Organisatie | Overbetuwe |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester van de gemeente OverBetuwe houdende regels omtrent de wet Bibob Beleidsregel Wet Bibob gemeente Overbetuwe 2018 |
Citeertitel | Beleidsregel Wet Bibob gemeente Overbetuwe 2018 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Deze regeling is tevens vastgesteld door de burgmeester.
Deze regeling vervangt de Beleidsregels Wet BIBOB, zoals vastgesteld door de burgemeester en het college van burgemeester en wethouders bij besluit van 9 januari 2007.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
29-12-2017 | nieuwe regeling | 19-12-2017 | 17BWB00114 |
Artikel 1.1 Begripsomschrijving
Deze beleidsregel verstaat onder:
betrokkene: de aanvrager van een beschikking, de houder van een vergunning, de subsidieontvanger, de natuurlijke persoon of rechtspersoon met wie een vastgoedtransactie is aangegaan of zal worden aangegaan, de gegadigde die wil deelnemen aan een aanbestedingsproces, de natuurlijke persoon of rechtspersoon aan wie een overheidsopdracht is of zal worden gegund, de onderaannemer;
eigen onderzoek: het onderzoek door het bestuursorgaan of en zo ja, in hoeverre sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 3, artikel 4 en artikel 9 van de Wet Bibob en de beoordeling of in de resultaten van dit onderzoek grond is gelegen voor de betrokkene een negatieve beslissing te nemen dan wel een advies bij het Bureau aan te vragen.
Hoofdstuk 2. Toepassingsbereik
Artikel 2.1 Toepassingsbereik bij nieuwe beschikkingen.
De toepassing van de wet zal door het bestuursorgaan op de hieronder aangeduide beschikkingen op de volgende wijze plaatsvinden:
Uitvoering van de Bibob-toets vindt bij onderstaande aanvragen voor een beschikking plaats als er sprake is van ambtelijke informatie en/of informatie afkomstig van één van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC en/of informatie afkomstig van het OM als bedoeld in artikel 11 juncto artikel 26 van de wet, die een aanleiding vormen om te vermoeden dat bij de aanvraag sprake is van een ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet:
de aanvraag als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder e. van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, voor zover dat onderdeel betrekking heeft op een inrichting als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid van die wet (omgevingsvergunning inrichtingen Wet milieubeheer, waaronder de gevallen die behoren tot de afval- en/of vuurwerkbranche);
de aanvraag als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder i. van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, voor zover dat onderdeel betrekking heeft op een activiteit waarvoor bij algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 2.17 van die wet is bepaald, dat de beschikking in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob kan worden geweigerd (omgevingsvergunning beperkte milieutoets, waaronder gevallen die onder de categorie afvalstoffen vermelde activiteiten autodemontage, banden van voertuigen, kunststofafval, medisch en hygiënisch afval, mengen van afval in de betonindustrie en schroot vallen).
Artikel 2.2 Toepassingsbereik bij reeds verleende beschikkingen
Het bestuursorgaan kan de wet toepassen met betrekking tot reeds verleende beschikkingen als:
bekend wordt, dat tegen betrokkene in een andere gemeente bij een Bibob-toets een ernstig gevaar is geconstateerd en aan betrokkene alhier een soortgelijke beschikking is verstrekt. In geval aan betrokkene in meerdere gemeenten binnen het samenwerkingsverband RIEC eerder al een soortgelijke beschikking is verleend, zal het bestuursorgaan het RIEC om coördinatie in de Bibob-toets verzoeken.
Artikel 2.2a Bibob-vragenformulieren
Bij een weigering om de Bibob-vragenformulieren volledig ingevuld te retourneren, zullen allereerst de daartoe gestelde regels van de Algemene wet bestuursrecht toegepast worden. Bij volharding zal de weigering worden beschouwd als een ernstig gevaar als genoemd in artikel 4 juncto artikel 3 van de Wet Bibob.
Bij een verleende beschikking zal deze als gevolg daarvan worden ingetrokken.
Artikel 2.3 Toepassingsbereik bij subsidies
Het bestuursorgaan kan de wet toepassen met betrekking tot een aanvraag voor dan wel de intrekking van een reeds verleende subsidie als bedoeld in de Algemene Subsidieverordening gemeente Overbetuwe.
Het besluit tot uitvoering van de Bibob-toets zal gebaseerd zijn op:
welke informatie aanleiding vormt om te vermoeden dat bij de aanvraag of verleende subsidie sprake is van een ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet.
Artikel 2.4 Toepassingsbereik bij vastgoedtransacties
De rechtspersoon met een overheidstaak kande wet toepassen met betrekking tot vastgoedtransacties zoals bedoeld in artikel 1.1, tweede lid aanhef en onder k., van deze beleidsregel, waarbij de gemeente partij is. Bij de start van onderhandelingen daartoe, zal de rechtspersoon met een overheidstaak de wederpartij ervan in kennis stellen dat een Bibob-onderzoek deel kan uitmaken van de procedure.
In de overeenkomst kan een integriteitsclausule worden opgenomen, op basis waarvan kan worden overgegaan tot ontbinding, opzegging, vernietiging of opschorting van de overeenkomst.
De Bibob-toets wordt in beginsel beperkt tot:
De Bibob-toets wordt in beginsel niet toegepast bij vastgoedtransacties met overheidsinstanties, semi-overheidsinstanties, of woning(bouw)corporaties.
De Bibob-toets wordt verder beperkt tot de gevallen die een of meerdere van onderstaande kenmerken hebben:
Het besluit tot uitvoering van de Bibob-toets kan daarnaast ook gebaseerd zijn op:
Indien de Bibob-procedure niet is afgerond voor het sluiten van de overeenkomst, wordt hieromtrent een ontbindende voorwaarde opgenomen.
Artikel 2.5 Toepassingsbereik bij aanbestedingen
De rechtspersoon met een overheidstaak kan de Bibob-toets ten aanzien van een gegadigde of onderaannemer in de zin van de wet, alleen uitvoeren bij overheidsopdrachten, die vallen binnen de sectoren milieu, informatie-communicatie-technologie (ICT) of bouw.
Een besluit tot uitvoering van de Bibob-toets zal gebaseerd zijn op:
In de in deze beleidsregel bepaalde gevallen, zal betrokkene, naast de gebruikelijke aanvraagformulieren, de Bibob-vragenformulieren dienen in te vullen en in te leveren bij het bestuursorgaan. Daarbij dienen ook de documenten te worden gevoegd, die in deze vragenformulieren zijn vermeld en/of bij de uitreiking van de formulieren door of namens het bestuursorgaan zijn genoemd. De Bibob-vragenformulieren bevatten in elk geval de in artikel 30, tweede lid van de Wet Bibob genoemde vragen en indien er aanleiding toe is aanvullende vragen, die het bestuursorgaan zo goed mogelijk in staat stellen om het eigen onderzoek te kunnen verrichten.
In geval de aanvraag betrekking heeft op een nieuwe beschikking, maken de Bibob-vragenformulieren onderdeel uit van de aanvraag hiervoor.
Alvorens het eigen onderzoek naar het zich voordoen van weigeringsgronden als bedoeld in artikel 3 van de wet wordt gestart, zal een aanvraag eerst beoordeeld worden conform de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht en de reguliere weigeringsgronden vanuit de onderliggende regelgeving van de desbetreffende vergunning.
Het daarop aansluitende eigen onderzoek naar het zich voordoen van de weigeringsgronden als bedoeld in artikel 3 van de wet bestaat uit een tweetal stappen:
Het onderzoek behelst in ieder geval de controle en analyse van:
De Bibob-gronden vormen een aanvulling op de reeds bestaande mogelijkheden om een vergunning te weigeren of in te trekken. Het bestuursorgaan zal echter altijd eerst de bestaande weigerings- en intrekkingsgronden onderzoeken en toepassen.
Wanneer het Bibob-vragenformulier niet volledig wordt ingevuld, wordt de aanvraag op grond van artikel 4:5 Algemene wet bestuursrecht buiten behandeling gesteld. Een weigering om gevraagde extra informatie aan te leveren dan wel onvolledig aan te leveren leidt tot het buiten behandeling stellen van de nieuwe aanvraag dan wel de mogelijkheid tot het intrekken van de reeds verstrekte vergunning.
Bij de uitvoering van het eigen onderzoek kan de informatiepositie van het bestuursorgaan versterkt worden vanuit het RIEC. Ook kan de gemeente desgewenst gebruik maken van de expertise van het RIEC.
Als het bestuursorgaan op basis van het eigen onderzoek in het kader van de Wet Bibob genoeg aanwijzingen heeft om in redelijkheid te kunnen aantonen dat er sprake is van een 'ernstig gevaar' als bedoeld in de Wet Bibob, kan het de vergunning weigeren of intrekken.
Aanvullend op de controle en analyse van de (extra) verstrekte informatie als hiervoor genoemd, kan een advies bij het Bureau worden gevraagd als:
Een handig aanvullend instrument hierbij is de Indicatorenlijst openbare inrichtingen van de Dienst Justis van het Ministerie van Veiligheid en Justitie (zie bijlage bij deze Beleidsregel). Deze indicatorenlijst is geschikt voor intern gebruik bij het bestuursorgaan om te bepalen of het zinvol is om een Bibob-advies aan te vragen ten aanzien van de vergunninghouder of vergunningaanvrager van een openbare inrichting.
De indicatoren in de indicatorenlijst openbare inrichtingen zijn opgesteld aan de hand van expertmeetings met Bibob-experts, branchespecialisten en vergunningverleners van bestuursorganen. De indicatoren hebben onder andere betrekking op de bedrijfsstructuur, het financiële aspect van de onderneming, de aanvrager en aanwijzingen van (betrokkenheid bij) criminaliteit. Ten slotte is er ook een categorie overig. Op deze wijze komen verschillende aspecten van de openbare inrichting en de vergunninghouder of -aanvrager in beeld.
De indicatorenlijst is een hulpmiddel om de integriteit van de betrokken partij te beoordelen. Door de afzonderlijke indicatoren te bekijken kan de behandelend ambtenaar een breed beeld krijgen van de omstandigheden rondom (de aanvraag om) een beschikking. Het is echter op voorhand niet eenduidig te zeggen of het voldoen aan één of meer indicatoren voldoende is om een Bibob-advies aan te vragen. Dit kan per aanvraag verschillen. De beslissing om over te gaan tot een Bibob-adviesaanvraag is dus het resultaat van de integrale afweging van de behandelend ambtenaar.
Een toetsing aan de Wet Bibob met behulp van een advies van het Bureau geldt in beginsel als een uiterst middel om de integriteit van een betrokken (rechts)persoon te controleren. Bij deze zware inbreuk op de privacy moet het bevoegd gezag de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit in acht nemen.
Deze eisen brengen mee dat het bestuursorgaan eerst, zoals hierboven is uitgewerkt, gebruik moet maken van de eigen instrumenten. Voorts moet het vragen van een advies evenredig zijn gelet op de mate van gevaar en de ernst van de strafbare feiten. De adviesaanvraag bij het Bureau is geen beschikking in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Hiertegen staat derhalve geen bezwaar of beroep open. Wel is het de aanvrager van een vergunning te allen tijde toegestaan de aanvraag in te trekken.
Bij een 'mindere mate van gevaar' dat de (aangevraagde) vergunning wordt gebruikt voor het plegen van strafbare feiten en witwaspraktijken kan het bevoegd gezag extra voorwaarden aan de vergunning verbinden. Deze voorwaarden dienen Bibob-gerelateerd te zijn.
In geval een van het Bureau ontvangen adviesverzoek leidt tot het voornemen om een gevraagde beschikking te weigeren dan wel een eerder verleende beschikking in te trekken, wordt aan betrokkene een kopie van het adviesrapport ter hand gesteld. Betrokkene wordt daarbij door het bestuursorgaan gewezen op zijn geheimhoudingsplicht als bedoeld in artikel 28 van de wet.
Indien het bestuursorgaan een advies aanvraagt bij het Bureau, wordt op grond van artikel 31 van de wet, de wettelijke termijn waarbinnen de beschikking dient te worden gegeven, opgeschort voor de duur van de periode die begint met de dag waarop het advies door het Bureau in behandeling wordt genomen en eindigt met de dag waarop het advies is ontvangen, met dien verstande dat deze opschorting niet langer duurt dan de termijn, zoals genoemd in artikel 15, eerste lid van de wet.
Het bestuursorgaan/de rechtspersoon met een overheidstaak gaat over tot een negatief besluit op de aanvraag op de beschikking dan wel inschrijving op een overheidsopdracht of het aangaan van een vastgoedtransactie, indien uit het eigen onderzoek en een eventueel daarop afgegeven advies van het Bureau blijkt, dat er sprake is van een ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet. Daarbij zal in geval van een inschrijving op een overheidsopdracht, het geconstateerde ernstig gevaar dienen als versterking van een of meerdere uitsluitingsgronden als genoemd in de Aanbestedingswet 2013.
Indien het bestuursorgaan/de rechtspersoon met een overheidstaak voornemens is negatief te beschikken op de aanvraag op de beschikking dan wel inschrijving op een overheidsopdracht op grond van de wet, of het aangaan van een vastgoedtransactie wordt betrokkene in de gelegenheid gesteld daartegen een zienswijze in te brengen.
Artikel 4.2 Intrekking oude regeling
De Beleidsregels Wet BIBOB, zoals vastgesteld door de burgemeester en het college van burgemeester en wethouders bij besluit van 9 januari 2007 worden ingetrokken.
Bijlage: Indicatorenlijst bij Beleidsregel Wet Bibob gemeente Overbetuwe 2018
De indicatorenlijst behoort bij de Beleidsregel Wet Bibob gemeente Overbetuwe.
Aan de hand van de indicatoren als opgenomen in de bijlage kan een betrokkene beoordeeld worden. De uitkomst kan aanleiding geven om over te gaan tot een Bibob-toets. De lijst is niet limitatief. De indicatoren kunnen, indien nieuwe ontwikkelingen dit noodzakelijk maken, door het bestuursorgaan worden aangepast.
Omstandigheden in de persoon van de aanvrager
Algemeen geldende en beleidsindicatoren
Een van de conclusies die de Parlementaire Enquête Commissie Van Traa in 1996 trok was dat de ernst van georganiseerde criminaliteit vooral was gelegen in het grote financiële gewin en de economische macht die daaruit voortvloeit. Die economische macht beperkt zich niet tot de onderwereld, maar dringt in allerlei gedaanten in de bovenwereld door, aldus de commissie. Criminele personen kunnen met al dat geld infiltreren in het economische leven door onder meer gebruik te maken van bestuurlijke faciliteiten, zoals vergunningen, subsidies en overheidsopdrachten. Dit heeft een aantasting van de integriteit van de overheid tot gevolg.
De integriteit van het overheidsorgaan wordt aangetast als bij een verleende of te verlenen beschikking (vergunning, subsidie), overheidsopdracht of vastgoedtransactie, er sprake is van het aanwenden door betrokkene van financieel voordeel uit (reeds gepleegde) criminele activiteiten dan wel het plegen van strafbare feiten.
Ter bescherming van haar integriteitsrisico, hebben bestuursorganen er sinds 1 juni 2003 een instrument bij gekregen: de Wet Bevordering Integriteitsbeoordelingen door het Openbaar Bestuur (Wet Bibob). Deze wet dient primair ter bescherming van het integriteitsrisico van overheidsorganen; zij is dus niet het instrument om criminele gedragingen van personen/organisaties te bestrijden.
De toepassing van dit instrument is beperkt tot de gevallen, die zijn opgenomen in de Wet Bibob en het Besluit Bibob. Na uitvoerige evaluatie van deze regelgeving zijn er per 1 januari 2013 o.a. een aantal aanvullingen/wijzingen doorgevoerd op het toepassingsbereik.
3. Algemeen toepassingsbereik Wet Bibob.
De Wet Bibob en het daarbij behorende Besluit Bibob bieden de mogelijkheid tot toepassing door bestuursorganen. Daarbij is een onderscheid te maken tussen enerzijds haar status als publiekrechtelijk orgaan en anderzijds haar status als privaatrechtelijke partij.
Toepassing van het Bibob-instrumentarium vanuit de positie van publiekrechtelijk orgaan kan bij:
de beoordeling van een aanvraag en/of intrekking van een beschikking ter zake een vergunning, toekenning, erkenning of ontheffing als bedoeld in:
artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder e van die wet, voor zover dat onderdeel betrekking heeft op een inrichting als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van die wet, en artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder i, van die wet voor zover dat onderdeel betrekking heeft op een activiteit waarvoor bij algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 2.17 van die wet is bepaald dat de beschikking in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3, kan worden geweigerd;
de artikelen 9.2.2.3 en 11.2 van de Wet milieubeheer, voor zover die artikelen betrekking hebben op een handeling onderscheidenlijk werkzaamheid, waarvoor bij algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 9.2.2.3 onderscheidenlijk artikel 11.2 van de Wet milieubeheer is bepaald, dat de beschikking in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 Wet Bibob, kan worden geweigerd dan wel ingetrokken;
artikel 3.1 de Algemene douanewet, voor zover dat artikel betrekking heeft op een handeling onderscheidenlijk werkzaamheid, waarvoor bij of krachtens algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 3:1 van de Algemene douanewet is bepaald dat de beschikking in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob, kan worden geweigerd dan wel worden ingetrokken;
Toepassing van het Bibob-instrumentarium vanuit haar positie van betrokkene in privaatrechtelijke transacties kan bij:
Voor de gemeentelijke overheid als publiekrechtelijk orgaan beperken de toepassingsmogelijkheden van de Wet Bibob en het Besluit Bibob zich tot:
Voor de gemeentelijke overheid als privaatrechtelijke partner in transacties, beperken de toepassingsmogelijkheden van de Wet Bibob en het Besluit Bibob zich tot:
Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de uitvoering van de Wet Bibob. Het betreft een facultatieve wet, waarbij het bestuursorgaan zelf de bevoegdheid heeft om te bepalen in welke van de door de wet geboden mogelijkheden, zij dit instrument daadwerkelijk zal toepassen.
Door het vaststellen en implementeren van een beleidsregel biedt de gemeente meer structuur en zekerheid in haar werkwijze aan zowel de ambtenaren als aan de inwoners en ondernemers. In de beleidsregel staat aangegeven op welke beschikkingen, subsidies, vastgoedtransacties en aanbestedingen de Wet Bibob wordt toegepast en in welke gevallen de toetsing zoals bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob (hierna "de Bibob-toets") zal plaatsvinden.
Voor de inwoners en ondernemers wordt door de beleidsregel voorkomen, dat er sprake is van willekeur in de toepassing van beleid. Voor de gemeentelijke overheid wordt door de beleidsregel een nadrukkelijk signaal voor de bescherming van haar integriteit afgegeven en kan daaruit een preventieve werking het gevolg zijn.
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Aangesloten wordt bij de definities in artikel 1.1 van de Wet Bibob.
Voor het overige behoeven de begripsomschrijvingen geen nadere toelichting.
Artikel 2.1 Toepassingsbereik bij nieuwe beschikkingen
In artikel 2, eerste lid zijn de beschikkingen/meldingen opgenomen waarbij het wenselijk is om bij elke aanvraag/melding een Bibob-toets te doen. De keuze hiertoe is ingegeven door ervaringen in de achterliggende jaren, waarbij gebleken is, dat de onderhavige bedrijfsmatige activiteiten middels deze beschikkingen gekenmerkt worden door onder andere:
Op het moment dat het bestuursorgaan met de betrokken ondernemer door middel van een Bibob-toets een verantwoorde inschatting heeft gemaakt van haar integriteitsrisico, kan in het verdere verloop van de bestuurlijke relatie tussen het overheidsorgaan en betrokkene, maatwerk worden ontwikkeld in geval er sprake is van een aanvraag voor een nieuwe beschikking. Belangrijk daarbij is, dat zowel t.a.v. de betrokkene zelf als de personen die op hem invloed kan/kunnen uitoefenen, zich geen veranderingen hebben voorgedaan.
In artikel 2, tweede lid zijn vervolgens beschikkingen genoemd, waarbij bij de aanvragen een Bibob-toets plaats kan vinden als specifieke informatie aanleiding vormt om te vermoeden dat bij de aanvraag sprake is van een ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob.
2.2 Toepassingsbereik bij reeds verleende beschikkingen
In dit artikel is aangegeven bij welke reeds verleende beschikkingen en wanneer het bestuursorgaan de Wet Bibob kan toepassen.
Het toepassen van de Bibob-toets betekent een lastenverzwaring voor een aanvrager/betrokkene. Deze zal namelijk dan meer gegevens bij de aanvraag om een beschikking, of bij een overheidsopdracht of vastgoedtransactie moeten overleggen.
In artikel 2.2a is aangegeven wat het gevolg is als de aanvrager weigert om de Bibob-vragenformulieren volledig ingevuld te retourneren.
Om uniformiteit in het toepassen van de Wet Bibob te bewerkstelligen, zijn door de Minister van Veiligheid en Justitie vragenformulieren vastgesteld om Bibob-informatie op te vragen bij de betrokkene.
Het bevoegd gezag kan aan de hand van de vragenformulieren vragenlijsten samenstellen. Dat wil zeggen dat er vragen worden geselecteerd die op de specifieke situatie (beschikking of overeenkomst, rechtspersoon of natuurlijke persoon etc.) van toepassing zijn.
Bij het samenstellen van een vragenlijst moet het bevoegd gezag een selectie maken van vragen en deelvragen uit het vastgestelde vragenformulier. Het is wel toegestaan om bij het samenstellen van een vragenlijst vragen uit het vragenformulier te herformuleren.
Artikel 2.3 Toepassingsbereik bij subsidies
In dit artikel is aangegeven dat het bestuursorgaan de Wet Bibob kan toepassen met betrekking tot een aanvraag voor dan wel intrekking van een reeds verleende subsidie als specifieke informatie aanleiding vormt om te vermoeden dat er sprake is van een ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet.
Artikel 2.4 Toepassingsbereik bij vastgoedtransacties
In dit artikel is de toepasbaarheid van de Wet Bibob bij vastgoedtransacties omschreven.
Dit betreft een uitbreiding van de toepasbaarheid van het Bibob-instrument in een sector, die in het algemeen als krachtig en betrouwbaar kan worden beschouwd maar op onderdelen gebleken is ernstig kwetsbaar te zijn voor invloeden vanuit de criminele omgeving. Voor het uitsluiten van deze invloeden binnen deze sector, zullen maatregelen vanuit diverse actoren binnen deze sector zelf noodzakelijk zijn. Daarbij kunnen initiatieven komen vanuit bijvoorbeeld de makelaardij, het notariaat en de taxateurs. Ook kan het Kadaster een signalerende rol vervullen in geval een onroerend goed in korte tijd meerdere keren in andere handen over gaat.
De uitbreiding van de Bibob-wetgeving op dit onderwerp beperkt zich tot de gevallen, waarin de gemeente via een privaatrechtelijke transactie partij is. Daarbij is het niet gewenst om bij elke transactie tot inzet van dit instrument te besluiten. Zoals eerder gezegd is de onroerendgoedsector in zijn algemeenheid krachtig en betrouwbaar. De toepassing zal dan ook beperkt dienen te worden tot de gevallen, waarin gemotiveerd tot inzet kan worden besloten.
Artikel 2.5 Toepassingsbereik bij aanbestedingen
In dit artikel wordt de toepasbaarheid bij aanbestedingen omschreven.
Door de wetgever is de toepasbaarheid van het Bibob-instrumentarium beperkt tot de sectoren milieu, informatie-communicatie-technologie (ICT) of bouw. Daarbij is het niet de bedoeling om bij elke transactie in een van deze sectoren ook tot Bibob-toets over te gaan, maar de inzet nadrukkelijk te beperken tot gevallen waarbij de inzet gemotiveerd kan worden.
In deze beleidsregel is de mogelijkheid opgenomen om bij aanbestedingen tot een Bibob-toets over te gaan, als concrete informatie daartoe aanleiding geeft.
In tegenstelling tot de algemene strekking van de Bibob-regelgeving, verstrekt de Wet Bibob geen extra weigeringsgrond bij aanbestedingen. De reden hiervoor is, dat het binnen deze sector in beginsel gaat om een gesloten stelsel van selectie- en gunningscriteria. De uitkomst van een Bibob-toets kan dan ook slechts gelden als versterking voor één van deze criteria.
Voor de inzet van het Bibob-instrumentarium geldt als algemene regel, dat het slechts als ultimum remedium wordt ingezet en het overheidsorgaan geboden is om nadrukkelijk eerst de mogelijkheden na te gaan die reguliere wetgeving biedt.
In de Aanbestedingswet 2012 is bijvoorbeeld al de invoering van een zogenaamde eigen verklaring opgenomen.
In dit artikel wordt de uitvoering van het eigen onderzoek beschreven. Bij de uitvoering van het eigen onderzoek, maakt het bestuursorgaan in eerste aanleg gebruik van alle relevante gegevens uit haar eigen informatiehuishouding. Ook kan zij gebruik maken van de relevante informatie, die voor haar beschikbaar is in zogenaamde open bronnen.
De beschikbaarheid van relevante informatie in de zogenaamde gesloten bronnen is door de onderliggende regelgeving beperkt. Via de wijziging van wetgeving, verkrijgt het bestuursorgaan per 1 januari 2013 een ruimere bevoegdheid tot het handelsregister van de Kamer van Koophandel en het Justitieel Documentatie Systeem.
De RIEC’s zijn door de wetswijziging bevoegd om het volledige eigen onderzoeksdossier als ook een daarop gebaseerd adviesrapport van het Bureau in te zien. Op die manier wordt hun ondersteunende en coördinerende rol naar bestuursorganen bij de uitvoering van de Bibob-wetgeving, nadrukkelijk versterkt. Het RIEC kan de eigen onderzoeksfase van het bestuursorgaan versterken door het verstrekken van relevante informatie, die afkomstig is van de partners in het samenwerkingsverband. Ook kan het RIEC adviseren om in concrete gevallen al dan niet over te gaan tot het doen van een adviesverzoek bij het Landelijk Bureau Bibob.
Indien het bestuursorgaan een adviesrapport van het Bureau heeft ontvangen, rust daar voor haar een vergewisplicht op. In de Wet Bibob is voorzien in de mogelijkheid om dit adviesrapport daartoe voor te leggen aan de leden van het lokale driehoeksoverleg.
De beslissing aan het einde van een Bibob-toets blijft uiteindelijk een zelfstandige bevoegdheid voor de gemeentelijke bestuursorganen, waarbij zij, in geval van weigering dan wel intrekking, hun besluiten afdoende moeten motiveren.
Dit artikel beschrijft dat betrokkene geïnformeerd wordt over een adviesaanvraag bij het Landelijk Bureau Bibob en dat hem een kopie van het adviesrapport ter hand wordt gesteld.
In dit artikel zijn bepalingen opgenomen over de adviestermijn voor het Landelijk Bureau Bibob en de mogelijkheid van verlenging. Ook zijn bepalingen over de opschorting van de wettelijke beslistermijn opgenomen.
In het eerste lid van dit artikel is aangegeven wanneer een bestuursorgaan of rechtspersoon met een overheidstaak overgaat tot een negatief besluit op een aanvraag om een beschikking dan wel inschrijving op een overheidsopdracht of het aangaan van een vastgoedtransactie.
In het tweede lid is bepaald dat voorafgaand aan een negatief besluit betrokkene in de gelegenheid wordt gesteld een zienswijze in te dienen.
Dit artikel behoeft geen toelichting.
Artikel 4.2 Intrekking oude regeling
Hiermee worden de Beleidsregels BIBOB, zoals vastgesteld door de burgemeester en het college van burgemeester en wethouders bij besluit van 9 januari 2007 ingetrokken.