Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Maastricht

Verordening rechtspositie raads-en commissieleden en fractieondersteuning gemeente Maastricht 2018.

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieMaastricht
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening rechtspositie raads-en commissieleden en fractieondersteuning gemeente Maastricht 2018.
CiteertitelVerordening rechtspositie raads- en commissieleden en fractieondersteuning gemeente Maastricht 2018
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

regeling vervangt de Verordening geldelijke voorzieningen 2016

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 33, derde lid, van de Gemeentewet
  2. artikel 95, tweede lid, van de Gemeentewet
  3. artikel 96, eerste lid, van de Gemeentewet
  4. artikel 99, tweede lid, van de Gemeentewet
  5. artikel 147, eerste lid, van de Gemeentewet
  6. artikel 7a, vierde lid, van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden
  7. artikel 13, tweede lid, van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden
  8. artikel 97 van de Gemeentewet
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

06-06-201801-01-201801-01-2019nieuwe regeling

06-03-2018

gmb-2018-111543

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening rechtspositie raads-en commissieleden en fractieondersteuning gemeente Maastricht 2018.

 

DE RAAD DER GEMEENTE MAASTRICHT,

 

gezien het voorstel van de commissie begroting en verantwoording d.d. 6 februari 2018, organisatieonderdeel Raadsgriffie, no. 2018-04334;

 

gelet op artikelen 33, 95, 96, 97, 99, 147 Gemeentewet en de artikelen 7a, 13 van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden.

 

BESLUIT:

 

  • 1.

    Intrekken van de Verordening geldelijke voorzieningen gemeente Maastricht 2016.

  • 2.

    Vaststellen van de Verordening rechtspositie raads- en commissieleden en fractieondersteuning gemeente Maastricht 2018.

 

Hoofdstuk I Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • -

    reglement van orde: reglement van orde gemeenteraad Maastricht

  • -

    commissie: commissie ingesteld op grond van de artikelen 82, 83 of 84 van de Gemeentewet.

  • -

    commissielid: lid van een commissie, bedoeld in artikel 1, onderdeel e, van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden.

  • -

    fractie: fracties zoals bedoeld in het reglement van orde gemeenteraad Maastricht

 

Hoofdstuk II Voorzieningen voor raads- en commissieleden

Artikel 2 Vergoeding voor het bijwonen van commissievergaderingen

  • 1.

    Aan commissieleden wordt een vergoeding toegekend voor het bijwonen van de vergaderingen van een commissie en haar subcommissies die gelijk is aan het voor de van toepassing zijnde inwonersklasse vastgestelde bedrag in tabel IV van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid ontvangt geen vergoeding degene die zitting heeft in een commissie uit hoofde van dan wel als rechtstreeks uitvloeisel van een functie bij een instelling die grotendeels van overheidswege wordt gesubsidieerd.

  • 3.

    In afwijking van het bepaalde in het eerste lid ontvangen de leden van de Welstandscommissie een uurvergoeding toegekend overeenkomstig de tarieven zoals deze door de bond van Nederlandse Architecten gehanteerd worden op basis van de standaard Architecten Administratie (S.A.A.).

 

Artikel 3 Reis- en verblijfkosten

  • 1.

    Aan raadsleden worden de ten behoeve van de gemeente gemaakte reis- en verblijfkosten in verband met reizen buiten het grondgebied van de gemeente ter uitvoering van een beslissing van het gemeentebestuur vergoed.

  • 2.

    Aan commissieleden worden reis- en verblijfkosten voor het bijwonen van de vergaderingen van de commissie vergoed.

  • 3.

    De vergoeding als bedoeld in het eerste en tweede lid is:

    • a.

      voor wat betreft de verblijfkosten gelijk aan het overeenkomstig in artikel 4, onderdeel c, van de Regeling rechtspositie wethouders bepaalde.

    • b.

      voor wat betreft de reiskosten gelijk aan het overeenkomstig in artikel 4, onderdeel a en b, van de Regeling rechtspositie wethouders bepaalde.

  • 4.

    De reiskosten worden voor ten hoogste één vergadering per dag vergoed.

  • 5.

    In afwijking van het eerste lid ontvangt geen vergoeding degene die zitting heeft in een commissie uit hoofde van dan wel als rechtstreeks uitvloeisel van een functie bij een instelling die grotendeels van overheidswege wordt gesubsidieerd.

  • 6.

    De reis- en verblijfkosten worden alleen vergoed als deze gedeclareerd worden overeenkomstig de bepalingen in deze verordening.

 

Artikel 4 Buitenlandse excursie of reis

  • 1.

    Het presidium kan een delegatie uit de gemeenteraad of een raadscommissie toestemming verlenen voor een excursie of reis naar het buitenland als deze door of vanwege de gemeente wordt georganiseerd. Het presidium kan aan de toestemming voorwaarden verbinden.

  • 2.

    De in redelijkheid gemaakte reis- en verblijfkosten komen voor rekening van de gemeente.

 

Artikel 5 Scholing

  • 1.

    Op grond van artikel 13 lid 1 van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden komen de kosten voor niet-partijpolitiek georiënteerde scholing in verband met de vervulling van de functie van raads- of commissielid ten laste van de gemeente. Een gemotiveerde aanvraag daartoe wordt voor de start van de opleiding bij de griffier ingediend.

  • 2.

    De aanvraag bedoeld in het eerste lid gaat vergezeld van inhoudelijke informatie en een kostenspecificatie.

  • 3.

    De maximale vergoeding bedraagt 1000 euro per raadslid per jaar.

  • 4.

    Aanvragen die niet overeenkomstig de bepalingen in deze verordening worden ingediend komen niet voor vergoeding in aanmerking.

  • 5.

    De griffier beslist op de aanvraag op basis van de documenten als bedoeld in het eerste en tweede lid.

  • 6.

    In voorkomende gevallenkan de griffier het besluit voorleggen aan het fractievoorzittersoverleg. Zij beslissen op basis van meerderheid van stemmen.

 

Artikel 6 Computer en internetverbinding

  • 1.

    Raads- of commissieleden wordt een tablet met internetverbinding in bruikleen ter beschikking gesteld. Zij ondertekenen hiervoor een bruikleenovereenkomst met de gemeente.

  • 2.

    Indien bij het gebruik van de internetbundel de toegekende datalimiet wordt overschreden kan de griffier hierover in overleg treden met betrokkene. De griffier kan overgaan tot terugvordering van de extra gemaakte kosten.

 

Artikel 7 Aanwijzing als eindheffingsbestanddeel

  • 1.

    Als eindheffingsbestanddeel als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 worden aangewezen de vergoedingen, tegemoetkomingen en verstrekkingen, genoemd in artikel 13a van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden

  • 2.

    Als eindheffingsbestanddeel als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 worden verder aangewezen de vergoedingen, tegemoetkomingen en verstrekkingen, genoemd in hoofdstuk 2 van deze verordening, voor zover deze worden gerekend tot een vergoeding, tegemoetkoming of verstrekking als bedoeld in artikel 31a, tweede lid, onderdelen a tot en met h, van de Wet op de Loonbelasting 1964.

 

Hoofdstuk III Fractieondersteuning

Artikel 8. Recht op financiële vergoeding

  • 1.

    De fracties ontvangen jaarlijks een financiële bijdrage als tegemoetkoming in de kosten voor het functioneren van de fractie.

  • 2.

    Deze bijdrage bestaat uit een vast deel van € 6537,34 (2018) voor elke fractie. Daarnaast ontvangt elke fractie een bijdrage van € 2442,35 (2018) per raadszetel.

  • 3.

    De fracties dienen een afzonderlijke ten name van de fractie staande bankrekening ten behoeve van de fractieondersteuning te gebruiken.

  • 4.

    De bedragen uit het tweede lid worden jaarlijks geïndexeerd op basis van artikel 2 lid 2 van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden.

 

Artikel 9. Besteding financiële vergoeding

  • 1.

    Fracties besteden de bijdrage om hun volksvertegenwoordigende, kaderstellende en controlerende rol te versterken.

  • 2.

    In bijlage 1 is nader invulling gegeven aan welke uitgaven de bijdrage wel en niet mag worden besteed.

 

Artikel 10. Voorschot bijdrage fractieondersteuning

  • 1.

    Het vaste deel van de bijdrage voor fractieondersteuning wordt vóór 31 januari van een kalenderjaar als voorschot op dat kalenderjaar verstrekt. Het bedrag per fractielid wordt in 3 termijnen respectievelijk vóór 1 mei, 1 juli en 1 oktober als voorschot uitbetaald.

  • 2.

    In een jaar waarin verkiezingen plaatsvinden wordt het voorschot verstrekt voor de maanden tot en met de maand waarin de verkiezingen plaatsvinden. In de eerste maand na de maand waarin de eerste vergadering van de nieuw gekozen raad plaatsvindt wordt het voorschot verstrekt voor de overige maanden van dat jaar conform de termijnen als voornoemd in lid 1.

  • 3.

    Indien in enig jaar voor een bepaald bedrag bestedingen hebben plaatsgevonden die niet in overeenstemming zijn met deze verordening, dient de fractie ervoor zorg te dragen dat het banktegoed van de fractie met dit bedrag wordt aangevuld.

  • 4.

    Indien in enig jaar bestedingen hebben plaatsgevonden die niet in overeenstemming zijn met deze verordening, wordt de bevoorschotting in de daarop volgende kwartalen en/of jaren voor het bedrag van de onrechtmatige besteding bevroren tot dat dit bedrag op het banktegoed van de fractie is aangezuiverd. In het geval dat de fractie niet overgaat tot het terugstorten van het te veel danwel onjuist uitgegeven bedrag c.q. bijdrage kan op enig moment de bevoorschotting worden bevroren.

 

Artikel 11. Gevolgen splitsen fractie

  • 1.

    Bij afsplitsing van een fractie wordt de op grond van artikel 8, tweede lid, vastgestelde bijdrage voor de oorspronkelijke fractie en het verstrekte voorschot verdeeld over de betrokken fracties naar evenredigheid van het aantal bij de splitsing betrokken leden.

  • 2.

    Bij afsplitsing van een fractie wordt het aan de oorspronkelijke fractie verstrekte voorschot verrekend overeenkomstig de verdeling die volgt uit het eerste lid met ingang van de eerste dag van de maand na de maand waarin de raad formeel van de afsplitsing in kennis is gesteld.

 

Artikel 12. Reserve

  • 1.

    De fractie reserveert het in enig jaar niet gebruikte gedeelte van de bijdrage ter besteding door die fractie in volgende jaren.

  • 2.

    De reserve bedraagt maximaal 10.000 euro.

  • 3.

    De vorming van een negatieve reserve is niet toegestaan.

  • 4.

    Als in enig jaar de reserve voor een fractie hoger zou worden dan aangegeven in het tweede lid, vervalt het recht op dat meerdere en dient het meerdere na vaststelling van de reserve door de gemeenteraad terstond aan de gemeente te worden teruggestort.

  • 5.

    De reserve blijft na verkiezingen beschikbaar voor de fractie die onder dezelfde naam terugkeert, dan wel voor de fractie die naar het oordeel van de raad als rechtsopvolger daarvan kan worden beschouwd.

  • 6.

    Keert de fractie niet terug na de verkiezingen dan wel er naar het oordeel van de raad geen fractie is die als rechtsopvolger daarvan kan worden beschouwd, vervalt het recht op de reserve en dient die terstond aan de gemeente te worden teruggestort.

  • 7.

    Bij splitsing van een fractie, wordt de reserve op verzoek van de afsplitsende fractie verdeeld over de betrokken fracties naar evenredigheid van het aantal bij de splitsing betrokken leden, voor zover deze reserve niet meer bedraagt dan 10.000 euro.

 

Artikel 13. Verantwoording en controle

  • 1.

    Elke fractie legt, binnen drie maanden na het einde van een kalenderjaar, aan de raad verantwoording af over de besteding van de bijdrage voor fractieondersteuning.

  • 2.

    Deze verantwoording bestaat uit:

    • a.

      Een overzicht met uitgaven conform bijlage 3.

    • b.

      Alle bonnen van de uitgaven voorzien van een (niet handgeschreven geleideformulier in verband met de leesbaarheid) conform bijlage 2.

    • c.

      De accountantsverklaring van het voorgaande jaar.

    • d.

      Alle rekeningafschriften van het afgelopen jaar.

Het overzicht met uitgaven wordt jaarlijks gepubliceerd bij de vast te stellen controleverklaringen.

  • 3.

    Controle van het verslag vindt plaats door de accountant, belast met de controle van de jaarrekening. De accountant brengt advies uit aan de raad over de rechtmatigheid van de bestedingen.

  • 4.

    De raad stelt na ontvangst van het advies van de accountant de bedragen, c.q. bijdrage vast van:

    • a.

      de uitgaven van een fractie die in het vorige kalenderjaar uit de bijdragebekostigd zijn.

    • b.

      de wijziging van de reserve.

    • c.

      de resterende reserve.

    • d.

      de verrekening tussen de in onderdeel a. genoemde uitgaven en het ontvangen voorschot en, voor zover nodig, de hoogte van de terugvordering van ontvangen voorschotten.

  • 5.

    Indien niet aan lid 1 of lid 2 wordt voldaan, wordt de bevoorschotting in de daarop volgende kwartalen bevroren.

  • 6.

    In het geval een fractie niet meer vertegenwoordigd is in de gemeenteraad is deze fractie pas gerechtigd om haar bankrekening op te heffen nadat de laatste eindafrekening is afgerond, controle heeft plaatsgevonden en door de raad een besluit is genomen conform lid 4 van dit artikel. De verantwoordelijkheid voor de eindafrekening rust bij het laatste fractielid, c.q. de laatste fractieleden, die hoofdelijk aansprakelijk kunnen worden gesteld voor de bedragen c.q. bijdrage die de fractie op basis van deze verordening aan de gemeente verschuldigd is.

 

Artikel 14 Toepassing Awb

Titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing op de financiële middelen die een fractie ontvangt.

 

Hoofdstuk IV De procedure van declaratie

Artikel 15 Betaling vaste vergoedingen

De betaling van de vergoeding voor werkzaamheden, de onkostenvergoedingen en declaraties geschiedt maandelijks of in maandelijkse termijnen als er sprake is van een vergoeding op jaarbasis tenzij het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden anders bepaalt.

 

Artikel 16 Rechtstreekse facturering bij de gemeente

  • 1.

    Raads- en commissieleden dragen ten behoeve van het vergoeden van kosten zorg voor rechtstreekse toezending van de factuur aan de gemeente.

  • 2.

    Verantwoording van de vergoeding door het raadslid, het commissielid vindt plaats door een door het college vastgesteld formulier volledig in te vullen en te ondertekenen.

  • 3.

    Facturen komen alleen voor vergoeding in aanmerking als voldaan wordt aan de bepalingen in deze verordening.

  • 4.

    Het formulier wordt ter goedkeuring ingediend bij de griffier, of een daartoe aangewezen ambtenaar.

 

Artikel 17 Declaratie van vooruit betaalde kosten

  • 1.

    De declaratie van de kosten die uit eigen middelen vooruit zijn betaald en de vergoeding van reiskosten met de eigen auto vindt plaats door gebruikmaking van een door het college vastgesteld formulier.

  • 2.

    Het formulier wordt binnen twee maanden na de betaling cq de datum van de gemaakte rit volledig ingevuld en ondertekend door het raads- of het commissielid en ter goedkeuring ingediend bij de griffier, of een daartoe aangewezen ambtenaar, onder bijvoeging van de bewijsstukken.

 

Artikel 18 Beslissing raad

In het geval deze verordening in bepaalde situaties niet of niet genoegzaam voorziet, of er onduidelijkheid over de interpretatie van deze verordening is, beslist de raad op voorstel van de voorzitter van de commissie B&V.

 

Hoofdstuk V Citeertitel en inwerkingtreding

Artikel 19 Intrekking oude regeling

De Verordening geldelijke voorzieningen 2016 wordt ingetrokken.

 

Artikel 20 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met terugwerkende kracht tot 1 januari 2018.

 

Artikel 21 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening rechtspositie raads- en commissieleden en fractieondersteuning gemeente Maastricht 2018.

Bijlagen invoegen

 

Aldus besloten door de raad der gemeente Maastricht d.d. 6 maart 2018 in zijn voortgezette vergadering van 27 februari 2018.

 

de griffier,

J.L.L. Goossens

 

de voorzitter,

J.M. Penn- te Strake

 

Bijlage 4: Toelichting

 

Algemeen deel

 

Wettelijke regelingen

In de wet en nadere regelgeving zijn alle van belang zijnde onderwerpen geregeld betreffende de rechtspositie van gemeentelijke politieke ambtsdragers. In de Gemeentewet is aangegeven dat de nadere invulling van de rechtspositie van raads- en commissieleden alsmede de financiële voorzieningen moet worden geregeld bij of krachtens de wet (AMvB en ministeriële regeling). Deze nadere regeling is vastgelegd in het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden.

 

Vergoedingen en regelingen voor raads- en commissieleden die bij of krachtens de wet (lees Gemeentewet, Rechtspositiebesluit of Regeling) dwingendrechtelijk geregeld zijn, zijn niet opgenomen in deze verordening. Dit betreft vergoedingen voor:

  • 1.

    de raadsvergoeding voor raadsleden, de commissievergoeding voor commissieleden;

  • 2.

    de vaste maandelijkse netto onkostenvergoedingen voor raadsleden;

  • 3.

    de toelage voor fractievoorzitters, leden van de vertrouwenscommissie als bedoeld in artikel 61 van de Gemeentewet, leden van de rekenkamerfunctie bedoeld in artikel 81oa van de Gemeentewet, dan wel van onderzoekscommissie zoals bedoeld in artikel 115a, derde lid, van de Gemeentewet;

  • 4.

    de toelage van het fractievoorzitterschap;

  • 5.

    de compensatiemaatregelen voor raads- en commissieleden als zij een WW, BWOO of arbeidsongeschiktheidsuitkering (WIA / WAO) hebben;

  • 6.

    de gevolgen van de vergoeding / bezoldiging bij overgang naar een lagere klasse in verband met vermindering van aantal inwoners;

  • 7.

    de voorzieningen bij ziekte en dienstongeval;

  • 8.

    de vergoeding voor de waarneming van het voorzitterschap van de gemeenteraad;

  • 9.

    de voorzieningen bij tijdelijk ontslag wegens zwangerschap en bevalling of ziekte;

  • 10.

    de tegemoetkoming in de ziektekosten;

  • 11

    de voorzieningen voor raadsleden met een fysieke beperking;

  • 12

    de bezoldiging van de wethouders;

  • 13

    de voorzieningen in verband met bewaken en beveiligen;

  • 14

    de contributie voor beroepsverenigingen.

 

Hoofdlijnen

De grondslag voor de verordening is te vinden in de Gemeentewet en genoemde rechtspositiebesluiten.

Bij de laatste harmoniseringsoperatie, zie de circulaire van het Ministerie van BZK d.d. 27 juni 2014, betreffende de rechtspositiebesluiten voor decentrale politieke ambtsdragers zijn er wederom een aantal bepalingen imperatief in hogere wet- en regelgeving vastgelegd. De overweging hierbij is dat het bestuurlijk wenselijk is om de voorzieningen zoals vergoedingen, tegemoetkomingen en andere rechtspositionele aanspraken voor decentrale politieke ambtsdragers dwingendrechtelijk in hogere wet- en regelgeving vast te leggen om politieke discussies te voorkomen. Dit betekent dat er voor gemeenten minder ruimte is om lokaal bij verordening van wettelijke regelingen af te wijken.

Indien een gemeente besluit om bij verordening voorzieningen voor politieke ambtsdragers te regelen, zijn een aantal regels van belang. In artikel 99 van de Gemeentewet is bepaald dat bij of krachtens de wet is toegekend, ontvangen de leden van de raad, van een door de raad, het college of de burgemeester ingestelde commissie als zodanig geen andere vergoedingen en tegemoetkomingen ten laste van de gemeente. Het tweede lid van dat artikel voegt daaraan toe dat bij of krachtens de wet dan wel bij verordening van de raad aan raads- en commissieleden voordelen, anders dan in de vorm van vergoedingen en tegemoetkomingen, mogen worden toegekend. Daarvoor is wel de goedkeuring van gedeputeerde staten vereist.

 

De arbeidsverhoudingen

Raadsleden en commissieleden zijn niet in dienstbetrekking bij de gemeente. De gemeente is dus niet de werkgever. Dat betekent bijvoorbeeld dat zij voor zover het betreft het raadslidmaatschap niet vallen onder de werknemersverzekeringen zoals de Werkloosheidswet (WW), Ziektewet (ZW) en de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA). Omdat er geen dienstbetrekking met de gemeente is vallen raads- en commissieleden niet onder de Wet op de loonbelasting 1964 maar worden hun inkomsten belast in de Wet inkomstenbelasting 2001. Wel kunnen raads- en commissieleden opteren voor de loonbelasting als voorheffing door te kiezen voor het fictief werknemerschap. De Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Appa) is niet van toepassing op raads- en commissieleden.

 

De loon- en inkomstenbelasting

Opting-in-regeling

Raadsleden kunnen opteren voor de loonbelasting. Het raadslid kan met de gemeente overeenkomen dat deze loonheffing inhoudt. Dat wordt de ‘opting-in-regeling’ genoemd. De administratie van de gemeente is zodanig ingericht dat wordt voldaan aan de daaraan gestelde wettelijke eisen. In een gezamenlijke verklaring melden de gemeente en het raadslid aan de Belastingdienst dat wordt geopteerd voor de loonbelasting. Als gezamenlijk wordt gekozen voor het loonbelastingsysteem, dan draagt de gemeente de ingehouden loonheffing van de raadsvergoeding af aan de Belastingdienst. Omdat een raadslid geen werknemer in de formele zin van het woord is, valt hij zoals gezegd vanwege het raadslidmaatschap niet onder de sociale zekerheidswetgeving. Om die reden worden over de raadsvergoeding ook geen premies sociale zekerheid ingehouden. Het raadslid hoeft in dat geval geen administratie bij te houden. De Belastingdienst accepteert inmiddels ook van commissieleden de toepassing van de opting-in-regeling.

 

Fiscale standaardpositie

Als niet voor de loonbelasting wordt geopteerd, dan geldt voor het raads- of commissielid dat hij voor de Wet inkomstenbelasting 2001 resultaat uit een werkzaamheid geniet (standaardregeling). In dat geval is het (gedeeltelijke) winstregime van toepassing. Betrokkene moet dan alle ontvangsten verantwoorden als winst en kan de gemaakte kosten daarop in mindering brengen. Raadsleden die gekozen hebben voor de standaardregeling dienen de netto-onkostenvergoeding wel te verantwoorden in de inkomstenbelasting, tenzij zij aan de hand van bewijsmateriaal aan kunnen tonen dat de vergoeding is besteed aan onkosten voortvloeiend uit het raadslidmaatschap. Raadsleden die gekozen hebben voor de standaardregeling kunnen bij de aangifte inkomstenbelasting hun werkelijke beroepskosten, met inachtneming van een aantal wettelijke beperkingen en normeringen, in mindering brengen op hun belastbaar inkomen (belastbare resultaat). Het bruteren van vergoedingen is niet langer van toepassing op raads- en commissieleden die hebben gekozen voor de standaardregeling. Voor raadsleden die hebben gekozen voor de standaardregeling is de werkkostenregeling immers niet van toepassing. De gemeente dient jaarlijks alle betalingen en verstrekkingen op grond van deze verordening aan de Belastingdienst te melden middels een opgave IB-47. Omdat raads- en commissieleden op persoonlijke titel worden gekozen, zijn zij niet aan te merken als (fiscaal) ondernemer. Er hoeft dan ook geen VAR-verklaring / Modelovereenkomst ZZP overgelegd te worden aan de gemeente.

 

Eenmalige keuze per zittingsperiode

De keuze om al of niet te opteren voor de loonbelasting kan voor het raadslid financieel ingrijpende gevolgen hebben. De beslissing om voor de loonbelasting te opteren kan eenmaal per zittingsperiode worden gemaakt en geldt in beginsel voor de (resterende) zittingsperiode. Wel kan betrokkene als spijtoptant terugkomen op deze beslissing voor de resterende periode. Opteren voor de loonbelasting hoeft niet bij aanvang van de zittingsperiode te gebeuren, maar kan ook gedurende de zittingsperiode voor de resterende periode.

 

De vergoedingensystematiek

Voor de uitoefening van het politieke ambt hoeven bestuurders niet het eigen inkomen aan te spreken. Een adequate vergoedingssystematiek is daarom van belang. Waar er functionele uitgaven zijn, verdient het aanbeveling terughoudend te zijn met een financieringswijze waarin de bestuurder deze functionele uitgaven uit eigen middelen vooruit betaalt en de gemeente deze uitgaven vervolgens terugbetaalt. Eigen middelen en publieke middelen moeten zo veel mogelijk gescheiden worden gehouden. Vanuit die overweging heeft het de voorkeur de functionele uitgaven direct in rekening te brengen bij de gemeente. Aan de mogelijkheid om zo nodig declaraties in te dienen zal echter behoefte blijven bestaan.

 

Artikelsgewijze toelichting

 

Artikel 1. Begripsbepalingen

Dit artikel behoeft geen toelichting

 

Artikel 2. Vergoeding voor het bijwonen van commissievergaderingen

Dit artikel behoeft geen toelichting

 

Artikelen 3 en 4. Reis- en verblijfkosten

Artikel 96, eerste lid, van de Gemeentewet voorziet alleen voor commissieleden, voor zover ze geen raadslid zijn in een vergoeding van reis- en verblijfkosten voor reizen binnen het grondgebied van de gemeente. Artikel 96 van de Gemeentewet voorziet niet in een vergoeding voor ‘woon-werkverkeer’ voor raadsleden. Het is dan ook in strijd met artikel 99 van de Gemeentewet als raadsleden van de gemeente een vergoeding ontvangen voor reizen binnen het grondgebied van de gemeente

Artikel 97 van de Gemeentewet voorziet voor raads- en commissieleden wel in een vergoeding van de reis- en verblijfkosten voor reizen buiten het grondgebied van de gemeente ter uitvoering van een beslissing van het gemeentebestuur. Onder reizen “buiten de gemeentegrenzen” kunnen ook de buitenlandse dienstreizen worden geschaard. De naar redelijkheid gemaakte reis- en verblijfkosten voor dienstreizen in het buitenland, die door of vanwege de gemeente zijn georganiseerd komen ook voor vergoeding in aanmerking.

De vergoeding voor noodzakelijke en redelijkerwijs gemaakte verblijfkosten is niet nader ingevuld en is een lokale aangelegenheid per gemeente. Aansluiting wordt gezocht bij de vergoedingsregelingen voor wethouders.

Voor raadsleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de verstrekte vergoedingen bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord. De reiskosten kunnen binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten worden opgevoerd.

 

Artikel 5. Scholing

Op grond van artikel 13 lid 1 van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden komt niet partijpolitiek georiënteerde scholing in verband met de vervulling van de functie van raads- of commissielidmaatschap ten laste van de gemeente. Scholing door partijpolitieke instellingen of groeperingen kunnen overigens niet ten laste van de gemeente worden gebracht. In dit artikel is de procedure verder uitgewerkt.

Gezien de aard en duur van het ambt kunnen raads- en commissieleden opleidingen die gericht zijn op het persoonlijk functioneren in het ambt of gericht zijn op de (verdere) loopbaan ten laste van de gemeente worden gebracht. Scholing kan op meerdere wijze plaatsvinden. De scholing is functiegericht als zij beoogt de voor de functie benodigde vakkennis en vaardigheden te verwerven dan wel actueel te houden. Bij loopbaangerichte opleidingen staan reflecteren op persoonlijke kwaliteiten en motieven voorop. Onder deze scholingskosten worden verstaan de cursus- en lesgelden, de kosten van het studiemateriaal, examen- en diplomakosten en de aanschafkosten van verplicht gesteld studiemateriaal, alsmede reis- en verblijfkosten in het kader van de opleiding.

Artikel 13, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden biedt de mogelijkheid aan de raad om lokaal nadere regels voor scholing te stellen. De griffier beoordeelt de aanvraag op basis van de aangeleverde bewijsstukken. Hieronder kunnen o.a. kostenspecificaties en facturen onder worden verstaan. In voorkomende gevallen van disputen of tegenstrijdigheden beslissen de fractievoorzitters bij meerderheid van stemmen.

Voor raadsleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de vergoedingen en verstrekkingen naar de waarde in het economische verkeer bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord en dat de gemaakte kosten binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten kunnen worden opgevoerd.

 

Artikel 6. Computer en internetverbinding

In het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden is bepaald dat het raads- of commissielid van de gemeente een computer in bruikleen krijgt verstrekt of een tegemoetkoming ontvangt voor de aanschaf of het gebruik van zijn eigen computer en bijbehorende randapparatuur. De tegemoetkoming is daarom niet in strijd met artikel 99 van de Gemeentewet. Deze aanspraken kunnen echter alleen worden verstrekt wanneer dat is vastgelegd in een verordening.

In deze verordening is bepaald dat dit een tablet betreft met internetverbinding die in bruikleen wordt verstrekt. In de bruikleenovereenkomst is opgenomen dat de bruikleen eindigt bij (eerdere) beëindiging van het raads- of commissielidmaatschap.

De aanleg- en abonnementskosten van de internetvoorziening komen tot een vastgesteld bedrag per maand ten laste van de gemeente.

 

Artikel 7. Aanwijzing als eindheffingsbestanddeel

In het kader van de werkkostenregeling op grond van artikel 31a Wet Loonbelasting 1964 zijn een aantal netto-vergoedingen en verstrekkingen in de rechtspositiebesluiten en de verordening aangewezen als eindheffingsbestanddeel. De gemeente draagt in dat geval de loonbelasting. Anders worden deze door de Belastingdienst als loon gezien en moet hierover bij de politieke ambtsdragers loonbelasting worden ingehouden. In het kader van de werkkostenregeling kan in de financiële administratie worden aangegeven of verstrekkingen of vergoedingen onder de gerichte vrijstellingen, intermediaire kosten of onder de nihil waarderingen vallen. Gemeenten mogen daarnaast een verstrekking of vergoeding in de vrije ruimte- tot 1,2% fiscale loonsom onderbrengen zonder fiscale consequenties. Indien de grens van 1,2% wordt overschreden, zal de gemeenten 80% eindheffing moeten betalen.

Artikel 8. Recht op financiële vergoeding

Fractieondersteuning vindt zijn vorm in een financiële ondersteuning. De hoogte van het budget voor fractieondersteuning zal in de gemeentebegroting moeten worden opgenomen en dus door de raad worden vastgesteld. De fractieondersteuning bestaat uit een vast en een variabel deel. Het vaste deel garandeert dat elke fractie de kans krijgt zich op gelijkwaardig niveau te laten ondersteunen. Omdat grote fracties meer lasten zullen hebben op facilitair gebied is het logisch dat zij voor dergelijke kosten een hogere vergoeding krijgen.

Artikel 9. Besteding financiële vergoeding (en bijlage 1)

Voor wat betreft de inhoudelijke besteding van de fractieondersteuning wordt de fracties deels de vrijheid gelaten. Voorwaarde is wel dat de bijdrage besteed wordt aan raadswerkzaamheden. Verder is een aantal doelen genoemd waarvoor de bijdrage niet gebruikt mag worden.

Artikel 10. Voorschot bijdrage fractieondersteuning

De bijdrage wordt als voorschot verstrekt. In een verkiezingsjaar wordt het voorschot in twee gedeelten gesplitst. Het kan gebeuren dat de bijdrage aangepast moet worden aan veranderde verhoudingen in de raad. Het is logisch dat het aangepast wordt aan de nieuwe verhoudingen in de raad. Indien blijkt dat het geld onrechtmatig is besteed kan dit aan het eind van het jaar verrekend worden.

Artikel 11. Gevolgen splitsen fractie

Bij splitsing van een fractie zal het al eerder verstrekte voorschot direct verrekend moeten worden. Als dat niet zou gebeuren zou een deel van de oorspronkelijke fractie over een te groot voorschot beschikken en zou het andere deel van de oorspronkelijke fractie juist helemaal geen voorschot krijgen. Na het kalenderjaar zou dan alsnog verrekend moeten worden. Het is billijker de verrekening in deze gevallen direct te laten plaatsvinden.

Artikel 12. Reserve

De reserve bestaat uit het overschot van voorgaande jaren. Dit bedrag zal niet eindeloos mogen groeien. De reserve is dan ook aan een maximum gebonden. Ook met betrekking tot de reserve is het van belang dat goed wordt omgegaan met de splitsing van een fractie. De regeling voorziet in het naar evenredigheid verdelen van de reserve over de nieuw ontstane fracties. Indien een splitsing kort na de verkiezingen plaatsvindt zou een conflict kunnen ontstaan over de verdeling van de reserve. De regeling laat er echter geen twijfel over dat ook in dat geval de reserve verdeeld moet worden.

Artikel 13. Verantwoording en controle

Uit het verslag en de accountantsverklaring kan naar voren komen dat er een verrekening dient plaats te vinden met het verstrekte voorschot. Indien niet verrekend kan worden, bijvoorbeeld omdat een fractie uit de raad verdwijnt, zal de raad het ten onrechte uitgekeerde voorschot kunnen terugvorderen.

Het spreekt vanzelf dat de raad sanctiemogelijkheden kan hanteren voor het geval een fractie niet handelt conform de verordening. Bijvoorbeeld wanneer uitgaven worden gedaan waar de financiële bijdrage niet voor bedoeld is of die niet kunnen worden onderbouwd, wanneer de verantwoording niet tijdig of volledig wordt ingediend, of wanneer teveel ontvangen voorschotten niet tijdig worden terugbetaald. De vermelding in de verordening van de mogelijkheid van terugvordering is stikt genomen overbodig omdat die mogelijkheid ook al bestaat op grond van artikel 4:57 van de Awb. Bestedingen in strijd met deze verordening kunnen worden teruggevorderd voor zover na de dag waarop de subsidie is vastgesteld, nog geen vijf jaren zijn verstreken.

Artikel 14. Toepassing Awb

Indien fractieondersteuning de vorm heeft van financiële middelen is sprake van een subsidie als bedoeld in titel 4.2 Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 15. Betaling vaste vergoedingen

Dit artikel behoeft geen toelichting

Artikelen 16 en 17. Rechtstreekse facturering en declaratie

De betaling van kosten kan worden voorgeschoten uit eigen middelen en later gedeclareerd worden of de factuur wordt rechtstreeks naar de gemeente verstuurd, waarna de betaling rechtstreeks uit gemeentelijke middelen geschiedt. Hierbij gaat de voorkeur uit naar rechtstreeks facturering bij de gemeente. Bij de declaratie van kosten die uit eigen middelen zijn betaald dient gebruik te worden gemaakt van de in de gemeente gebruikte systemen via het vastgestelde formulier. Raads- en commissieleden declareren hun kosten bij de griffier.

Artikel 18 t/m 21

Deze artikelen behoeven geen toelichting.