Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Servicepunt71

Besluit van het algemeen bestuur en de voorzitter van de gemeenschappelijke regeling Servicepunt71 houdende regels omtrent afschrijvingsbeleid Nota afschrijvingsbeleid Servicepunt71

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieServicepunt71
OrganisatietypeRegionaal samenwerkingsorgaan
Officiële naam regelingBesluit van het algemeen bestuur en de voorzitter van de gemeenschappelijke regeling Servicepunt71 houdende regels omtrent afschrijvingsbeleid Nota afschrijvingsbeleid Servicepunt71
CiteertitelNota afschrijvingsbeleid Servicepunt71
Vastgesteld dooralgemeen bestuur
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling bevat de vroegst mogelijke datum van inwerkingtreding.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

16-05-2018nieuwe regeling

27-06-2011

bgr-2018-748

Tekst van de regeling

Intitulé

Besluit van het algemeen bestuur en de voorzitter van de gemeenschappelijke regeling Servicepunt71 houdende regels omtrent afschrijvingsbeleid Nota afschrijvingsbeleid Servicepunt71

Het Algemeen Bestuur en de voorzitter van Servicepunt71,

 

 

B E S L U I T E N

 

vast te stellen het navolgende:

 

de Nota afschrijvingsbeleid Servicepunt71, als uitwerking van artikel 10 van de Verordening op de uitgangspunten voor het financieel beleid, alsmede voor het financieel beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie van het Openbaar Lichaam Servicepunt71

1 Inleiding

 

De Financiële verordening (artikel 212 van de Gemeentewet) en het Besluit Begroting en Verantwoording (BBV) bevatten voorschriften voor waardering en afschrijving van activa. De Nota Afschrijvingsbeleid biedt een instrument dat zorgdraagt voor het eenduidig behandelen van investeringen op het gebied van waardering en afschrijving.

 

Het afschrijvingsbeleid heeft een grote invloed op de jaarlijkse exploitatie en de vermogenspositie van de GR Servicepunt71. Onjuiste afschrijvingstermijnen en -methoden kunnen grote – ook politieke – risico’s met zich meebrengen.

 

Het belang van de Nota Afschrijvingsbeleid is gelegen in het feit om zowel voor bestuur als de uitvoerende organisatie een transparant en adequaat activabeleid op basis van objectieve grondslagen vast te stellen. Een transparant en adequaat activabeleid vormt één van de pijlers voor het bepalen van de financiële positie en het financiële vermogen van de GR Servicepunt71. Daarmee dient een transparant activabeleid niet alleen een boekhoudkundig, maar ook een bestuurlijk belang. De nota bakent de formele kaders af waarbinnen het bestuur en de uitvoerende organisatie dienen om te gaan met investeringen en afschrijvingen en vervult een ondersteunende rol bij de jaarrekening, de kadernota en de begroting.

2 Definities en wettelijk kader

 

Voor het realiseren van de vastgestelde beleidsdoelen zijn vaak investeringen nodig. Van een investering is sprake als het gaat om een meestal qua omvang wat grotere uitgave waarvan het nut zich over meerdere jaren uitstrekt.

2.1 Definities

Investeren

Kosten van het aanschaffen of vervaardigen van een duurzaam middel dat een gebruiksnut heeft van meerdere begrotingsjaren. Kosten kunnen bestaan uit alle uitgaven die bijdragen aan de aanschaf of vervaardiging zoals ingekochte goederen en/of diensten, of uren.

 

Activeren

Het opnemen van investeringen op de activazijde van de balans.

 

Activeringswaarde

De aanschafwaarde verminderd met de restwaarde.

 

Boekwaarde

De som van de aanschafwaarde minus het reeds afgeschreven bedrag.

 

Afschrijven

Afschrijven is het boekhoudkundig laten zien dat de waarde van een bedrijfsmiddel in de loop van de tijd afneemt. De waarde-afname wordt veroorzaakt door technische slijtage en/of economische veroudering. Het af te schrijven bedrag hangt af van de gebruiksduur van de investering. De gebruiksduur bepaalt de afschrijvingstermijn en dus ook de hoogte van de afschrijvingslasten.

 

Afschrijftermijn

De afschrijftermijn is de periode, uitgedrukt in begrotingsjaren, waarin de investering nuttig kan worden gebruikt.

 

Restwaarde

De vermoedelijke opbrengst bij verkoop van een actief na afloop van de gebruiksperiode.

 

Kapitaallasten

Kapitaallasten zijn de jaarlijks terugkerende lasten die samenhangen met investeringen. De kapitaallasten bestaan uit de som van de jaarlijkse afschrijvings- en rentelasten.

 

De omvang van de kapitaallasten wordt bepaald door:

  • De hoogte van de investering

  • De afschrijvingstermijn

  • De (eventuele) restwaarde van investering

  • De toe te rekenen rentekosten

 

2.2 Wettelijk kader

De huidige verslaggevingsvoorschriften worden met ingang van het dienstjaar 2004 aangegeven door het Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten (BBV).

 

De artikelen 31 tot en met 36 van het BBV gaan nader in op de activa. Als gevolg van het doen van investeringen ontstaan bezittingen, ofwel de zogenoemde vaste activa. Vaste activa worden naar hun aard onderscheiden in drie soorten:

  • Immateriële vaste activa

  • Materiële vaste activa (onderscheidt economisch en maatschappelijk nut)

  • Financiële vaste activa

 

Immateriële vaste activa

Onder de immateriële vaste activa vallen:

  • de kosten van het sluiten van geldleningen en disagio (het negatieve verschil tussen de aankoopkoers van een aandeel of obligatie en de nominale waarde)

  • de kosten van onderzoek en ontwikkeling voor een bepaald actief

 

Het activeren van kosten van onderzoek en ontwikkeling als immaterieel actief is alleen toegestaan als voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • De GR Servicepunt71 heeft de intentie het actief te gebruiken of te verkopen;

  • De technische uitvoerbaarheid om het actief te voltooien staat vast;

  • Het actief zal in de toekomst economisch of maatschappelijk nut genereren;

  • De uitgaven die aan het actief zijn toe te rekenen kunnen betrouwbaar worden vastgesteld.

 

De maximale afschrijvingstermijn van immateriële activa is 5 jaar, de kosten voor het afsluiten van geldleningen worden echter direct ten laste van de exploitatie gebracht.

 

Materiële vaste activa

De materiële activa dienen onderverdeeld te worden in investeringen met een economisch nut en investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut.

 

Investeringen met een economisch nut zijn alle investeringen die verhandelbaar zijn en/of bijdragen aan de mogelijkheid middelen te verwerven (a.g.v. deze investeringen kan de GR Servicepunt71 prijzen en tarieven vragen, waardoor deze rendabel zijn of verkocht kunnen worden).

 

Alle investeringen die niet aangemerkt worden als investeringen met economisch nut zijn investeringen met maatschappelijk nut (genereren geen middelen, maar vervullen wel duidelijk een publieke taak).

 

Alle investeringen met economisch nut moeten worden geactiveerd, versneld afschrijven is bij dit soort investeringen niet toegestaan. Een uitzondering is gemaakt voor kunstvoorwerpen met een cultuurhistorische waarde voor zover ze niet bedoeld zijn voor de verkoop, deze worden niet geactiveerd.

3

 

Bij investeringen met maatschappelijk nut verdient het de voorkeur deze niet te activeren, activering is echter wél toegestaan.

 

Financiële vaste activa

Onder de financiële vaste activa worden afzonderlijk opgenomen:

  • a.

    kapitaalverstrekkingen aan deelnemingen, gemeenschappelijke regelingen en overige verbonden partijen;

  • b.

    leningen aan woningbouwcorporaties, deelnemingen en overige verbonden partijen;

  • c.

    overige langlopende leningen;

  • d.

    overige uitzettingen met een rentetypische looptijd van één jaar of langer;

  • e.

    bijdragen aan activa in eigendom van derden.

 

De onder a t/m d genoemde financiële vaste activa moeten worden geactiveerd.

 

De bijdragen aan activa in eigendom van derden worden in de BBV aangemerkt als financiële vaste activa. Indien men bijdragen aan derden wil activeren dan moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • Er is sprake van een investering door een derde;

  • Deze investering draagt bij aan de publieke taak van de GR Servicepunt71;

  • De derde heeft zich verplicht tot het daadwerkelijk investeren, op een wijze zoals beoogt door de GR Servicepunt71;

  • De GR Servicepunt71 kan de bijdrage terugvorderen indien de derde in gebreken blijft of anders recht kan doen gelden op de activa die samenhangen met de investering.

 

De bijdrage aan derden worden afgeschreven met dezelfde termijnen als ware het actief - waarvoor de bijdrage wordt verstrekt - in het bezit van de GR Servicepunt71 zou zijn.

 

Ongedekte tekorten

Volgens het BBV mogen ongedekte tekorten niet geactiveerd worden, maar dienen zij direct ten laste van reserves te worden gebracht.

3. Activabeleid

3.1 Grondslagen

3.1.1 Activeren

Grensbedrag te activeren investering

Om vele administratieve handelingen te voorkomen en de inzichtelijkheid van de investeringsstaat te vergroten is een ondergrens voor te activeren investeringen vastgelegd. Investeringen tot een bedrag van € 5.000 (op zichzelf staande activa) worden niet geactiveerd, maar rechtstreeks op het programma geraamd (uitgezonderd gronden en terreinen).

 

Kosten van onderhoud

Kosten van klein- en groot onderhoud (indien niet levensduurverlengend) mogen niet worden geactiveerd, maar dienen in het jaar van uitvoering ten laste van de exploitatie te worden gebracht.

 

Software

Software is naar mening van de commissie BBV een actief met meerjarig economisch gebruiksnut, zodat het onwenselijk is om software niet te activeren, voorgaande betekent dat:

  • Software altijd geactiveerd moet worden als materieel vast actief met economisch nut;

  • Implementatiekosten van nieuwe hard- en/of software kunnen worden geactiveerd, ze vallen onder de bijkomende kosten die als onderdeel van de verkrijgingsprijs worden gezien (de implementatie is noodzakelijk om het actief in gebruik te kunnen nemen);

  • Opleidingskosten voor ambtenaren om met de software te kunnen werken mogen niet geactiveerd worden;

  • Gebruikersrechten – zoals licenties – die voor meerdere jaren in rekening worden gebracht dienen altijd geactiveerd te worden.

 

Waarderingsgrondslagen

In art.63 BBV is de hoofdregel opgenomen dat vaste activa worden gewaardeerd tegen verkrijgings- of vervaardigingsprijs. De verkrijgingsprijs omvat de aanschaffingskosten van de gebruikte grond- en hulpstoffen en de overige kosten, welke rechtstreeks aan de vervaardiging kunnen worden toegerekend. In de vervaardigingsprijs kan voorts worden opgenomen een redelijk deel van de indirecte kosten (bv. urentoerekening).

 

Indien de marktwaarde van de activa lager is dan de verkrijgings- of vervaardigingsprijs dient er afgewaardeerd te worden (Art 63, lid 2).

 

Immateriële vaste activa

Deze activa zijn gewaardeerd tegen de historische kostprijs verminderd met de vastgestelde afschrijvingen.

 

Materiële vaste activa

Deze activa zijn gewaardeerd tegen de verkrijgingsprijs verminderd met de vastgestelde afschrijvingen en ontvangen bijdragen.

 

Financiële vaste activa

  • kapitaalverstrekkingen en leningen worden gewaardeerd tegen de nominale waarde onder aftrek van eventuele aflossingen;

  • deelnemingen worden in afwijking hiervan gewaardeerd tegen marktwaarde indien deze lager is dan de verkrijgingsprijs;

  • bijdragen in activa in eigendom van derden worden gewaardeerd tegen het bedrag van de verstrekte bijdrage verminderd met de afschrijvingen.

 

Vorderingen

De vorderingen zijn gewaardeerd tegen de nominale waarde. Voorzieningen wegens oninbaarheid worden met de nominale waarde van de vorderingen verrekend en worden op de balans op de debetzijde verantwoord (hoogte van de voorziening wordt in mindering gebracht op de post vorderingen).

Vaste en vlottende schulden

Langlopende schulden en kortlopende schulden zijn gewaardeerd tegen de nominale waarde.

 

Bruto- en netto activeren

De netto methode houdt in dat de ontvangen bijdragen van derden en/of daarvoor ingestelde bestemmingsreserves in één keer in mindering komen op de kostprijs. Bij de bruto methode vallen deze in delen vrij gedurende de gehele afschrijvingstermijn, ter compensatie van de hogere bedragen voor rente en afschrijving.

 

De netto methode mag volgens het BBV alleen nog worden toegepast bij investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut. Voor alle overige investeringen geldt dat bestemmingsreserves niet in mindering mogen komen op het investeringsbedrag, maar vrijvallen gedurende de afschrijvingstermijn.

 

Inruilwaarden

Verkregen inruilwaarden moeten in eerst instantie aangewend worden voor het afboeken van de eventuele restant-boekwaarde. Bij geen restant-boekwaarde is het niet toegestaan om de inruilwaarde in mindering te brengen op de nieuwe investering, maar dient als bate in de jaarrekening te worden verantwoord.

3.1.2 Afschrijven

De hoogte van de jaarlijkse afschrijving wordt bepaald door de volgende factoren:

  • de aanschafprijs;

  • de afschrijvingstermijn;

  • de verwachte restwaarde;

  • de afschrijvingsmethode.

 

Resultaatafhankelijke afschrijvingen

Resultaatafhankelijk afschrijven (d.w.z. minder afschrijven bij een negatief resultaat en extra afschrijven bij een positief resultaat) is niet toegestaan. Op vaste activa wordt jaarlijks afgeschreven volgens een stelsel dat is afgestemd op de verwachte toekomstige gebruiksduur. Voor het resultaatafhankelijk afschrijven op investeringen met een maatschappelijk nut in de openbare ruimte is een uitzondering gemaakt.

 

Vervroegd afschrijven

Vervroegd afschrijven op investeringen met economisch nut is alleen toegestaan (en zelfs verplicht) als de boekwaarde van het actief hoger is dan het verwachte toekomstige economische nut. Voor investeringen met een maatschappelijk nut is vervroegd afschrijven wel toegestaan.

 

Methode van afschrijven

De GR Servicepunt71 is in principe vrij om de wijze van afschrijven te bepalen. De meest gebruikte afschrijvingsmethoden zijn:

 

  • -

    lineair: de afschrijving blijft gedurende de looptijd constant, de jaarlijkse kapitaallasten dalen door afname van de rentecomponent.

  • -

    annuïtair: de afschrijving stijgt jaarlijks, de jaarlijkse kapitaallasten blijven constant omdat de stijging van de afschrijving wordt gelijkgesteld aan de afname van de rentecomponent.

 

De GR Servicepunt71 heeft gekozen voor de annuïtaire afschrijvingsmethode zodat het kapitaallastenniveau meerjarig constant blijft (alleen de kosten voor onderzoek en ontwikkeling voor een bepaald actief voor zover niet toe te rekenen aan actief èn het saldo van agio en disagio worden lineair afgeschreven).

 

Afschrijvingstermijnen

Op vaste activa mag worden afgeschreven volgens een stelsel dat is gebaseerd op de verwachte gebruiksduur. Die gebruiksduur kan zijn de technische gebruiksduur (termijn dat een actief technisch gezien meegaat) of de economische gebruiksduur (termijn tot een actief economisch verouderd is). In praktijk wordt de afschrijvingstermijn gesteld op de economische gebruiksduur, omdat deze vrijwel altijd de kortste is. Uitgangspunt is dat deze in de tabel met afschrijvingstermijnen zijn opgenomen (zie bijlage 1).

 

Afwijkingen van de afschrijvingstabel zijn alleen mogelijk indien hiervoor een motivatie aanwezig is. De tabel met afschrijvingstermijnen wordt op basis van ervaringsgegevens tenminste één keer in de drie jaar geactualiseerd. Bij dringende redenen kan tussentijdse aanpassing plaats vinden.

 

Componentenbenadering

De componentenbenadering houdt in dat de verschillende onderdelen van een actief afzonderlijk worden geactiveerd en dat op deze onderdelen wordt afgeschreven op basis van de voor dat onderdeel geldende gebruiksduur.

 

Boekwinst

Er ontstaat een boekwinst als een actief wordt verkocht tegen een prijs die hoger is dan de resterende boekwaarde op het moment van verkoop. Deze boekwinst moet worden verwerkt als incidentele bate in de jaarrekening en mag niet worden verrekend met de boekwaarde van een actief dat ter vervanging wordt aangeschaft.

 

Ingang afschrijvingen

De GR Servicepunt71 hanteert de consistente gedragslijn en start met afschrijving in het begrotingsjaar dat volgt op het jaar waarin het nieuwe kapitaalgoed gereed komt/verworven wordt. Oftewel, als de investering in 2011 is afgesloten, worden de kapitaallasten (rente en afschrijving) vanaf 1-1-2012 in de begroting opgenomen.

3.2 Uitvoeren investeringen

Voorcalculatie

In het jaar van uitvoering van de investering zal voor aanvang van de werkzaamheden een voorcalculatie moeten worden opgesteld bij investeringen.

 

Termijn beschikbaarheid kredieten

Beschikbaar gestelde kredieten worden zo snel mogelijk afgesloten. Indien na 2 jaar kredieten nog openstaan, zal bij de voorbereiding van de jaarrekening hiervan een lijst worden opgesteld. Aan de afdelingshoofden zal om een nadere onderbouwing voor het langer open houden van het krediet worden gevraagd.

 

Voorbereidingskrediet

Grote bouwkundige projecten lopen in de praktijk een langdurig traject. Om te voorkomen dat onnodig vroeg (kapitaal)lasten op de begroting gaan drukken wordt het krediet onderscheiden in een voorbereidingskrediet en hoofdkrediet. Het voorbereidingskrediet is bedoeld voor werkzaamheden om te komen tot een voorlopig en definitief ontwerp. De voorbereidingskosten vormt één geheel met het hoofdkrediet en worden na afsluiting in het totaal geactiveerd. In het geval er na de voorbereiding alsnog wordt besloten niet te investeren komen deze voorbereidingskosten ten laste van de exploitatie.

 

Afsluiten van investeringskredieten

Voor investeringen groter dan € 20.000 of een budgettaire afwijking groter dan 25% dient een nacalculatie te worden opgesteld direct na afsluiting van het krediet.

 

Projectdossier

Voor het verkrijgen van inzicht in de voortgang en afwikkeling van uitgegeven investerings-kredieten wordt een project- of werkdossier aangelegd.

 

Het projectdossier bevat de onderdelen:

  • 1.

    kopieën van de ondertekende contracten

  • 2.

    voorcalculatie

  • 3.

    kopieën van facturen

  • 4.

    overzicht van tijdsbesteding eigen uren

  • 5.

    besluiten tot meer- of minderwerk

  • 6.

    nacalculatie + verschillenanalyse met verklaring

  • 7.

    afsluiten en archiveren

4 Afwijken van de richtlijnen

 

Als het voornemen bestaat om af te wijken van bovenbeschreven richtlijnen moet dit vooraf aan het Algemeen Bestuur worden voorgelegd.

5 Citeertitel

 

Deze regeling kan worden aangehaald als ‘Nota afschrijvingsbeleid Servicepunt71’

6 Inwerkingtreding

 

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2011.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van het Algemeen Bestuur van 27 juni 2011,

De secretaris,

……………………….

De voorzitter,

……………………….

BIJLAGE 1  

Afschrijvingstabel behorende bij nota afschrijvingsbeleid 2011

 

Omschrijving

Afschrijvingstermijn*

 

 

Gronden:

 

niet openbare bestemming

niet afschrijven

 

 

Gebouwen:

 

nieuwbouw permanente gebouwen

40

nieuwbouw semipermanente gebouwen

20

renovatie / groot onderhoud permanente gebouwen

20

renovatie / groot onderhoud semi-permanente gebouwen

10

 

 

Gebouwen (inrichting & apparatuur)

 

beveiliging (alarm- en brandmeldinstallaties)

10

kantoorinventaris

10

technische installaties

15

kantoor- en huishoudelijke apparatuur

5

telefoon- en telecommunicatieapparatuur

5

kunstwerken

5

 

 

Gebouwen (automatisering):

 

servers en computerapparatuur

5

software (inclusief implementatiekosten)

4

glasvezelkabel

15

 

 

Voertuigen:

 

personenauto

5

transportbus

8

 

 

Immateriële vaste activa:

 

immateriële vaste activa

5

 

 

Financiële vaste activa:

 

bijdragen aan activa in eigendom van derden

afhankelijk type activa

aandelen

niet afschrijven

 

 

Overige investeringen

technische levensduur

 

*Afschrijftermijn mag niet langer zijn dan de verwachte levensduur

 

BIJLAGE 2  

Relevante bepalingen uit het BBV

Met ingang van 1 januari 2004 is het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten (BBV) van kracht. In het BBV zijn veel richtlijnen gegeven omtrent de waardering van vaste activa. De belangrijkste worden onderstaand uitgelicht:

 

Artikel 33

Onder de vaste activa worden afzonderlijk opgenomen de immateriële, de materiële en de financiële vaste activa.

 

Artikel 34

In de balans worden onder de immateriële vaste activa afzonderlijk opgenomen:

  • a.

    kosten verbonden aan het sluiten van geldleningen en het saldo van agio en disagio;  

  • b.

    kosten van onderzoek en ontwikkeling voor een bepaald actief.

 

Artikel 35 

  • 1.

    In de balans worden onder de materiële vaste activa afzonderlijk opgenomen:

    • a.

      investeringen met een economisch nut;  

    • b.

      investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut.  

  • 2.

    Van de materiële vaste activa wordt aangegeven welke in erfpacht zijn uitgegeven.

 

Artikel 36 

In de balans worden onder de financiële vaste activa afzonderlijk opgenomen:

  • a.

    kapitaalverstrekkingen aan:  

    • 1.

      deelnemingen;  

    • 2.

      gemeenschappelijke regelingen;  

    • 3.

      overige verbonden partijen;

  • b.

    leningen aan:  

    • 1.

      woningbouwcorporaties;  

    • 2.

      deelnemingen;  

    • 3.

      overige verbonden partijen;

  • c.

    overige langlopende leningen;  

  • d.

    overige uitzettingen met een rentetypische looptijd van één jaar of langer;  

  • e.

    bijdragen aan activa in eigendom van derden.

 

Artikel 51 

In de toelichting op de balans wordt aangegeven volgens welke methoden de afschrijvingen worden berekend. Ook wordt aangegeven welke investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut worden geactiveerd, welke afschrijvingstermijn hiervoor wordt voorzien en welke reserves hiervoor naar verwachting beschikbaar zullen zijn.

 

Artikel 52 

  • 1.

    In de toelichting op de balans worden onder de materiële vaste activa afzonderlijk opgenomen:

    • a.

      gronden en terreinen;  

    • b.

      woonruimten;  

    • c.

      bedrijfsgebouwen;

    • d.

      grond-, weg- en waterbouwkundige werken;  

    • e.

      vervoermiddelen;  

    • f.

      machines, apparaten en installaties;  

    • g.

      overige materiële vaste activa.  

  • 2.

    In de toelichting op de balans wordt het verloop van de activa, als bedoeld in het eerste lid, gedurende het begrotingsjaar, in een sluitend overzicht weergegeven. Daaruit blijken, voor zover van toepassing:  

    • a.

      de boekwaarde aan het begin van het begrotingsjaar;  

    • b.

      de investeringen of desinvesteringen;

    • c.

      de afschrijvingen;

    • d.

      bijdragen van derden direct gerelateerd aan een actief;

    • e.

      afwaarderingen wegens duurzame waardeverminderingen;

    • f.

      de boekwaarde aan het einde van het begrotingsjaar.

 

Artikel 59 

  • 1.

    Alle investeringen met een economisch nut worden geactiveerd.

  • 2.

    Investeringen hebben een economisch nut indien ze verhandelbaar zijn en/of indien ze kunnen bijdragen aan het genereren van middelen.

  • 3.

    In afwijking van het eerste lid worden kunstvoorwerpen met een cultuurhistorische waarde niet geactiveerd.

  • 4.

    Investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut kunnen worden geactiveerd.

 

Artikel 60 

Kosten van onderzoek en ontwikkeling voor een bepaald actief kunnen worden geactiveerd indien: 

  • a.

    het voornemen bestaat het actief te gebruiken of te verkopen;  

  • b.

    de technische uitvoerbaarheid om het actief te voltooien vaststaat;

  • c.

    het actief in de toekomst economisch of maatschappelijk nut zal genereren en;  

  • d.

    de uitgaven die aan het actief zijn toe te rekenen betrouwbaar kunnen worden vastgesteld.

 

Artikel 61 

Bijdragen aan activa in eigendom van derden kunnen worden geactiveerd, indien:

  • a.

    er sprake is van een investering door een derde;  

  • b.

    de investering bijdraagt aan de publieke taak;

  • c.

    de derde zich heeft verplicht tot het daadwerkelijk investeren, op een wijze zoals is overeengekomen en;

  • d.

    de bijdrage kan worden teruggevorderd, indien de derde in gebreke blijft of de provincie onderscheidenlijk gemeente anders recht kan doen gelden op de activa die samenhangen met de investering.

 

Artikel 62 

  • 1.

    Alle vaste activa worden voor het bedrag van de investering geactiveerd.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid mogen bijdragen van derden die in directe relatie staan met een actief op de waardering daar van in mindering worden gebracht.

  • 3.

    In afwijking van het eerste lid mogen reserves in mindering worden gebracht op investeringen, als bedoeld in artikel 59, het vierde lid.

 

Artikel 63 

  • 1.

    Activa worden gewaardeerd op basis van de verkrijging- of vervaardigingprijs.  

  • 2.

    De verkrijgingprijs omvat de inkoopprijs en de bijkomende kosten.  

  • 3.

    De vervaardigingprijs omvat de aanschaffingskosten van de gebruikte grond- en hulpstoffen en de overige kosten, welke rechtstreeks aan de vervaardiging kunnen worden toegerekend. In de vervaardigingprijs kunnen voorts worden opgenomen een redelijk deel van de indirecte kosten en de rente over het tijdvak dat aan de vervaardiging van het actief kan worden toegerekend; in dat geval vermeldt de toelichting dat deze rente is geactiveerd.

  • 4.

    Voor in erfpacht uitgegeven gronden geldt de uitgifteprijs van eerste uitgifte als verkrijgingprijs. Gronden in eeuwigdurende erfpacht worden gewaardeerd tegen registratiewaarde.  

  • 5.

    Van activa waarvan de bestemming verandert, wordt de actuele waarde van de nieuwe bestemming in de toelichting op de balans opgenomen.

  • 6.

    In afwijking van het eerste lid is waardering tegen actuele waarde toegestaan voor de activa van de Nazorgfondsen bedoeld in artikel 15.47 van de Wet milieubeheer.

  • 7.

    Passiva worden gewaardeerd tegen de nominale waarde, met uitzondering van voorzieningen die tegen contante waarde zijn gewaardeerd.

  • 8.

    Eventuele voorzieningen wegens oninbaarheid worden met de nominale waarde van leningen en orderingen verrekend.

 

Artikel 64 

  • 1.

    De afschrijvingen geschieden onafhankelijk van het resultaat van het boekjaar.  

  • 2.

    Slechts om gegronde redenen mogen de afschrijvingen geschieden op andere grondslagen dan die elke in het voorafgaande begrotingsjaar zijn toegepast. De reden van de verandering wordt in de toelichting op de balans uiteengezet. Tevens wordt inzicht gegeven in haar betekenis voor de financiële positie en voor de baten en de lasten aan de hand van aangepaste cijfers voor het begrotingsjaar of voor het voorafgaande begrotingsjaar.  

  • 3.

    Op vaste activa met een beperkte gebruiksduur wordt jaarlijks afgeschreven volgens een stelsel dat is afgestemd op de verwachte toekomstige gebruiksduur.

  • 4.

    In afwijking van het eerste en het derde lid kan er op de activa, bedoeld in artikel 59, vierde lid, extra worden afgeschreven.

  • 5.

    In afwijking van het derde lid is de afschrijvingsduur voor de immateriële vaste activa, bedoeld in artikel 34 onder a, maximaal gelijk aan de looptijd van de lening.

  • 6.

    In afwijking van het derde lid is de afschrijvingsduur voor de immateriële vaste activa, bedoeld in artikel 34 onder b, ten hoogste vijf jaar.

 

Artikel 65 

  • 1.

    Naar verwachting duurzame waardeverminderingen van vaste activa worden onafhankelijk van het resultaat van het boekjaar in aanmerking genomen.  

  • 2.

    Voorraden en deelnemingen worden tegen de marktwaarde gewaardeerd indien de marktwaarde lager is dan de verkrijging- of vervaardigingprijs.

  • 3.

    Een actief dat buiten gebruik wordt gesteld wordt afgewaardeerd op het moment van buitengebruikstelling, indien de restwaarde lager is dan de boekwaarde.