Organisatie | Heerlen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Drank- en horecaverordening voor de gemeente Heerlen |
Citeertitel | Drank- en horecaverordening voor de gemeente Heerlen |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp |
Geen
Art. 6, 18, 21 en 45 Drank- en Horecawet.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
26-01-1995 | 21-02-2014 | Nieuwe regeling. | 06-06-1994 De Uitkijk. | 2000/2331 |
AFDELING 1 BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
inrichting: de besloten ruimte, waarin een in artikel 3, eerste lid, onder a van de Drank- en Horecawet bedoeld bedrijf of de in dat artikellid, onder c bedoelde werkzaamheid wordt uitgeoefend, met - voor zover zij te zamen daarmee tot dat doel in gebruik zijn - de open aanhorigheden daarvan en de in de onmiddellijke nabijheid daarvan gelegen gedeelten van de openbare weg;
AFDELING 2 AANVULLENDE INRICHTINGSEISEN
In een inrichting waarin een horecabedrijf of een horecawerkzaamheid wordt uitgeoefend, moet één lokaliteit een oppervlakte hebben van ten minste 50 m².
In een inrichting waarin een horecabedrijf of een horecawerkzaamheid wordt uitgeoefend mag vóór de toiletten geen voor mannen zowel als vrouwen toegankelijk voorportaal aanwezig zijn.
In een inrichting dient achter het buffet of op een nabij de hoofdingang gelegen plaats, welke uitsluitend toegankelijk is voor het bedienend personeel, een voorziening aanwezig te zijn waarmee in elke tot de inrichting behorende lokaliteit de in artikel 7 van het Besluit Inrichtingseisen Drank- en Horecawet voorgeschreven verlichtingssterkte gelijktijdig kan worden ontstoken.
Tegen een besluit waarbij een ontheffing is geweigerd, ingetrokken of gewijzigd of voorschriften aan een ontheffing zijn verbonden of een ontheffing onder beperkingen is verleend, kunnen belanghebbenden beroep instellen bij Gedeputeerde Staten van Limburg.
Aan het bepaalde in artikel 3 en 4 behoeft niet te worden voldaan door de ondernemer aan wie op het tijdstip van het in werking treden van de Drank- en Horecaverordening vastgesteld bij raadsbesluit van 6 september 1983 een vergunning krachtens artikel 3, lid 1, sub a of c van de Drank- en Horecawet is verleend.
Aan bedoeld voorschrift behoeft evenmin te worden voldaan door de ondernemer die voor het tijdstip van het in werking treden van de Drank- en Horecaverordening vastgesteld bij raadsbesluit van 6 september 1983 de in dit lid genoemde vergunning had aangevraagd.
AFDELING 3 BEPERKING VERSTREKKING STERKE DRANK
Het is verboden anders dan om niet, in welke vorm dan ook, sterke drank voor gebruik ter plaatse te verstrekken in een inrichting:
Het is verboden bedrijfsmatig sterke drank voor gebruik elders dan ter plaatse te verstrekken in een inrichting als bedoeld in artikel 8.
Het is verboden anders dan om niet, in welke vorm dan ook, sterke drank voor gebruik ter plaatse en bedrijfsmatig sterke drank voor gebruik elders dan ter plaatse te verstrekken in inrichtingen, gelegen op een terrein waarop een kermis of een soortgelijke vermakelijkheid wordt gehouden, gedurende de tijd dat zulk een vermakelijkheid plaatsvindt.
AFDELING 4 HOGERE LEEFTIJDSGRENZEN VOOR PERSONEEL VAN INRICHTINGEN
Het is degene die een horecabedrijf uitoefent in een inrichting waarvoor door de burgemeester een ontheffing van het sluitingsuur ingevolge de Algemene Plaatselijke Verordening voor de gemeente Heerlen is verleend tot het exploiteren van een nachtzaak, verboden in die onderdelen van de inrichting waarin alcoholhoudende drank wordt verstrekt, gedurende de tijd dat zij daartoe voor het publiek geopend zijn, personen beneden de leeftijd van 21 jaar dienst te laten doen.
AFDELING 5 GEBRUIKSVOORSCHRIFTEN
Indien zich publiek in een lokaliteit bevindt, moet de gemiddelde horizontale verlichtingssterkte, gemeten op 1,5 meter boven de vloer, over de gehele oppervlakte van die lokaliteit ten minste 5 lux bedragen.
Indien zich publiek in een inrichting bevindt dienen de ruimten waarin zich de toiletten bevinden, de directe toegang tot deze ruimten, alsmede de entreeruimten voorzien te zijn van een zodanige verlichting dat de gemiddelde horizontale verlichtingssterkte, gemeten op ongeveer 2 meter boven de vloer, over de gehele oppervlakte ten minste 10 lux bedraagt.
Alle op het tijdstip van het in werking treden van deze verordening verleende ontheffingen, gebaseerd op de onder I genoemde verordening, worden geacht te zijn verleend overeenkomstig de bepalingen van deze verordening.