Organisatie | Fryslân |
---|---|
Organisatietype | Provincie |
Officiële naam regeling | Besluit van Gedeputeerde Staten van de provincie Fryslân houdende regels omtrent reizen Provinciaal Reisbesluit |
Citeertitel | Provinciaal Reisbesluit |
Vastgesteld door | gedeputeerde staten |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
29-05-2018 | 01-01-2018 | 11-07-2019 | nieuw besluit | 08-05-2018 | 01469655.9 |
Hoofdstuk I Algemene bepalingen
Artikel 3 Tijdelijke plaatsing elders
Indien en zodra is te voorzien dat de werknemer, voor een periode van ten minste vier weken, werkzaamheden gaat verrichten vanuit één bepaalde plaats buiten zijn standplaats is de leidinggevende bevoegd die plaats als standplaats aan te merken. De vergoeding volgens hoofdstuk II van de regeling wordt dan aan de nieuwe tijdelijke situatie aangepast.
Hoofdstuk II Vergoeding voor reiskosten woon-werkverkeer
De werknemer die vermoedelijk op minder dan 128 dagen per jaar naar het werk reist (volletijdwerker) of anderszins niet aan fiscale eisen voldoet voor een vaste maandelijkse vergoeding komt niet in aanmerking voor een vergoeding als bedoeld in de artikelen 5, 7 of 8. Deze werknemer komt in aanmerking voor een vergoeding op declaratiebasis.
Bij aanspraak op een kilometervergoeding volgens dit hoofdstuk wordt per maand een vaste vergoeding gegeven. Het maximale aantal dagen waarvoor een vergoeding wordt verleend is bepaald op 206 werkdagen per jaar voor een volletijdwerker. Als een werknemer doorgaans op minder dan 5 dagen per week werkt wordt dit aantal naar evenredigheid aangepast. Dit geldt ook als de werknemer gedurende het kalenderjaar in dienst komt of uit dienst gaat.
Zodra langdurige afwezigheid wegens ziekte in redelijkheid wordt voorzien, wordt een maandelijkse vergoeding, in de maand waarin de werknemer zich ziek meldt en de eerstvolgende maand doorbetaald, waarna deze wordt stopgezet. De maandelijkse uitbetaling wordt weer toegekend in de maand volgend op de maand waarin de werknemer zijn werkzaamheden hervat.
Artikel 5 vergoeding van kilometers bij wandelen of gebruik (elektrische) fiets
De werknemer moet, via een daartoe bestemd formulier, de vergoeding aanvragen voor het gemiddelde aantal dagen per week waarvoor de werknemer verklaart voor het dagelijks reizen naar het werk alleen gebruik te maken van een fiets. Als bij uitzondering niet wordt gefietst, bijvoorbeeld bij slecht weer, moet in beginsel van openbaar vervoer gebruik worden gemaakt.
Artikel 6 Gebruik van openbaar vervoer
De werknemer die met openbaar vervoer reist tussen de woonplaats en de plaats alwaar zijn standplaats is gelegen, komt in aanmerking voor verstrekking van vervoerbewijzen (2e klasse) door de werkgever tot maximaal €236,75 per maand (gebaseerd op een N.S. jaarkaart voor een reisafstand van 60 km, incl. 4% korting, zijnde € 2841 per jaar). (benoemd prijspeil 2009/indexatie)
De werkgever verstrekt op verzoek aan die werknemers die 4 of 5 dagen per week met openbaar vervoer naar de standplaats reizen een jaartrajectabonnement of een busabonnement en aan die werknemers die 3 dagen of minder per week met openbaar vervoer naar standplaats reizen het benodigde aantal 5-retourkaarten of strippenkaarten. De werkgever stelt een verplichte minimale aanvraagtermijn vast. Na gebruik worden de kaarten ingeleverd.
Artikel 7 Reizen met eigen auto en carpoolen of reizen met een electrische scooter
De werknemer die naar de standplaats reist of meereist (carpoolt) komt in aanmerking voor een kilometervergoeding als de werknemer voor het vervoer naar het werk gebruik maakt van een auto of ander vervoermiddel als dat vervoermiddel valt onder het “100.000 voertuigenplan” van de drie noordelijke provincies (aardgas, biogas, biodiesel, bio-(m)ethanol, plug in hybride of elektrisch). Deze werknemer komt in aanmerking voor een vergoeding van 12 eurocent per kilometer.
Artikel 7a Reizen met eigen auto, specifieke groep
Voor werknemers die een andere standplaats hebben als Leeuwarden én waarvan de werklocatie niet goed met Openbaar Vervoer is te bereiken geldt een andere voorziening dan genoemd in artikel 7. Of de werklocatie goed met OV is te bereiken wordt beslist door afdelingshoofd P&O. Deze overlegt voordat een besluit wordt genomen met de leidinggevende van de medewerker.
Artikel 8 Aanvullende voorzieningen bij gebruik van openbaar vervoer en bij carpoolen
De werknemer die met openbaar vervoer reist naar de plaats alwaar zijn standplaats is gelegen of carpoolt komt in aanmerking voor een vergoeding van 5 eurocent per km vanaf de woning tot het opstappunt openbaar vervoer of carpoolplaats indien die afstand minimaal 4,0 kilometer is tot maximaal 20 kilometer én deze aanreisroute niet langer is dan 1/3 van het gehele traject van de woning naar het werk. Deze vergoeding wordt gegeven voor het gemiddelde aantal dagen per week waarvoor de werknemer verklaart voor woon-werkverkeer gebruik te maken openbaar vervoer of carpoolt.
Hoofdstuk III Vergoeding reiskosten en/of verblijfskosten bij dienstreizen
Artikel 9 Begin en einde van de dienstreis
In afwijking van het bepaalde onder a, kan door de leidinggevende, de woning van de werknemer of een andere plaats als beginpunt, respectievelijk eindpunt van alle door de werknemer te maken dienstreizen worden aangemerkt als de werknemer structureel voor het werk met de auto moet reizen. Er wordt dan geen tegemoetkoming verleend op basis van hoofdstuk II van de regeling. De leidinggevende neemt deze beslissing nadat de P&O-adviseur daarover heeft geadviseerd.
Artikel 10 Vergoeding wegens reiskosten bij dienstreizen
Indien gebruik van zowel openbaar vervoer als dienstauto’s niet mogelijk is wordt een kilometervergoeding verstrekt voor gebruik van de eigen auto. De kosten worden na declaratie betaald tot maximaal € 0,29 (per 1-1-2015) netto per kilometer. Daarbij moet de gereden route worden vermeld. De leidinggevende moet vooraf schriftelijk instemmen voor een dienstreis waarvoor niet van openbaar vervoer of een dienstauto gebruik wordt gemaakt.
Het declareren van een dienstreis is niet mogelijk voor zo ver de route van die dienstreis gelijk is aan de route van het reizen van de woning naar de werkplaats. Deze beperking geldt niet voor de medewerker die vanwege de aard van het werk met de eigen auto moet komen én deze medewerker geen gebruik kan maken van een pool- of dienstauto, dit ter beoordeling van de direct leidinggevende, na advies van de P&O adviseur. Gemaakte noodzakelijke parkeerkosten ten behoeve van de dienstreis worden na declaratie vergoed.
De kilometervergoeding en de parkeervergoeding worden door de werkgever onder de werkkostenregeling gebracht.
Artikel 11 Reizen naar het buitenland
Bij reizen naar het buitenland zijn de door de Minister van Binnenlandse Zaken vastgestelde reisregeling buitenland en reisbesluit buitenland van overeenkomstige toepassing. Voor buitenlandse dienstreizen (uiteraard in provinciaal belang), niet zijnde een reis naar een Europese instelling dan wel een reis in IPO- of SNN-verband is vooraf toestemming van de directeur vereist. Voornemens tot het maken van een dergelijke reis worden tijdig aan de directeur gemeld, zodat de vereiste toestemming vooraf kan worden verkregen.
Artikel 13 Overige verblijfskosten
De vergoeding wegens verblijfkosten als bedoeld in artikel 9 onder a, omvat voor ieder vol etmaal dat de dienstreis duurt een bedrag van € 3,98 (norm 1-1-2009) voor kleine uitgaven overdag (dagcomponent), alsmede een bedrag van € 11,90 voor kleine uitgaven 's avonds (avondcomponent) vermeerderd met:
Het declareren van de reis- en verblijfkosten voor dienstreizen dient te geschieden door gebruik te maken van een daartoe door de werkgever vast te stellen formulier, onder overlegging van de nota’s, rekeningen e.d. van de gemaakte kosten, met uitzondering van buskaarten en bonnetjes voor kleine uitgaven. De werkgever kan besluiten dit proces te digitaliseren.
Artikel 15 Indexatie vergoedingen
Bij wijziging van de fiscale systematiek, dan wel bij wijziging van de regeling van de sector Rijk, worden de gevolgen hiervan voor deze regeling door het college van Gedeputeerde Staten met het G.O. besproken.
Artikel 16 Evaluatie een aanpassing vergoedingen ex artikel 7 en 8 (gebruik auto en aanreiskilometers)
In 2013 evalueren partijen de werking van de regeling en zal worden bezien of de vergoedingen ex artikel 7 en 8 kunnen worden geïndexeerd. De werkgever zal daartoe uiterlijk 1 juli 2013 een voorstel aan de leden van het Georganiseerd Overleg zenden.
De leidinggevende kan, in individuele gevallen en ten aanzien van een door hem aan te wijzen groep van werknemers, in afwijking van de bij of krachtens dit besluit gestelde, beslissen, als bijzondere omstandigheden daartoe aanleiding geven. De leidinggevende neemt deze beslissing nadat de P&O-adviseur daarover heeft geadviseerd.