Organisatie | Scherpenzeel |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening kwaliteitsregels peuterspeelzaalwerk |
Citeertitel | Verordening kwaliteitsregels peuterspeelzaalwerk |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Geen.
Wet Ontwikkelingskansen door Kwaliteit en Educatie
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-11-2011 | 01-01-2018 | Nieuwe regeling | 04-11-2010 Scherpenzeelse Krant d.d. 25-11-2010 | college van 25 augustus 2010 |
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In deze verordening wordt verstaan onder peuterspeelzaal hetgeen daaronder wordt vermeld in de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (WKO), hierna verder te noemen de Wet.
Artikel 3 Ambitieniveau van het peuterspeelzaalwerk
De houder geeft in de melding aan het college aan voor welk ambitieniveau van het peuterspeelzaalwerk hij kiest, waarbij de volgende ambitieniveaus worden onderscheiden:
Artikel 4 Termijn van in exploitatie nemen van een peuterspeelzaal
Indien uit het onderzoek van de toezichthouder, bedoeld in artikel 16, eerste lid van deze verordening, eerder is gebleken dat de exploitatie redelijkerwijs zal plaatsvinden in overeenstemming met de bepalingen in artikel 8 t/m 14 van deze verordening, kan de exploitatie vanaf dat moment plaatsvinden.
Artikel 5 Verbod op het in exploitatie nemen van een peuterspeelzaal
Het is verboden een peuterspeelzaal in exploitatie te nemen indien uit het onderzoek van de toezichthouder, bedoeld in artikel 5 van de verordening ruimte- en inrichtingseisen, blijkt dat niet aan de eisen van de verordening wordt voldaan.
Artikel 8 Algemene kwaliteitseisen
De houder organiseert het peuterspeelzaalwerk op zodanige wijze, voorziet de peuterspeelzaal zowel kwalitatief als kwantitatief zodanig van personeel en materieel, draagt zorg voor een zodanige verantwoordelijkheidstoedeling en voert een zodanig pedagogisch beleid, dat een en ander leidt of moet leiden tot verantwoord peuterspeelzaalwerk.
Artikel 9 Eisen ten aanzien van veiligheid en gezondheid
De houder voert een beleid dat ertoe leidt dat de veiligheid en de gezondheid van de op te vangen kinderen in elk door hem geëxploiteerde peuterspeelzaal zoveel mogelijk is gewaarborgd. De houder legt, voor zover hierin niet wordt voorzien bij of krachtens andere wet- en regelgeving, in een risico-inventarisatie schriftelijk vast welke risico’s de opvang van kinderen met zich meebrengt.
Artikel 12 Overeenkomst tussen houder en ouder
Opvang in een peuterspeelzaal geschiedt op basis van een schriftelijke overeenkomst tussen de houder en een ouder.
Artikel 13 Informatieplicht aan de ouders
De houder van een peuterspeelzaal informeert de ouder voorafgaand aan het aangaan van deze overeenkomst in ieder geval over:
Artikel 14 Verklaring omtrent het gedrag
Indien de houder of de toezichthouder redelijkerwijs vermoedt dat een persoon niet langer voldoet aan de eisen voor het afgeven van een verklaring omtrent het gedrag, verlangt de houder dat die persoon opnieuw een verklaring omtrent het gedrag overlegt die niet ouder is dan twee maanden. De desbetreffende persoon overlegt de verklaring binnen een door de houder vast te stellen termijn.
Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van 4 november 2010
B.S. van Ginkel-Schuur J.J.H. Colijn-de Raat
Griffier (wnd.) de voorzitter
Bijlage 1 Formulier 'melding in expoitatie nemen van een peuterspeelzaal'
Gegevens van de houder (indien houder natuurlijk persoon is)
Gegevens van de houder (indien houder rechtspersoon is)
inschrijfnummer Kamer van Koophandel:
Gegevens van de peuterspeelzaal
Worden door houder meerdere peuterspeelzalen geëxploiteerd?
namen van overige peuterspeelzalen en datum opname in register:
Voorwaarden melding in exploitatie nemen van een peuterspeelzaal
Houder is voornemens een peuterspeelzaal te exploiteren, na -zes- weken na het tijdstip van deze melding aan het college van burgemeester en wethouders en indien uit het onderzoek van de toezichthouder (bedoeld in artikel 4.2) is gebleken dat de exploitatie redelijkerwijs zal plaatsvinden in overeenstemming met de bepalingen in hoofdstuk 3 van de verordening kwaliteitsregels peuterspeelzalen.
Houder doet onmiddellijk mededeling aan het college van wijziging in gegevens die in deze melding zijn verstrekt.
Het college deelt de houder schriftelijk mee dat opneming van de peuterspeelzaal in het register heeft plaatsgevonden.
2. De houder organiseert het peuterspeelzaalwerk op zodanige wijze, voorziet de peuterspeelzaal, zowel kwalitatief als kwantitatief zodanig van personeel en materieel, draagt zorg voor een zodanig verantwoordelijkheidstoedeling en voert een zodanig pedagogisch beleid dat een en ander leidt (of moet leiden) tot verantwoord peuterspeelzaalwerk.
Bijlage 2 Voorbeeld aanmeldingsformulier
Telefoonnummer (werk of mobiel):
Burgerlijke staat ouders/verzorgers: gehuwd / samenwonend / gescheiden / alleenstaande ouder
Hoogst genoten opleidingsniveau:
In geval van nood contact opnemen met:
Is het kind onder behandeling van een medisch specialist? Zo ja, waarvoor?
Bijzonderheden groei en ontwikkeling:
Andere medische bijzonderheden:
Overige bijzonderheden waarvan u de peuterspeelzaal op de hoogte wil brengen:
Dit inschrijfformulier, samen met het inschrijfgeld en de bijgaande machtiging, opsturen naar:
Bijlage 3 Voorbeeld overdrachtformulier peuterspeelzaal - basisschool
Telefoonnummer (werk of mobiel):
Burgerlijke staat ouders/verzorgers: gehuwd / samenwonend / gescheiden / alleenstaande ouder
Hoogst genoten opleidingsniveau:
In geval van nood contact opnemen met:
Hoe lang heeft het kind op de peuterspeelzaal gezeten?:
Heeft het kind voor die tijd op een andere peuterspeelzaal gezeten? ja / nee
Heeft het kind gebruikgemaakt van een peuter-plus- of VVE-programma? ja / nee
Algemene beschrijving van de ontwikkeling van het kind gedurende de periode op de peuterspeelzaal:
Zijn er aandachtspunten in de ontwikkeling van het kind die extra aandacht behoeven op de basisschool, en zo ja, welke?
Is er van het kind een dossier beschikbaar met evaluatiegegevens en gespreksverslagen? ja / nee
Zo ja, is hiervan een kopie bijgevoegd? ja / nee
Indien nee, wat is hiervan de reden:
Dit formulier zal uitsluitend gebruikt worden voor de overdracht tussen kind en de basisschool waar hij of zij naar school gaat.
Op 1 augustus 2010 treedt de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (hierna: de Wet) in werking. Het doel van deze Wet is om jonge kinderen in peuterspeelzalen en kindercentra een veilige en stimulerende omgeving te bieden. De Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) heeft twee verordeningen ontworpen, die zoveel mogelijk aansluiten bij de Wet Collectieve Preventie Volksgezondheid (WCPV) en de Wet:
De beleidsregels kwaliteitseisen peuterspeelzaalwerk (26-05-2005 en herziene uitgave 19-05-2009), die de gemeente Scherpenzeel vanaf 1 januari 2011 wil gaan hanteren. In deze verordening zijn de meldingsplicht; de kwaliteitseisen en de slot- en overgangsbepalingen opgenomen.
De verordening ruimte-en inrichtingseisen peuterspeelzalen, die de gemeente Scherpenzeel vanaf 1 januari 2011 wil gaan hanteren. In deze verordening zijn de ruimte-en inrichtingseisen en het gemeentelijk toezicht opgenomen.
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
De beroepskracht in opleiding (stagiaire) is niet apart gedefinieerd. Hiermee vallen beroepskrachten in opleiding automatisch onder de begripsomschrijving van een begeleider, te weten: ‘degene die anders dan als beroepskracht is belast met de begeleiding van kinderen bij een peuterspeelzaal’ .
Artikel 2 Melding in exploitatie nemen van een peuterspeelzaal
Dit artikel regelt de meldingsplicht voor degenen die een peuterspeelzaal willen gaan exploiteren. De melding moet plaatsvinden met behulp van een door het college vastgesteld en beschikbaar gesteld formulier.
Het stelsel van melding en registratie maakt aan iedereen duidelijk welke instellingen actief zijn op het terrein van het peuterspeelzaalwerk. De melding biedt aan de gemeente de mogelijkheid om voorafgaande aan de start van de exploitatie te toetsen of een nieuw initiatief aan de kwaliteitseisen voldoet. De gemeente moet een gemelde peuterspeelzaal opnemen in een register dat voor een ieder toegankelijk is. Opneming in het register geeft ouders de zekerheid dat het peuterspeelzaalwerk bij de aanvang van de exploitatie van voldoende kwaliteit is en dat er van gemeentewege zal worden toegezien dat de kwaliteit van voldoende niveau blijft.
Tussen een vergunningenstelsel en een meldingsstelsel zijn een aantal verschillen. Zo kunnen in een vergunning nadere eisen worden opgenomen die specifiek gelden voor de instelling die de vergunning krijgt. Bij een meldingsstelsel kunnen geen specifieke voorschriften worden gesteld, maar moet worden volstaan met algemene, voor alle instellingen geldende regels. Ook wat betreft het toepassen van sancties is er een verschil. In een vergunningenstelsel vormt het intrekken van de vergunning een sanctie. Deze sanctie is er niet in een meldingsstelsel. Wanneer de gemeente wil dat de exploitatie van een peuterspeelzaal wordt stopgezet, zal ze er voor moeten zorgen dat betreffende inrichting wordt gesloten.
Artikel 3 Ambitieniveau van het peuterspeelzaalwerk
Dit artikel bepaalt dat de houder in de melding aan het college aangeeft voor welk ambitieniveau van het peuterspeelzaalwerk hij kiest. Het gekozen ambitieniveau bepaalt de kwalificatie-eisen die aan de leidinggevenden worden gesteld (zie artikel 11 van deze verordening). Het ambitieniveau 0 (‘spelen en ontmoeten’) is het minimumkwaliteitsniveau. Aan dit kwaliteitsniveau dienen alle peuterspeelzalen in ieder geval te voldoen. Het minimumniveau is leidster/kind ratio: 1 op 8; iedere groep heeft minimaal 1 beroepskracht met PW opleiding of equivalent.
Door de melding en registratie worden de ouders op de hoogte gesteld van het ambitieniveau. De toezichthouder kan controleren of een peuterspeelzaal zich houdt aan het gestelde ambitieniveau.
Artikel 4 Termijn van in exploitatie nemen van een peuterspeelzaal
Dit artikel bevat de termijn die de gemeente (i.c. de toezichthouder) nodig heeft om te beoordelen of een nieuwe peuterspeelzaal zal voldoen aan de eisen van de verordening. Elke gemeente zal in overleg met de toezichthouder moeten bepalen welke termijn haalbaar is. Het moet gaan om een termijn die enerzijds de toezichthouder de mogelijkheid biedt een deugdelijk onderzoek te doen naar de wijze waarop de nieuwe peuterspeelzaal zal worden geëxploiteerd en die anderzijds degene die voornemens is een peuterspeelzaal in exploitatie te nemen niet onnodig lang laat wachten op het moment dat met de exploitatie kan worden gestart.
Het tweede lid biedt de mogelijkheid voor de houder om vóór het verstrijken van de termijn in het eerste lid met de exploitatie van de peuterspeelzaal te beginnen.
Derde lid: lex silencio positivo
Gezien de belangen van jonge kinderen en hun ouders die in het geding zijn, is er reden om af te zien van een lex silencio positivo. Er zijn dwingende redenen van algemeen belang aan de orde, met name de volksgezondheid en de bescherming van afnemers van diensten. Dat betekent in praktische zin dat het verlopen van de periode van acht weken nadat de melding is gedaan, er niet aan in de weg staat dat er alsnog een verbod kan volgen als bedoeld in artikel 5 van de verordening.
Artikel 5 Verbod op het in exploitatie nemen van een peuterspeelzaal
Dit artikel bevat het expliciete verbod om een peuterspeelzaal in exploitatie te nemen, indien blijkt dat de initiatiefnemer niet aan de eisen van de verordening voldoet. Op grond van deze verbodsbepaling kan het college tot bestuursdwang (sluiting) overgaan of een dwangsom opleggen, indien de peuterspeelzaal toch in gebruik wordt genomen.
Dit artikel regelt het instellen van het register. Het derde lid bepaalt dat het register openbaar is.
Artikel 7 Wijzigingen van gegevens
Om het register actueel te houden, bepaalt het eerste lid dat de houder onmiddellijk melding doet aan het college van wijzigingen van gegevens die bij de melding zijn verstrekt.
Artikel 8 Algemene kwaliteitseisen
Het eerste lid bevat een algemene kwaliteitsnorm die ontleend is aan artikel 48 van de Wet. Het gaat om een globale norm waaraan de houders zelf, met inachtneming van de verordening, invulling moeten geven. In deze bepaling wordt vastgelegd dat het welbevinden van de kinderen richtsnoer moet zijn het uitvoeren van het peuterspeelzaalwerk.
Het tweede lid is ontleend aan artikel 50, eerste lid, van de Wet. Deze bepaling geeft aan dat verantwoord peuterspeelzaalwerk mede het product is van de wijze waarop de houder het peuterspeelzaalwerk organiseert en vormgeeft. De wijze waarop de houder het peuterspeelzaalwerk organiseert en aan welke aspecten daarbij aandacht moet worden besteed, wordt naast de eigen verantwoordelijkheid mede bepaald door de voorschriften in deze verordening.
Artikel 9 Eisen ten aanzien van veiligheid en gezondheid
Dit artikel is gelijk aan artikel 51 van de Wet. De houders van peuterspeelzalen moeten een risico-inventarisatie uitvoeren ten aanzien van de domeinen veiligheid en gezondheid. De risico-inventarisatie heeft tot doel het in kaart brengen van veiligheid- en gezondheidsrisico’s die kinderen in peuterspeelzalen lopen. Daarbij wordt uitgegaan van het gedrag van kinderen. De risico-inventarisatie dient als basis om de omstandigheden voor kinderen te verbeteren en om te stimuleren dat personeel en de kinderen adequaat met risico’s omgaan.
Deze risico-inventarisatie vervangt niet de risico-inventarisaties die op grond van andere wetgeving verplicht is ( artikel 5 Arbeidsomstandighedenwet en artikel 7 Infectieziektewet). Ook vervangt een risico-inventarisatie niet de veiligheidsnormen waaraan de peuterspeelzalen op grond van andere wetgeving zijn gebonden, zoals de brandveiligheidseisen in het Bouwbesluit en de bouwverordening. Ook laat de risico-inventarisatie toepassing van de Wcpv onverlet.
Artikel 10 Groepen en groepsgrootte
Het tweede lid bepaalt dat de maximum groepsgrootte zestien kinderen bedraagt. Dit maximum geldt voor alle drie ambitieniveaus.
Artikel 11 Aantal beroepskrachten of begeleiders per groep
Het gekozen ambitieniveau bepaalt het aantal beroepskrachten of begeleiders dat in elke groep aanwezig moet zijn, met in achtneming het leidster/kind ratio: 1 op 8.
Artikel 12 Overeenkomst tussen houder en ouder
Voor houders van peuterspeelzalen en ouders is het van belang om in een overeenkomst te expliciteren wat wederzijds de rechten en verplichtingen zijn. Vandaar dat in dit artikel wordt bepaald dat het peuterspeelzaalwerk plaatsvindt op basis van een schriftelijke overeenkomst tussen de houder en de ouder.
Artikel 13 Informatieplicht aan de ouders
De houders van peuterspeelzalen zijn verplicht ouders voor dat ze een contract tekenen te informeren over een aantal essentiële onderwerpen. Deze informatie biedt ouders de mogelijkheid om zich een oordeel te vormen over de kwaliteit van een peuterspeelzaal en eventueel op basis van een onderlinge vergelijking een keuze voor een bepaalde peuterspeelzaal te maken.
Artikel 14 Verklaring omtrent het gedrag
Dit artikel draagt de houder van een peuterspeelzaal op er voor te zorgen dat alle beroepskrachten en begeleiders die in zijn peuterspeelzaal werkzaam zijn, op hun gedrag zijn getoetst. Dit gebeurt in de vorm van een recente verklaring omtrent het gedrag die aan de houder moet worden overlegd voordat een persoon zijn werkzaamheden aanvangt.
Omdat een verklaring omtrent het gedrag niet meer dan een momentopname is, voorziet het derde lid in de eis dat een nieuwe verklaring omtrent het gedrag aan de houder wordt overlegd, in het geval de houder of toezichthouder redelijkerwijs het vermoeden heeft, bijvoorbeeld naar aanleiding van klachten of tips, dat een persoon niet langer voldoet aan de eisen voor het afgeven van een verklaring omtrent het gedrag.
Overtreding van de artikelen 2, eerste lid, en de artikelen 8 en 9, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie.