Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Katwijk

Treasurystatuut

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieKatwijk
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingTreasurystatuut
CiteertitelTreasurystatuut van gemeente Katwijk 2014
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerpTreasurystatuut van gemeente Katwijk 2014

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

wet Wet financiering decentrale overheden

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

14-03-2014Nieuwe regeling

27-02-2014

gmb-2018-118728

Kenmerk: 20681655

Tekst van de regeling

Intitulé

Treasurystatuut

Inleiding

 

Het Treasurystatuut van de gemeente Katwijk heeft tot doel een formeel kader te scheppen, waarbinnen de financierings- en beleggingsactiviteiten van de organisatie dienen plaats te vinden. In het Statuut zorgen de vier elementen sturen, beheersen, verantwoorden en toezicht houden in hun samenhang voor duidelijkheid en transparantie in het treasury proces.

 

Per 11 december 2013 is de Wet Financiering decentrale overheden gewijzigd waarmee het verplicht schatkistbankieren door decentrale overheden is ingevoerd.

 

Algemeen:

Het verplicht schatkistbankieren houdt in dat gemeenten, provincies, waterschappen en door hen opgerichte gemeenschappelijke regelingen al hun overtollige liquide middelen en beleggingen moeten aanhouden bij het ministerie van Financiën en niet langer financiële geldmiddelen en vermogen bij private partijen buiten de schatkist aanhouden. De middelen die de decentrale overheid in de schatkist aanhoudt, blijven beschikbaar voor de uitoefening van hun publieke taak. Decentrale overheden krijgen geen beschikking over een leenfaciliteit, aangezien banken op een doelmatige en doeltreffende wijze kunnen voorzien in kredietverlening.

 

De treasuryfunctie is als volgt gedefinieerd:

het sturen en beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op:

de financiële vermogenswaarden, de financiële geldstromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico’s.

 

In verband met de wettelijke kaders werkt de gemeente met twee instrumenten op het gebied van treasury: het treasurystatuut en de financieringsparagraaf.

In dit treasurystatuut is de “beleidsmatige infrastructuur” van de treasuryfunctie vastgelegd in de vorm van uitgangspunten, doelstellingen, richtlijnen en limieten. Het treasurystatuut maakt een objectieve en transparante verantwoording vooraf en achteraf mogelijk.

Naast het treasurystatuut neemt de gemeente jaarlijks een financieringsparagraaf op in zowel de begroting als in het jaarverslag. Hierin worden de specifieke beleidsvoornemens respectievelijk de uitvoering van het beleid op het gebied van treasury beschreven.

 

Bij het opstellen van het treasurystatuut is rekening gehouden met de bepalingen van de wettelijke kaders (o.a. Gemeentewet, Wet Fido, Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden en de Uitvoeringsregeling financiering decentrale overheden).

In het treasurystatuut worden allereerst het begrippenkader en de doelstellingen van het treasury beleid van de gemeente Katwijk geformuleerd. Deze worden vervolgens geconcretiseerd voor de verschillende deelgebieden van treasury:

  • -

    risicobeheer,

  • -

    gemeentefinanciering,

  • -

    kasbeheer.

Daarna komen de administratieve organisatie en interne controle van de treasuryfunctie aan de orde. Daarbij ligt het accent op de eenduidigheid over de verdeling van de taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden.

Tot slot worden de uitgangspunten vastgelegd voor de informatie die noodzakelijk is om het gehele proces beheersbaar en meetbaar te maken en te houden.

In de Memorie van Toelichting worden waar nodig de in het treasurystatuut opgenomen artikelen toegelicht.

 

Doelstellingen van het treasurybeleid

Het treasurybeleid is erop gericht binnen de financiële mogelijkheden van de gemeente Katwijk een zo optimaal mogelijk rendement te verkrijgen, binnen de kaders van het prudente beleid, op de overtollige middelen. De lasten zo veel mogelijk te reduceren op aan te trekken middelen, waarbij de risico’s zo goed mogelijk beheerst worden en ieder geval beperkt blijven binnen de door de Raad vastgestelde kaders.

 

Uitgangspunten risicobeheer

De houding van de gemeente Katwijk ten aanzien van financieel risico is defensief en risicomijdend. De treasuryfunctie van de gemeente is naar haar aard ondergeschikt aan de uitvoering van de publieke taak. Het risicobeleid zal erop gericht zijn toekomstige risico’s inzichtelijk te maken, te beheersen, te verminderen of te verschuiven. De uitvoering van de treasurytaak mag in ieder geval niet leiden tot een vergroting van de risico’s voor de organisatie.

Artikel 1 Begrippenkader

In dit statuut wordt verstaan onder:

 

- Basispunt

Eén basispunt is 1/100-ste procent (0,01%).

- Derivaten

Financiële instrumenten die hun bestaan ontlenen aan een bepaalde onderliggende waarde. De onderliggende waarden kunnen financiële producten, zoals leningen of obligaties zijn. Derivaten worden onder andere gebruikt om renterisico’s te sturen.

- Fido-proof

Product met hoofdsomgarantie.

- Financiële risico’s

Dit is het volledige pakket van renterisico, koersrisico, kredietrisico en liquiditeitsrisico.

- Financiering

Het aantrekken van benodigde financiële middelen voor de dekking van vermogensbehoefte voor een periode van minimaal één jaar. Deze middelen kunnen bestaan uit zowel eigen vermogen als vreemd vermogen.

- Geldmarkt

Het geheel van vraag en aanbod van vermogenstransacties met een looptijd tot één jaar.

- Geldstromenbeheer

Al die activiteiten die nodig zijn om liquiditeiten te transfereren zowel binnen de organisatie zelf als tussen de organisatie en derden (betalingsverkeer).

- Intern liquiditeitsrisico

De risico’s van mogelijke wijzigingen in de liquiditeitenplanning en meerjaren investeringsplanning waardoor financiële resultaten kunnen afwijken van de verwachtingen.

- Kapitaalmarkt

Het geheel van vermogenstransacties met een looptijd vanaf één jaar.

- Kasgeldlimiet

Een bedrag op basis van de Wet Fido ter grootte van een percentage van het totaal van de jaarbegroting van de gemeente bij aanvang van het jaar.

- Koersrisico

Het risico dat de financiële activa van de organisatie in waarde verminderen door negatieve koersontwikkelingen.

- Kredietrisico

De risico’s op een waardedaling van een vordering ten gevolge van het niet (tijdig) na kunnen komen van de verplichtingen door de tegenpartij als gevolg van insolventie of deficit.

- Liquiditeitenbeheer

Het aantrekken en uitzetten van middelen voor een periode tot één jaar.

- Liquiditeitenplanning

Een gestructureerd overzicht van de toekomstige inkomsten en uitgaven ingedeeld naar aard en tijdseenheid.

- Rating

De inschatting van de kans op eventuele wanbetalingen bij toekomstige rente- en aflossingsbetalingen op schuldpapier.

 

Overzicht ratingkwalificaties:

 

Moody’s

Standard & Poor’s

Lange termijn ratings

 

Aaa

AAA

Extreem kredietwaardig

 

Aa

AA

Zeer kredietwaardig

 

A

A

Kredietwaardig, maar er zijn factoren aanwezig waardoor afbetaling in de toekomst enig gevaar loopt.

 

Moody’s

Standard & Poor’s

Korte termijn ratings

 

P-1

A-1+/A-1

Capaciteit voor rente en aflossing is extreem, zeer groot.

 

P-2

A-2

Voldoende capaciteit voor tijdige betaling aanwezig.

 

P-3

A-3

Adequate capaciteit voor tijdige betaling aanwezig, maar kwetsbaar als de omstandigheden tegen zitten.

- Rente

De vergoeding die in rekening gebracht wordt voor het tijdelijk beschikbaar stellen van liquide middelen. De rente wordt veelal uitgedrukt in een percentage van de hoofdsom op jaarbasis.

- Renteconversie

Tussentijdse aanpassing van de contractuele rente.

- Renterisico

Het gevaar van ongewenste veranderingen van de (financiële) resultaten van de gemeente door rentewijzigingen.

- Renterisicobeheer

Het beheersen van de risico’s die voortvloeien uit de mogelijkheid dat in de toekomst de rentelasten van het vreemde vermogen hoger zijn of dat de renteopbrengsten van de activa lager zijn dan een bestuurlijk wenselijk geacht niveau.

- Renterisiconorm

Een bij de aanvang van enig jaar op basis van de Wet Fido gefixeerd percentage van het totaal van de begroting van de gemeente van het betreffende jaar dat bij de realisatie niet mag worden overschreden.

- Rentetypische looptijd

Tijdsinterval gedurende de looptijd van een geldlening, waarin op basis van de voorwaarden van de geldlening sprake is van een door de verstrekker van de geldlening niet beïnvloedbare, constante rentevergoeding.

- Rentevisie

Toekomstverwachting over de renteontwikkeling van de lange en korte rente.

- Risicobeheer

Alle activiteiten die zich richten op het beheersen van financiële risico’s (rente-, krediet-, koers- en valutarisico’s).

- Roll-over basis

Lening met middellange of lange looptijd en een variabele rente verplichting.

- Saldobeheer

Beheer van de dagelijkse saldi op de rekeningen.

- Schatkistbankieren

Schatkistbankieren houdt in dat deelnemende instellingen al hun liquide middelen en beleggingen aanhouden in de schatkist bij het ministerie van Financiën en niet langer financiële geldmiddelen en vermogens bij private partijen buiten de schatkist aanhouden. Schatkistbankieren betekent dat de gemeente de middelen die zij (tijdelijk) niet nodig heeft voor de uitoefening van taken en verantwoordelijkheden – met andere woorden haar (tijdelijke) overtollige middelen – aanhoudt in de schatkist.

- Treasurer

Ambtenaar belast met treasurywerkzaamheden.

- Treasuryfunctie

De treasuryfunctie omvat alle activiteiten die zich richten op het besturen en beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op de financiële vermogenswaarden, de financiële geldstromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico’s. De treasuryfunctie is onder verdeeld in vier functies: risicobeheer, gemeentefinanciering, kasbeheer en debiteuren- en crediteurenbeheer.

- Treasurybeleid

De uitgangspunten, doelstellingen, richtlijnen en limieten, de organisatorische - en administratieve kaders, de informatievoorziening en administratieve organisatie ter uitvoering van de treasuryfunctie.

- Treasurycommissie

Een commissie, bestaande uit de wethouder financiën, het afdelingshoofd bedrijfsvoering en de treasurer, adviseren over langlopende transacties en dragen zorg voor de totale interne controle.

Artikel 2 Doelstelling van het treasurybeleid

Het treasurybeleid van de gemeente dient tot:

  • 1.

    het verzekeren van duurzame toegang tot financiële markten tegen acceptabele condities;

  • 2.

    het beschermen van gemeentelijke vermogens- en (rente-)resultaten tegen ongewenste financiële risico’s zoals renterisico’s, kredietrisico’s en liquiditeitsrisico’s;

  • 3.

    het minimaliseren van de interne verwerkingskosten en externe kosten bij het beheren van de geldstromen en financiële posities;

  • 4.

    het realiseren van een flexibel en controleerbaar cashmanagement in de organisatie;

  • 5.

    het renterisico beperken en een zo gunstig mogelijk renteresultaat behalen binnen de kaders van de Wet Fido en de limieten en richtlijnen van het treasurystatuut. Het bereiken van een zo optimaal mogelijk renteresultaat dient afgewogen te worden met inachtneming van de risico’s, die zich kunnen voordoen;

  • 6.

    het realiseren van informatiestromen ter ondersteuning van het beleid.

Artikel 3 Risicobeheer

Met betrekking tot risicobeheer gelden de volgende algemene uitgangspunten:

  • 1.

    De gemeente mag leningen of garanties op grond van de “publieke taak” uitsluitend verstrekken aan de door de Raad goedgekeurde derde partijen, waarbij vooraf advies wordt ingewonnen over de financiële positie en de kredietwaardigheid van de betreffende partij.

  • 2.

    De gemeente kan middelen uitzetten op grond van de treasuryfunctie indien deze uitzettingen een prudent karakter hebben en niet zijn gericht op het genereren van inkomen door het lopen van overmatig risico. Het prudente karakter van deze uitzettingen wordt gewaarborgd door middel van de richtlijnen en limieten van dit treasurystatuut. Het schatkistbankieren geeft een drempel van 0,75% van de primitieve begroting van een jaar, als maximaal uit te zetten bedrag.

  • 3.

    Het gebruik van derivaten is toegestaan, maar deze worden uitsluitend toegepast ter beperking van financiële risico’s. Alvorens een derivatentransactie wordt afgesloten wint de gemeente het advies in van een onafhankelijk externe adviseur (AFM erkend expert).

  • 4.

    De gemeente Katwijk eist bij uitzettingen een minimale kredietwaardigheid van AA, afgegeven door tenminste twee ratingbureaus.

Artikel 4 Renterisicobeheer

Met betrekking tot renterisicobeheer gelden de navolgende uitgangspunten:

  • 1.

    De kasgeldlimiet wordt niet overschreden conform de Wet Fido.

  • 2.

    De renterisiconorm wordt niet overschreden conform de Wet Fido.

  • 3.

    Nieuwe leningen worden afgestemd op de bestaande financiële positie en de liquiditeitenplanning.

  • 4.

    De rentetypische looptijd en het renteniveau van de betreffende lening wordt zo veel mogelijk afgestemd op de actuele rentestand en de rentevisie.

  • 5.

    De rentevisie van de gemeente wordt periodiek opgesteld op basis van de rentevisie van vooraanstaande financiële ondernemingen.

  • 6.

    Binnen de kaders gesteld onder lid 3 en lid 4, streeft de gemeente tevens naar spreiding in de rentetypische looptijden van aan te trekken geldleningen.

Artikel 5 Koersrisicobeheer

Met betrekking tot koersrisicobeheer gelden de navolgende uitgangspunten:

  • 1.

    De gemeente beperkt de koersrisico’s op uitzettingen op grond van treasury, door daarbij uitsluitend gebruik te maken van Fido-proof producten met een hoofdsomgarantie bij ondernemingen met een rating van ten minste AA, afgegeven door tenminste twee ratingbureaus.

  • 2.

    Tevens beperkt de gemeente de koersrisico’s door conform artikel 7 de looptijd van de uitzettingen af te stemmen op de liquiditeitenplanning.

  • 3.

    Nieuwe beleggingen/uitzettingen zullen in de schatkist, dan wel bij medeoverheden plaatsvinden, conform de wet Fido.

Artikel 6 Kredietrisicobeheer

Met betrekking tot kredietrisicobeheer gelden de navolgende uitgangspunten:

  • 1.

    Bij het uitzetten van middelen op grond van treasury gelden de volgende uitgangspunten:

    Het College heeft uit het oogpunt van de Wet Dualisering Gemeentebestuur de bevoegdheid de financiering van de gemeente te regelen.

  • 2.

    Bij het verstrekken van leningen wordt op grond van de publieke taak zekerheden of garanties geëist.

  • 3.

    De gemeente hanteert een terughoudend beleid in het kader van het verstrekken en/of waarborgen van geldleningen. De Raad heeft 27 januari 2011 de regeling leningen en garantievoorwaarden 2011 vast gesteld.

Artikel 7 Intern liquiditeitsrisicobeheer

De gemeente beperkt haar interne liquiditeitsrisico’s door haar treasuryactiviteiten te baseren op een korte termijn liquiditeitsplanning (looptijd tot één jaar), evenals een meerjarige liquiditeitenplanning met een looptijd van minimaal vier jaar.

De financiële doelstelling van de gemeente Katwijk en het wettelijke renterisico zijn leidend bij een liquiditeitsbehoefte; de rentevisie is van secundair belang.

Artikel 8 Valutarisicobeheer

Valutarisico’s worden uitgesloten door slechts leningen te verstrekken en aan te gaan of te garanderen in euro’s.

Artikel 9 Financiering

Bij het aantrekken van financieringen voor een periode van één jaar en langer gelden de volgende uitgangspunten:

  • 1.

    Financieringen worden alleen aangetrokken voor de uitoefening van de publieke taak.

  • 2.

    Financiering met externe financieringsmiddelen wordt zoveel mogelijk beperkt door primair de beschikbare interne financieringsmiddelen te gebruiken om de renterisico’s en het renteresultaat te optimaliseren.

  • 3.

    Voor het aantrekken van financiering zijn onderhandse leningen het toegestane instrument.

  • 4.

    Het aantrekken van financieringsmiddelen om deze te beleggen is niet toegestaan.

  • 5.

    De gemeente vraagt per e-mail offertes op bij drie ondernemingen alvorens een financiering wordt aangetrokken.

  • 6.

    De transacties worden schriftelijk vastgelegd in een transactiedocument met vermelding van de modaliteiten van de offerte (tegenpartijen welke offerte is gevraagd, de offerte zelf en de keuze).

  • 7.

    De rentevisie is gebaseerd op de paragraaffinanciering van de begroting. Het gemiddelde renteniveau is gebaseerd op het aantrekken van langlopende geldleningen op basis van lineaire aflossing en een looptijd van 10 jaar. Het tijdstip van de peiling is april voorafgaand aan het begrotingsjaar.

  • 8.

    De geldgevers dienen maatschappelijk aanvaarde ondernemingen te zijn en geen belangenverstrengeling te hebben met de lokale politiek.

Artikel 10 Langlopende uitzettingen

De wijziging van de Wet Fido waarmee het verplicht schatkistbankieren wordt ingevoerd, ontneemt de gemeente de mogelijkheid om langlopende uitzettingen aan te gaan. De geldmiddelen moeten worden aangehouden bij het ministerie van Financiën.

Artikel 11 Relatiebeheer

De gemeente beoogt het realiseren van gunstige c.q. marktconforme condities voor af te nemen financiële diensten. Hiervoor gelden de volgende uitgangspunten:

  • 1.

    Bankrelaties en hun bancaire condities worden eenmaal per 5 jaar beoordeeld.

  • 2.

    Bankrelaties dienen wat betreft hun kredietwaardigheid minimaal te voldoen aan de eisen die zijn gesteld in artikel 3 en 9 lid 8.

  • 3.

    Financiële ondernemingen (kredietinstellingen, beleggingsinstellingen, effecteninstellingen, verzekeraars en pensioenfondsen) dienen onder Nederlands of aan de andere kant EER-toezicht te vallen, zoals De Nederlandsche Bank.

  • 4.

    Tussenpersonen dienen geregistreerd te staan bij de Autoriteit Financiële Markten (AFM) en daarvan een vergunning als makelaar hebben ontvangen.

  • 5.

    Het zorgdragen voor een permanente beschikbaarheid van bancaire en financiële diensten tegen vooraf overeengekomen kwaliteit en prijs.

Artikel 12 Geldstromenbeheer

Om de kosten van het geldstromenbeheer te minimaliseren wordt:

  • 1.

    het liquiditeitsgebruik beperkt door de geldstromen centraal op gemeenteniveau op elkaar en op de liquiditeitenplanning af te stemmen. Hierbij wordt erop toegezien dat de liquiditeitspositie voldoende is om te garanderen dat de verplichtingen tijdig kunnen worden nagekomen;

  • 2.

    het betalingsverkeer zoveel mogelijk elektronisch uitgevoerd.

Artikel 13 Saldo- en liquiditeitenbeheer

Voor het saldobeheer en het liquiditeitenbeheer gelden de volgende specifieke richtlijnen:

  • 1.

    De gemeente streeft naar concentratie van de liquiditeiten binnen één rentecompensatiecircuit bij de bank met de gunstigste condities.

  • 2.

    Indien er een liquiditeitsbehoefte ontstaat kan de gemeente kortlopende middelen aantrekken. Hierbij wordt – conform artikel 4 lid 1 - de kasgeldlimiet niet overschreden.

  • 3.

    Toegestane instrumenten bij het aantrekken van kortlopende middelen zijn daggeld, kasgeldleningen en kredietlimiet op rekening-courant.

  • 4.

    Toegestane instrumenten bij het uitzetten van gelden voor een periode korter dan één jaar dienen Fido-proof te zijn.

  • 5.

    Bij het uitzetten van gelden is schatkistbankieren verplicht.

  • 6.

    De gemeente vraagt bij drie ondernemingen per e-mail offertes op alvorens middelen worden aangetrokken met een looptijd korter dan één jaar.

  • 7.

    De transactie wordt schriftelijk vastgelegd in een transactiedocument met vermelding van de modaliteiten van de offerte (tegenpartijen welke offerte is gevraagd, de offerte zelf en de keuze).

Artikel 14 Uitgangspunten administratieve organisatie en interne controle

In het kader van de treasuryfunctie gelden de volgende algemene uitgangspunten op het gebied van administratieve organisatie en interne controle.

  • 1.

    De verantwoordelijkheden en bevoegdheden van treasuryactiviteiten zijn op eenduidige wijze schriftelijk vastgelegd;

  • 2.

    Bij de uit te voeren treasuryactiviteiten is functiescheiding doorgevoerd met als belangrijkste voorwaarden:

    • a.

      iedere transactie wordt door twee functionarissen geautoriseerd;

    • b.

      de controle geschiedt door de functionaris belast met de interne controle;

    • c.

      de registratie in de financiële administratie geschiedt door medewerkers van dit team.

  • 3.

    Tegenpartijen bevestigingen iedere transactie naar de financiële administratie zonder tussenkomst van de personen die bevoegd zijn tot het sluiten van de transacties;

  • 4.

    Een transactie wordt onmiddellijk geregistreerd door de functionaris die de transactie heeft afgesloten;

  • 5.

    Na ontvangst van de transactiebevestiging wordt de transactie direct gecontroleerd door de functionaris belast met de interne controle.

  • 6.

    Een treasurycommissie, bestaande uit wethouder Financiën, hoofd Bedrijfsvoering en de treasurer, houdt periodiek overleg over de administratieve organisatie en interne controle. Van dit overleg wordt een verslag gemaakt.

Artikel 15 Verantwoordelijkheden

  • 1.

    De verantwoordelijkheden met betrekking tot de treasuryfunctie van de gemeente staan in onderstaande tabel gedefinieerd.

    Functie

    Verantwoordelijkheden

    De Raad

    -Het vaststellen van treasurydoelstellingen, het treasurybeleid, beleidskaders en limieten;

    -Het vaststellen van de financieringsparagraaf in de begroting en het jaarverslag;

    -Het houden van toezicht op het treasurybeleid en de uitvoering hiervan;

    -Het evalueren en als gevolg daarvan (eventueel) bijstellen van het treasurybeleid.

    Het College

    Het uitvoeren van het treasurybeleid;

    Het achteraf bekrachtigen van de afgesloten leningen;

    Het rapporteren aan de Raad over de uitvoering van het treasurybeleid.

    Wethouder Financiën

    Het uitvoeren van het treasurybeleid

    De externe accountant

    Het in het kader van haar reguliere controletaak adviseren en controleren over de feitelijke naleving van het treasurystatuut.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders treffen een nadere regeling omtrent de ambtelijke verantwoordelijkheden.

Artikel 16 Bevoegdheden

Burgemeester en wethouders treffen een nadere regeling omtrent de toekenning van bevoegdheden en fiattering.

Artikel 17 Informatievoorziening

Met betrekking tot de treasuryactiviteiten dient ten minste de in de onderstaande tabel opgenomen informatie te worden verstrekt. Burgemeester en wethouders regelen nader de verantwoordelijkheid voor die informatieverstrekking.

 

Informatie

Frequentie

Informatie-ontvanger

1. Gegevens van toekomstige uitgaven en ontvangsten voor de liquiditeitenplanning

Dagelijks

Treasurer

2. Liquiditeitenplanning

Kwartaal

Hoofd BV

3. Beleidsplannen treasury in financieringsparagraaf van de begroting

Jaarlijks

Raad

4. Verantwoording via de financieringsparagraaf van de jaarverslag

Jaarlijks

Raad

5. Informatie aan derden (toezichthouder en CBS) zoals genoemd in art. 8 Wet Fido

Jaarlijks

Derden

6. Lenings- , uitzettings-, garantiebesluiten

Binnen 14 dagen na besluit

Provincie

7. Renteontwikkeling op de kapitaalmarkt

2x per jaar

College

8. Lenings- en garantiebesluiten groter dan € 250.000

Vooraf, besluitvorming na instemming

Raad

Artikel 18 Inwerkingtreding

Dit treasurystatuut treedt in werking met ingang van 14 maart 2014.

Artikel 19 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald onder ‘Treasurystatuut van gemeente Katwijk 2014”.

 

Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Katwijk in zijn openbare vergadering van 27 februari 2014.

De griffier

De voorzitter

Memorie van toelichting

In dit treasurystatuut is het treasurybeleid van de gemeente op hoofdlijnen vastgelegd. Dat gebeurt in de eerste plaats door het aangeven van de doelstellingen van de treasuryfunctie (in artikel 2). Vervolgens geeft het bestuur in het treasurystatuut aan binnen welke richtlijnen en limieten de doelstellingen dienen te worden gerealiseerd. Een richtlijn is een bindend voorschrift voor een handelwijze die gevolgd moet worden en een limiet is een type richtlijn die een uiterste grens aangeeft. Een belangrijk deel van de limieten en richtlijnen is bepaald door de Wet Fido. Door middel van de limieten en richtlijnen wordt het “risicoprofiel” van de gemeente bepaald, waarbinnen de treasuryactiviteiten dienen te worden uitgevoerd.

 

De financieringsparagraaf bij de begroting geeft de beleidsplannen voor de treasuryfunctie voor de komende jaren en in het bijzonder voor het eerstkomende jaar weer. Het bevat onder meer gegevens over de algemene ontwikkelingen en de concrete beleidsplannen binnen de kaders van het treasurystatuut. Het gaat hierbij vooral om de plannen voor het risicobeheer, de gemeentefinanciering (analyse financieringspositie en leningen- en garantieportefeuille) en het kasbeheer. Uit de toelichting zal moeten blijken dat de plannen binnen de kaders van de Wet Fido en het treasurystatuut blijven.

 

De paragraaf financiering in de jaarverslag geeft in het bijzonder een verschillenanalyse tussen de plannen zoals deze zijn opgenomen in de begroting en de realisatie in het verslagjaar.

 

Artikel 2, lid 1

In de eerste plaats dient treasury ervoor te zorgen dat de gemeente “duurzaam toegang heeft tot de financiële markten tegen acceptabele condities”. Treasury dient te waarborgen dat de gemeente duurzaam in staat is de voor haar activiteiten benodigde middelen aan te trekken op de financiële markten. De condities die daarbij worden bedongen dienen, in het licht van de op het betreffende moment gebruikelijke condities, acceptabel (ten minste marktconform) te zijn.

Artikel 2, lid 2

De gemeente loopt de volgende financiële risico’s: renterisico’s, koersrisico’s, kredietrisico’s, interne liquiditeitsrisico’s. Het is de taak van treasury dergelijke risico’s tegen acceptabele condities te beperken. In de artikelen 4 tot en met 7 wordt aangegeven op welke wijze dit wordt gewaarborgd.

Artikel 2, lid 3

De derde doelstelling van het treasurybeleid is het minimaliseren van de kosten bij het beheren van de geldstromen en de financiële posities. Deze kosten bestaan o.a. uit rentekosten, provisies en kosten van het betalingsverkeer. Het is de taak van treasury het beheer zo efficiënt mogelijk uit te voeren.

Artikel 2, lid 4

De gemeente streeft ernaar de renteresultaten te optimaliseren. Dit betekent dat de gemeente geen middelen onbenut laat maar streeft naar optimalisatie van de renteopbrengsten c.q. zo laag mogelijke rentekosten zonder dat daarbij overmatige risico’s worden gelopen. De prioriteiten van de treasuryfunctie liggen in eerste instantie bij het beheersen en beperken van financiële risico’s; de treasuryfunctie is immers géén winstgerichte afdeling (“profit center”).

Artikel 3, lid 1

De Wet Fido geeft een belangrijk beleidsmatig uitgangspunt met betrekking tot treasury. Dit betreft de “publieke taak” waarvoor leningen en garanties dienen.

 

De wet stelt geen eisen aan het verstrekken van leningen en garanties op grond van de publieke taak. Wel wordt in de toelichting op de Wet Fido het volgende aangegeven: “Het gemeentebestuur bepaalt de publieke taak. De begroting en de begrotingswijzigingen bepalen het budgettaire kader voor de uitoefening van de publieke taak”.

Artikel 3, lid 2

In de Wet Fido en de bijbehorende ministeriële regelingen wordt het begrip “prudent” nader uitgewerkt. Uitgangspunt is hierbij dat het nemen van overmatige risico’s ten einde inkomen te genereren nadrukkelijk niet is toegestaan (zie artikel 2 lid 2 Wet Fido en de memorie van toelichting op de Wet Fido). Bankachtige activiteiten – het aantrekken en uitzetten van middelen met als doel het genereren van inkomen – zijn als gevolg van deze bepaling verboden. De richtlijnen en limieten van dit treasurystatuut vallen binnen de kaders van de Wet Fido.

De limieten en richtlijnen van dit treasurystatuut zijn specifiek geformuleerd om het prudente karakter van de uitzettingen op grond van treasury te garanderen en hebben daarom géén betrekking op (eventueel) verstrekte leningen of garanties op grond van de “publieke taak” van de gemeente. Het schatkistbankieren geeft een drempel van 0,75% van de primitieve begroting van een jaar, als maximaal uit te zetten bedrag.

Artikel 3, lid 3

Derivaten zijn financiële instrumenten die hun bestaan ontlenen aan een bepaalde onderliggende waarde. Derivaten kennen een breed toepassingsgebied en worden onder andere gebruikt om renterisico’s te sturen. De Wet Fido stelt dat derivaten uitsluitend mogen worden gebruikt ter beperking van financiële risico’s.

 

Gezien de (mogelijke) complexiteit van derivaten en de beperkte kennis binnen de organisatie over dergelijke instrumenten, zal vooraf advies worden ingewonnen van een onafhankelijke adviseur.

Artikel 4, lid 1

Renterisicobeheer omvat het beperken van de invloed van (externe-) rentewijzigingen op de financiële resultaten van de gemeente.

 

Een belangrijk uitgangspunt van de Wet Fido is het vermijden van grote fluctuaties in de rentelasten van openbare lichamen. Om een grens te stellen aan korte financiering (met een rentetypische looptijd tot één jaar) is in de Wet Fido de kasgeldlimiet opgenomen. Juist voor korte financiering geldt dat het renterisico aanzienlijk kan zijn, aangezien fluctuaties in de rente bij korte financiering direct een relatief grote invloed hebben op de rentelasten. De kasgeldlimiet wordt berekend als een percentage (8,5%) van het totaal van de jaarbegroting van de gemeente bij aanvang van het jaar (zie artikel 3 en 4 van de Wet Fido en de Uitvoeringsregeling financiering decentrale overheden).

Artikel 4, lid 2

Het doel van de renterisiconorm is het beheersen van de renterisico’s op de vaste schuld (schuld met een rentetypische looptijd van één jaar of langer) door het aanbrengen van spreiding in de looptijden in de leningenportefeuille. De renterisiconorm kan worden berekend door een vastgesteld percentage (20%) te vermenigvuldigen met de totale begroting per 1 januari van enig jaar (zie artikel 6 van de Wet Fido en de Uitvoeringsregeling financiering decentrale overheden).

Artikel 4, lid 3

Afstemming op de liquiditeitenplanning beoogt middelen slechts te lenen gedurende de periode dat zij daadwerkelijk nodig zijn.

Artikel 4, lid 4 en 5

Een rentevisie is een toekomstverwachting over de renteontwikkeling, op basis waarvan een financieringsbeleid wordt gevoerd. Afhankelijk van de (interne- of externe) ontwikkelingen zal de gemeente haar rentevisie actualiseren. De rentevisie kan daarbij gebaseerd worden op de rentevisie van enkele gezaghebbende financiële instellingen, zoals de huisbankier.

Artikel 4, lid 6

Door spreiding aan te brengen in de rentetypische looptijd (de periode dat de rente van een geldlening vast is) van geldleningen, wordt de invloed van een rentedaling op de renteresultaten gespreid over meerdere jaren. Deze spreiding is slechts mogelijk als uit de liquiditeitenplanning blijkt dat middelen gedurende een langere periode nodig zijn.

Artikel 5, lid 1

Fido-proof: ten aanzien van de financiële instrumenten, die kunnen worden gehanteerd voor uitzettingen in het kader van treasury, geldt in de Wet Fido als belangrijkste uitgangspunt dat de hoofdsom van de betreffende uitzetting aan het einde van looptijd in tact blijft. Bij alle in dit artikel genoemde producten wordt aan het einde van de looptijd ten minste de hoofdsom (bij vastrentende waarden de “nominale waarde”) uitgekeerd.

 

Bij het uitzetten van gelden op rekening courant, spaarrekening, daggeld of deposito’s worden géén koersrisico’s gelopen. Het kan bij dergelijke producten echter voorkomen dat de opname mogelijkheden beperkt zijn (in het bijzonder bij deposito’s en soms bij een spaarrekening).

 

Voor uitzettingen op grond van de publieke taak van de gemeente worden in dit treasurystatuut geen richtlijnen met betrekking tot producten opgenomen. Van belang is dat de Raad bepaalt dat de betreffende uitzetting tot de “publieke taak” van de gemeente behoort. In dit kader is het bijvoorbeeld mogelijk dat uitzettingen in de vorm van aandelen tot de publieke taak behoren.

Artikel 5, lid 3

Nieuwe beleggingen/uitzettingen zullen in de schatkist, dan wel bij medeoverheden plaatsvinden, conform de Wet Fido.

Artikel 6, lid 1

Ter beperking van kredietrisico’s zijn in dit artikel richtlijnen opgenomen voor de minimale kredietwaardigheid van de partijen waar de gemeente middelen kan uitzetten/beleggen. De Wet Fido geeft wel een drempel aan voor het maximaal uitzetten van middelen.

 

Een (credit-) rating is een beoordeling van de kredietwaardigheid van een onderneming, die voor zowel de korte als voor de lange termijn wordt toegekend door gerenommeerde rating “agencies” zoals Standard & Poor’s, Moody’s en Fitch. De hoogste kredietwaardigheid wordt bij Standard & Poor’s en Fitch weergegeven met AAA, gevolgd door AA en A. Moody’s kwalificeert van hoog naar laag Aaa, Aa en A. Daarnaast kent men kwalificaties met letters B, C en D.

 

De hoogste kredietwaardigheid voor de korte termijn wordt bij Standard & Poor’s weergegeven met A1, bij Moody’s met P1 en bij Fitch met F1. Deze hoogste korte termijnratings staan voor extreme, zeer grote kredietwaardigheid. Kredietrisico’s kunnen worden verminderd door spreiding aan te brengen in de uitzettingen.

Artikel 6, lid 2

De Wet Fido stelt geen eisen aan de kwaliteit van de debiteuren bij het verstrekken van leningen of garanties aan derden in het kader van de publieke taak. Omdat de Raad de publieke taak bepaalt, worden leningen of garanties uitsluitend verstrekt aan door de Raad goedgekeurde partijen. Ten einde de kredietrisico’s te beheersen kunnen zekerheden of garanties worden verlangd van de debiteuren.

Artikel 7

Interne liquiditeitsrisico’s doen zich bijvoorbeeld voor wanneer de gemeente middelen voor een bepaalde periode heeft uitgezet bij de schatkist en gedurende de looptijd van de uitzetting blijkt dat de middelen (onverwacht) nodig zijn voor het doen van een investering. Dit kan tot gevolg hebben dat de gemeente eerder de gelden bij de schatkist moet opvragen (wanneer de uitzettingen vast staan in bijvoorbeeld een deposito bij de schatkist). In dit geval kan dit negatieve gevolgen hebben voor het financiële resultaat.

 

Ter beperking van dit risico baseert de gemeente haar financiële transacties op een liquiditeitenplanning waarin de toekomstige inkomsten en uitgaven van de gehele organisatie zijn gepland. Ten einde aansluiting te zoeken op de meerjarige investeringsplanning van de gemeente is gekozen een liquiditeitenplanning met een periode van vier jaar op te stellen.

 

In de praktijk is het opstellen van een betrouwbare en nauwkeurige liquiditeitenplanning niet eenvoudig. Dit heeft te maken met de inherente onzekerheden die verbonden zijn aan de activiteiten van de gemeente en de hieraan verbonden mogelijke financiële gevolgen. Het is daarom van groot belang dat juiste, tijdige en volledige informatie wordt verstrekt door de overige afdelingen over de financiële gevolgen van hun activiteiten.

Artikel 8

Dit betreft een ongewijzigde voortzetting van het beleid binnen de gemeente.

Artikel 9, lid 1

Het aantrekken van middelen met als doel deze met winstoogmerk te beleggen is door artikel 2 lid 2 van de Wet Fido (zie ook memorie van toelichting op de Wet Fido) nadrukkelijk niet toegestaan.

Artikel 9, lid 2

Ten einde de renteresultaten te optimaliseren wordt zoveel mogelijk intern gefinancierd.

Artikel 9, lid 3

Onderhandse geldleningen zijn leningen waarbij de voorwaarden van de lening in onderling overleg met de geldgevende partij kunnen worden vastgesteld.

Artikel 9, lid 5

Deze richtlijn beoogt de marktconformiteit van financieringen te waarborgen, voor bijvoorbeeld te betalen rentepercentages, provisies, (boete-) clausules bij vervroegde aflossing etc. Door het opvragen van drie offertes wordt bereikt dat de gemeente een objectief beeld heeft van de op dat moment gebruikelijke tarieven en voorwaarden op de financiële markten. Op basis daarvan kan een afgewogen keuze worden gemaakt.

Artikel 10

Op 11 december 2013 is een wijziging van de Wet Fido ingevoerd. Met de wetswijziging worden de gemeenten verplicht hun overtollige middelen te stallen bij de schatkist.

Artikel 11, lid 1

Op het gebied van relatiebeheer beoogt de treasury het realiseren van zo gunstig mogelijke condities voor de door haar af te nemen diensten. Om structuur aan te brengen in de momenten waarop de beoordeling van bankrelaties plaats heeft, is opgenomen dat deze beoordeling minimaal eens in de vijf jaar plaats moet hebben.

Artikel 11, lid 3

Tussenpersonen hebben een intermediairfunctie bij het afsluiten van financiële transacties en vallen niet onder de “tegenpartijen”. De vereisten van lid 2 zijn voor tussenpersonen dan ook niet van toepassing. Om dit te ondervangen stelt de gemeente als eis dat tussenpersonen onder toezicht van de Autoriteit Financiële Markten (AFM) staan en daarvan een vergunning als makelaar hebben ontvangen.

Artikel 12

Geldstromenbeheer omvat vooral het zorgdragen voor een efficiënt betalingsverkeer. Geldstromen kunnen bijvoorbeeld op elkaar worden afgestemd door een betalingsdatum af te stemmen op verwachte ontvangsten. Hiermee wordt voorkomen dat de gemeente tijdelijk middelen aan moet trekken om de betreffende betaling (tijdelijk) te financieren. Het laten uitvoeren van het betalingsverkeer door één bank heeft als voordeel dat de kosten van het overboeken van middelen tussen verschillende banken worden vermeden.

Artikel 13, lid 1

Het saldo- en liquiditeitenbeheer betreft het beheer van de dagelijkse saldi op de rekeningen (-courant) van de gemeente. Om de noodzaak tot het doen van interne overboekingen te beperken, worden verschillende rekeningen die de gemeente bij één bank aanhoudt, opgenomen in een rentecompensatiecircuit. Dit is een systeem waarbij het (valutaire) debet- en creditsaldi van alle rekeningen van een organisatie worden samengevoegd tot één gecombineerd saldo, waarover de rente wordt berekend.

Artikel 13, lid 3

In dit lid worden limitatief de mogelijke korte termijn financieringsinstrumenten benoemd. De term daggeld (ook wel callgeld genoemd) staat voor opgenomen middelen voor onbepaalde tijd die dagelijks opeisbaar zijn. Kasgeldleningen zijn niet verhandelbare leningen voor een vast bedrag en een vaste periode (maximaal 2 jaar) en tegen een vooraf overeengekomen rentepercentage. Kredietlimiet op de rekening courant betreft de mogelijkheid debet (“rood”) te staan op de rekening courant tegen vooraf overeengekomen condities.

Artikel 14

Bij de treasuryfunctie zijn diverse personen en organen betrokken. Het treasurystatuut legt expliciet het delegatie- en mandateringspatroon vast, waardoor vast staat welke taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden de betrokken partijen hebben. Met het oog op de omvang en de aard van de transacties en de hiermee samenhangende risico’s is in dit artikel een aantal specifieke uitgangspunten opgenomen om een eenduidige functiescheiding aan te brengen tussen beleidsbepaling en de uitvoering door de administratie en controle op financiële transacties.

Artikel 15

De verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de functionarissen die binnen de gemeente betrokken zijn bij de treasuryactiviteiten zijn in de artikelen 15 en 16 beschreven. De toekenning van de genoemde functies en bijbehorende bevoegdheden en verantwoordelijkheden aan functies en/of functionarissen vindt plaats via de hiertoe dienende documenten (mandaten, besluiten, functiebeschrijving e.d.). Deze verantwoordelijkheden dienen te worden gecommuniceerd naar de betrokkenen.

Artikel 16

De eindverantwoordelijkheid voor het treasurybeleid ligt primair bij het college. Om niet onnodig te worden belast met het dagelijkse treasurybeheer draagt het college een deel van haar bevoegdheden over aan de ambtelijke organisatie. De praktische uitvoering van het beleid heeft dus vooral op ambtelijk niveau plaats, met als voordeel een slagvaardiger optreden. Bij de toewijzing van bevoegdheden is zoveel mogelijk rekening gehouden met de vereiste functiescheiding tussen besluitvorming, uitvoering, administratie en controle.

Artikel 17

De tabel in dit artikel geeft weer op welke wijze de informatievoorziening wordt gewaarborgd voor: operationele informatie (punt 1 en 2), beleidsmatige informatie (punt 3) en verantwoordingsinformatie (punt 4, 5 en 6). Het verstrekken van juiste, tijdige, volledige en relevante verantwoordingsinformatie moet gerekend worden tot de belangrijkste succesfactoren voor het kunnen beheersen van de financiële en interne risico’s van de gemeente.

Artikel 17, 1

Afdelingen dienen “dagelijks” informatie te verschaffen in een zo vroeg mogelijk stadium waarin zich significante wijzigingen aandienen in hun verwachtingen over tijdstip of omvang van toekomstige betalingen of ontvangsten (bijvoorbeeld bij uitstel van een grote investering).