Organisatie | Renswoude |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | ERFGOEDVERORDENING RENSWOUDE 2018 |
Citeertitel | Erfgoedverordening Renswoude 2018 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | algemeen |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
18-04-2018 | Geactualiseerde verordening (gewijzigd) | 17-04-2018 |
De raad van de gemeente Renswoude;
Gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 13 februari 2018;
gehoord de Monumentencommissie;
gelet op artikel 149 van de Gemeentewet, de artikelen 3.16 en 9.1 van de Erfgoedwet, de artikelen 12, 15 en 38 van de Monumentenwet 1988 en de artikelen 2.1 en 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
in te trekken de Erfgoedverordening Renswoude 2011, zoals vastgesteld op 1 maart 2011;
Deze verordening verstaat onder:
monumentencommissie: de op basis van artikel15 Monumentenwet 1988 ingestelde commissie met als taak het college op verzoek of uit eigen beweging te adviseren over de toepassing van de Erfgoedwet, de Monumentenwet 1988, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de verordening en het monumentenbeleid;
HOOFDSTUK 3. AANWIJZING GEMEENTELIJKE MONUMENTEN
Met ingang van de datum waarop de eigenaar van een monument de kennisgeving van het voornemen tot aanwijzing als gemeentelijk monument ontvangt tot het moment dat de aanwijzing en registratie bedoeld in artikel 8 plaatsvindt, dan wel vaststaat dat het monument niet wordt geregistreerd, zijn de artikelen 11 tot en met 15 van overeenkomstige toepassing.
Artikel 7. Mededeling aanwijzingsbesluit
De aanwijzing bedoeld in artikel 4, eerste lid, wordt medegedeeld aan degenen die als eigenaren en/ of zakelijk gerechtigden in de kadastrale legger bekend staan, aan de ingeschreven hypothecaire schuldeisers en, indien om aanwijzing is verzocht, aan de aanvrager.
HOOFDSTUK 4. INSTANDHOUDING VAN GEMEENTELIJKE MONUMENTALE ZAKEN
Artikel 11. Instandhoudingbepaling
Het bevoegd gezag verleent, met betrekking tot een monument met een religieuze bestemming, geen vergunning als bedoeld in het tweede lid, dan in overeenstemming met de eigenaar indien en voor zover het een vergunning betreft, waarbij wezenlijke belangen van de godsdienstuitoefening in het monument in het geding zijn.
De vergunning kan slechts worden verleend indien het belang van de monumentenzorg zich daartegen niet verzet. Bij de beslissing houdt het bevoegd gezag rekening met het gebruik van het monument.
Het bevoegd gezag kan aan een vergunning voorschriften verbinden in het belang van de monumentenzorg, bijvoorbeeld met betrekking tot de uitvoering van de werkzaamheden volgens de in de beroepsgroep geldende normen.