Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Bodegraven-Reeuwijk

Verordening van de gemeenteraad van Bodegraven-Reeuwijk, houdende regels voor de aanleg, het houden, het onderhoud, het gebruik en het verwijderen van leidingen in de openbare ruimten in de gemeente Bodegraven-Reeuwijk met uitzondering van elektronische communicatie netwerken (Leidingenverordening Bodegraven-Reeuwijk 2018)

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieBodegraven-Reeuwijk
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening van de gemeenteraad van Bodegraven-Reeuwijk, houdende regels voor de aanleg, het houden, het onderhoud, het gebruik en het verwijderen van leidingen in de openbare ruimten in de gemeente Bodegraven-Reeuwijk met uitzondering van elektronische communicatie netwerken (Leidingenverordening Bodegraven-Reeuwijk 2018)
CiteertitelLeidingenverordening Bodegraven-Reeuwijk 2018
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerpkabels en leidingen
Externe bijlagenHandboek Kabels en Leidingen 2018 Verlegregeling Bodegraven-Reeuwijk 2018

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 149 van de Gemeentewet
  2. artikel 154 van de Gemeentewet
  3. artikel 156 van de Gemeentewet

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Handboek Kabels en Leidingen 2018

Verlegregeling Bodegraven-Reeuwijk 2018

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

17-05-2018Nieuwe regeling

25-04-2018

gmb-2018-102335

Z-18-61849

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening van de gemeenteraad van Bodegraven-Reeuwijk, houdende regels voor de aanleg, het houden, het onderhoud, het gebruik en het verwijderen van leidingen in de openbare ruimten in de gemeente Bodegraven-Reeuwijk met uitzondering van elektronische communicatie netwerken (Leidingenverordening Bodegraven-Reeuwijk 2018)

 

De raad van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk;

 

gelezen het voorstel van het college van 20 maart 2018, nummer Z/18/061849/DOC 18053932;

 

gelet op de artikelen 149, 154, en 156 van de Gemeentewet;

 

overwegende dat:

 

  • -

    een ondergrondse infrastructuur van kabels en leidingen van onmisbaar belang is;

  • -

    met deze kabels en leidingen ook andere belangen zijn gemoeid, zoals milieu, veiligheid en (ondergrondse) ordening;

  • -

    de gemeente de regie over haar ondergrond wil verbeteren;

  • -

    de gemeente een goede basis wil leggen op grond waarvan duidelijke afspraken kunnen worden gemaakt met o.a. leidingeneigenaren over het aanleggen, hebben, houden, onderhouden en verwijderen van kabels en leidingen in de gemeentelijke ondergrond;

  • -

    daarom een specifiek op deze kabels en leidingen gerichte verordening noodzakelijk is;

  • -

    de verordening is voor de aanleg, het houden, het onderhoud, het gebruik en het verwijderen van leidingen in de openbare ruimten in de gemeente Bodegraven-Reeuwijk;

 

besluit:

 

vast te stellen de

 

Leidingenverordening Bodegraven-Reeuwijk 2018

 

Hoofdstuk I ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    college: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk;

  • b.

    leiding: een buis bestemd voor het transport van vaste stoffen, vloeistoffen en gassen, of een kabel, gelegen in, op of boven de grond, met uitzondering van bovengrondse hoogspanningskabels, of in kunstwerken, met alle daarbij behorende voorzieningen, zoals mantelbuizen, kabelgoten, afsluiters, brandkranen, kasten, etc.;

  • c.

    openbare ruimte: alle voor het publiek openbare, al dan niet met enige beperking, toegankelijke plaatsen binnen de gemeente Bodegraven-Reeuwijk;

  • d.

    kunstwerken: voor de geleiding van een leiding aangebrachte infrastructuur, waaronder in ieder geval wordt verstaan leidingentunnels en leidingenviaducten, en in infrastructuur aanwezige voorzieningen ten behoeve van de geleiding van leidingen;

  • e.

    leidingexploitant: degene onder wiens verantwoordelijkheid een leiding wordt aangelegd, verplaatst, beheerd of geëxploiteerd, waaronder tevens wordt begrepen degene die een vergunning voor het aanleggen van een leiding heeft aangevraagd;

  • f.

    ondergrondse obstakels: bodemverontreiniging, materialen, objecten en stoffen die nadelige beïnvloeding van de staat van de aan te leggen of gelegde leiding tot gevolg hebben of kunnen hebben;

  • g.

    Handboek: Handboek Kabels en Leidingen 2018’, door het college vastgestelde of nader vast te stellen regels met betrekking tot ontwerp, aanleg, exploitatie, onderhoud en verwijdering van kabels en leidingen;

  • h.

    Verlegregeling: door het college vastgestelde of nader vast te stellen regels met betrekking tot compensatie van eventuele schade als gevolg van het intrekken of wijzigen van een vergunning.

Artikel 2
  • 1.

    Deze verordening is van toepassing op de aanleg, het houden, het onderhoud, de exploitatie en het verwijderen en verplaatsen van leidingen in de openbare ruimte en in of op kunstwerken.

  • 2.

    Deze verordening is niet van toepassing op kabels, bedoeld in de Telecommunicatiewet en op leidingen die onderdeel zijn van een inrichting als bedoeld in de Wet milieubeheer of deel uitmaken van drukapparatuur als bedoeld in het Warenwetbesluit drukapparatuur.

Artikel 3

Het college kan ter uitvoering van deze verordening een Handboek Kabels en Leidingen 2018 vaststellen waarin onder meer bepalingen worden opgenomen met betrekking tot de veiligheid, het ontwerp, het beheer, de aanleg, het onderhoud, de exploitatie en het verwijderen van leidingen.

Hoofdstuk II DE VERGUNNING

Artikel 4
  • 1.

    Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning leidingen in, op of boven de openbare ruimte en in of op kunstwerken:

    • a.

      aan te leggen of te houden;

    • b.

      te onderhouden of te exploiteren, of;

    • c.

      behoudens het bepaalde in artikel 18, te verwijderen.

  • 2.

    Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning bestaande leidingen:

    • a.

      te wijzigen;

    • b.

      te verplaatsen;

    • c.

      een andere functie te geven dan die in de vergunning is omschreven.

Artikel 5
  • 1.

    Een vergunning wordt door het college op aanvraag aan de leidingexploitant verleend, nadat is gebleken dat wordt voldaan aan het bepaalde bij of krachtens deze verordening.

  • 2.

    Het college stelt vast welke gegevens en documenten voor de beoordeling van de aanvraag benodigd zijn.

  • 3.

    De aanvraag voor een vergunning wordt ingediend bij het college door middel van een daartoe vastgesteld formulier.

  • 4.

    In geval van reparaties en het maken van huisaansluitingen met een maximale lengte van 10 meter in de openbare ruimte, geldt een ten opzichte van de vorige leden verkorte procedure. Het college verleent voor de beoogde werkzaamheden vergunning indien ten minste vijf werkdagen voorafgaande aan de werkzaamheden door de leidingexploitant melding is gedaan door middel van een door het college vastgesteld formulier. Aan de toestemming kunnen door het college voorwaarden worden gesteld. Artikel 8, tweede lid, is hierbij van overeenkomstige toepassing.

  • 5.

    Het vierde lid is niet van toepassing op hoogspanningskabels zijnde kabels van meer dan 380 kVolt en leidingen ten behoeve van stadsverwarming en/of koude-warmteopslag.

  • 6.

    Bij storingen, waarvoor uitstel van de reparatie niet mogelijk is of wanneer de storing buiten de normale werktijden plaatsvindt, geschiedt de melding, bedoeld in het vierde lid, bij het college bij aanvang van de werkzaamheden met voornoemd formulier, dan wel zo spoedig mogelijk na de reparatie.

Artikel 6
  • 1.

    Een voor een leiding verleende vergunning geldt voor deze leiding. De leidingexploitant draagt ervoor zorg dat de aan de vergunning verbonden voorschriften worden nageleefd.

  • 2.

    Indien de leiding ten aanzien waarvan een vergunning is verleend wordt overgedragen of de leidingexploitant in een andere rechtsvorm wordt omgezet, melden de oude en de nieuwe leidingexploitant respectievelijk meldt de nieuwe rechtspersoon dit onverwijld schriftelijk aan het college.

  • 3.

    In afwijking van het eerste en tweede lid kan het college in de vergunning bepalen dat de vergunning slechts geldt voor de leidingexploitant.

  • 4.

    Een krachtens deze verordening verleende vergunning geldt, voor zover van toepassing, tevens als een vergunning op grond van artikelen 2.4 en 2.5 van onze Algemene plaatselijke verordening.

Artikel 7
  • 1.

    Het college beslist binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag.

  • 2.

    De termijn, bedoeld in het eerste lid, kan met acht weken worden verlengd.

  • 3.

    Het college houdt een beslissing op de aanvraag voor een leidingvergunning aan, indien er geen grond is om de vergunning te weigeren en voor de aanleg, verplaatsing of verwijdering van de leiding tevens een bouwvergunning of een vergunning op grond van de Algemene plaatselijke verordening is vereist, tenzij

    • a.

      de betreffende vergunning is afgegeven en zes weken zijn verstreken waarbinnen geen bezwaar is aangetekend dan wel

    • b.

      een verzoek om een voorlopige voorziening is ingediend en op dat verzoek is beslist.

  • 4.

    De vergunning wordt in ieder geval niet verleend indien niet wordt voldaan aan het bepaalde bij of krachtens deze verordening.

Artikel 8
  • 1.

    Het college kan aan de vergunning voorschriften, beperkingen en een tijdsduur verbinden.

  • 2.

    De voorschriften en beperkingen, bedoeld in het eerste lid, kunnen betrekking hebben op:

    • a.

      de bescherming van de openbare orde;

    • b.

      de bescherming van de bodem;

    • c.

      de bescherming van de volksgezondheid;

    • d.

      de voorkoming van gevaar, schade of hinder;

    • e.

      de verkeersveiligheid en goede doorstroming van het verkeer;

    • f.

      het verschaffen van nadere informatie;

    • g.

      de bescherming en ongestoorde exploitatie van naburige leidingen;

    • h.

      de afstemming met andere werken;

    • i.

      de verzekering van de toestand waarin het tracé na voltooiing van het werk moet worden opgeleverd;

    • j.

      het behoud van de integriteit van de leiding;

    • k.

      de bepaling van het tijdstip waarop de feitelijke werkzaamheden aan de leiding mogen of moeten beginnen en binnen welke periode de werkzaamheden dienen te zijn afgerond;

    • l.

      de vaststelling van het met het oog op het verrichten van de feitelijke werkzaamheden in te dienen werkplan en de termijn waarbinnen het plan moet zijn ingediend;

    • m.

      het tijdschema voor de aanleg, wijziging of verwijdering van de leiding;

    • n.

      de voorwaarden waaronder afwijking van het werkplan of het tijdschema is toegestaan;

    • o.

      de bepaling van onderhoudsverplichtingen;

    • p.

      het tracé waar de leiding moet worden gelegd en gehouden.

  • 3.

    Het college kan met het oog op de belangen bedoeld in het tweede lid een verleende vergunning wijzigen. Het college kan nadere regels stellen omtrent het tijdstip, de plaats en de wijze van uitvoering bij aanleg, onderhoud, verplaatsing en verwijdering van leidingen en medegebruik van voorzieningen, alsook over de afmeting van kasten, handholes en andere toebehoren, behorende bij een leidingennetwerk.

  • 4.

    Indien binnen vijf jaar na groot onderhoud aan of herinrichting van de openbare gronden de leidingexploitant werkzaamheden moet uitvoeren, kan het college bijzondere voorwaarden stellen aan de wijze van herstel. De hiermee gepaard gaande kosten zijn voor rekening van de leidingexploitant.

  • 5.

    Aan het herstel van bijzondere bestrating of inrichting van de openbare ruimte kan het college nadere voorwaarden stellen.

Artikel 9

Het college kan de vergunning onverminderd het bepaalde in artikel 8, derde lid, wijzigen of intrekken, indien:

  • a.

    de leidingexploitant niet binnen zes maanden na het onherroepelijk worden van de vergunning, behoudens eventuele andere afspraken op grond van artikel 8 lid 2 onder k, de werkzaamheden als omschreven in de vergunning is begonnen;

  • b.

    de leidingexploitant géén actie onderneemt binnen de in de aanzegging gestelde termijn, als bedoeld in artikel 15 lid 3 van deze verordening.

  • c.

    de leidingexploitant de exploitatie en het beheer en onderhoud van de leiding gedurende een aaneengesloten periode van ten minste zes maanden staakt dan wel de leiding anderszins gedurende een periode van ten minste zes maanden niet in gebruik is en niet is onderhouden;

  • d.

    blijkt dat de vergunning op basis van onjuiste of onvolledige gegevens is verleend;

  • e.

    de leidingexploitant het bepaalde bij of krachtens deze verordening of de vergunningvoorschriften niet naleeft;

  • f.

    na het verlenen van de vergunning naar het oordeel van het college gegronde aanleiding bestaat te veronderstellen dat het van kracht blijven van de vergunning onaanvaardbare schadelijke gevolgen heeft voor mens, natuur of milieu en hieraan door het stellen van nadere voorschriften en beperkingen aan de verleende vergunning niet kan worden tegemoetgekomen;

  • g.

    dit noodzakelijk is vanwege de uitvoering van werken.

Artikel 10
  • 1.

    Het college trekt de vergunning in indien de leidingexploitant schriftelijk verklaart van de vergunning geen gebruik meer te willen maken.

  • 2.

    Degene die een schriftelijke verklaring als bedoeld in het eerste lid afgeeft, wordt gedurende de tijd dat de leiding na opzegging in de openbare ruimte aanwezig is, beschouwd als leidingexploitant, tenzij de leiding is overgedragen of wordt geëxploiteerd of beheerd door een andere persoon, in welk geval laatstgenoemde persoon als leidingexploitant wordt beschouwd.

  • 3.

    In afwijking van het tweede lid wordt in geval van een persoonsgebonden vergunning als bedoeld in artikel 6, derde lid, de vergunninghouder als leidingexploitant beschouwd tot het moment dat hij schriftelijk aan het college verklaart van de vergunning geen gebruik meer te willen maken, de exploitatie van de leiding staakt en de leiding verwijdert of de leiding waar de vergunning betrekking op heeft in eigendom overdraagt en hij daarvan schriftelijk melding heeft gedaan bij het college, met dien verstande dat hij het bewijs van de overdracht kan leveren.

Hoofdstuk III DE AANLEG

Artikel 11
  • 1.

    Het college kan de leidingexploitant verplichten binnen een door het college vast te stellen termijn na verlening van de vergunning en voor de beoogde aanvang van de feitelijke werkzaamheden voor de aanleg, wijziging of verwijdering van de leiding bij het college documenten in te dienen.

  • 2.

    De leidingexploitant voltooit de werkzaamheden met betrekking tot de aanleg, wijziging of verwijdering binnen zes maanden na aanvang van de werkzaamheden, tenzij in de vergunning anders is bepaald.

Artikel 12
  • 1.

    De leidingexploitant stelt het college in de gelegenheid op werkdagen de gelegde leiding in te meten.

  • 2.

    De leidingexploitant draagt ervoor zorg dat het leidingtracé na afloop van het werk in de oorspronkelijke, dan wel in de vergunning omschreven staat wordt opgeleverd.

  • 3.

    Indien door de leidingexploitant werkzaamheden aan leidingen in de openbare ruimte worden uitgevoerd, brengt het college de kosten voor nader herstel, beheer, onderhoud en degeneratie van die openbare ruimte die het rechtstreekse gevolg zijn van de uitgevoerde werkzaamheden bij de leidingexploitant in rekening.

Artikel 13
  • 1.

    Indien tijdens de uitvoering van de werkzaamheden ondergrondse obstakels worden aangetroffen, meldt de leidingexploitant dit onverwijld aan het college.

  • 2.

    Het college kan bij gebleken ondergrondse obstakels in of nabij het tracé van de leiding aan de leidingexploitant maatregelen opdragen ter bescherming van de belangen waartoe deze verordening strekt en opschorting van de werkzaamheden gelasten. De kosten van de te nemen maatregelen komen ten laste van de leidingexploitant.

  • 3.

    De in het tweede lid bedoelde opschorting wordt pas gelast, indien:

    • a.

      is gebleken dat geen uitvoering is gegeven aan de door het college aan de leidingexploitant opgedragen maatregelen, of;

    • b.

      naar het oordeel van het college maatregelen als bedoeld onder a. niet mogelijk zijn.

Artikel 14

Het college kan de leidingexploitant verplichten na de voltooiing van het werk tekeningen, waaruit de feitelijke situatie na de uitvoering van de werkzaamheden blijkt, kosteloos aan het college ter beschikking te stellen.

Hoofdstuk IV HET BEHEER VAN LEIDINGEN

Artikel 15
  • 1.

    De leidingexploitant is verplicht zorg te dragen voor een goede staat van onderhoud van de leiding.

  • 2.

    Het college kan, indien daartoe aanleiding bestaat, de leidingexploitant verplichten periodiek aan het college een door een onafhankelijk en deskundig bureau opgesteld rapport te verstrekken, waarin wordt aangetoond dat de leiding voldoet aan de beperkingen en voorschriften waaronder de vergunning is verleend.

  • 3.

    Indien naar het oordeel van het college een leiding onvoldoende is onderhouden, zendt het college een aanzegging naar de leidingexploitant. De leidingexploitant meldt binnen de in de aanzegging bepaalde termijn op welke wijze en binnen welke termijn onderhoudswerkzaamheden zullen worden verricht.

  • 4.

    Indien voor het verrichten van onderhoud en beheer aan de leiding graafwerkzaam-heden in de openbare ruimte worden verricht zijn de artikelen 11 tot en met 14 van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk V NADEELCOMPENSATIE

Artikel 16
  • 1.

    Indien blijkt dat een leidingexploitant als gevolg van een besluit van het college, inhoudende een intrekking of wijziging van een vergunning op grond van artikel 9 aanhef en onder g, schade lijdt of zal lijden die redelijkerwijs niet of niet geheel tot diens normale bedrijfsrisico kan worden gerekend en waarvan een vergoeding niet of niet voldoende is verzekerd, kent het college op verzoek aan hem een vergoeding toe.

  • 2.

    Een verzoek zoals bedoeld in het vorige lid van dit artikel, wordt behandeld overeenkomstig de Verlegregeling Bodegraven-Reeuwijk 2018.

Hoofdstuk VI VERONTREINIGING, GEVAAR EN HINDER

Artikel 17
  • 1.

    De leidingexploitant is verplicht verontreiniging, gevaar of hinder, dan wel storingen waarbij verontreiniging, gevaar of hinder kunnen optreden, onmiddellijk te melden en alle maatregelen te treffen teneinde verdere verontreiniging, schade of hinder te voorkomen.

  • 2.

    Het college kan de leidingexploitant opdragen een milieutechnisch onderzoek dan wel een onderzoek naar mogelijk gevaar of hinder uit te voeren, indien een redelijk vermoeden bestaat van verontreiniging, gevaar of hinder, ontstaan door de exploitatie van de leiding.

  • 3.

    Het college kan bij gebleken of ernstige dreiging van verontreiniging, gevaar of hinder in of nabij het tracé van de leiding opschorting gelasten van de exploitatie van de betreffende leiding en, indien sprake is van een vergrote kans op verontreiniging, gevaar of hinder door belendende leidingen, de exploitatie van laatstgenoemde leidingen.

Hoofdstuk VII VERWIJDEREN VAN LEIDINGEN

Artikel 18
  • 1.

    De leidingexploitant is verplicht na het verlopen, opzeggen of geheel of gedeeltelijke intrekken van de vergunning de leiding binnen een door het college te bepalen termijn te verwijderen.

  • 2.

    De artikelen 4, 11, 12, 13 en 14 zijn van overeenkomstige toepassing op de verwijderingen, bedoeld in het eerste lid van dit artikel.

Hoofdstuk VIII TOEZICHT OP DE NALEVING

Artikel 19

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de bij besluit van het college aan te wijzen personen.

Hoofdstuk IX OVERIGE BEPALINGEN

Artikel 20
  • 1.

    Voor leidingen die aantoonbaar op de datum van inwerkingtreding van deze verordening aanwezig en in gebruik zijn geldt de schriftelijke toestemming dan wel vergunning op grond waarvan zij destijds zijn gelegd als een vergunning krachtens deze verordening.

  • 2.

    Indien het college van oordeel is dat een schriftelijke toestemming dan wel reeds verleende vergunning als bedoeld in het eerste lid niet voldoet aan de voorschriften bij of krachtens deze verordening kan het college de leidingexploitant een termijn stellen waarbinnen de leidingexploitant het college nadere informatie over de leiding dient te verschaffen of een aanvraag voor een vergunning moet indienen, bij gebreke waarvan de schriftelijke toestemming bij een door het college te bepalen tijdstip komt te vervallen.

Artikel 21

Overtreding van de artikelen 4, 6, tweede lid, 11, tweede lid, 13, eerste lid, 15, eerste lid en derde lid, tweede volzin en 17, eerste lid, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of een geldboete van de tweede categorie.

Artikel 22

Met inachtneming van het bepaalde in artikel 228 van de Gemeentewet is het hebben van een leiding onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond belastingplichtig op grond van een door de raad vastgestelde verordening precariobelasting.

Artikel 23

Deze verordening treedt in werking op de dag na bekendmaking.

Artikel 24

Deze verordening wordt aangehaald als: Leidingenverordening Bodegraven-Reeuwijk 2018.

 

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk, gehouden op 25 april 2018.

 

De griffier,

drs. J.H.Rijs

De voorzitter,

mr. C. van der Kamp