele verzorging- en verpleeghuis waar wonen en zorg niet gescheiden zijn en waar zorg, toezicht, welzijn, dienstverlening maar ook behandeling en (intensieve) verpleging in een integraal pakket worden aangeboden tezamen met verblijf

      (Nb feitelijk is er geen sprake meer van een eigen volwaardige zelfstandige woning)

      7.Zorgwoningen

      Woningen in de categorie verzorgd, beschermd wonen of woningen waar de zorg aan huis geleverd wordt.

  • c.

    college: het college van burgemeester en wethouders van Scherpenzeel;

  • d.

    doorstromer: woningzoekende die als hoofdhuurder of als eigenaar rechtmatig zelfstandige woonruimte in de subregio bewoont, welke na diens vertrek vrijkomt voor verhuur of verkoop;

  • e.

    economische binding: de binding van een woningzoekende aan de subregio, daarin gelegen dat de aanvrager met het oog op de voorziening in het bestaan een redelijk belang heeft zich te gaan vestigen in Barneveld, Nijkerk of Scherpenzeel (subregio). Het

    huishouden dient voor de voorziening in het bestaan aangewezen te zijn op het verrichten van arbeid binnen of vanuit de subregio, waarbij sprake moet zijn van een arbeidscontract van tenminste 50% van de fulltime werkweek, met een duur van tenminste 1 jaar;

  • f.

    eigenaar: het daaromtrent bepaalde in artikel 1, tweede lid van de Wet;

  • g.

    huishouden: een alleenstaande, of twee of meer personen, die een woonruimte gemeenschappelijk bewonen, dan wel bij de aanmelding te kennen hebben gegeven het voornemen hiertoe te hebben;

  • h.

    huisvestingsvergunning: een vergunning als bedoeld in artikel 7, eerste lid van de Wet en in artikel 8 van deze verordening;

  • i.

    huurprijs: de rekenhuur als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de Wet op de huurtoeslag (Wht);

  • j.

    huurprijsgrens: het daaromtrent bepaalde in artikel 6, derde lid, onder b van de Wet;

  • k.

    ingezetene: degene die in de gemeentelijke basisadministratie van de gemeente Scherpenzeel of één van de andere gemeenten in de subregio staat ingeschreven;

  • l.

    inkomen: het rekeninkomen zoals bedoeld in artikel 3 van de Wet op de huurtoeslag ;

  • m.

    koopprijs: het daaromtrent bepaalde in artikel 1, onder k van de Wet;

  • n.

    koopprijsgrens: een bedrag van € 181.512,09;

  • o.

    labelingsbesluit: besluit van het college teneinde aan te geven welke woonruimte bedoeld is voor een specifieke (groep) woningzoekende(n);

  • p.

    maatschappelijke binding: personen die vanaf de geboorte tenminste zestien van de achttien jaar onafgebroken geregistreerd ingezetene zijn geweest van de subregio (Scherpenzeel, Barneveld en Nijkerk), dan wel personen die ten minste zes jaar onafgebroken geregistreerd ingezetene zijn, dan wel gedurende de voorafgaande tien jaar ten minste zes jaar onafgebroken geregistreerd ingezetene zijn geweest van de subregio;

  • q.

    puntentabel: een door het college vastgesteld puntensysteem op basis waarvan volgens specifieke criteria, de toewijzing van de sociale koopwoningen geregeld wordt;

  • r.

    subregio: het grondgebied van de gemeenten Barneveld, Nijkerk en Scherpenzeel;

  • s.

    splitsingsvergunning: de vergunning als bedoeld in artikel 30 e.v. van de Wet en in artikel 3 van deze verordening;

  • t.

    standplaats: het daaromtrent bepaalde in artikel 1, eerste lid, onder e, van de Wet;

  • u.

    starter: woningzoekende die niet als doorstromer wordt aangemerkt;

  • v.

    wet: de Huisvestingswet;

  • w.

    woningruil: het door twee of meer huishoudens wederkerig in gebruik nemen van elkaars woonruimte met het oogmerk van daadwerkelijke permanente bewoning;

  • x.

    woningzoekende: een huishouden, dat in het register als bedoeld in artikel 14 van deze verordening is ingeschreven;

  • y.

    woonduur: de termijn dat de woningzoekende aaneengesloten als hoofdbewoner in zelfstandige woonruimte in de subregio woonachtig is;

  • z.

    woonruimte: het daaromtrent bepaalde in artikel 1, eerste lid, onder b van de Wet;

  • aa.

    zelfstandige woonruimte: een woonruimte, als bedoeld in artikel 30, lid 2 van de Huisvestingswet, welke een eigen toegang heeft en welke door een huishouden kan worden bewoond zonder dat dit daarbij afhankelijk is van wezenlijke voorzieningen buiten die woonruimte, waarvoor een huisvestingsvergunning ingevolge artikel 10 van deze verordening is verstrekt.

Artikel 2 Toepassingsbereik

  • 1. De artikelen van deze verordening zijn van toepassing op het verdelen, aanbieden en toewijzen van zelfstandige woonruimten, standplaatsen, met een huur- of koopprijs beneden of gelijk aan de huur- of koopprijsgrens, tenzij anders vermeld.

  • 2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid zijn de artikelen in hoofdstuk 2 van deze verordening, welke de samenstelling van de woningvoorraad betreffen, van toepassing op alle woonruimten in Scherpenzeel.

HOOFDSTUK 2. SAMENSTELLING VAN DE WONINGVOORRAAD

Het bepaalde in dit hoofdstuk is van toepassing op alle woonruimten.

Artikel 3 Verbodsbepaling

  • 1.

    Het is verboden om zonder vergunning van het college een recht op een gebouw te splitsen in appartementsrechten als bedoeld in artikel 5:106, eerste en derde lid, Burgerlijk Wetboek.

  • 2.

    Het is verboden zonder onttrekkingvergunning een woonruimte, aangewezen in artikel 2 lid 2:

    • a. geheel of gedeeltelijk aan de bestemming tot bewoning te onttrekken. Onderhet onttrekken aan de bestemming tot bewoning wordt in deze verordening verstaan het slopen of het gebruiken voor een ander doel dan permanente bewoning door een huishouden;

    • b. met andere woonruimte samen te voegen;

    • c. van zelfstandige in niet-zelfstandige woonruimte om te zetten.

  • 3.

    Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op het verlenen van deelnemings- of lidmaatschapsrechten op een gebouw of het aangaan van een verbintenis daartoe door een rechtspersoon.

  • 4.

    Het in het eerste en derde lid genoemde verbod geldt voor alle gebouwen die zich voor splitsing lenen en waarbij het doel van de verordening -een evenwichtige en rechtvaardige verdeling van de schaarse woonruimte- zich tegen splitsing verzet.

Artikel 4 Aanvraag splitsings- of onttrekkingsvergunning

  • 1.

    De aanvraag van een splitsings- of onttrekkingsvergunning wordt gericht aan het college en gaat vergezeld van de volgende stukken:

    • a.

      naam en adres van de eigenaar; en

    • b.

      gegevens betreffende de huidige situatie zoals:

      - huur- of koopprijs;

      - aantal kamers;

      - woonoppervlak;

      - staat van onderhoud; en

    • c.

      gegevens betreffende de gewenste/beoogde situatie:

      - bestemming;

      - bouwtekening/bouwvergunning; en

    • d.

      gegevens betreffende de voorgenomen samenvoeging/splitsing: - verwachte huur- of koopprijs;

      - naam en omvang van het huishouden van de toekomstige bewoners; en

    • e.

      een splitsingsplan dat voldoet aan de vereisten als neergelegd in artikel 5:109 Burgerlijk Wetboek en het krachtens dat artikel vastgestelde Huisvestingsbeleid betreffende splitsing in appartementsrechten; en

    • f.

      een taxatierapport betreffende het gebouw en de tot afzonderlijke woonruimte bestemde gedeelten van het gebouw, opgemaakt door een makelaar of een beëdigd taxateur. Dit rapport bevat in elk geval mede een beschrijving en een beoordeling van de onderhoudstoestand van het gebouw.

  • 2.

    Het college beslist omtrent een aanvraag tot splitsing of onttrekking binnen drie maanden na de dag waarop het de aanvraag en alle relevante bijlagen heeft ontvangen.

  • 3.

    Op of bij de vergunning vermeldt het college in ieder geval de volgende informatie:

    • a.

      de mededeling dat binnen een jaar van de vergunning gebruik gemaakt moet worden;

    • b.

      de woonruimte waarop de vergunning betrekking heeft.

  • 4.

    Paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing. (besluit 17-12-2009)

Artikel 5 Weigeringsgronden splitsings- of onttrekkingsvergunning

  • 1. Het college weigert een splitsings- of onttrekkingsvergunning, indien:

    • a.

      naar het oordeel van het college het belang van het behoud of de samenstelling van de woonruimtevoorraad groter is dan het met de onttrekking, samenvoeging of splitsing gediende belang;

    • b.

      de toestand van het gebouw waarop de vergunningaanvraag betrekking heeft zich uit een oogpunt van indeling of staat van onderhoud geheel of ten dele tegen splitsing verzet;

    • c.

      de desbetreffende gebreken niet door het treffen van voorzieningen of het aanbrengen van verbeteringen kunnen worden opgeheven, dan wel onvoldoende is verzekerd dat die gebreken zullen worden opgeheven;

    • d.

      splitsing in strijd is met de voorschriften van een bestemmingsplan als bedoeld in artikel 10 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening of in strijd is met enig ander wettelijk voorschrift;

    • e.

      door splitsing volkshuisvestelijke belangen worden geschaad;

    • f.

      de voorgenomen splitsing naar het oordeel van het college nadelige gevolgen heeft voor de verordening na te streven doelen;

    • g.

      hier naar het oordeel van het college aanleiding toe bestaat.

  • 2. Van gebreken als bedoeld in het vorige lid is in ieder geval sprake, indien:

    • a.

      het college een aanschrijving tot het treffen van voorzieningen of tot het aanbrengen van verbeteringen als bedoeld in de Woningwet heeft gedaan en deze aanschrijving nog niet is uitgevoerd;

    • b.

      het gebouw, waarop de aanvraag om vergunning betrekking heeft, één of meer woonruimten bevat, die ingevolge de Woningwet onbewoonbaar zijn verklaard.

Artikel 6 Aanhouding beslissing op aanvraag splitsingsvergunning

  • 1. Het college houdt de beslissing op een aanvraag om een splitsingsvergunning aan, indien de aanvrager aannemelijk kan maken dat hij binnen een daarvoor redelijke termijn de gebreken, als bedoeld in artikel 5, met het oog op de voorgenomen splitsing zal opheffen.

  • 2. Indien het college de beslissing op een aanvraag om een splitsingsvergunning overeenkomstig het bepaalde in het vorige lid aanhoudt, vermeldt deze in het besluit tot aanhouding welke gebreken met het oog op de voorgenomen splitsing moeten worden hersteld en binnen welke termijn het college dit redelijk acht. Indien de in het besluit tot aanhouding gemelde gebreken zijn hersteld binnen de in datzelfde besluit aangegeven termijn, wordt de splitsingsvergunning verleend.

Artikel 7 Intrekking splitsingsvergunning

Het college trekt de splitsingsvergunning in, indien:

  • a.

    niet binnen één jaar nadat de splitsingsvergunning onherroepelijk is geworden, is overgegaan tot overschrijving in de openbare registers van de akte van splitsing in appartementsrechten, bedoeld in artikel 5:109 Burgerlijk Wetboek, of tot het verlenen van deelnemings- of lidmaatschapsrechten;

  • b.

    de splitsingsvergunning is verleend op grond van door de vergunninghouder verstrekte gegevens waarvan deze wist of behoorde te weten dat zij onjuist of onvolledig waren.

HOOFDSTUK 3. HUISVESTINGSVERGUNNING

Artikel 8 Verbodsbepaling

Het is verboden om zonder huisvestingsvergunning van het college een zelfstandige woonruimte of een standplaats, die binnen het toepassingsbereik ingevolge artikel 2 van deze verordening valt, in gebruik te nemen of te geven.

Artikel 9 Aanvraag huisvestingsvergunning

  • 1. De aanvraag van een huisvestingsvergunning geschiedt door indiening van een door of namens het college te verstrekken en door de aanvrager volledig in te vullen formulier.

  • 2. Een aanvraag die betrekking heeft op een te huren woonruimte dient vergezeld te gaan van een schriftelijke verklaring van de eigenaar van de woonruimte tot het in gebruik geven van die woonruimte aan de aanvrager, behoudens in de gevallen genoemd in artikel 7A:1623, onder g, h, i en l van het Burgerlijk Wetboek.

  • 3. Een aanvraag die betrekking heeft op een te kopen woonruimte dient vergezeld te gaan van een afschrift van de koopovereenkomst, dan wel een daarmee gelijk te stellen verklaring.

  • 4. Aanvragen die niet via het in het eerste lid genoemde formulier zijn gedaan of die niet voorzien zijn van alle relevante bijlagen, worden niet door het college in behandeling genomen.

  • 5. Het college stelt de aanvrager hiervan onverwijld schriftelijk op de hoogte. Het college beslist binnen vier weken na indiening van de volledige aanvraag op de aanvraag.

Artikel 10 Verlening huisvestingsvergunning

  • 1.

    Het college verleent de huisvestingsvergunning, indien: a. de aanvrager achttien jaar of ouder is; en

    • b.

      één van de leden van het huishouden van de aanvrager over een geldige verblijfstitel in Nederland beschikt; en

    • c.

      de aanvrager economisch dan wel maatschappelijk gebonden is aan de subregio.

  • 2.

    Het college verleent aan de aanvrager, die voldoet aan het gestelde in het eerste lid, onder a en b, maar niet aan het gestelde onder c, de huisvestingsvergunning, indien:

    a. van de aanvrager redelijkerwijs niet of niet meer verwacht kan worden dat deze door het duurzaam verrichten van arbeid in diens bestaan kan voorzien;

    b. de aanvrager als remigrant wenst terug te keren of is teruggekeerd naar Nederland, maar nog niet over passende huisvesting beschikt;

    c. de aanvrager woonruimte behoeft in verband met de omstandigheid dat deze met toepassing van artikel 15, eerste lid, van de Vreemdelingenwet als vluchteling is toegelaten of dat diens verzoek om toelating als vluchteling is afgewezen, onder verlening, gelijktijdig of nadien, van een vergunning tot verblijf op humanitaire gronden, als bedoeld in artikel 9 van de Vreemdelingenwet, zonder dat daaraan beperkingen zijn verbonden;

    d. de aanvrager dringend woonruimte behoeft door echtscheiding, scheiding van tafel en bed of ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed; of

    e. de aanvrager dringend woonruimte behoeft in verband met het verkrijgen van een voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 822 en 823 van het Wetboek van Bur-gerlijke Rechtsvordering in een procedure tot echtscheiding, scheiding van tafel en bed of ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed of

    f. het personen betreft die door Woningstichting Wageningen zijn aangedragen overeenkomstig het regionaal toelatingsprotocol woonschakel 4, wat het toewijzen van woonruimte aan een kandidaat huurder OGGZ met een problematische huursituatie regelt

  • 3.

    Voor een huurwoonruimte verleent het college de huisvestingsvergunning slechts, indien het inkomen van het huishouden van de aanvrager in redelijke verhouding tot de huurprijs staat en wel met inachtneming van hetgeen hieromtrent door rijksregels wordt bepaald.

  • 4.

    Voor woonruimte die specifiek bedoeld is voor een speciale categorie huishoudens verleent het college de huisvestingsvergunning in beginsel slechts, indien de aanvrager tot de desbetreffende categorie huishoudens behoort.

  • 5.

    Indien de huisvestingsvergunning betrekking heeft op een huurwoonruimte, zendt het college een afschrift van de huisvestingsvergunning aan de eigenaar van de woonruimte.

Artikel 11 Woningruil

Bij een aanvraag voor een huisvestingsvergunning, gedaan met het oog op een voorgenomen woningruil of in de hoedanigheid van personeel in dienst van ESTEC, wordt de eis van economische en maatschappelijke binding niet als weigeringsgrond voor de huisvestingsvergunning gehanteerd.

Artikel 12 Vruchteloze aanbieding

  • 1.

    Het college verleent aan iedere aanvrager een huisvestingsvergunning, indien de aanbieder van een woonruimte die woonruimte gedurende een termijn van tenminste drie maanden zonder resultaat heeft aangeboden aan huishoudens die krachtens het bepaalde in artikel 10 voor een huisvestingsvergunning voor die woonruimte in aanmerking komen.

  • 2.

    De aanbieding van de woonruimte moet dan wel voldaan hebben aan de volgende eisen:

    • a.

      de woonruimte is tegen een redelijke huurprijs volgens de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte of tegen een redelijke, in het economisch verkeer vergelijkbare koopprijs, die in ieder geval niet hoger is dan 110% van de door een onafhankelijk makelaar vast te stellen taxatiewaarde, aangeboden; en

    • b.

      het aanbieden is, met in achtneming van het bepaalde in het eerste lid, gebeurd via advertenties in een in Scherpenzeel verschijnende regionale of lokale krant, waarbij gedurende de eerste twee maanden tenminste twee maal en gedurende de derde maand tenminste eenmaal is geadverteerd en deze woning is aangeboden op een daarvoor gebruikelijke Internetsite, gedurende minimaal drie maanden..

Artikel 13 Intrekking huisvestingsvergunning

Het college trekt de huisvestingsvergunning in, indien:

  • a.

    de vergunninghouder de erin vermelde woonruimte niet binnen de door het college bij de verlening van de vergunning gestelde termijn in gebruik heeft genomen;

  • b.

    de vergunning is verleend op grond van door de vergunninghouder verstrekte gegevens waarvan deze wist of behoorde te weten dat zij onjuist of onvolledig waren.

HOOFDSTUK 4. DE VERDELING VAN WOONRUIMTEN

4.1 Het register van woningzoekenden

Artikel 14 Register van woningzoekenden

In het belang van een evenwichtige en rechtvaardige verdeling van de huurwoonruimten draagt het college zorg voor het aanleggen en bijhouden van een register van woningzoekenden.

Artikel 15 Inschrijving in register van woningzoekenden

1. Voor inschrijving in het register van woningzoekenden komen alle huishoudens in aanmerking die:

  • a.

    in aanmerking kunnen komen voor zelfstandige woonruimte met een huurprijs/koopprijs beneden de huur-/koopprijsgrens of een standplaats en

  • b.

    op grond van artikel 10 van deze verordening in aanmerking komen voor een huisvestingsvergunning.

2. De aanvraag om als woningzoekende te worden ingeschreven in het in artikel 14 bedoelde register wordt gericht aan het college en gaat vergezeld van de volgende bewijsstukken, voor zover van toepassing:

  • a.

    een recent bewijs waaruit het huidig gezamenlijk bruto inkomen van de woningzoekende en de andere leden van het huishouden blijkt;

  • b.

    een bewijsstuk (Inkomensverklaring van de Belastingdienst, of aangiftebiljet IB etc.) waaruit het vermogen blijkt;

  • c.

    een (recent) uittreksel uit de (subregionale) gemeentelijke basisadministratie van de woningzoekende en de andere leden van het huishouden, waaruit de woonduur van de woningzoekende blijkt;

  • En voor zover van toepassing vergezeld van:

  • d.

    een werkgeversverklaring, een inschrijvingsbewijs van de Kamer van Koophandel of een inschrijvingsbewijs van een onderwijsinstelling;

  • e.

    het vonnis of de beschikking voorlopige voorziening inzake echtscheiding;

  • f.

    het vonnis inzake ontruiming van de huidige woonruimte;

  • g.

    een recent schuldoverzicht van de hypotheeknemer op de huidige woonruimte;

  • h.

    eventuele andere door het college noodzakelijk geachte bewijsstukken.

3. Het college verstrekt aan de in het register ingeschreven woningzoekende een bewijs van inschrijving, waarop in ieder geval de volgende gegevens worden vermeld:

  • a.

    datum inschrijving en registratienummer;

  • b.

    naam, geboortedatum en adresgegevens van de aanvrager en van alle leden van het huishouden;

  • c.

    de categorie huishoudens waartoe het huishouden behoort.

4. Het college kan de woningzoekende kosten in rekening brengen voor de inschrijving in het register van woningzoekenden.

Artikel 16 Wijziging/opschoning register van woningzoekenden

1.Het college verzoekt de ingeschrevene jaarlijks of:

a. de gegevens zoals verstrekt bij inschrijving ongewijzigd zijn;

b. deze prijs stelt op handhaving van diens inschrijving in het register van woningzoekenden.

2.Het in het eerste lid genoemde verzoek bevat in ieder geval:

a. de termijn waarbinnen de ingeschrevene moet reageren om diens inschrijving in het register van woningzoekenden te handhaven;

b. het verzoek om veranderingen in de inschrijvingsgegevens door te geven.

Artikel 17 Beëindiging inschrijving in register van woningzoekenden

1.Het college verwijdert de gegevens van de ingeschrevene uit het register van woningzoekenden indien:

  • a.

    door de ingeschrevene zelfstandige woonruimte in de subregio is betrokken;

  • b.

    gebleken is dat de ingeschrevene niet of niet meer voldoet aan de vereisten voor inschrijving in het register van woningzoekenden genoemd in artikel 15, eerste lid onder b;

  • c.

    de ingeschrevene niet tijdig reageert op een verzoek als genoemd in artikel 16;

  • d.

    gebleken is dat ingeschrevene op eigen verzoek geen prijs meer stelt op handhaving van diens inschrijving in het register van woningzoekenden;

  • e.

    de omstandigheden van de ingeschrevene wijzigen waardoor de rangordebepaling als genoemd in artikel 20 wijzigt.

4.2 Systeem van woonruimteverdeling

Artikel 18 Aanbieding van woonruimten

  • 1.

    Huurwoonruimten met een huurprijs beneden de huurprijsgrens worden aan woningzoekenden aangeboden via een advertentie in een in Scherpenzeel verschijnende regionale of lokale krant en op de site van de betreffende woningcorporatie, waarin in ieder geval wordt vermeld:

  • a. het type en de omvang van de woonruimte;

  • b. de huurprijs van de woonruimte;

    c. voor welke groep woningzoekenden de woning is bestemd;

    d. de criteria waaraan de huishoudens moeten voldoen om voor de huurwoonruimte in aanmerking te komen; en

    e. de wijze waarop en de termijn waarbinnen de woningzoekende dient te reageren.

  • 2.

    In afwijking van het gestelde in het eerste lid kan woonruimte direct aan een huishouden aangeboden worden, indien:

  • a. het een door het college aangewezen (groep) woning(en) betreft bestemd voor een specifieke (groep) woningzoekende(n);

    b. het statushouders op grond van de Vreemdelingenwet betreft, die de gemeente op grond van landelijke regelgeving in Scherpenzeel moet huisvesten.

  • 3.

    In afwijking van het gestelde in het eerste lid worden woningen, die vallen onder de categorie als bedoeld in artikel 1, lid b onder 4 “verzorgd wonen” aangeboden aan woningzoekenden waarvan tenminste een lid van het huishouden:

  • a. de 65-jarige leeftijd heeft bereikt; en

  • b. een indicatie heeft voor toewijzing van een woning die valt onder de categorie “verzorgd wonen” en

  • c. in een woning als bedoeld in artikel 1 sub b, categorie 1, 2 of 3 niet goed kan functioneren omdat er sprake is van een zorgindicatie in het kader van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten of Wet maatschappelijke ondersteuning, terwijl op korte termijn nog geen sprake is van opname in het verzorgingshuis.

  • 4.

    Nieuwbouwkoop woonruimten worden aangeboden via een advertentie in een in Scherpenzeel en de subregio verschijnende regionale of lokale krant, waarin in ieder geval wordt vermeld:

    • a.

      de koopprijs van de woonruimte;

    • b.

      de criteria waaraan de huishoudens moeten voldoen om voor de woonruimte in aanmerking te komen; en

    • c.

      de wijze waarop en de termijn waarbinnen huishoudens zich kunnen inschrijven voor de woonruimte.

  • 5.

    Het aanbieden van een standplaats geschiedt ingevolge artikel 20 middels een direct aanbod aan een in artikel 15 lid 1 geregistreerde woningzoekende.

Artikel 19 Verdeling van huurwoonruimten

1. Voor toewijzing van een aangeboden huurwoonruimte komen alleen de woningzoekenden in aanmerking die:

  • a.

    op de juiste wijze en binnen de termijn op de advertentie, waarin de betreffende woonruimte is aangeboden, gereageerd hebben;

  • b.

    b. vallen onder artikel 18, lid 2, 3 en 5.

2. Het college bepaalt voorafgaand aan de aanbieding van huurwoonruimte(n) middels een labelingsbesluit:

  • a.

    of de woonruimte bedoeld is voor een specifieke (groep) woningzoekende(n);

  • b.

    welk inkomenscriterium voor de woonruimte(n) van toepassing is.

Artikel 20 Rangordebepaling woonruimten

1. Indien zich meerdere gegadigden voor een woning aanmelden, wordt de volgende rangorderegeling toegepast:

  • a.

    starters:

    indien het een woning voor de groep starters betreft heeft voorrang degene die de langste inschrijfduur in het in artikel 14 bedoelde register heeft;

  • b.

    doorstromers:

    voorrang heeft de woningzoekende met de langste woonduur;

2. Ten aanzien van alle geïndiceerden die in aanmerking komen voor een woning die valt onder de categorie “verzorgd wonen”, wordt door het college een lijst aangelegd, waarbij de mate van urgentie bepalend is voor de volgorde. Indien de urgentie gelijk is, is de datum van afgifte van de indicering bepalend.

3. Woningzoekenden welke in het bezit zijn van een urgentieverklaring ingevolge artikel 22, worden actief en met voorrang bemiddeld bij het verkrijgen van passende woonruimte.

4. 30% van de aangeboden starterswoningen wordt toegewezen door middel van loting

Artikel 21 Verdeling van standplaatsen

  • 1. Voor toewijzing van een aangeboden standplaats komen de huishoudens in aanmerking die zich in het register van woningzoekenden hebben laten registeren voor een standplaats.

  • 2. Voorrang heeft diegene die de langste inschrijfduur heeft.

Artikel 22 Verdeling van nieuwbouwkoopwoonruimten

  • 1.

    Voor toewijzing van een aangeboden nieuwbouwkoopwoonruimte komen alleen de huishoudens in aanmerking die zich op de juiste wijze en binnen de termijn voor een nieuwbouwkoopwoonruimte hebben ingeschreven.

  • 2.

    Het college kan per nieuwbouwproject vaststellen welke categorie woningzoekenden in aanmerking komt voor toewijzing van de nieuwbouwkoopwoonruimte.

  • 3.

    Het college stelt (jaarlijks) een inkomenscriterium voor de nieuwbouwkoopwoonruimte vast, met in achtneming van het leenvermogen in relatie met het op dat moment geldende rentepercentage. Inschrijvers die niet aan dit inkomenscriterium voldoen, komen niet in aanmerking voor toewijzing van de nieuwbouwkoopwoonruimte.

  • 4.

    De rangordebepaling voor toewijzing van nieuwbouwkoopwoonruimte beneden de koopprijsgrens geschiedt op basis van de door het college per uitgifte vastgestelde puntentabel, waarbij de inschrijver met het hoogste puntenaantal als eerste in aanmerking komt voor toewijzing van een nieuwbouwkoopwoonruimte. Bij gelijk aantal punten zal het college een loting verzorgen.

  • 5.

    Huishoudens die voldoen aan het gestelde onder punt 1. en op grond van een medisch advies in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning of de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten een aangepaste woning nodig hebben, welke naar het oordeel van het college het meest doelmatig in nieuwbouwkoopwoonruimte kan worden gerealiseerd, hebben absolute voorrang bij toewijzing.

4.3 Urgentie

Artikel 23 Urgentieverklaring

Een woningzoekende met een in de subregio ontstaan woonruimteprobleem en als gevolg daarvan dringend behoefte heeft aan woonruimte, kan bij het college een gemotiveerde aanvraag tot het verlenen van een urgentieverklaring indienen.

Het college kan een aanvrager een urgentieverklaring verlenen, indien er sprake is van een:

  • a.

    medische indicatie:

    de aanvrager ondervindt in verband met een medische aandoening permanent ernstige hinder en/of belemmering in de huidige woonruimte; de medische aandoening moet een duidelijke relatie hebben met de woonsituatie in de huidige woning en gerelateerd zijn aan de noodzaak tot een oplossing binnen een maximumtermijn van een half jaar. Indien de termijn niet relevant is, maar de klacht wel samenhangt met de huidige huisvesting, kan de betreffende woningzoekende terecht in het reguliere aanbodsysteem.

  • c.

    sociale indicatie:

    de aanvrager heeft in verband met psychosociale problemen in samenhang met de huidige woonsituatie dringend woonruimte nodig; de sociale of psychische omstandigheden dienen van dien aard te zijn dat binnen een termijn van een half jaar vervangende woonruimte dringend noodzakelijk is.

  • d.

    financiële indicatie:

    de aanvrager heeft buiten zijn eigen schuld door acute en onvoorziene omstandigheden te maken met een grote inkomensachteruitgang.

  • e.

    dreigende dakloosheid:

    de aanvrager is buiten zijn eigen schuld dakloos geworden.

  • f.

    echtscheiding:

    om voor een urgentieverklaring in aanmerking te komen dient: - het betreffende samenlevingsverband tenminste een jaar te hebben bestaan, aan

    te tonen via inschrijving in het bevolkingsregister, en

    • -

      er sprake te zijn van de verzorging van minderjarige kinderen

    • -

      aangetoond te worden welke pogingen zijn ondernomen de echtelijke woon ruimte te kunnen behouden; en

    • -

      aangetoond te worden dat er geen alternatieve huisvestingsmogelijkheden zijn.

      Voor het bovenstaande geldt dat niet eerder dan er sprake is van een in maatschappelijk of financieel opzicht ontstane overmachtsituatie, er sprake kan zijn van urgentietoekenning.

  • g.

    door de Woningstichting te Wageningen aangemelde kandidaat huurder waarvan duidelijk is dat het om een woningzoekende uit de Openbare Geestelijke Gezondheidszorg (OGGZ) doelgroep gaat die voor plaatsing in schakel 4 van de woon/zorgketen in aanmerking komt.

Automatische urgentie wordt verleend aan:

  • 1.

    woningzoekenden waar op grond van de verordening van de Wet maatschappelijk ondersteuning, het primaat van verhuizing aan de orde is;

  • 2.

    woningzoekenden die op grond van de Vreemdelingenwet statushouder zijn en op grond van landelijke regelgeving in Scherpenzeel gehuisvest moeten worden;

Indien een beschikbare woonruimte voor meer dan een huishouden met een urgentieverklaring passend is, dan wordt de woonruimte aangeboden aan het huishouden dat volgens de urgentieverklaring het langst in de urgente situatie verkeert.

Het college kan voor de behandeling van een aanvraag tot verlenen van een urgentieverklaring kosten in rekening brengen bij de aanvrager van de urgentieverklaring.

Het college kan voor de beoordeling van een aanvraag tot verlening van een urgentieverklaring advies inwinnen bij onafhankelijke deskundigen.

In de urgentieverklaring wordt aangegeven aan welke eisen de woonruimte minimaal moet voldoen.

Artikel 24 Wijziging/intrekking en beëindiging urgentieverklaring

  • 1. De urgentieverklaring vervalt, zodra de urgentieverklaarde (passende) zelfstandige woonruimte heeft betrokken.

  • 2. De urgentieverklaring wordt al dan niet op verzoek van de woningzoekende gewijzigd, indien er, naar het oordeel van het college, sprake is van gewijzigde omstandigheden.

  • 3. De urgentieverklaring wordt ingetrokken, zodra aan de urgentieverklaarde een huisvestingsvergunning wordt verleend.

  • 4. De urgentieverklaring wordt ingetrokken, indien de urgentieverklaarde, naar het oordeel van het college, een aangeboden woonruimte onterecht weigert.

  • 5. De urgentieverklaring wordt ingetrokken, indien de urgentie is verstrekt op grond van gegevens waarvan de woningzoekende wist of redelijkerwijs kon vermoeden dat zij onjuist of onvolledig waren.

HOOFDSTUK 5. OVERIGE BEPALINGEN

Artikel 25 Mandatering

  • 1. Het college kan de uitoefening van bevoegdheden krachtens hoofdstuk 4, voor zover het huurwoonruimten en standplaatsen betreft, mandateren aan het bestuur van in Scherpenzeel werkzame, ingevolge artikel 70, eerste lid van de Woningwet, toegelaten instelling.

  • 2. De afspraken die over de in het eerste lid bedoelde mandatering met een instellingsbestuur worden gemaakt, worden vastgelegd in een samenwerkingsovereenkomst.

Artikel 26 Onderzoek en rapportage

Het college rapporteert tenminste éénmaal per jaar aan de raad over de situatie op de plaatselijke woningmarkt door het verstrekken van gegevens welke tenminste betreffen:

  • a.

    het aantal reagerende huishoudens onderverdeeld naar vorm, inkomen en grootte van het huishouden en naar urgentie en categorie huishoudens;

  • b.

    de vraag naar woonruimten, onderverdeeld naar type, grootte, prijs en locatie;

  • c.

    het aanbod van woonruimten, onderverdeeld naar type, grootte, prijs en locatie;

  • d.

    het aantal verleende huisvestingsvergunningen onderverdeeld als onder a.

Artikel 27 Hardheidsclausule

Het college kan het bepaalde in deze verordening buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover toepassing, gelet op het belang van een evenwichtige en rechtvaardige verdeling van de schaarse woonruimte, leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 28 Strafbepaling

Hij, die handelt in strijd met het bepaalde in artikel 3 en 8, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste vier maanden of geldboete van de derde categorie. De genoemde strafbaar gestelde feiten zijn overtredingen.

Artikel 29 Handhaving

  • 1. Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze verordening bepaalde zijn belast de daartoe door het college aangewezen ambtenaren.

  • 2. De in het eerste lid genoemde ambtenaren hebben de bevoegdheden als genoemd in artikel 77 en 78 van de Wet.

Artikel 30 Overleg bij wijziging

Bij de voorbereiding van een besluit tot wijziging van deze verordening pleegt het college overleg met de in de gemeente werkzame, ingevolge artikel 70, eerste lid van de Woningwet, toegelaten instellingen en met andere daarvoor naar hun oordeel in aanmerking komende organisatie die binnen de gemeente op het gebied van de woonruimteverdeling werkzaam zijn.

HOOFDSTUK 6. SLOTBEPALINGEN

Artikel 31 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt de achtste dag na publicatie inwerking.

Artikel 32 Vervaldatum Huisvestingsverordening 1999

De Huisvestingsverordening 1999, zoals nadien gewijzigd, komt op de datum van inwerkingtreding van de Huisvestingsverordening 2008 te vervallen.

Artikel 33 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Huisvestingsverordening 2008.

Ondertekening

Aldus besloten in de vergadering van de raad van de gemeente Scherpenzeel van

12 februari 2009,

E. Hoogstraten J.J.H. Colijn-de Raat

Griffier voorzitter