Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Overbetuwe

Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester van de gemeente OverBetuwe houdende regels omtrent de wet Bibob Beleidsregel Wet Bibob gemeente Overbetuwe 2018

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieOverbetuwe
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregel van het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester van de gemeente OverBetuwe houdende regels omtrent de wet Bibob Beleidsregel Wet Bibob gemeente Overbetuwe 2018
CiteertitelBeleidsregel Wet Bibob gemeente Overbetuwe 2018
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling is tevens vastgesteld door de burgmeester.

Deze regeling vervangt de Beleidsregels Wet BIBOB, zoals vastgesteld door de burgemeester en het college van burgemeester en wethouders bij besluit van 9 januari 2007.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht
  2. artikel 3 van de Drank- en Horecawet
  3. artikel 4 van de Drank- en Horecawet
  4. artikel 27 van de Drank- en Horecawet
  5. artikel 30a van de Drank- en Horecawet
  6. artikel 31 van de Drank- en Horecawet
  7. artikel 30b van de Wet op de kansspelen
  8. http://decentrale.regelgeving.overheid.nl/cvdr/XHTMLoutput/Actueel/Overbetuwe/CVDR399611.html
  9. artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
  10. artikel 2.17 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
  11. artikel 2.20 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
  12. artikel 5.19 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
  13. amvb Besluit omgevingsrecht
  14. http://decentrale.regelgeving.overheid.nl/cvdr/XHTMLoutput/Actueel/Overbetuwe/CVDR311898.html
  15. http://decentrale.regelgeving.overheid.nl/cvdr/XHTMLoutput/Actueel/Overbetuwe/CVDR21887.html
  16. wet Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur
  17. amvb Besluit Bibob
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

29-12-2017nieuwe regeling

19-12-2017

gmb-2018-91302

17BWB00114

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester van de gemeente OverBetuwe houdende regels omtrent de wet Bibob Beleidsregel Wet Bibob gemeente Overbetuwe 2018

De burgemeester, het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Overbetuwe, ieder voor zover het hun bevoegdheden betreft;

 

gelet op:

  • -

    artikel 4:81 e.v. van de Algemene wet bestuursrecht,

  • -

    de artikelen 3, 4, 27, 30a en 31 van de Drank- en Horecawet,

  • -

    artikel 30b van de Wet op de kansspelen,

  • -

    de artikelen 2:25, 2:28, 2:39 en 3:4 van de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Overbetuwe,

  • -

    de artikelen 2.1, 2.17, 2.20 en 5.19 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, het Besluit omgevingsrecht,

  • -

    artikel 4 van de Drank- en Horecaverordening gemeente Overbetuwe,

  • -

    de Algemene Subsidieverordening gemeente Overbetuwe,

  • -

    de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur en het Besluit bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur;

     

b e s l u i t e n:

vast te stellen de

 

Beleidsregel Wet Bibob gemeente Overbetuwe 2018

 

Hoofdstuk 1. Algemeen

Artikel 1.1 Begripsomschrijving

  • 1.

    De definities in artikel 1.1 van de Wet Bibob zijn van overeenkomstige toepassing op deze beleidsregel, tenzij daarover in het tweede lid anders is bepaald.

  • 2.

    Deze beleidsregel verstaat onder:

    • a.

      bestuursorgaan: de burgemeester respectievelijk het college van burgemeester en wethouders;

    • b.

      Besluit Bibob: Besluit bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur;

    • c.

      betrokkene: de aanvrager van een beschikking, de houder van een vergunning, de subsidieontvanger, de natuurlijke persoon of rechtspersoon met wie een vastgoedtransactie is aangegaan of zal worden aangegaan, de gegadigde die wil deelnemen aan een aanbestedingsproces, de natuurlijke persoon of rechtspersoon aan wie een overheidsopdracht is of zal worden gegund, de onderaannemer;

    • d.

      Bibob-toets: het onderzoek door het bestuursorgaan of en in hoeverre er sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 3, artikel 4 en artikel 9 Wet Bibob;

    • e.

      het Bureau: het Landelijk Bureau Bibob;

    • f.

      eigen onderzoek: het onderzoek door het bestuursorgaan of en zo ja, in hoeverre sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 3, artikel 4 en artikel 9 van de Wet Bibob en de beoordeling of in de resultaten van dit onderzoek grond is gelegen voor de betrokkene een negatieve beslissing te nemen dan wel een advies bij het Bureau aan te vragen.

    • g.

      OM: Openbaar Ministerie;

    • h.

      overheidsopdracht: een opdracht als beschreven in artikel 1 van de wet en waarop de wet kan worden toegepast;

    • i.

      rechtspersoon met een overheidstaak: de gemeente Overbetuwe;

    • j.

      RIEC: Regionaal Informatie- en Expertisecentrum;

    • k.

      vastgoedtransactie: een overeenkomst of een andere rechtshandeling met betrekking tot een onroerende zaak met als doel:

      • i.

        het verwerven of vervreemden van een recht op eigendom of het vestigen, vervreemden of wijzigen van een zakelijk recht;

      • ii.

        huur of verhuur;

      • iii.

        het verlenen van een gebruiksrecht; of

      • iv.

        deelname aan een rechtspersoon, een commanditaire vennootschap of een vennootschap onder firma die het recht op eigendom of een zakelijk recht met betrekking tot die onroerende zaak heeft of die onroerende zaak huurt of verhuurt.

    • l.

      wet: Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob).

Hoofdstuk 2. Toepassingsbereik

Artikel 2.1 Toepassingsbereik bij nieuwe beschikkingen.

De toepassing van de wet zal door het bestuursorgaan op de hieronder aangeduide beschikkingen op de volgende wijze plaatsvinden:

  • 1.

    Uitvoering van de Bibob-toets vindt plaats bij:

    • a.

      elke aanvraag voor een beschikking als bedoeld in artikel 3 van de Drank- en Horecawet (drank- en horecavergunning), met uitzondering van een aanvraag voor een horecabedrijf als bedoeld in artikel 4 van de Drank- en Horecawet;

    • b.

      elke aanvraag voor een beschikking als bedoeld in artikel 3:4 van de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Overbetuwe (seksinrichting);

    • c.

      elke melding als bedoeld in artikel 3:4a van de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Overbetuwe (escortbedrijf).

  • 2.

    Uitvoering van de Bibob-toets vindt bij onderstaande aanvragen voor een beschikking plaats als er sprake is van ambtelijke informatie en/of informatie afkomstig van één van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC en/of informatie afkomstig van het OM als bedoeld in artikel 11 juncto artikel 26 van de wet, die een aanleiding vormen om te vermoeden dat bij de aanvraag sprake is van een ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet:

    • a.

      de aanvraag als bedoeld in artikel 3 van de Drank- en Horecawet, in het geval het een horecabedrijf betreft, als bedoeld in artikel 4 van de Drank- en Horecawet (drank- en horecavergunning paracommerciële rechtspersoon);

    • b.

      de aanvraag als bedoeld in artikel 30a van de Drank- en Horecawet (melding wijziging leidinggevende op het aanhangsel van de drank- en horecavergunning);

    • c.

      de aanvraag als bedoeld in artikel 30b van de Wet op de kansspelen (vergunning voor het aanwezig hebben van een kansspelautomaat);

    • d.

      de aanvraag als bedoeld in artikel 2:25 van de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Overbetuwe (evenementenvergunning);

    • e.

      de aanvraag als bedoeld in artikel 2:28 van de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Overbetuwe (exploitatievergunning openbare inrichting);

    • f.

      de aanvraag als bedoeld in artikel 2:39 (exploitatievergunning speelgelegenheid) van de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Overbetuwe;

    • g.

      de aanvraag als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (omgevingsvergunning bouwactiviteit);

    • h.

      de aanvraag als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder e. van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, voor zover dat onderdeel betrekking heeft op een inrichting als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid van die wet (omgevingsvergunning inrichtingen Wet milieubeheer, waaronder de gevallen die behoren tot de afval- en/of vuurwerkbranche);

    • i.

      de aanvraag als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder i. van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, voor zover dat onderdeel betrekking heeft op een activiteit waarvoor bij algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 2.17 van die wet is bepaald, dat de beschikking in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob kan worden geweigerd (omgevingsvergunning beperkte milieutoets, waaronder gevallen die onder de categorie afvalstoffen vermelde activiteiten autodemontage, banden van voertuigen, kunststofafval, medisch en hygiënisch afval, mengen van afval in de betonindustrie en schroot vallen).

Artikel 2.2 Toepassingsbereik bij reeds verleende beschikkingen

Het bestuursorgaan kan de wet toepassen met betrekking tot reeds verleende beschikkingen als:

  • a.

    de verleende beschikking betrekking heeft op een locatie, die gelegen is in een concreet bepaald gebied, dat op basis van een daartoe genomen besluit van het bestuursorgaan na de verstrekking van de beschikking, is aangewezen als risicogebied;

  • b.

    de verleende beschikking onderdeel uitmaakt van een branche of onderdeel in deze branche, die op basis van een door het bestuursorgaan genomen besluit na de verstrekking van de beschikking is aangewezen voor een generieke Bibob-toets;

  • c.

    vanuit eigen informatie dan wel vanuit informatie van een of meerdere partners binnen het samenwerkingsverband RIEC, er aanwijzingen zijn dat er sprake is van een ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet;

  • d.

    informatie als bedoeld in artikel 11 juncto 26 van de Wet Bibob verkregen, vanuit het OM, direct of als reactie op een door haar ontvangen signaal van het Bureau, die duidt op een ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet;

  • e.

    bekend wordt, dat tegen betrokkene in een andere gemeente bij een Bibob-toets een ernstig gevaar is geconstateerd en aan betrokkene alhier een soortgelijke beschikking is verstrekt. In geval aan betrokkene in meerdere gemeenten binnen het samenwerkingsverband RIEC eerder al een soortgelijke beschikking is verleend, zal het bestuursorgaan het RIEC om coördinatie in de Bibob-toets verzoeken.

Artikel 2.2a Bibob-vragenformulieren

Bij een weigering om de Bibob-vragenformulieren volledig ingevuld te retourneren, zullen allereerst de daartoe gestelde regels van de Algemene wet bestuursrecht toegepast worden. Bij volharding zal de weigering worden beschouwd als een ernstig gevaar als genoemd in artikel 4 juncto artikel 3 van de Wet Bibob.

Bij een verleende beschikking zal deze als gevolg daarvan worden ingetrokken.

Artikel 2.3 Toepassingsbereik bij subsidies

Het bestuursorgaan kan de wet toepassen met betrekking tot een aanvraag voor dan wel de intrekking van een reeds verleende subsidie als bedoeld in de Algemene Subsidieverordening gemeente Overbetuwe.

Het besluit tot uitvoering van de Bibob-toets zal gebaseerd zijn op:

  • -

    eigen ambtelijke informatie en/of

  • -

    informatie verkregen van het Bureau en/of

  • -

    informatie verkregen vanuit het OM conform artikel 11 juncto artikel 26 van de wet (OM-tip) en/of

  • -

    informatie verkregen van een of meerdere partners binnen het samenwerkingsverband RIEC,

welke informatie aanleiding vormt om te vermoeden dat bij de aanvraag of verleende subsidie sprake is van een ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet.

Artikel 2.4 Toepassingsbereik bij vastgoedtransacties

De rechtspersoon met een overheidstaak kande wet toepassen met betrekking tot vastgoedtransacties zoals bedoeld in artikel 1.1, tweede lid aanhef en onder k., van deze beleidsregel, waarbij de gemeente partij is. Bij de start van onderhandelingen daartoe, zal de rechtspersoon met een overheidstaak de wederpartij ervan in kennis stellen dat een Bibob-onderzoek deel kan uitmaken van de procedure.

In de overeenkomst kan een integriteitsclausule worden opgenomen, op basis waarvan kan worden overgegaan tot ontbinding, opzegging, vernietiging of opschorting van de overeenkomst.

 

De Bibob-toets wordt in beginsel beperkt tot:

  • de verkoop van gemeentelijke gebouwen;

  • de verkoop van gemeentelijke gronden, voor zover deze gronden naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders van strategisch gemeentelijk belang zijn.

De Bibob-toets wordt in beginsel niet toegepast bij vastgoedtransacties met overheidsinstanties, semi-overheidsinstanties, of woning(bouw)corporaties.

 

De Bibob-toets wordt verder beperkt tot de gevallen die een of meerdere van onderstaande kenmerken hebben:

  • hoge mate van financiële complexiteit;

  • behorend tot een als zodanig door het college van burgemeester en wethouders benoemde risicobranche of benoemd risicogebied;

  • hoge mate van complexiteit met betrekking tot de bedrijfsstructuur;

  • exceptioneel financieel risico voor de gemeente.

     

Het besluit tot uitvoering van de Bibob-toets kan daarnaast ook gebaseerd zijn op:

  • -

    eigen ambtelijke informatie en/of

  • -

    informatie verkregen van het Bureau en/of

  • -

    informatie verkregen vanuit het OM conform artikel 11 juncto artikel 26 van de wet(OM-tip) en/of

  • -

    informatie verkregen van een of meerdere partners binnen het samenwerkingsverband RIEC.

Indien de Bibob-procedure niet is afgerond voor het sluiten van de overeenkomst, wordt hieromtrent een ontbindende voorwaarde opgenomen.

Artikel 2.5 Toepassingsbereik bij aanbestedingen

De rechtspersoon met een overheidstaak kan de Bibob-toets ten aanzien van een gegadigde of onderaannemer in de zin van de wet, alleen uitvoeren bij overheidsopdrachten, die vallen binnen de sectoren milieu, informatie-communicatie-technologie (ICT) of bouw.

 

Een besluit tot uitvoering van de Bibob-toets zal gebaseerd zijn op:

  • -

    eigen ambtelijke informatie en/of

  • -

    informatie verkregen van een eigen verklaring van inschrijver in een aanbesteding en/of

  • -

    informatie verkregen van het Bureau en/of

  • -

    informatie verkregen vanuit het OM conform artikel 11 juncto artikel 26 van de wet (OM-tip) en/of

  • -

    informatie verkregen vanuit een of meerdere partners binnen het samenwerkingsverband RIEC.

Hoofdstuk 3. Uitvoering

Artikel 3.1 Eigen onderzoek

In de in deze beleidsregel bepaalde gevallen, zal betrokkene, naast de gebruikelijke aanvraagformulieren, de Bibob-vragenformulieren dienen in te vullen en in te leveren bij het bestuursorgaan. Daarbij dienen ook de documenten te worden gevoegd, die in deze vragenformulieren zijn vermeld en/of bij de uitreiking van de formulieren door of namens het bestuursorgaan zijn genoemd. De Bibob-vragenformulieren bevatten in elk geval de in artikel 30, tweede lid van de Wet Bibob genoemde vragen en indien er aanleiding toe is aanvullende vragen, die het bestuursorgaan zo goed mogelijk in staat stellen om het eigen onderzoek te kunnen verrichten.

In geval de aanvraag betrekking heeft op een nieuwe beschikking, maken de Bibob-vragenformulieren onderdeel uit van de aanvraag hiervoor.

Alvorens het eigen onderzoek naar het zich voordoen van weigeringsgronden als bedoeld in artikel 3 van de wet wordt gestart, zal een aanvraag eerst beoordeeld worden conform de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht en de reguliere weigeringsgronden vanuit de onderliggende regelgeving van de desbetreffende vergunning.

Het daarop aansluitende eigen onderzoek naar het zich voordoen van de weigeringsgronden als bedoeld in artikel 3 van de wet bestaat uit een tweetal stappen:

Stap 1

Het onderzoek behelst in ieder geval de controle en analyse van:

  • -

    de door de aanvrager/houder van de vergunning aangereikte informatie/documenten bij de Bibob-vragenformulier(en) (inclusief bijlagen) en de door hem/haar daarbij aangeleverde documenten;

  • -

    eventuele extra, op verzoek van het bestuursorgaan, door aanvrager/houder overlegde documenten of informatie;

  • -

    open bronnen onderzoek (zoals Kamer van Koophandel, Kadaster etc);

  • -

    informatie verkregen van politie en de Justitiële Informatiedienst (Justid).

De Bibob-gronden vormen een aanvulling op de reeds bestaande mogelijkheden om een vergunning te weigeren of in te trekken. Het bestuursorgaan zal echter altijd eerst de bestaande weigerings- en intrekkingsgronden onderzoeken en toepassen.

Wanneer het Bibob-vragenformulier niet volledig wordt ingevuld, wordt de aanvraag op grond van artikel 4:5 Algemene wet bestuursrecht buiten behandeling gesteld. Een weigering om gevraagde extra informatie aan te leveren dan wel onvolledig aan te leveren leidt tot het buiten behandeling stellen van de nieuwe aanvraag dan wel de mogelijkheid tot het intrekken van de reeds verstrekte vergunning.

Bij de uitvoering van het eigen onderzoek kan de informatiepositie van het bestuursorgaan versterkt worden vanuit het RIEC. Ook kan de gemeente desgewenst gebruik maken van de expertise van het RIEC.

Als het bestuursorgaan op basis van het eigen onderzoek in het kader van de Wet Bibob genoeg aanwijzingen heeft om in redelijkheid te kunnen aantonen dat er sprake is van een 'ernstig gevaar' als bedoeld in de Wet Bibob, kan het de vergunning weigeren of intrekken.

 

Stap 2

Aanvullend op de controle en analyse van de (extra) verstrekte informatie als hiervoor genoemd, kan een advies bij het Bureau worden gevraagd als:

  • a.

    na het eigen onderzoek vragen blijven bestaan over omstandigheden in de persoon van de aanvrager en/of daarmee in verband te brengen betrokkenen, de financier van de betreffende activiteiten en/of onderneming of de eigenaar van het pand waarin de onderneming is gevestigd;

  • b.

    na het eigen onderzoek vragen blijven bestaan over de bedrijfsstructuur van aan de uitvoering van de beschikking te verbinden onderneming(en);

  • c.

    na het eigen onderzoek vragen blijven bestaan over de financiering van de aan de betreffende beschikking te verbinden activiteiten;

  • d.

    de officier van justitie de gemeente de tip geeft om in een bepaalde zaak een Bibob-advies aan te vragen.

Een handig aanvullend instrument hierbij is de Indicatorenlijst openbare inrichtingen van de Dienst Justis van het Ministerie van Veiligheid en Justitie (zie bijlage bij deze Beleidsregel). Deze indicatorenlijst is geschikt voor intern gebruik bij het bestuursorgaan om te bepalen of het zinvol is om een Bibob-advies aan te vragen ten aanzien van de vergunninghouder of vergunningaanvrager van een openbare inrichting.

De indicatoren in de indicatorenlijst openbare inrichtingen zijn opgesteld aan de hand van expertmeetings met Bibob-experts, branchespecialisten en vergunningverleners van bestuursorganen. De indicatoren hebben onder andere betrekking op de bedrijfsstructuur, het financiële aspect van de onderneming, de aanvrager en aanwijzingen van (betrokkenheid bij) criminaliteit. Ten slotte is er ook een categorie overig. Op deze wijze komen verschillende aspecten van de openbare inrichting en de vergunninghouder of -aanvrager in beeld.

De indicatorenlijst is een hulpmiddel om de integriteit van de betrokken partij te beoordelen. Door de afzonderlijke indicatoren te bekijken kan de behandelend ambtenaar een breed beeld krijgen van de omstandigheden rondom (de aanvraag om) een beschikking. Het is echter op voorhand niet eenduidig te zeggen of het voldoen aan één of meer indicatoren voldoende is om een Bibob-advies aan te vragen. Dit kan per aanvraag verschillen. De beslissing om over te gaan tot een Bibob-adviesaanvraag is dus het resultaat van de integrale afweging van de behandelend ambtenaar.

 

Een toetsing aan de Wet Bibob met behulp van een advies van het Bureau geldt in beginsel als een uiterst middel om de integriteit van een betrokken (rechts)persoon te controleren. Bij deze zware inbreuk op de privacy moet het bevoegd gezag de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit in acht nemen.

Deze eisen brengen mee dat het bestuursorgaan eerst, zoals hierboven is uitgewerkt, gebruik moet maken van de eigen instrumenten. Voorts moet het vragen van een advies evenredig zijn gelet op de mate van gevaar en de ernst van de strafbare feiten. De adviesaanvraag bij het Bureau is geen beschikking in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Hiertegen staat derhalve geen bezwaar of beroep open. Wel is het de aanvrager van een vergunning te allen tijde toegestaan de aanvraag in te trekken.

Bij een 'mindere mate van gevaar' dat de (aangevraagde) vergunning wordt gebruikt voor het plegen van strafbare feiten en witwaspraktijken kan het bevoegd gezag extra voorwaarden aan de vergunning verbinden. Deze voorwaarden dienen Bibob-gerelateerd te zijn.

Artikel 3.2 Informatieplicht

  • 1.

    Het bestuursorgaan informeert betrokkene schriftelijk over een adviesaanvraag aan het Bureau. Betrokkene wordt daarbij gewezen op de opschorting van de beslistermijn als bedoeld in artikel 31 juncto 15 van de wet. Een afschrift van deze brief wordt gevoegd bij het adviesverzoek aan het Bureau.

  • 2.

    In geval een van het Bureau ontvangen adviesverzoek leidt tot het voornemen om een gevraagde beschikking te weigeren dan wel een eerder verleende beschikking in te trekken, wordt aan betrokkene een kopie van het adviesrapport ter hand gesteld. Betrokkene wordt daarbij door het bestuursorgaan gewezen op zijn geheimhoudingsplicht als bedoeld in artikel 28 van de wet.

Artikel 3.3 Adviestermijn

  • 1.

    Indien het bestuursorgaan een advies aanvraagt bij het Bureau, wordt op grond van artikel 31 van de wet, de wettelijke termijn waarbinnen de beschikking dient te worden gegeven, opgeschort voor de duur van de periode die begint met de dag waarop het advies door het Bureau in behandeling wordt genomen en eindigt met de dag waarop het advies is ontvangen, met dien verstande dat deze opschorting niet langer duurt dan de termijn, zoals genoemd in artikel 15, eerste lid van de wet.

  • 2.

    Indien het Bureau het advies niet binnen de in eerste lid gestelde termijn kan geven, heeft het de mogelijkheid om op grond van artikel 15, derde lid van de wet, de termijn te verlengen. Deze verlenging bedraagt niet meer dan de termijn, genoemd in artikel 15, derde lid van de wet.

  • 3.

    Het bestuursorgaan informeert betrokkene onverwijld over een verlenging als bedoeld in het vorige lid.

  • 4.

    De verlenging van de adviestermijn van het Bureau, alsmede eventuele tijdelijke opschorting van de adviestermijn van het Bureau in gevallen als bedoeld in artikel 15 tweede lid van de wet, leiden tot een verdere opschorting van de wettelijke beslistermijn op de beschikking.

Artikel 3.4 Negatief besluit

  • 1.

    Het bestuursorgaan/de rechtspersoon met een overheidstaak gaat over tot een negatief besluit op de aanvraag op de beschikking dan wel inschrijving op een overheidsopdracht of het aangaan van een vastgoedtransactie, indien uit het eigen onderzoek en een eventueel daarop afgegeven advies van het Bureau blijkt, dat er sprake is van een ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet. Daarbij zal in geval van een inschrijving op een overheidsopdracht, het geconstateerde ernstig gevaar dienen als versterking van een of meerdere uitsluitingsgronden als genoemd in de Aanbestedingswet 2013.

  • 2.

    Indien het bestuursorgaan/de rechtspersoon met een overheidstaak voornemens is negatief te beschikken op de aanvraag op de beschikking dan wel inschrijving op een overheidsopdracht op grond van de wet, of het aangaan van een vastgoedtransactie wordt betrokkene in de gelegenheid gesteld daartegen een zienswijze in te brengen.

  • 3.

    Een door het bestuursorgaan op grond van de wet genomen negatief besluit op de aanvraag voor een beschikking, is vatbaar voor bezwaar en beroep.

  • 4.

    Het bestuursorgaan of de rechtspersoon met een overheidstaak, die een advies van het Bureau als bedoeld in de wet ontvangt, kan dit advies gedurende twee jaren gebruiken in verband met een andere beslissing.

Hoofdstuk 4: Slotbepalingen

Artikel 4.1 Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking op de dag na de datum van bekendmaking.

Artikel 4.2 Intrekking oude regeling

De Beleidsregels Wet BIBOB, zoals vastgesteld door de burgemeester en het college van burgemeester en wethouders bij besluit van 9 januari 2007 worden ingetrokken.

Artikel 4.3 Citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel Wet Bibob gemeente Overbetuwe 2018.

 

Aldus besloten in de vergadering van 19 december 2017.

 

 

Burgemeester en wethouders,

 

de gemeentesecretaris, de burgemeester,

drs. C.W.W. van den Berg. drs. A.S.F. van Asseldonk.

 

Aldus vastgesteld door de burgemeester op 19 december 2017.

 

De Burgemeester,

drs. A.S.F. van Asseldonk

Bijlage: Indicatorenlijst bij Beleidsregel Wet Bibob gemeente Overbetuwe 2018

De indicatorenlijst behoort bij de Beleidsregel Wet Bibob gemeente Overbetuwe.

Aan de hand van de indicatoren als opgenomen in de bijlage kan een betrokkene beoordeeld worden. De uitkomst kan aanleiding geven om over te gaan tot een Bibob-toets. De lijst is niet limitatief. De indicatoren kunnen, indien nieuwe ontwikkelingen dit noodzakelijk maken, door het bestuursorgaan worden aangepast.

 

De bedrijfsstructuur

  • 1.

    Inrichting/organisatie

    • a.

      onduidelijke, ondoorzichtige organisatiestructuur

    • b.

      niet duidelijk wie uiteindelijk verantwoordelijk is

    • c.

      onderneming biedt infrastructuren aan het illegale circuit, als een dekmantel voor allerlei activiteiten zoals illegaal gokken, illegale prostitutie, mensenhandel/smokkel, drugshandel, heling, verduistering, wapenhandel

    • d.

      melding van schietpartijen, vechtpartijen, harddrugs, illegale prostitutie, illegale vrouwen, drugsdealers

    • e.

      a-typische (oneigenlijke) activiteiten vinden plaats in en rond de inrichting

    • f.

      heropening van het pand

    • g.

      functiewijziging van pand of inrichting

    • h.

      ongebruikelijke plaats om exploitatie te starten

    • i.

      onduidelijk ondernemingsplan

  • 2.

    Persoon aanvrager/exploitant

    • a.

      leidinggevende/beheerder is waarschijnlijk niet de officiële leidinggevende (katvanger of stroman)

    • b.

      aanvrager is geen officiële leidinggevende/beheerder

    • c.

      wijziging in exploitant

    • d.

      aanvrager/exploitant is vaak niet aanwezig

  • 3.

    Overig

    • a.

      gedwongen overname van inrichting (bijv. door afpersing of wurgcontract)

    • b.

      geen recent uittreksel Kamer van Koophandel

De financiering

  • 4.

    Inrichting

    • a.

      onduidelijke financiering (nieuwe) inrichting pand

    • b.

      huurder is bonafide maar huurt van een persoon met twijfelachtige integriteit

    • c.

      zeer hoge waarborgsom vereist

    • d.

      extreem hoge/lage huur, ongebruikelijke hoogte huurpenningen

    • e.

      aanvrager heeft veel panden in bezit

    • f.

      onduidelijke financiering van de panden

  • 5.

    Persoon aanvrager/exploitant

    • a.

      uitkering Sociale Dienst

    • b.

      verdachte financiering

    • c.

      ongebruikelijke financieringsstructuur, afwijkend van de gangbare wijze van financiering/ongebruikelijke financier

    • d.

      slechte exploitatie vorige zaak

    • e.

      geen bedrijfsplan

  • 6.

    Overig

    • a.

      a-typische (gezien de aard van de transacties ongebruikelijke) betalingswijzen

    • b.

      onduidelijke financiering van de exploitatie

Omstandigheden in de persoon van de aanvrager

  • 7.

    Persoon aanvrager/exploitant

    • a.

      binnen de gemeente (als overheidsorgaan) gebruikt de aanvrager het ‘lobbycircuit’

    • b.

      problemen met identificatie, alleen origineel is rechtsgeldig

    • c.

      exploitant/beheerder zelden aanwezig in de inrichting

    • d.

      minder voor de hand liggende personen vragen vergunning aan

    • e.

      minder voor de hand liggende aanvraag voor deze aanvrager

    • f.

      aanvrager heeft geen vakkennis

    • g.

      antecedenten in relatie tot openbare orde (heling, drugs, wapens, geweld)

    • h.

      aanvrager wordt vergezeld door een lijfwacht, privé-chauffeur of gecontroleerd door een branchevreemde adviseur/jurist

    • i.

      aanvrager is bekend uit het criminele circuit, eventueel politie-informatie

    • j.

      aan de aanvrager is al vaker een vergunning geweigerd

  • 8.

    Overig

    • a.

      formulieren onvolledig ingevuld

    • b.

      ‘verdacht’ woonadres: opvangadres, gevangenis, postbus, veel mensen op één adres

    • c.

      aanvrager is een buitenlandse rechtspersoon

Algemeen geldende en beleidsindicatoren

  • 9.

    Inrichting ligt in:

    • a.

      kwetsbare wijk, opeenstapeling van ‘probleem-inrichtingen’

    • b.

      aanvraag in een vastgesteld aandachtsgebied, geografisch gebied

    • c.

      aanvraag in een vastgesteld aandachtsgebied, bepaalde branche

  • 10.

    Er is sprake van:

    • a.

      bedreiging behandelend ambtenaar / gekozen volksvertegenwoordiger

    • b.

      valsheid in geschrifte bij aanvraag

    • c.

      fraude (valse diploma’s, ID-papieren, huurcontracten)

    • d.

      mishandeling, bedreiging van ambtenaar

    • e.

      steekpenningen, omkoping van ambtenaar

  • 11.

    Mogelijk samengestelde indicatoren voor een Bibob-aanvraag

    • a.

      (bijstands)uitkering en geen bankgarantie voor de investering

    • b.

      (bijstands)uitkering en geen bedrijfsplan

    • c.

      onduidelijke financiering en extreem hoge of lage huur

    • d.

      slechte beheersing Nederlandse taal en identificatieprobleem

    • e.

      geen bedrijfsplan en a-typische aanvraag

       

Algemene toelichting

 

1. Inleiding.

Een van de conclusies die de Parlementaire Enquête Commissie Van Traa in 1996 trok was dat de ernst van georganiseerde criminaliteit vooral was gelegen in het grote financiële gewin en de economische macht die daaruit voortvloeit. Die economische macht beperkt zich niet tot de onderwereld, maar dringt in allerlei gedaanten in de bovenwereld door, aldus de commissie. Criminele personen kunnen met al dat geld infiltreren in het economische leven door onder meer gebruik te maken van bestuurlijke faciliteiten, zoals vergunningen, subsidies en overheidsopdrachten. Dit heeft een aantasting van de integriteit van de overheid tot gevolg.

 

2. De Wet Bibob algemeen.

De integriteit van het overheidsorgaan wordt aangetast als bij een verleende of te verlenen beschikking (vergunning, subsidie), overheidsopdracht of vastgoedtransactie, er sprake is van het aanwenden door betrokkene van financieel voordeel uit (reeds gepleegde) criminele activiteiten dan wel het plegen van strafbare feiten.

Ter bescherming van haar integriteitsrisico, hebben bestuursorganen er sinds 1 juni 2003 een instrument bij gekregen: de Wet Bevordering Integriteitsbeoordelingen door het Openbaar Bestuur (Wet Bibob). Deze wet dient primair ter bescherming van het integriteitsrisico van overheidsorganen; zij is dus niet het instrument om criminele gedragingen van personen/organisaties te bestrijden.

De toepassing van dit instrument is beperkt tot de gevallen, die zijn opgenomen in de Wet Bibob en het Besluit Bibob. Na uitvoerige evaluatie van deze regelgeving zijn er per 1 januari 2013 o.a. een aantal aanvullingen/wijzingen doorgevoerd op het toepassingsbereik.

 

3. Algemeen toepassingsbereik Wet Bibob.

De Wet Bibob en het daarbij behorende Besluit Bibob bieden de mogelijkheid tot toepassing door bestuursorganen. Daarbij is een onderscheid te maken tussen enerzijds haar status als publiekrechtelijk orgaan en anderzijds haar status als privaatrechtelijke partij.

 

Toepassing van het Bibob-instrumentarium vanuit de positie van publiekrechtelijk orgaan kan bij:

  • 1.

    de beoordeling van een aanvraag en/of intrekking van een beschikking ter zake een vergunning, toekenning, erkenning of ontheffing als bedoeld in:

    • a.

      artikel 7 Wet Bibob: een gemeentelijke vergunning die op grond van een verordening verplicht is gesteld voor een inrichting of bedrijf;

    • b.

      de artikelen 3 en 30a van de Drank- en Horecawet;

    • c.

      artikel 6 van de Opiumwet;

    • d.

      artikel 2.1, eerste lid en artikel 7.1, eerste lid, van de Wet wegvervoer goederen;

    • e.

      de artikelen 4 en 82b, vijfde lid van de Wet personenvervoer 2000;

    • f.

      artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder e van die wet, voor zover dat onderdeel betrekking heeft op een inrichting als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van die wet, en artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder i, van die wet voor zover dat onderdeel betrekking heeft op een activiteit waarvoor bij algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 2.17 van die wet is bepaald dat de beschikking in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3, kan worden geweigerd;

    • g.

      artikel 27 van de Woningwet;

    • h.

      artikel 4.3, derde lid, onderdeel b, van de Telecommunicatiewet;

    • i.

      artikel 9 van de Wet regulering prostitutie en bestrijding misstanden in de seksbranche (nog niet in werking getreden);

    • j.

      de artikelen 9.2.2.3 en 11.2 van de Wet milieubeheer, voor zover die artikelen betrekking hebben op een handeling onderscheidenlijk werkzaamheid, waarvoor bij algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 9.2.2.3 onderscheidenlijk artikel 11.2 van de Wet milieubeheer is bepaald, dat de beschikking in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 Wet Bibob, kan worden geweigerd dan wel ingetrokken;

    • k.

      de artikelen 30b en 30h van de Wet op de Kansspelen;

    • l.

      artikel 3.1 de Algemene douanewet, voor zover dat artikel betrekking heeft op een handeling onderscheidenlijk werkzaamheid, waarvoor bij of krachtens algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 3:1 van de Algemene douanewet is bepaald dat de beschikking in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob, kan worden geweigerd dan wel worden ingetrokken;

    • m.

      artikel 14, eerste lid van de Wet strategische diensten;

    • n.

      de artikelen 8, eerste lid, 21 en 22 van de Huisvestingswet 2014;

    • o.

      artikel 15 van de Meststoffenwet.

  • 2.

    De beoordeling van een aanvraag en/of intrekking van een beschikking ter zake een subsidie.

     

Toepassing van het Bibob-instrumentarium vanuit haar positie van betrokkene in privaatrechtelijke transacties kan bij:

  • de gunning dan wel intrekking van een overheidsopdracht aan een gegadigde, voor zover het een overheidsopdracht betreft in de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen sectoren;

  • het aangaan, opschorten of ontbinden van een vastgoedtransactie.

     

  • 4.

    Toepassingsbereik Wet Bibob voor het bestuursorgaan gemeente.

Voor de gemeentelijke overheid als publiekrechtelijk orgaan beperken de toepassingsmogelijkheden van de Wet Bibob en het Besluit Bibob zich tot:

  • De beschikking ingevolge de artikel 3 en 30a van de Drank- en Horecawet:

    • o

      de Drank- en Horecavergunning

    • o

      aanhangsel Drank- en Horecavergunning

  • Vergunningen t.b.v. seksinrichtingen

  • Vergunning voor aanwezig hebben van kansspelautomaten

  • Vergunningen vanuit de Huisvestingswet (voorwaarde is een daartoe geldende huisvestingsverordening):

    • o

      huisvestingsvergunning

    • o

      vergunning tot onttrekken, samenvoegen of splitsen van een woonruimte

    • o

      vergunning voor splitsen van recht op gebouw in appartementsrechten

  • Vergunningen/ontheffingen, voortkomende uit gemeentelijke verordeningen

  • Omgevingsvergunning voor bouwactiviteiten

  • Omgevingsvergunning voor milieuactiviteiten:

    • o

      Vergunningsplichtige inrichtingen binnen de sector afval

    • o

      Omgevingsvergunning beperkte milieutoets (OBM)

  • Subsidies

     

Voor de gemeentelijke overheid als privaatrechtelijke partner in transacties, beperken de toepassingsmogelijkheden van de Wet Bibob en het Besluit Bibob zich tot:

  • de gunning dan wel intrekking van een overheidsopdracht aan een gegadigde, voor zover het een overheidsopdracht betreft in de sectoren bouw, milieu en ICT;

  • het aangaan, opschorten of ontbinden van een vastgoedtransactie.

     

  • 5.

    Waarom een beleidsregel?

Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de uitvoering van de Wet Bibob. Het betreft een facultatieve wet, waarbij het bestuursorgaan zelf de bevoegdheid heeft om te bepalen in welke van de door de wet geboden mogelijkheden, zij dit instrument daadwerkelijk zal toepassen.

Door het vaststellen en implementeren van een beleidsregel biedt de gemeente meer structuur en zekerheid in haar werkwijze aan zowel de ambtenaren als aan de inwoners en ondernemers. In de beleidsregel staat aangegeven op welke beschikkingen, subsidies, vastgoedtransacties en aanbestedingen de Wet Bibob wordt toegepast en in welke gevallen de toetsing zoals bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob (hierna "de Bibob-toets") zal plaatsvinden.

Voor de inwoners en ondernemers wordt door de beleidsregel voorkomen, dat er sprake is van willekeur in de toepassing van beleid. Voor de gemeentelijke overheid wordt door de beleidsregel een nadrukkelijk signaal voor de bescherming van haar integriteit afgegeven en kan daaruit een preventieve werking het gevolg zijn.

 

 

Artikelsgewijze toelichting

(voor zover nodig)

 

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Aangesloten wordt bij de definities in artikel 1.1 van de Wet Bibob.

Voor het overige behoeven de begripsomschrijvingen geen nadere toelichting.

 

Artikel 2.1 Toepassingsbereik bij nieuwe beschikkingen

In artikel 2, eerste lid zijn de beschikkingen/meldingen opgenomen waarbij het wenselijk is om bij elke aanvraag/melding een Bibob-toets te doen. De keuze hiertoe is ingegeven door ervaringen in de achterliggende jaren, waarbij gebleken is, dat de onderhavige bedrijfsmatige activiteiten middels deze beschikkingen gekenmerkt worden door onder andere:

  • a.

    zeer laagdrempelig door de geringe functie-eisen voor de onderhavige ondernemingen;

  • b.

    grootschalig gebruik van zogenaamd cash-geld, waardoor zij extra bevattelijk zijn voor invloeden vanuit criminele organisaties voor z.g. "witwaspraktijken";

  • c.

    bedrijfsmatige activiteiten die minder locatie/plaatsgebonden zijn, waardoor het z.g. "waterbedeffect" zich hier nadrukkelijk kan voordoen;

  • d.

    betrokkenheid van criminele organisaties in de voorbereiding en uitvoering van de activiteit.

Op het moment dat het bestuursorgaan met de betrokken ondernemer door middel van een Bibob-toets een verantwoorde inschatting heeft gemaakt van haar integriteitsrisico, kan in het verdere verloop van de bestuurlijke relatie tussen het overheidsorgaan en betrokkene, maatwerk worden ontwikkeld in geval er sprake is van een aanvraag voor een nieuwe beschikking. Belangrijk daarbij is, dat zowel t.a.v. de betrokkene zelf als de personen die op hem invloed kan/kunnen uitoefenen, zich geen veranderingen hebben voorgedaan.

 

In artikel 2, tweede lid zijn vervolgens beschikkingen genoemd, waarbij bij de aanvragen een Bibob-toets plaats kan vinden als specifieke informatie aanleiding vormt om te vermoeden dat bij de aanvraag sprake is van een ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob.

 

2.2 Toepassingsbereik bij reeds verleende beschikkingen

In dit artikel is aangegeven bij welke reeds verleende beschikkingen en wanneer het bestuursorgaan de Wet Bibob kan toepassen.

 

2.2a Bibob-vragenformulieren

Het toepassen van de Bibob-toets betekent een lastenverzwaring voor een aanvrager/betrokkene. Deze zal namelijk dan meer gegevens bij de aanvraag om een beschikking, of bij een overheidsopdracht of vastgoedtransactie moeten overleggen.

In artikel 2.2a is aangegeven wat het gevolg is als de aanvrager weigert om de Bibob-vragenformulieren volledig ingevuld te retourneren.

 

Om uniformiteit in het toepassen van de Wet Bibob te bewerkstelligen, zijn door de Minister van Veiligheid en Justitie vragenformulieren vastgesteld om Bibob-informatie op te vragen bij de betrokkene.

 

Het bevoegd gezag kan aan de hand van de vragenformulieren vragenlijsten samenstellen. Dat wil zeggen dat er vragen worden geselecteerd die op de specifieke situatie (beschikking of overeenkomst, rechtspersoon of natuurlijke persoon etc.) van toepassing zijn.

Bij het samenstellen van een vragenlijst moet het bevoegd gezag een selectie maken van vragen en deelvragen uit het vastgestelde vragenformulier. Het is wel toegestaan om bij het samenstellen van een vragenlijst vragen uit het vragenformulier te herformuleren.

Dit kan als:

  • het bevoegd gezag dit noodzakelijk vindt voor de verbetering van de communicatie met de betrokkene;

  • het bevoegd gezag daarmee van de betrokkene minder gegevens vraagt;

  • en als de strekking van de vragen in de vragenlijst niet inhoudelijk anders wordt ten opzichte van de vragen uit het vragenformulier.

     

Artikel 2.3 Toepassingsbereik bij subsidies

In dit artikel is aangegeven dat het bestuursorgaan de Wet Bibob kan toepassen met betrekking tot een aanvraag voor dan wel intrekking van een reeds verleende subsidie als specifieke informatie aanleiding vormt om te vermoeden dat er sprake is van een ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet.

 

Artikel 2.4 Toepassingsbereik bij vastgoedtransacties

In dit artikel is de toepasbaarheid van de Wet Bibob bij vastgoedtransacties omschreven.

Dit betreft een uitbreiding van de toepasbaarheid van het Bibob-instrument in een sector, die in het algemeen als krachtig en betrouwbaar kan worden beschouwd maar op onderdelen gebleken is ernstig kwetsbaar te zijn voor invloeden vanuit de criminele omgeving. Voor het uitsluiten van deze invloeden binnen deze sector, zullen maatregelen vanuit diverse actoren binnen deze sector zelf noodzakelijk zijn. Daarbij kunnen initiatieven komen vanuit bijvoorbeeld de makelaardij, het notariaat en de taxateurs. Ook kan het Kadaster een signalerende rol vervullen in geval een onroerend goed in korte tijd meerdere keren in andere handen over gaat.

 

De uitbreiding van de Bibob-wetgeving op dit onderwerp beperkt zich tot de gevallen, waarin de gemeente via een privaatrechtelijke transactie partij is. Daarbij is het niet gewenst om bij elke transactie tot inzet van dit instrument te besluiten. Zoals eerder gezegd is de onroerendgoedsector in zijn algemeenheid krachtig en betrouwbaar. De toepassing zal dan ook beperkt dienen te worden tot de gevallen, waarin gemotiveerd tot inzet kan worden besloten.

 

Artikel 2.5 Toepassingsbereik bij aanbestedingen

In dit artikel wordt de toepasbaarheid bij aanbestedingen omschreven.

Door de wetgever is de toepasbaarheid van het Bibob-instrumentarium beperkt tot de sectoren milieu, informatie-communicatie-technologie (ICT) of bouw. Daarbij is het niet de bedoeling om bij elke transactie in een van deze sectoren ook tot Bibob-toets over te gaan, maar de inzet nadrukkelijk te beperken tot gevallen waarbij de inzet gemotiveerd kan worden.

In deze beleidsregel is de mogelijkheid opgenomen om bij aanbestedingen tot een Bibob-toets over te gaan, als concrete informatie daartoe aanleiding geeft.

In tegenstelling tot de algemene strekking van de Bibob-regelgeving, verstrekt de Wet Bibob geen extra weigeringsgrond bij aanbestedingen. De reden hiervoor is, dat het binnen deze sector in beginsel gaat om een gesloten stelsel van selectie- en gunningscriteria. De uitkomst van een Bibob-toets kan dan ook slechts gelden als versterking voor één van deze criteria.

Voor de inzet van het Bibob-instrumentarium geldt als algemene regel, dat het slechts als ultimum remedium wordt ingezet en het overheidsorgaan geboden is om nadrukkelijk eerst de mogelijkheden na te gaan die reguliere wetgeving biedt.

In de Aanbestedingswet 2012 is bijvoorbeeld al de invoering van een zogenaamde eigen verklaring opgenomen.

 

Artikel 3.1 Eigen onderzoek

In dit artikel wordt de uitvoering van het eigen onderzoek beschreven. Bij de uitvoering van het eigen onderzoek, maakt het bestuursorgaan in eerste aanleg gebruik van alle relevante gegevens uit haar eigen informatiehuishouding. Ook kan zij gebruik maken van de relevante informatie, die voor haar beschikbaar is in zogenaamde open bronnen.

De beschikbaarheid van relevante informatie in de zogenaamde gesloten bronnen is door de onderliggende regelgeving beperkt. Via de wijziging van wetgeving, verkrijgt het bestuursorgaan per 1 januari 2013 een ruimere bevoegdheid tot het handelsregister van de Kamer van Koophandel en het Justitieel Documentatie Systeem.

De RIEC’s zijn door de wetswijziging bevoegd om het volledige eigen onderzoeksdossier als ook een daarop gebaseerd adviesrapport van het Bureau in te zien. Op die manier wordt hun ondersteunende en coördinerende rol naar bestuursorganen bij de uitvoering van de Bibob-wetgeving, nadrukkelijk versterkt. Het RIEC kan de eigen onderzoeksfase van het bestuursorgaan versterken door het verstrekken van relevante informatie, die afkomstig is van de partners in het samenwerkingsverband. Ook kan het RIEC adviseren om in concrete gevallen al dan niet over te gaan tot het doen van een adviesverzoek bij het Landelijk Bureau Bibob.

Indien het bestuursorgaan een adviesrapport van het Bureau heeft ontvangen, rust daar voor haar een vergewisplicht op. In de Wet Bibob is voorzien in de mogelijkheid om dit adviesrapport daartoe voor te leggen aan de leden van het lokale driehoeksoverleg.

De beslissing aan het einde van een Bibob-toets blijft uiteindelijk een zelfstandige bevoegdheid voor de gemeentelijke bestuursorganen, waarbij zij, in geval van weigering dan wel intrekking, hun besluiten afdoende moeten motiveren.

 

Artikel 3.2 Informatieplicht

Dit artikel beschrijft dat betrokkene geïnformeerd wordt over een adviesaanvraag bij het Landelijk Bureau Bibob en dat hem een kopie van het adviesrapport ter hand wordt gesteld.

 

Artikel 3.3 Adviestermijn

In dit artikel zijn bepalingen opgenomen over de adviestermijn voor het Landelijk Bureau Bibob en de mogelijkheid van verlenging. Ook zijn bepalingen over de opschorting van de wettelijke beslistermijn opgenomen.

 

Artikel 3.4 Negatief besluit

In het eerste lid van dit artikel is aangegeven wanneer een bestuursorgaan of rechtspersoon met een overheidstaak overgaat tot een negatief besluit op een aanvraag om een beschikking dan wel inschrijving op een overheidsopdracht of het aangaan van een vastgoedtransactie.

In het tweede lid is bepaald dat voorafgaand aan een negatief besluit betrokkene in de gelegenheid wordt gesteld een zienswijze in te dienen.

 

Artikel 4.1 Inwerkingtreding

Dit artikel behoeft geen toelichting.

 

Artikel 4.2 Intrekking oude regeling

Hiermee worden de Beleidsregels BIBOB, zoals vastgesteld door de burgemeester en het college van burgemeester en wethouders bij besluit van 9 januari 2007 ingetrokken.

 

Artikel 4.3 Citeertitel

Dit artikel behoeft geen toelichting.