Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Waadhoeke

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Waadhoeke houdende regels omtrent planschade Procedureverordening advisering planschade gemeente Waadhoeke

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieWaadhoeke
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening van de gemeenteraad van de gemeente Waadhoeke houdende regels omtrent planschade Procedureverordening advisering planschade gemeente Waadhoeke
CiteertitelProcedureverordening advisering planschade gemeente Waadhoeke
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Procedureverordening voor advisering tegemoetkoming in planschade gemeente het Bildt, de Procedureverordening voor advisering tegemoetkoming in planschade 2009, de “Procedureverordening advisering planschade gemeente Littenseradiel en de “Procedureverordening voor advisering tegemoetkoming in planschade.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

31-05-2018nieuwe regeling

17-05-2018

gmb-2018-113172

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Waadhoeke houdende regels omtrent planschade Procedureverordening advisering planschade gemeente Waadhoeke

Artikel 1: Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    aanvraag:

    aanvraag om tegemoetkoming in de schade als bedoeld in artikel 6.1 Wro;

  • b.

    aanvrager:

    degene die een aanvraag om tegemoetkoming in de schade als bedoeld in artikel 6.1 Wro indient;

  • c.

    adviseur:

    de door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen persoon als bedoeld in artikel 6.1.1.1, onder c, Besluit ruimtelijke ordening;

  • d.

    adviescommissie:

    schadebeoordelingscommissie als bedoeld in artikel 7, derde lid van deze verordening;

  • e.

    besluit:

    Besluit ruimtelijke ordening;

  • f.

    bestuursorgaan:

    burgemeester en wethouders, of, indien toepassing is gegeven aan artikel 6.6, eerste lid Wro, gedeputeerde staten, of indien toepassing is gegeven aan artikel 6.6, tweede lid, Onze Minister dan wel Onze aangewezen Minister;

  • g.

    college:

    het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Waadhoeke;

  • h.

    derde- belanghebbende:

    degene als bedoeld in artikel 6.4a Wro, die verzocht heeft om ten behoeve van de verwezenlijking van een project een bestemmingsplan te herzien of te wijzigen dan wel een ontheffing te verlenen en die met de gemeente een overeenkomst heeft gesloten inhoudende dat geheel of gedeeltelijk voor zijn rekening komt de schade die rechtstreeks haar grondslag vindt in het besluit op dit verzoek en waarvan aanvrager tegemoetkoming in planschade vraagt;

  • i.

    drempelbedrag:

    het recht als bedoeld in artikel 6.4 Wro

  • j.

    gemeente:

    gemeente Waadhoeke;

  • k.

    planologische maatregel:

    de bepalingen van een bestemmingsplan, dan wel een besluit om ontheffing of een projectbesluit, of een van de andere schadeoorzaken zoals genoemd in artikel 6.1, tweede lid Wro;

  • l.

    planschade: schade als bedoeld in artikel 6.1, eerste lid Wro;

  • m.

    wet: Wet ruimtelijke ordening (Wro).

Artikel 2: Aanvraag

  • 1.

    Een aanvraag wordt bij het college ingediend door middel van een door het college vastgesteld aanvraagformulier.

  • 2.

    Het college tekent de datum van ontvangst van de aanvraag onverwijld aan op het formulier waarbij de aanvraag is ingediend.

  • 3.

    De ontvangst van de aanvraag wordt door het college onverwijld, doch uiterlijk binnen 4 weken, schriftelijk meegedeeld aan de aanvrager. Van de aanvraag wordt een afschrift gezonden aan de derde-belanghebbende.

  • 4.

    In voorkomende gevallen zendt het college de betrokken andere bestuursorganen onverwijld een exemplaar van de aanvraag en van de daarbij gevoegde stukken, onder vermelding van de datum van ontvangst. Het college deelt de aanvrager zo spoedig mogelijk mee door welk bestuursorgaan op de aanvraag zal worden beslist.

  • 5.

    In de mededeling van ontvangst wijst het college de aanvrager erop dat voor het behandelen van de aanvraag een drempelbedrag van € 300,-- verschuldigd is. Het college deelt de aanvrager mee, dat het verschuldigde bedrag binnen vier weken na de dag van verzending van de mededeling op de rekening van de gemeente gestort moet zijn.

Artikel 3: Eisen aan de aanvraag

Onverminderd artikel 4:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 6.1 van de wet bevat de aanvraag:

  • a.

    een aanduiding van de oorzaak, bedoeld in artikel 6.1, tweede lid, van de wet, ter zake waarvan een tegemoetkoming in de schade wordt gevraagd;

  • b.

    een aanduiding van de aard van de schade;

  • c.

    een omschrijving van de wijze waarop aan de schade naar het oordeel van de aanvrager tegemoet dient te worden gekomen indien hij geen vergoeding in geld wenst.

Artikel 4: Besluit tot het niet-ontvankelijk verklaren van de aanvrager

Indien het drempelbedrag niet binnen de in artikel 2, vijfde lid genoemde termijn is ontvangen, verklaart het college de aanvrager niet-ontvankelijk, tenzij redelijkerwijs kan worden geoordeeld dat de aanvrager niet in verzuim is geweest.

Artikel 5: Besluit tot afwijzing van de aanvraag wegens kennelijke ongegrondheid

  • 1.

    Het bestuursorgaan is bevoegd de aanvraag binnen vier weken na ontvangst, onderscheidenlijk binnen acht weken nadat de termijn verstreken is gedurende welke de aanvrager de aanvraag kon aanvullen, af te wijzen, indien de aanvraag kennelijk ongegrond is.

  • 2.

    Een besluit om een onvolledige aanvraag niet, of niet verder in behandeling te nemen, wordt aan de aanvrager bekendgemaakt binnen vier weken na ontvangst van de aanvraag, onderscheidenlijk binnen acht weken nadat de termijn is verstreken gedurende welke de aanvrager de aanvraag kon aanvullen.

  • 3.

    Het bestuursorgaan kan de laatste in het tweede lid genoemde termijn eenmaal met ten hoogste vier weken verlengen.

Artikel 6: Besluit tot opdrachtverstrekking

Het college verstrekt binnen twaalf weken na ontvangst van de aanvraag aan één of meerdere adviseurs gezamenlijk opdracht om ter zake van de aanvraag advies uit te brengen, tenzij een onvolledige aanvraag niet is aangevuld of de aanvraag kennelijk ongegrond of niet-ontvankelijk is.

Artikel 7: Adviseur of adviescommissie

  • 1.

    Voor de advisering over de op de aanvraag te nemen beschikking wordt door het college een adviseur aangewezen die beschikt over voldoende deskundigheid inzake advisering op het gebied van planschade.

  • 2.

    Indien het college, na overleg met de in het eerste lid bedoelde adviseur van oordeel is dat de aanvraag betrekking heeft op planschade vanwege inkomensderving of waardevermindering van een onroerende zaak en er, gezien de complexiteit, aard en omvang van de aanvraag, behoefte bestaat aan extra specifieke deskundigheid op het gebied van accountancy of van financieel-economische bedrijfsvoering wijst het college een tweede adviseur of indien nodig meer dan twee adviseurs aan.

  • 3.

    Bij aanwijzing van meerdere adviseurs vormen deze een adviescommissie, waarvan de in het eerste lid bedoelde adviseur voorzitter is.

  • 4.

    De adviescommissie wijst uit haar midden een rapporteur aan.

Artikel 8: Deskundigheid en onafhankelijkheid

  • 1.

    Voordat een persoon als adviseur wordt aangewezen, kan het college verlangen dat deze aantoont op grond van opleiding en ervaring deskundig te zijn op het gebied van planschade of de in artikel 7 tweede lid bedoelde aspecten waarop deze persoon de aanvraag moet beoordelen.

  • 2.

    Een adviseur mag niet:

    • a.

      werkzaam zijn onder verantwoordelijkheid van het college en de gemeenteraad

    • b.

      betrokken zijn bij de planologische maatregel waarop de aanvraag betrekking heeft.

Artikel 9: Betrokkenheid aanvrager en andere belanghebbenden bij aanwijzing adviseur of adviescommissie

  • 1.

    Voordat het college de opdracht tot advisering zoals bedoeld in artikel 6 verstrekt, stelt het college de aanvrager, eventuele andere betrokken bestuursorganen, alsmede de andere belanghebbenden als bedoeld in artikel 6.4a, tweede en derde lid, van de wet schriftelijk op de hoogte van de aanwijzing van:

    • a.

      een adviseur of

    • b.

      een adviescommissie.

  • 2.

    De aanvrager, eventueel andere betrokken bestuursorganen, alsmede de belanghebbenden als bedoeld in artikel 6.4a, tweede en derde lid, van de wet kunnen binnen twee weken na de mededeling als bedoeld in het eerste lid schriftelijk en voldoende gemotiveerd een verzoek tot wraking van de adviseurs(s) bij het college indienen.

  • 3.

    Het college beslist binnen twee weken na het verstrijken van de in het tweede lid bedoelde termijn over een ingediend verzoek tot wraking van de adviseur(s).

Artikel 10: Werkwijze adviseur of adviescommissie

  • 1.

    Het college stelt aan de adviseur of de adviescommissie alle op de aanvraag betrekking hebbende informatie, alsmede de voor de beoordeling daarvan naar het oordeel van de adviseur of van de adviescommissie noodzakelijke bescheiden ter beschikking.

  • 2.

    Het college wijst uit de ambtelijke organisatie één of meer personen aan die de adviseur of adviescommissie bij de uitvoering van de adviesopdracht bijstaat.

  • 3.

    De adviseur of de voorzitter van de adviescommissie organiseert één of meerdere hoorzittingen, waar de aanvrager en de in het tweede lid bedoelde ambtelijke vertegenwoordiger(s) in de gelegenheid worden gesteld de aanvraag toe te lichten, onderscheidenlijk de voor de advisering over de aanvraag relevante informatie te verschaffen, dan wel een standpunt van de gemeente over de aanvraag aan de adviseur of de adviescommissie kenbaar te maken. Eventuele andere betrokken bestuursorganen, alsmede de belanghebbenden als bedoeld in artikel 6.4a, tweede en derde lid, van de wet worden eveneens in de gelegenheid gesteld hun standpunt kenbaar te maken. Van het horen maakt de adviseur een verslag.

  • 4.

    De adviseur of de voorzitter van de adviescommissie bepaalt het tijdstip waarop de adviseur de adviescommissie de situatie ter plaatse zal bezichtigen en nodigt de aanvrager voor de plaatsopneming uit.

  • 5.

    Ten behoeve van een taxatie van een bij de aanvraag betrokken onroerende zaak, wordt door de adviseur of de voorzitter van de adviescommissie met de aanvrager een afspraak gemaakt.

  • 6.

    De verslagen van het horen en de plaatsopneming maken onderdeel uit van het advies, alsook in voorkomend geval een beschrijving en taxatie van de onroerende zaak, een planologische vergelijking en in geval van schade een onderbouwing van de hoogte van de geadviseerde tegemoetkoming.

Artikel 11: Advisering

  • 1.

    De adviseur brengt schriftelijk een conceptadvies uit aan het college, de aanvrager, aan eventuele andere betrokken bestuursorganen en aan de belanghebbenden als bedoeld in artikel 6.4a, tweede en derde lid, van de wet. Dit geschiedt binnen zestien weken na verzending van de opdracht als bedoeld in artikel 6. De adviseur of de voorzitter van de adviescommissie kan deze termijn onder opgaaf van redenen met een daarbij aan te geven termijn met ten hoogste vier weken verlengen.

  • 2.

    Het conceptadvies dient in ieder geval het volgende te bevatten:

    • a.

      de vraag of de door de aanvrager in zijn aanvraag gestelde schade een gevolg is of zal zijn van de in de aanvraag aangeduide schadeoorzaak;

    • b.

      de omvang van de schade, bedoeld onder a;

    • c.

      de vraag of deze schade redelijkerwijs geheel of gedeeltelijk ten laste van de benadeelde behoort te blijven, zulks met inachtneming van de artikelen 6.1, eerste lid, 6.2 en 6.3 van de wet;

  • 3.

    De adviseur adviseert het bestuursorgaan over de hoogte van de eventueel toe te kennen tegemoetkoming en doet, indien het bestuursorgaan daartoe een strekkend verzoek heeft gedaan, voorstellen voor maatregelen of voorzieningen waardoor de schade, anders dan door een tegemoetkoming in geld, kan worden beperkt of ongedaan gemaakt. Heeft een schadeoorzaak, als bedoeld in artikel 6.1, tweede lid van de wet, naast schade tevens voordeel opgeleverd, dan wordt dit voordeel bij het advies over de te vergoeden schade in aanmerking genomen.

  • 4.

    De aanvrager, het college, eventueel andere betrokken bestuursorganen alsmede de belanghebbenden als bedoeld in artikel 6.4a van de wet worden in de gelegenheid gesteld om binnen vier weken na de toezending van het conceptadvies schriftelijk hierop te reageren. Het college kan indien daartoe wordt verzocht deze termijn met twee weken verlengen.

  • 5.

    In geval tijdig reacties zijn ingediend, brengt de adviseur of de adviescommissie binnen vier weken na het verstrijken van de in het vierde lid bedoelde termijn een advies uit aan het college, waarbij de betreffende reacties zijn betrokken.

  • 6.

    In het geval geen of niet tijdig reacties zijn ingediend, brengt de adviseur of de adviescommissie binnen twee weken na het verstrijken van de in het vierde lid bedoelde termijn een advies uit aan het college.

Artikel 12: Uitbetaling

  • 1.

    Indien het college een tegemoetkoming in planschade vaststelt, vindt uitbetaling plaats op een door aanvrager aangegeven rekening direct na het onherroepelijk worden van deze beschikking.

  • 2.

    Behalve het uit te keren bedrag ten aanzien van de tegemoetkoming in planschade, waarin de wettelijke rente is verrekend, wordt het betaalde drempelbedrag teruggestort aan de aanvrager.

Artikel 13: Slotbepalingen

  • 1.

    Deze verordening treedt na vaststelling in werking op 31 mei 2018.

  • 2.

    Bij inwerkingtreding van deze verordening vervallen de regelingen van het aan de gemeente Waadhoeke toegevoegde grondgebied van de voormalige gemeenten:

    • -

      het Bildt (vastgesteld d.d. 12/8/2008): de “Procedureverordening voor advisering tegemoetkoming in planschade gemeente het Bildt”;

    • -

      Franekeradeel (vastgesteld d.d. 4/8/2009), de “Procedureverordening voor advisering tegemoetkoming in planschade 2009”;

    • -

      Littenseradiel (vastgesteld d.d. 8/9/2008) de “Procedureverordening advisering planschade gemeente Littenseradiel”;

    • -

      Menameradiel (vastgesteld d.d. 18/9/2008): de “Procedureverordening voor advisering tegemoetkoming in planschade”.

Artikel 14: Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als “Procedureverordening advisering planschade gemeente Waadhoeke”.

 

Aldus vastgesteld in de raad van 17 mei 2018

w.g. de griffier, w.g. de voorzitter,

Toelichting

Algemene toelichting

Krachtens artikel 6.1 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) kan degene die in de vorm van inkomensderving of vermindering van de waarde van een onroerende zaak schade lijdt of zal lijden als gevolg van een planologische maatregel, op aanvraag een tegemoetkoming in planschade worden toegekend, voor zover de schade redelijkerwijs niet voor rekening van de aanvrager behoort te blijven en voor zover de tegemoetkoming in planschade niet voldoende anderszins verzekerd is.

 

Artikel 6.1, derde lid, Wro stelt eisen aan de aanvraag om een tegemoetkoming, die op grond van artikel 6.7 Wro in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) zijn uitgewerkt. De regels in het Bro leiden tot een uniformering van standaardisering van de regels omtrent de inrichting, behandeling en de wijze van beoordeling van een aanvraag om tegemoetkoming in schade.

 

In het Bro zijn (afdeling 6.1 - Tegemoetkoming in schade) de vereisten voor het indienen van een aanvraag, een aantal procedurevoorschriften en de regels voor het aanwijzen van een adviseur opgenomen. Het Bro (6.1.3.2) verplicht het college een adviseur aan te wijzen die advies uitbrengt over de op de aanvraag te nemen beslissing. In artikel 6.1.3.3, eerste lid, Bro wordt voorgeschreven dat de gemeente een verordening moet vaststellen over de wijze waarop een adviseur wordt aangewezen en de wijze waarop deze tot een advies komt. In artikel 6.1.3.3, tweede lid, Bro wordt bepaald dat de verordening in ieder geval betrekking moet hebben op:

  • a.

    de deskundigheid en de onafhankelijkheid van de adviseur;

  • b.

    de gevallen waarin een adviescommissie wordt ingeschakeld;

  • c.

    het tijdstip waarop de adviseur wordt ingeschakeld

  • d.

    de wijze waarop de aanvrager, eventueel andere betrokken bestuursorganen en de belanghebbende als bedoeld in artikel 6.4a, tweede en derde lid, Wro vooraf in de aanwijzing van de adviseur worden gekend, dan wel na deze aanwijzing kunnen wraken

  • e.

    de wijze waarop de aanvrager, eventueel andere betrokken bestuursorganen en de belanghebbende als bedoeld in artikel 6.4a, tweede en derde lid, Wro onder verslaglegging worden gehoord en bij de opstelling van het advies worden betrokken, en de hierbij geldende termijnen.

 

Artikelsgewijze toelichting

 

Artikel 1: Begripsbepalingen

 

Bij de definiëring van de begrippen is aansluiting gezocht bij de Wro en het Bro.

Artikel 2: Aanvraag

 

Aanvragen worden ingediend op een namens het college vastgesteld formulier Daarin geeft aanvrager onder meer ook aan welke van de in artikel 6.1 Wro genoemde planologische maatregelen volgens hem oorzaak zijn van schade.

 

Aanvragen worden geregistreerd in het zaaksysteem met de datum van ontvangst. Registratie daarvan is van belang voor de bepaling van de wettelijke rente over de uit te keren tegemoetkoming in schade en voorts in verband met de verjaringstermijn (art. 6.1, vierde lid, Wro): een aanvraag om tegemoetkoming in schade moet worden ingediend binnen vijf jaar na het moment waarop de planologische maatregel onherroepelijk is geworden.

 

Artikel 3: Eisen aan de aanvraag

 

Deze bepaling is direct ontleend aan artikel 6.1.2.2 Bro.

 

Artikel 4: Besluit tot het niet-ontvankelijk verklaren van de aanvrager

 

Deze bepaling is direct ontleend aan artikel 6.4, tweede lid, Wro. Een aanvraag is niet-ontvankelijk als er niet is voldaan aan de formele vereisten. Het komt dan niet tot een inhoudelijke behandeling. In uitzonderlijke gevallen kan worden geoordeeld dat aanvrager inderdaad niet in verzuim is geweest.

 

Artikel 5: Besluit tot afwijzing van de aanvraag wegens kennelijke ongegrondheid

 

Artikel 5 geeft aan dat het college een aanvraag kan afwijzen zonder advies in te winnen. Zo'n afwijking zal slechts in bijzonder duidelijk liggende gevallen verantwoord zijn; daardoor worden onnodig werk en onnodige kosten voorkomen.

 

Artikel 6.1.3.1, eerste lid, Bro geeft het college de bevoegdheid een aanvraag binnen vier, dan wel acht weken indien de aanvrager eerst nog een termijn krijgt de aanvraag aan te vullen, als kennelijk ongegrond af te wijzen. Artikel 6.1.3.1, tweede lid, Bro heeft betrekking op de bevoegdheid van artikel 4:5 Algemene wet bestuursrecht waarbij een onvolledige aanvraag verder buiten behandeling kan worden gelaten.

 

Artikel 6: Besluit tot opdrachtverstrekking

 

Het college dient binnen twaalf weken een opdracht te verstrekken aan één of meerdere adviseurs gezamenlijk, tenzij toepassing wordt gegeven aan artikel 6.1.3.1 Bro of aan artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht. De opdracht wordt niet eerder verstrekt dan nadat de termijn om te wraken is verstreken en er geen verzoeken tot wraking zijn ingediend, dan wel door het college afwijzend is beslist over een ingediend verzoek tot wraking.

 

Artikel 7: Adviseur of adviescommissie

 

Het is aan het college om, na advies te hebben ingewonnen bij de (eerste) adviseur, te beoordelen of deze (eerste) adviseur zelfstandig kan adviseren, of dat er gezien de complexiteit, aard en omvang van de aanvraag behoefte is aan een tweede en/of derde adviseur bij de opdracht te betrekken die beschikt over specifieke deskundigheid. Het college zal de tweede en/of derde adviseur dan vervolgens moeten aanwijzen; bij de aanwijzing van twee of meer adviseurs is er sprake van een adviescommissie (artikel 7, derde lid). De adviseurs dienen de in artikel 6.1.3.4 Bro genoemde zaken te betrekken.

 

Artikel 8: Deskundigheid en onafhankelijkheid

 

Het Bro (6.1.3.3, tweede lid onder a) schrijft voor dat de verordening regels bevat over de deskundigheid en de onafhankelijkheid van de adviseur. Het college kan verlangen dat deze persoon aantoont op grond van opleiding en ervaring deskundig te zijn met betrekking tot de aspecten waarop hij of zij de aanvraag dient te beoordelen.

 

Artikel 3:5, eerste lid, Algemene wet bestuursrecht en artikel 6.1.1.1 onder c, Bro benoemen dat een adviseur niet werkzaam mag zijn onder verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan waaraan wordt geadviseerd. In artikel 8, tweede lid, wordt tevens bepaald dat die adviseur eveneens niet werkzaam mag zijn onder verantwoordelijkheid van de raad. Voorts bepaalt artikel 8, tweede lid, dat een adviseur niet betrokken mag zijn bij de planologische maatregel waarop de aanvraag betrekking heeft. Dit betreft deskundigen die op enigerlei wijze betrokken zijn bij de in het geding zijnde planologische maatregel. Gedacht kan worden aan personen, die betrokken zijn bij de risicoanalyse van planschade in de fase van voorbereiding van planologische maatregelen.

 

Artikel 9: Betrokkenheid aanvrager en andere belanghebbenden bij aanwijzing adviseur of adviescommissie

 

Dit artikel bepaalt dat de aanvrager, eventueel andere betrokken bestuursorganen en andere belanghebbenden als bedoeld in artikel 6.4a, tweede en derde lid, van de Wro schriftelijk op de hoogte worden gebracht van de aanwijzing van een adviseur of een adviescommissie. Indien de aanvrager, eventueel ander betrokken bestuursorganen of andere belanghebbenden zich niet kunnen verenigen met de aanwijzing van één of meerdere adviseurs is er de mogelijkheid om één of meerdere adviseurs te wraken.

 

Op verzoek van de aanvrager, eventueel andere betrokken bestuursorganen of andere belanghebbenden als bedoeld in artikel 6.4a, tweede en derde lid, van de Wro kunnen één of meerdere adviseurs worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de vereiste deskundigheid en onafhankelijkheid schade zou kunnen lijden. Genoemde partijen worden gedurende twee weken in de gelegenheid gesteld een verzoek tot wraking van één of meerdere adviseurs bij het college kenbaar te maken. Het college beslist binnen twee weken na het verstrijken van de termijn tot het indienen van een verzoek tot wraking.

 

Artikel 10: Werkwijze adviseur of adviescommissie

 

Dit artikel geeft de wijze weer waarop de aanvrager, eventueel andere bestuursorganen en andere belanghebbenden onder verslaglegging worden gehoord en bij de opstelling van het advies worden betrokken. Tevens worden de hiervoor geldende termijnen vastgesteld. In het eerste en tweede lid is bepaald dat vanuit de gemeente bijstand wordt verleend aan de adviseur of adviescommissie, door alle voorhanden zijnde informatie met betrekking tot de aanvraag om tegemoetkoming in planschade ter beschikking te stellen. Daarnaast worden alle bescheiden die naar het oordeel van de adviseur of van de adviescommissie nodig zijn voor de beoordeling van de aanvraag aan hem ter beschikking gesteld. Het derde, vierde en vijfde lid bevatten regels over achtereenvolgens de hoorzitting, de bezichtiging en de taxatie. Deze onderdelen behoeven niet afzonderlijk te worden georganiseerd. Het is mogelijk om de hoorzitting te combineren met de bezichtiging en/of taxatie. Vervolgens artikel 6.1.3.5, tweede lid Bro, mag van de bezichtiging worden afgezien, indien uit de inhoud van de aanvraag aanstonds blijkt dat deze behoort te worden afgewezen.

 

Artikel 11:Advisering

 

Het concept advies dient binnen zestien weken na dagtekening van de opdracht aan de gemeente, aanvrager, eventueel andere betrokken bestuursorganen en andere belanghebbenden te worden toegezonden. Deze termijn kan met ten hoogste vier weken worden verlengd.

 

Artikel 6.1.3.3, tweede lid onder e, Bro bepaalt dat de verordening betrekking heeft op de wijze waarop de aanvrager, eventueel andere betrokken bestuursorganen en andere belanghebbenden bij de opstelling van het advies worden betrokken. In dit kader bepaalt het vierde lid dat de betrokken bestuursorganen, de aanvrager en andere belanghebbenden in de gelegenheid worden gesteld om binnen vier weken schriftelijk op het concept advies te reageren. Het college kan deze termijn met twee weken verlengen. Het vijfde en zesde lid bepalen de termijnen voor het uitbrengen van het advies aan het college.

 

Artikel 12: Uitbetaling

 

De wet bepaalt dat teruggaaf van het drempelbedrag wordt verleend, indien op de aanvraag geheel of gedeeltelijk positief wordt beslist.

 

Artikel 13: Slotbepalingen

 

Staand beleid is om een verordening in werking te laten treden op de dag na de bekendmaking ervan.