Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Hengelo

Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang gemeente Hengelo 2018

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieHengelo
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels handhaving Wet kinderopvang gemeente Hengelo 2018
CiteertitelBeleidsregels handhaving Wet kinderopvang Hengelo 2018
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerponderwijs
Eigen onderwerp
Externe bijlageAfwegingen handh. Wet kinderopvang Hengelo 2018

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-03-2018nieuwe regels

17-04-2018

gmb-2018-103876

2197586

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang gemeente Hengelo 2018

Burgemeester en wethouders van de gemeente Hengelo;

gelet op artikel 4:81 Algemene wet bestuursrecht;

gelet op de artikelen 1.61, eerste lid, 1.65, eerste lid, 1.66 en 1.72, eerste lid Wet kinderopvang;

besluiten:

vast te stellen de

Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang gemeente Hengelo 2018.

 

Hoofdstuk 1 Algemeen

Artikel 1 Toepassing

Deze beleidsregels zijn van toepassing op de handhaving naar aanleiding van overtreding van de bij of krachtens de Wet kinderopvang gestelde regelgeving.

 

Artikel 2 Vormen van sanctioneren

Bij het uitvoeren van het handhavingsbeleid heeft het college de volgende mogelijkheden:

  • a.

    herstelsanctie;

  • b.

    bestraffende sanctie.

 

Artikel 3 Kwaliteitseisen

  • 1.

    De kwaliteitseisen, waar aan voldaan moet worden, staan genoemd in de Wet kinderopvang en alle onderliggende regelgeving.

  • 2.

    De toezichthouder kinderopvang onderzoekt de naleving van deze kwaliteitseisen en legt de bevindingen vast in een inspectierapport.

  • 3.

    In deze Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang gemeente Hengelo wordt uitgegaan van deze kwaliteitseisen.

  • 4.

    In het afwegingsoverzicht worden per domein de kwaliteitseisen geclusterd weergegeven en voorzien van een prioritering en bepaling van de hoogte van de bestuurlijke boete in geval van een overtreding. Het afwegingsoverzicht is als bijlage aan deze beleidsregels toegevoegd.

 

 

Hoofdstuk 2 Herstellend traject

Artikel 4 Herstelsancties

  • 1.

    Indien gebleken is dat een houder van een kindercentrum, een gastouderbureau, voorziening voor gastouderopvang niet voldoet aan één of meer kwaliteitseisen van de Wet kinderopvang en alle daaruit voortvloeiende regelgeving, start het college in beginsel een herstellend traject. Dit traject is gericht op beëindiging van de overtreding(-en) en voorkoming van herhaling van de overtreding(-en).

  • 2.

    Bij het uitvoeren van het herstellend traject hanteert het college de volgende stappen:

    • a.

      stap 1: aanwijzing;

    • b.

      stap 2: last onder dwangsom/last onder bestuursdwang;

    • c.

      stap 3: exploitatieverbod;

    • d.

      stap 4: verwijdering uit het landelijk register kinderopvang en intrekken van de toestemming tot exploitatie.

  • 3.

    Indien de overtreding hiertoe aanleiding geeft, kan het college besluiten om een bepaalde stap of bepaalde stappen van het herstellende traject over te slaan dan wel meerdere keren toe te passen.

  • 4.

    De duur van de hersteltermijn is afhankelijk van de prioriteit die is toegekend aan de kwaliteitseis zoals afgeleid kan worden uit het afwegingsoverzicht dat als bijlage is opgenomen.

  • 5.

    Bij het opleggen van een aanwijzing gelden de volgende hersteltermijnen:

    • a.

      prioriteit hoog: maximaal 1 maand;

    • b.

      prioriteit gemiddeld: maximaal 3 maanden;

    • c.

      prioriteit laag: maximaal 6 maanden.Deze termijnen worden eveneens gehanteerd als begunstigingstermijn indien ervoor gekozen is om een last onder dwangsom / last onder bestuursdwang in te zetten.

 

Artikel 5  

Indien niet (langer) wordt voldaan aan de definities van de Wet kinderopvang voor wat betreft de geregistreerde voorzieningen (dagopvang, buitenschoolse opvang, gastouderbureau, voorziening voor gastouderopvang) wordt de registratie verwijderd uit het landelijk register kinderopvang. De gegeven toestemming tot exploitatie wordt ingetrokken door middel van een beschikking overeenkomstig artikel 1.46 lid 5 en 6 Wet kinderopvang.

 

Hoofdstuk 3 Bestraffend traject

Artikel 6 Gebruik bevoegdheid opleggen bestuurlijke boete

Het college kan, met inachtneming van Titel 5:4 van de Algemene wet bestuursrecht, een bestuurlijke boete opleggen bij:

  • a.

    overtredingen met de prioriteit “hoog, gemiddeld en laag” zoals opgenomen in het afwegingsoverzicht in de bijlage;

  • b.

    overtreding van een norm zoals genoemd in het afwegingsoverzicht onder “overige overtredingen”

 

Artikel 7 Hoogte bestuurlijke boete

  • 1.

    Bij de berekening van de bestuurlijke boete als bedoeld in artikel 1.72, eerste lid van de Wet kinderopvang, wordt voor alle overtredingen het boetebedrag dat is neergelegd in het afwegingsoverzicht als uitgangspunt gehanteerd.

  • 2.

    In afwijking van het vorige lid, geldt voor voorzieningen voor gastouderopvang als uitgangspunt dat het boetebedrag zoals neergelegd in het afwegingsoverzicht met 0,5 kan worden vermenigvuldigd.

 

Artikel 8 Recidive

Bij de vaststelling van de boete wordt uitgegaan van:

  • a.

    1,5 maal het onder artikel 7 bepaalde boetebedrag indien een door een bestuurlijke boete te handhaven overtreding plaatsvindt binnen een periode van twee jaar nadat een eerdere overtreding van dezelfde wettelijke norm heeft plaatsgevonden waarvoor eveneens een bestuurlijke boete was opgelegd;

  • b.

    2 maal het onder artikel 7 bepaalde boetebedrag indien er sprake is van een derde of volgende overtreding van dezelfde wettelijke norm binnen een periode van twee jaar nadat de daaraan voorafgaande overtreding zich heeft voorgedaan waarvoor eveneens een bestuurlijke boete was opgelegd.

 

Artikel 9 Matiging

  • 1.

    Het college kan besluiten de boete te matigen, indien de belanghebbende aannemelijk maakt dat op grond van

    • a.

      de ernst van de overtreding;

    • b.

      de mate van verwijtbaarheid of;

    • c.

      de omstandigheden waaronder de overtreding is begaan of;

    • d.

      de omstandigheden waarin de overtreder verkeert, boeteoplegging volgens deze Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang gemeente Hengelo onevenredig is.

  • 2.

    Van een situatie als bedoeld in het vorige lid kan in beginsel slechts sprake zijn, indien sprake is van bijzondere omstandigheden waarin bij de vaststelling van deze Beleidsregels niet is voorzien.

 

Artikel 10 Samenloop

De totale bij boetebeschikking op te leggen boete bestaat, ingeval er sprake is van meerdere overtredingen, uit de som van de per overtreding berekende boetebedragen.

 

Hoofdstuk 4 Handhaving overtredingen gesubsidieerde Voor- en Vroegschoolse Educatie

Artikel 11 Handhaving Vroeg- en Voorschoolse Educatie

  • 1.

    Voor- en Vroegschoolse Educatie (VVE) wordt door het college slechts getoetst en gehandhaafd voor zover het gesubsidieerde VVE betreft.

  • 2.

    De bij of krachtens de Wet kinderopvang gestelde VVE-voorschriften worden door het college gehandhaafd conform de Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang gemeente Hengelo.

  • 3.

    De in de verleende subsidiebeschikking gestelde voorwaarden worden door het college gehandhaafd conform de Algemene Subsidieverordening Gemeente Hengelo.

  • 4.

    Bij gesubsidieerde VVE wordt bij overtreding van de VVE-voorschriften geen bestuurlijke boete opgelegd. In plaats daarvan kan de subsidie lager worden vastgesteld of worden ingetrokken.

 

Hoofdstuk 5 Slotbepalingen

Artikel 12 Citeertitel

Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang gemeente Hengelo.

 

Artikel 13 Inwerkingtreding en intrekking

Deze beleidsregel treedt in werking op 1 maart 2018, onder gelijktijdige intrekking van de “Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen regio Twente, gemeente Hengelo”, vastgesteld bij collegebesluit van 13 december 2013

 

Artikel 14 Overgangsbepaling

Ten aanzien van overtredingen die zijn begaan uiterlijk op de dag voor de dag waarop deze beleidsregels in werking zijn getreden, blijven de “Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen regio Twente, gemeente Hengelo” van toepassing zoals dat gold op die dag. Tenzij deze beleidsregels gunstiger zijn voor de overtreder.

 

Vastgesteld in de openbare vergadering van 17 april 2018

de secretaris,de burgemeester,

 

 

Algemene toelichting

 

Hoofdstuk 1 Algemeen

 

De wetgever wil voor jonge kinderen in kindercentra een veilige, stimulerende omgeving creëren. Dat is al met al een groot goed en dat wil de wetgever graag gerealiseerd zien. Om dit te bewerkstellingen zal wetgeving gehandhaafd moeten worden. Niet alleen om bovenstaande doelen te realiseren maar ook voor het maatschappelijk draagvlak. Er is immers belastinggeld mee gemoeid.

De GGD voert voor de gemeenten de controles uit op de naleving van de Wko.

Gemeenten blijven bevoegd gezag. Als wet- en regelgeving voor kinderopvang niet wordt nageleefd, komt handhaving in beeld. Het bestuursorgaan heeft een beginselplicht tot handhaven als natuurlijke personen of rechtspersonen een overtreding begaan. In de Algemene wet bestuursrecht of een andere wet is niet bepaald wanneer een bestuursorgaan tot handhaving dient over te gaan. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in 2004 een uitspraak hierover gedaan. Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal in geval van een overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken.

Slechts in bijzondere omstandigheden mag het bestuursorgaan dit weigeren te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet uitzicht op legalisatie bestaat. Voorts kan handhaving zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien. Uit de uitspraak kan worden afgeleid dat het bestuursorgaan in beginsel handhaving moet toe passen tenzij er uitzicht is op legalisatie of als er sprake is van onevenredigheid.

Enkele in het oog springende wijzigen in de Wko zijn de invoering van het Personenregister Kinderopvang (PRK) met ingang van 1 maart 2018. Iedereen die woont of werkt op een locatie waar kinderen worden opgevangen moet zich inschrijven in het Personenregister Kinderopvang. Het register draagt bij aan nog meer veiligheid in de kinderopvang. Daarnaast zijn de nieuwe kwaliteitseisen uitgewerkt in het Besluit kwaliteit kinderopvang en ministeriële regelingen en zijn opgedeeld in 4 thema’s:

  • 1.

    De ontwikkeling van het kind centraal: De gewijzigde kwaliteitseisen richten zich vooral op het stimuleren van de ontwikkeling van het kind, maar ook op het signaleren en bijsturen als de ontwikkeling niet optimaal is.

  • 2.

    Veiligheid en gezondheid: Het veiligheids- en gezondheidsbeleid moet beter aansluiten op de praktijk. Kinderen beschermen tegen grote risico’s en leren omgaan met kleine risico’s.

  • 3.

    Stabiliteit en pedagogisch maatwerk: Een vertrouwde en veilige omgeving is een noodzakelijke voorwaarde voor de ontwikkeling van het kind. Vaste groepen, vaste gezichten, vaste ruimten en een vast dagritme dragen bij aan een stabiele omgeving voor het kind.

  • 4.

    Kinderopvang is een vak: Ontwikkelingsgericht werken met kinderen vraagt veel kennis en vaardigheden van de pedagogisch medewerker. Daarom zijn er nieuwe afspraken gemaakt over extra eisen aan scholing van pedagogisch medewerkers en ondersteuning bij hun werk.

Een deel van de gewijzigde kwaliteitseisen treedt op 1 januari 2018 in werking en een deel op 1 januari 2019.

 

Hoofdstuk 2 Herstellend traject

 

In een herstellend traject wordt een herstellende sanctie opgelegd. Onder een herstellende sanctie wordt verstaan: een bestuurlijke sanctie die strekt tot het geheel of gedeeltelijk ongedaan maken of beëindigen van een overtreding, tot het voorkomen van herhaling van een overtreding dan wel tot het wegnemen of beperken van de gevolgen van een overtreding. Met andere woorden, het doel van een dergelijke sanctie is met name gelegen in het voorkomen van voortduren van de overtreding en/of herhaling in de toekomst.

In een herstellend traject zijn verschillende stappen te onderscheiden.

  • Stap 1: aanwijzing (artikel 1.65, eerste lid van de Wko)

    Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hengelo waarin zich een kindercentrum, een voorziening voor gastouderopvang of een gastouderbureau bevindt dat de bij of krachtens de artikelen 1.47 lid 1 en 1.48d tot en met 1.59 gegeven voorschriften (de ‘kwaliteitseisen”) niet of in onvoldoende mate naleeft, geeft de houder een schriftelijke aanwijzing.

In een aanwijzing wordt met redenen omkleed aangegeven op welke punten de bedoelde voorschriften niet of in onvoldoende mate worden nageleefd. Ook wordt aangegeven welke maatregelen door de houder binnen de gestelde termijn genomen dienen te worden. De duur van de hersteltermijn is afhankelijk van de prioriteit die is toegekend aan de kwaliteitseis zoals afgeleid kan worden uit het afwegingsoverzicht dat als bijlage is opgenomen.

In geval van een overtreding met de prioriteit hoog, zal de hersteltermijn maximaal één maand bedragen. Is er sprake van een overtreding met een gemiddelde of lage prioriteit dan bedraagt de hersteltermijn maximaal respectievelijk 3 of 6 maanden.

Na het verstrijken van de hersteltermijn dient de overtreding beëindigd te zijn. Ter controle hiervan kan de handhaver schriftelijke bewijsstukken opvragen dan wel opdracht geven aan de GGD voor een nader onderzoek. Is de overtreding niet beëindigd, dan zal een volgende stap worden ingezet.

 

  • Stap 2: last onder dwangsom of last onder bestuursdwang (artikel 125, tweede lid Gemeentewet en 5:32 Awb)

    De algemene bestuursdwangbevoegdheid is neergelegd in artikel 125 van de Gemeentewet. In gevallen waarin het bestuursorgaan de mogelijkheid heeft om zelf de overtreding te beëindigen (op kosten van de overtreder) kan een last onder bestuursdwang opgelegd worden.

De bevoegdheid tot het opleggen van een last onder dwangsom is een van de bestuursdwangbevoegdheid afgeleide bevoegdheid; neergelegd in artikel 5:32 Awb.

Een last onder dwangsom wordt opgelegd met als doel herstel van de overtreding en/of voorkoming van herhaling van de overtreding.

De stap last onder dwangsom kan meerdere keren worden genomen voor een geconstateerde overtreding. Indien een eerste last onder dwangsom geen resultaat heeft gehad, kan worden overwogen een nieuwe, hogere last onder dwangsom op te leggen. Dit vereist dan wel een nieuw besluit. Ook kan besloten worden een volgende stap in het herstellend traject te zetten.

De last onder dwangsom kan ook preventief worden opgelegd. Van een preventieve last is sprake als de last wordt opgelegd voordat enige overtreding heeft plaatsgevonden. Hiervoor geldt dat het gevaar van de overtreding klaarblijkelijk dreigt, dat wil zeggen dat de overtreding zich met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid zal voordoen.

 

  • Stap 3: exploitatieverbod (artikel 1.66 Wko)

    Het college kan de houder verbieden een kindercentrum, een voorziening voor gastouderopvang of een gastouderbureau in exploitatie te nemen dan wel de exploitatie voort te zetten. Dit kan het college onder andere in de volgende gevallen:

    • zolang de houder een bevel of aanwijzing niet opvolgt en het opleggen van een last onder bestuursdwang niet mogelijk is (lid 1);

    • als een kindercentrum, gastouderbureau, voorziening voor gastouderopvang niet of niet langer aan de kwaliteitseisen voldoet (lid 2).

 

Stap 4: het intrekken van de beschikking met toestemming tot exploitatie en verwijdering uit het landelijk register kinderopvang (artikel 1.46, vijfde en zesde lid Wko, artikel 1.47a, tweede lid van de Wko en artikel 8, eerste lid van het Besluit registers kinderopvang en register buitenlandse kinderopvang)

Er zijn verschillende gronden waarop het college, in het kader van handhaving, de toestemming tot exploitatie kan intrekken en een voorziening uit het register kinderopvang kan verwijderen:

  • indien is gebleken dat de houder niet langer de kinderopvangvoorziening exploiteert;

  • indien uit een GGD-onderzoek of anderszins is gebleken dat de houder naar verwachting niet dan wel niet langer voldoet aan de bij en krachtens hoofdstuk 1 afdeling 3, paragrafen 2 en 3 gegeven voorschriften;

  • indien drie maanden na de registratie de exploitatie van de kinderopvangvoorziening niet daadwerkelijk is aangevangen.

Vanaf het moment dat de toestemming tot exploitatie is ingetrokken en de voorziening is verwijderd uit het register, is er geen sprake meer van kinderopvang in de zin van de wet. Voortzetten van exploitatie leidt tot niet geregistreerde kinderopvang (illegale kinderopvang) en kan leiden tot een bestuurlijke boete of vervolging door het Openbaar Ministerie op basis van overtreding van de Wet Economische Delicten.

 

Hoofdstuk 3 Bestraffend traject

 

Een bestraffende sanctie bestraft een overtreding die ‘in het verleden’ begaan is. Er is dus een overtreding geconstateerd en dat feit wordt bestraft. De vorm van een bestraffende sanctie onder de Wet kinderopvang is de bestuurlijke boete (artikel 1.72, eerste lid van de Wko).

In de Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang gemeente Hengelo is neergelegd op welke wijze het college invulling geeft aan zijn beleidsvrijheid. Het beleid houdt in dat het college kan besluiten in geval van een overtreding gebruik te maken van zijn bevoegdheid en een boete ter hoogte van het in het afwegingsoverzicht genoemde bedrag (met inachtneming van de bepalingen over de boete in deze Beleidsregels) oplegt. Uitzondering hierop is de voorziening voor gastouderopvang. Hiervoor geldt dat de hoogte van de boete zoals opgenomen in het afwegingsoverzicht wordt gehalveerd. De achterliggende gedachte hierbij is het bijzondere karakter van deze voorziening.

Als er sprake is van een overtreding zoals genoemd in het afwegingsoverzicht onder “overige overtredingen” dan kan het college eveneens een boete opleggen.

 

 

Artikelsgewijze toelichting

 

Artikel 1 Toepassing

Dit artikel behoeft geen toelichting

 

Artikel 2 Vormen van sanctioneren

In dit artikel worden de vormen van handhaving benoemd.

Een herstelsanctie is gericht op herstel van een overtreding en/of voorkoming van herhaling.

Een bestraffende sanctie (punitief) is gericht op bestraffen van een begane overtreding. In de Algemene wet bestuursrecht wordt ook wel gesproken over leedtoevoeging (zie art. 5:2 Awb).

 

Artikel 3 Kwaliteitseisen

De kwaliteitseisen waaraan bij of krachtens de Wko voldaan moet worden staan in de wet- en regelgeving. Een volledige opsomming is ook terug te vinden in de door de toezichthouder gebruikte modelrapporten.

 

Artikel 4 Herstelsancties

Voor een uitgebreide toelichting wordt verwezen naar de algemene toelichting op hoofdstuk 2 herstellend traject.

 

Artikel 5  

Indien een geregistreerde voorziening, te weten dagopvang, buitenschoolse opvang, gastouderbureau of voorziening voor gastouderopvang niet meer voldoet aan de definitie zoals omschreven in de Wko wordt de gegeven toestemming tot exploitatie door middel van een besluit ingetrokken en wordt de registratie uit het landelijk register kinderopvang verwijderd. Dit omdat uitsluitend kinderopvangvoorzieningen die aan de definitie voldoen worden geregistreerd en geëxploiteerd mogen worden. Er zal in dit geval geen herstellend handhavingstraject worden ingezet.

 

Artikel 6 Gebruik bevoegdheid opleggen bestuurlijke boete

Het opleggen van een bestuurlijke boete is een bevoegdheid van het college. Dit betekent dat het college een bestuurlijke boete op kan leggen, maar daartoe niet verplicht is. Indien het college overgaat tot het opleggen van een boete, is hetgeen in deze beleidsregels is bepaald onverkort van toepassing.

Een boete kan worden opgelegd in geval van een overtredingen bij of krachtens hoofdstuk 1, afdeling 3 van de Wet kinderopvang gestelde eisen, bij overige overtredingen en overtredingen genoemd in artikel 1.72, eerste lid van de Wko.

  • Ad 1. De overtredingen van de kwaliteitseisen zijn geprioriteerd. In deze gevallen maakt het college gebruik van zijn bevoegdheid een bestuurlijke boete op te leggen.

  • Ad 2. Deze overige overtredingen betreffen het niet melden van wijzigingen als bedoeld in de artikelen 1.47 van de Wko, de verplichtingen op grond van artikel 5:20 van de Algemene wet bestuursrecht, het exploiteren van een kinderopvangvoorziening in strijd met artikel 1.45 van de Wko; het niet naleven van een aanwijzing of bevel als bedoeld in de artikel 1.65 van de Wko en het niet nakomen, dan wel in strijd handelen met een verbod krachtens artikel 1.66 van laatstgenoemde wet.

    Als er sprake is van dergelijke “overige overtredingen” maakt het college eveneens gebruik van zijn bevoegdheid.

 

De cautie bij het opleggen van een boete

De cautie is gebaseerd op het recht van verdachten om te zwijgen en om zichzelf niet te incrimineren. Het doel ervan is om te voorkomen dat een verdachte ongewild meewerkt aan zijn eigen veroordeling.

De algemene wet bestuursrecht verwoordt het in artikel 5:10a als volgt: Degene die wordt verhoord met het oog op het aan hem opleggen van een bestraffende sanctie is niet verplicht ten behoeve daarvan verklaringen omtrent de overtreding af te leggen. Vóór het verhoor wordt aan de betrokkene meegedeeld dat hij niet verplicht is tot antwoorden.

Het geven van de cautie komt voor in het strafrecht en heeft als doel dat men zichzelf niet hoeft te incrimineren en dat het geven van de cautie behoort tot de elementaire kenmerken van een eerlijke procedure. Als een controlerende ambtenaar, bijvoorbeeld een inspecteur van de belastingdienst of een medewerker van de sociale dienst, vragen stelt, is de burger over het algemeen verplicht om te antwoorden. Als deze ambtenaar hierdoor die burger gaat verdenken, moet hij een cautie geven. Er is dan sprake van een sfeerovergang (van de controlesfeer naar de opsporingssfeer). De cautie is niet van toepassing voor de toezichthouder van de GGD, dit in verband met gescheiden rollen. Het geldt dus enkel voor de gemeente.

 

Artikel 7 Hoogte bestuurlijke boete

Eerste lid

In de Wko is het maximaal op te leggen boetebedrag aangegeven. Het college heeft derhalve beleidsvrijheid ten aanzien van de hoogte van het op te leggen boetebedrag.

Voor overtreding van de kwaliteitseisen geldt dat het college de hoogte van de boetebedragen heeft afgestemd op de prioritering van de overtreding. Een hoge prioritering betekent dat er ook in algemene zin sprake is van een ernstige overtreding, terwijl aan minder ernstige overtredingen een lagere prioritering (gemiddeld of laag) is toegekend.

Mede gelet op het in artikel 1.72 van de Wko neergelegde boetemaximum heeft dit geleid tot de volgende verdeling.

Prioritering

Boetebedrag

Hoog

€ 1.000,- tot € 8.000,-

Gemiddeld

€ 750,- tot € 3.000,-

Laag

Maximaal € 1500,-

 

Uitzonderingen hierop zijn:

  • In geval van overtreding van de artikelen 1.66 en 1.45 Wko is sprake van economische delicten, gesanctioneerd in de Wet op de Economische Delicten. In artikel 1 en 6 van deze wet is bepaald dat deze overtredingen beboet worden met een boete van de vierde categorie. De boetebedragen in onderhavig beleid komen hiermee overeen.

  • Overtreding van artikel 5:20 Algemene wet bestuursrecht is een strafbaar feit; strafbaar gesteld in artikel 184 van het Wetboek van Strafrecht: “Hij die opzettelijk niet voldoet aan een bevel of een vordering, krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast of door een ambtenaar belast met of bevoegd verklaard tot het opsporen of onderzoeken van strafbare feiten, alsmede hij die opzettelijk enige handeling, door een van die ambtenaren ondernomen ter uitvoering van enig wettelijk voorschrift, belet, belemmert of verijdelt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie.” Het boetebedrag voor deze overtreding, komt overeen met het in het Wetboek van Strafrecht genoemde bedrag voor overtredingen van de tweede categorie.

 

Tweede lid

Gezien het bijzondere karakter van de voorziening voor gastouderopvang is ervoor gekozen de hoogte van de op te leggen boete met de helft te verlagen. Dit geldt niet wanneer het een kwaliteitseis is die specifiek alleen aan de gastouder wordt gesteld. In dat geval is de boete al op deze situatie afgestemd.

Het voorgaande laat onverlet dat het college op grond van artikel 5:46 lid 2 Algemene wet bestuursrecht gehouden is de hoogte van de bestuurlijke boete af te stemmen op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten, waarbij het college zo nodig rekening houdt met de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd. Het college heeft door middel van de prioritering en de aansluiting op de betreffende strafrechtelijke overtredingen de ernst van de overtredingen geobjectiveerd.

 

Artikel 8 Recidive

Bij recidive treedt strafverzwaring op. Dit artikel bepaalt de hoogte van de strafverzwaring. In het geval de overtreder de afgelopen twee jaar al eerder is beboet voor eenzelfde overtreding verhoogt het college de boete met 50%.

Daarbij is irrelevant of de in het verleden gepleegde overtreding(en) al dan niet betrekking hadden op hetzelfde kindercentrum, gastouderbureau of gastouderopvang waarvoor de nieuwe boete wordt opgelegd. Bepalend is of de overtreder als houder al eerder een boete is opgelegd.

Iedere volgende overtreding binnen de periode van twee jaar wordt bestraft met een boete van 2 maal het in het afwegingsoverzicht opgenomen boetebedrag.

 

Artikel 9 Matiging

Dit artikel spreekt voor zich en behoeft geen toelichting.

 

Artikel 10 Samenloop

Dit artikel spreekt voor zich.

 

Artikel 11 Handhaving Voor- en Vroegschoolse Educatie

De gemeente Hengelo hecht veel waarde aan een goede uitvoering van de Voor- en Vroegschoolse Educatie (VVE). VVE is een belangrijk instrument om te voorkomen dat kinderen met een achterstand aan het basisonderwijs beginnen. De kwaliteit van de VVE is daarbij van doorslaggevend belang. Daarom zijn in de nadere regels voor VVE-plaatsingen extra kwaliteitsregels geformuleerd in de subsidiebeschikkingen, aanvullend op de voorschriften gesteld bij of krachtens de Wko. Als een subsidieontvanger deze verplichtingen niet nakomt, kan dit gevolgen hebben voor de subsidie.

 

Artikel 12 Citeertitel

Dit artikel behoeft geen toelichting.

 

Artikel 13 Inwerkingtreding en intrekking

Dit artikel behoeft geen toelichting.

 

Artikel 14 Overgangsbepaling

Dit artikel regelt welk handhavingsregime van toepassing is als wordt besloten een boete of een hersteltermijn op te leggen. Bij het bepalen welk handhavingsregime moet worden toegepast, is het moment van geconstateerd verzuim leidend.

Bij veranderende regelgeving mag namelijk een houder niet in een ongunstigere positie worden gebracht. Als blijkt dat op het moment van de overtreding een ander, en gunstiger regime van toepassing was dan zal handhaving moeten plaatsvinden onder toepassing van dat gunstigere beleid.

De reden hiervan is dat een houder er op moet vertrouwen dat de overheid het juiste besluit neemt onder toepassing van de juiste, geldende regels. Hij moet precies weten waar hij aan toe is. Dit wordt het rechtszekerheidsbeginsel genoemd.

Voor het bepalen van de herstellende en/of bestraffende sanctie houdt dit het volgende in. Als een overtreding is geconstateerd voordat deze beleidsregel in werking is getreden en het besluit tot handhaving wordt genomen nadat deze beleidsregel in werking is getreden, wordt de sanctie bepaald door het Handhavingsbeleid dat van toepassing was op het moment van de geconstateerde overtreding, tenzij het nieuwe Handhavingsbeleid voor de houder gunstiger is.

 

Voor het bepalen van de hersteltermijn en de hoogte van de boete houdt dit in dat gekeken moet worden welke vigerende wetgeving toegepast moet worden.