Organisatie | Limburg |
---|---|
Organisatietype | Provincie |
Officiële naam regeling | De gedragscode bestuurlijke integriteit leden van Provinciale Staten Limburg 2017 |
Citeertitel | de Gedragscode bestuurlijke integriteit leden van Provinciale Staten Limburg 2017 |
Vastgesteld door | provinciale staten |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | PB no. 36-2018 |
Geen
artikel 15, derde lid, van de Provinciewet
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
24-05-2018 | 06-07-2017 | 11-12-2020 | Nieuwe regeling | 06-07-2017 | PB no. 39-2018 |
DEEL I, ALGEMEEN KADER VOOR BESTUURLIJKE INTEGRITEIT
De gedragscode is een instrument aanvullend aan de vigerende wet- en regelgeving met bijbehorende jurisprudentie om de integriteit en de belangen van een integer bestuur te waarborgen.
De gedragscode bestaat naast de hieronder opgenomen artikelen tevens uit de bijbehorende toelichting inclusief moresprudentie ( interpretatie van de normen) en de bijbehorende verordeningen.
De vigerende wet- en regelgeving betreft o.a.:
De moresprudentie wordt op basis van casuïstiek gaandeweg verder uitgebreid en dient ter invulling van de beoordelingskaders voor integriteitskwesties. In deze kan men de moresprudentie vergelijken met jurisprudentie in de rechtspraak.
In het bestuursrecht staat integriteit voor rechtschapenheid ofwel de omstandigheid dat een volksvertegenwoordiger zijn functie adequaat en zorgvuldig uitoefent in het licht van zijn positie en alle in het geding zijnde verantwoordelijkheden1. Dit vormt een van de belangrijkste voorwaarden voor het vertrouwen van burgers in het openbaar bestuur.
De gedragscode is een interne regeling. Het niet naleven van de gedragscode heeft geen rechtsgevolgen, maar kan wel mogelijke politieke gevolgen hebben. Derhalve is de gedragscode niet vrijblijvend en kunnen volksvertegenwoordigers daarop worden aangesproken en (politiek) ter verantwoording worden geroepen.
Leden van Provinciale Staten horen bij hun handelen de kwaliteit van het provinciale openbaar bestuur centraal te stellen. Integriteit van het openbaar bestuur is daarvoor een belangrijke voorwaarde. Bestuurlijke Integriteit houdt in dat leden van Provinciale Staten de verantwoordelijkheid, die met het lidmaatschap van Provinciale Staten samenhangt, aanvaarden en dat de bereidheid bestaat daarover verantwoording af te leggen.
De volgende waarden zijn daarbij leidend en plaatsen bestuurlijke integriteit in een breder perspectief.
Het handelen van leden van Provinciale Staten is primair gericht op het algemene belang van de provincie en op de organisaties en burgers die daar onderdeel van uitmaken.
Het handelen van leden van Provinciale Staten heeft een herkenbaar verband met de functie die Statenleden in het bestuur vervullen.
Het handelen van leden van Provinciale Staten is transparant, opdat optimale verantwoording mogelijk is en burgers en organisaties inzicht hebben in het handelen van de volksvertegenwoordiger en zijn beweegredenen daarbij.
Op leden van Provinciale Staten moet men kunnen rekenen. Die houden zich aan hun afspraken. Kennis en informatie waarover zij uit hoofde van hun lidmaatschap van Provinciale Staten beschikken, wenden zij enkel aan voor het doel waarvoor die kennis en informatie zijn gegeven.
Het handelen van leden van Provinciale Staten is zodanig dat alle organisaties en burgers op gelijke wijze en met respect worden bejegend en dat belangen van alle partijen op nauwgezette wijze worden afgewogen.
De leden van Provinciale Staten doen dit zonder last.
Deze waarden zijn de toetssteen voor de volgende gedragsafspraken.
Provinciale Staten voornoemd
de voorzitter,
de heer drs. Th.J.F.M.Bovens
de griffier,
mevrouw. drs. J.J.Braam
De secretaris van Gedeputeerde Staten van Limburg,
De heer drs. G.H.E.Derks MPA
TOELICHTING EN MORESPRUDENTIE BIJ DEEL II VAN DE GEDRAGSCODE INTEGRITEIT LEDEN PROVINCIALE STATEN PROVINCIE LIMBURG 2017
Deze gedragscode geldt voor alle leden van Provinciale Staten, het bestuursorgaan Provinciale Staten en de voorzitter van Provinciale Staten.
Fractievolgers: De gedragscode is niet van toepassing verklaard op fractievolgers omdat zij geen deel uitmaken van het besluitvormende orgaan PS en niet de beschikking hebben over vertrouwelijke informatie. Fractievolgers tekenen een verklaring dat zij er alles aan doen om te voorkomen dat geheime informatie hen kan bereiken en dat indien zich deze situatie toch voordoet zij deze informatie niet met derden delen. Daarnaast verklaren zij te voldoen aan de eisen, die het Presidium aan fractievolgers heeft gesteld te weten:
Ook dienen fractievolgers op de kandidatenlijst te hebben gestaan en/of lid van de partij zijn.
Fractiemedewerkers zijn in dienst van de fracties. T.a.v. fractiemedewerkers zijn daarom geen eisen opgesteld door het Presidium.
Griffie: De gedragscode is niet van toepassing op medewerkers van de Griffie. Zij leggen de eed (of verklaring en belofte) af.
Het is van belang dat integriteitsvraagstukken bespreekbaar worden gemaakt. Ook en juist voordat een officiële melding van een schending bij de extern adviseur Integriteit plaatsvindt en/of indien er (nog) geen sprake is van een schending (zie stappenplan Protocol (mogelijke) integriteitsschendingen). Het PS lid staat het altijd vrij om in integriteitssessies, privé of fractiekring een klankbord op te zoeken. De CdK en de griffier zijn in ieder geval beschikbaar als klankbord.
Het gaat hier om belangen in ondernemingen en organisaties waarmee een Statenlid (niet in zijn hoedanigheid als Statenlid maar als privé-persoon) zakelijke betrekkingen onderhoudt, zowel in publiekrechtelijke als privaatrechtelijke zin. Het kan daarbij gaan om het bezit van effecten, vorderingsrechten, onroerend goed, bouwgrond alsook om financiële deelnemingen in ondernemingen e.d. Zelfs negatieve financiële belangen, zoals schulden uit hypothecaire vorderingen (niet zijnde de hypotheek van de privéwoning), kunnen in verband met mogelijke belangenverstrengeling relevant zijn. Er wordt niet bedoeld om opgave te doen van bedragen.
Onder zorgvuldigheid wordt ook verstaan het zorgvuldig opbergen en beveiligen (via PINcode iPad) van digitale bestanden, die onder verantwoordelijkheid van het lid van Provinciale Staten vallen.
Zakelijke belangen worden ook gezien als anderszins persoonlijke betrekkingen
Onder geschenken en giften worden ook verstaan verkregen zaken in natura zoals (jaar)abonnementen, etentjes, toegang tot (culturele) activiteiten e.d. aangeboden aan Provinciale Statenleden, waarvoor overige inwoners (van Limburg) dienen te betalen.
Met onafhankelijke positie wordt bedoeld dat met het aannemen of geven van de geschenken geen (schijn van) aanspraak op een tegenprestatie kan / mag worden verwacht.
Alertheid is vooral op zijn plaats bij geschenken met een geschatte waarde van meer dan €50.
Leden van Provinciale Staten doen adequaat en zorgvuldig hun werk met inachtneming van de geldende regels en waarden. Bij het ontbreken hiervan oordelen en handelen de leden van Provinciale Staten op moreel verantwoorde wijze, op basis van breed gedragen sociale en ethische normen en nemen vervolgens verantwoording voor het eigen handelen, ze zijn hierop aanspreekbaar, maar spreken ook anderen aan op hun gedrag.
Provinciewet Artikel 14 lid 1:
Alvorens hun functie te kunnen uitoefenen, leggen de leden van Provinciale Staten in de vergadering, in handen van de voorzitter de eed (verklaring en belofte) af.
"Ik zweer (verklaar) dat ik, om tot lid van provinciale staten benoemd te worden, rechtstreeks noch middellijk, onder welke naam of welk voorwendsel ook, enige gift of gunst heb gegeven of beloofd.
Ik zweer (verklaar en beloof) dat ik, om iets in dit ambt te doen of te laten, rechtstreeks noch middellijk enig geschenk of enige belofte heb aangenomen of zal aannemen.
Ik zweer (beloof) dat ik getrouw zal zijn aan de Grondwet, dat ik de wetten zal nakomen en dat ik mijn plichten als lid van provinciale staten naar eer en geweten zal vervullen.
Zo waarlijk helpe mij God Almachtig!"
Provinciewet Artikel 15, lid 3:
Provinciale Staten stellen voor hun leden een gedragscode vast.
Provinciewet Artikel 28, lid 1:
Algemene Wet Bestuursrecht Artikel 2:4, lid 2:
Het bestuursorgaan waakt ertegen dat tot het bestuursorgaan behorende of daarvoor werkzame personen die een persoonlijk belang bij een besluit hebben, de besluitvorming beïnvloeden.
Incompatibiliteiten en nevenfuncties
Provinciewet Artikel 15 lid 1 en 2:
De werking van een besluit, inhoudende de vervallenverklaring, wordt opgeschort totdat de beroepstermijn is verstreken of, indien beroep is ingesteld, op het beroep is beslist. Ingeval de vervallenverklaring ambtshalve heeft plaatsgevonden, is het lid van provinciale staten gedurende deze periode in zijn betrekking geschorst.
In afwijking van het eerste lid, aanhef en onder h, kan een lid van provinciale staten tevens gedeputeerde zijn gedurende het tijdvak dat:
aanvangt op het tijdstip van zijn benoeming tot gedeputeerde en eindigt op het tijdstip waarop de goedkeuring van de geloofsbrief van zijn opvolger als lid van provinciale staten onherroepelijk is geworden of waarop het centraal stembureau heeft beslist dat geen opvolger kan worden benoemd. Hij wordt geacht ontslag te nemen als lid van provinciale staten met ingang van het tijdstip waarop hij zijn benoeming tot gedeputeerde aanvaardt. Artikel X 6 van de Kieswet is van overeenkomstige toepassing.
Zij geven provinciale staten vooraf inlichtingen over de uitoefening van de bevoegdheden, bedoeld in artikel 158, eerste lid, onder e, f en h, indien provinciale staten daarom verzoeken of indien de uitoefening ingrijpende gevolgen kan hebben voor de provincie. In het laatste geval nemen gedeputeerde staten geen besluit dan nadat provinciale staten hun wensen en bedenkingen terzake ter kennis van gedeputeerde staten hebben kunnen brengen.
Algemene Wet Bestuursrecht Artikel 2:5:
Een ieder die is betrokken bij de uitvoering van de taak van een bestuursorgaan en daarbij de beschikking krijgt over gegevens waarvan hij het vertrouwelijke karakter kent of redelijkerwijs moet vermoeden, en voor wie niet reeds uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift ter zake van die gegevens een geheimhoudingsplicht geldt, is verplicht tot geheimhouding van die gegevens, behoudens voor zover enig wettelijk voorschrift hem tot mededeling verplicht of uit zijn taak de noodzaak tot mededeling voortvloeit.
Het eerste lid is mede van toepassing op instellingen en daartoe behorende of daarvoor werkzame personen die door een bestuursorgaan worden betrokken bij de uitvoering van zijn taak, en op instellingen en daartoe behorende of daarvoor werkzame personen die een bij of krachtens de wet toegekende taak uitoefenen.
De leden van het provinciebestuur en andere personen die deelnemen aan de beraadslaging kunnen niet in rechte worden vervolgd of aangesproken voor dan wel worden verplicht getuigenis af te leggen als bedoeld in artikel 165, eerste lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering over hetgeen zij in de vergadering van provinciale staten hebben gezegd of aan provinciale staten schriftelijk hebben overgelegd.
Gedeputeerde staten kunnen op grond van een belang, genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur, omtrent het in een besloten vergadering behandelde en omtrent de inhoud van de stukken die aan hen worden overgelegd, geheimhouding opleggen. Geheimhouding omtrent het in een besloten vergadering behandelde wordt tijdens die vergadering opgelegd. De geheimhouding wordt door hen die bij de behandeling aanwezig waren en allen die van het behandelde of de stukken kennis dragen, in acht genomen totdat gedeputeerde staten haar opheffen.
Op grond van een belang, genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur, kan de geheimhouding eveneens worden opgelegd door de commissaris van de Koning of een commissie, ten aanzien van de stukken die zij aan gedeputeerde staten overleggen. Daarvan wordt op de stukken melding gemaakt. De geheimhouding wordt in acht genomen totdat het orgaan dat de verplichting heeft opgelegd, dan wel provinciale staten, haar opheffen.
Een commissie kan in een besloten vergadering, op grond van een belang, genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur, omtrent het in die vergadering met gesloten deuren behandelde en omtrent de inhoud van de stukken die aan de commissie worden overgelegd, geheimhouding opleggen. Geheimhouding omtrent het in een besloten vergadering behandelde wordt tijdens die vergadering opgelegd. De geheimhouding wordt door hen die bij de behandeling aanwezig waren en allen die van het behandelde of de stukken kennis dragen, in acht genomen totdat de commissie haar opheft.
Op grond van een belang, genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur, kan de geheimhouding eveneens worden opgelegd door de voorzitter van de commissie, gedeputeerde staten en de commissaris van de Koning, ieder ten aanzien van stukken die zij aan de commissie overleggen. Daarvan wordt op de stukken melding gemaakt. De geheimhouding wordt in acht genomen totdat het orgaan dat de verplichting heeft opgelegd, dan wel provinciale staten haar opheffen.
Wetboek van Strafrecht Artikel 272:
Hij die enig geheim waarvan hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat hij uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift dan wel van vroeger ambt of beroep verplicht is het te bewaren, opzettelijk schendt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van de vierde categorie.