Organisatie | De Fryske Marren |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | BELEIDSREGELS Leerlingenvervoer De Fryske Marren |
Citeertitel | Beleidsregels Leerlingenvervoer De Fryske Marren |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Op 26-03-2018 heeft het college de beleidsregesl vastgesteld en op 18-4-2018 heeft het college besloten deze beleidsregels per 1-8-2018 in werking te laten treden onder gelijktijdige intrekking van de in 2017 vastgestelde beleidsregels.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-08-2018 | 01-08-2019 | nieuwe regeling | 18-04-2018 | 1940113592/1940117843 |
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Medisch kinderdagverblijf: een medisch kinderdagverblijf (MKD) biedt dagopvang voor kinderen met ernstige ontwikkelingsproblemen van 4 tot 7 jaar. Het MKD wordt ook wel dagbehandeling jonge kind (DJK) genoemd;
Een team van verschillende deskundigen onderzoekt en behandelt in het MKD het kind. Zo’n team kan bestaan uit bijvoorbeeld een psycholoog, een orthopedagoog, een fysiotherapeut, een logopedist en groepsleiders.
Wanneer het kind leerplichtig is behoort ook onderwijs in het MKD tot de mogelijkheden;
Kenmerken speciale basisscholen: Scholen in het sbo hebben dezelfde kerndoelen als gewone basisscholen. Maar de leerlingen in het sbo krijgen meer tijd om die te halen. De groepen in het speciaal basisonderwijs zijn kleiner en er zijn meer deskundigen. Leerlingen kunnen tot hun 14e jaar op een school voor speciaal basisonderwijs terecht.
Speciaal Onderwijs: Speciaal Onderwijs (so) is onderwijs ten behoeve van leerlingen die lichamelijk, zintuiglijk of verstandelijk gehandicapt zijn en voor leerlingen die psychische problemen of gedragsproblemen hebben welke door een (specialistische) arts zijn gediagnosticeerd en die een verwijzing naar speciaal onderwijs hebben gekregen. Voor deze leerlingen zijn er scholen die verdeeld zijn in vier clusters.
Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en die niet nader worden omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de Wet op primair onderwijs, de Wet op voortgezet onderwijs, de Wet op de expertisecentra, de Algemene wet bestuursrecht en de Verordening Leerlingenvervoer De Friese Meren.
Artikel 2 Onjuist of onvolledig ingevulde aanvraagformulieren
De aanvraag wordt digitaal ingevuld met behulp van de DigiD op de website van de gemeente De Fryske Marren. Niet volledig ingevulde formulieren worden niet geaccepteerd.
Indien digitaal aanvragen niet wordt gewenst of niet lukt dan kan met de gemeente contact opgenomen worden voor het indienen van een aanvraagformulier. Indien gewenst of nodig kan bij de invulling hulp worden verleend. Aanvraagformulieren die onjuist of onvolledig zijn ingevuld worden niet geaccepteerd. Aanvrager wordt dan in de gelegenheid gesteld de aanvraag binnen twee weken te corrigeren of aan te vullen. Wordt hiervan geen gebruik gemaakt dan kan de aanvraag buiten behandeling gesteld worden. Het college stelt de aanvrager hiervan op de hoogte met een beschikking.
Om er zeker van te zijn dat een beschikking vóór aanvang van een nieuw schooljaar wordt afgegeven, is het van belang om de aanvraag tijdig in te dienen. Aanvragen voor het nieuwe schooljaar kunnen worden ingediend van 1 maart tot 1 juni voorafgaande aan het nieuwe schooljaar. Aanvragen buiten deze periode worden afgehandeld op de wijze zoals in artikel 5 van de verordening bepaald. Een vergoeding kan niet met terugwerkende kracht worden verstrekt.
Artikel 5 Beoordeling van de aanvraag: leerling centraal
Het college beoordeelt de aanvraag voor leerlingenvervoer en betrekt bij die beoordeling eventuele vervoersadviezen. Bij de beoordeling wordt in ieder geval het ondersteuningsplan betrokken dat is opgesteld door het samenwerkingsverband, dit in overeenstemming met artikel 3 lid 3 van de verordening.
Het college stelt bij de beoordeling van aanvragen die betrekking hebben op leerlingen die in het komende schooljaar elf jaar worden de leerling centraal. Hierbij wordt onder andere rekening gehouden met:
Artikel 6 Adviezen van deskundigen
Wanneer onduidelijkheid bestaat over de mogelijkheid van de leerling om (eventueel met begeleiding) met het openbaar vervoer te reizen of de mogelijkheid van ouders om het kind te begeleiden in het openbaar vervoer, kan het college besluiten om in eerste instantie informatie op te vragen bij:
Het college controleert of er een voldoende beeld is gegeven om tot een afgewogen oordeel te komen over de mogelijkheden van de leerling om zelfstandig te reizen. Indien dit noodzakelijk wordt geacht door het college, of als ouders hierom verzoeken, kan een (aanvullend) onderzoek worden ingesteld. Het college onderzoekt of het met de beschikbare informatie tot een integrale afweging kan komen, waarbij de leerling centraal staat. Indien het college dit noodzakelijk acht, wordt een verdergaand onafhankelijk onderzoek naar de vervoersmogelijkheden van een kind ingesteld. Deze kosten worden door het college gedragen.
Het college kan opstapplaatsen vaststellen. Bij het aanwijzen van opstapplaatsen betrekt het college op dezelfde of soortelijke wijze de volgende onderwerpen zoals deze van toepassing zijn voor ouders die hun kind brengen of halen naar een gewone basisschool;
Leerlingen dienen in principe op te stappen bij een Centrale Opstapplaats wanneer de toegekende voorziening bestaat uit het vervoer per taxi(busje). Alle leerlingen die wonen binnen een straal van 2000 meter rond de opstapplaats worden ’s morgens door de ouder naar de opstapplaats gebracht en daar ’s middags, aan het einde van de schooldag, weer opgehaald. Hierop zijn een aantal uitzonderingen die op individuele basis worden beoordeeld. Denk hierbij bijvoorbeeld aan:
Als leerlingen zo beperkt zijn (lichamelijk en/of geestelijk) dat ze niet in staat zijn bij de opstapplaats op te stappen (op basis van bijvoorbeeld een medisch attest of een medische keuring). Denk hierbij bijvoorbeeld aan leerlingen die naar een school voor lichamelijk en/of meervoudig gehandicapte kinderen gaan als Lyndensteyn een Beetsterzwaag, in een gezinsvervangende opvang zitten of wonen op Boerderij Kleurrijk, Maeykehiem, JP van der Bent etc.;
Hoofdstuk 2 Het samenwerkingsverband
Artikel 8 De rol van het samenwerkingsverband
Als een kind op school extra ondersteuning nodig heeft, komt het samenwerkingsverband in beeld. Het samenwerkingsverband voor het primair onderwijs voor de gemeente De Fryske Marren is PO Friesland 21.01.
Het samenwerkingsverband voor het voortgezet onderwijs is VO-21.02 (V.O. scholen in Joure) en
VO-21.03 (V.O. school in Balk) en VO-24.02 (V.O. school in Lemmer).
Wanneer een school problemen heeft met het bieden van de juiste ondersteuning aan een leerling kan het samenwerkingsverband ingeschakeld worden. Zij bezitten zowel de expertise als de middelen om extra ondersteuning te kunnen bieden aan de school. Wanneer het een school niet lukt om de leerling voldoende te ondersteunen, kan het samenwerkingsverband de leerling toelaten tot een school voor (voortgezet) speciaal (basis-)onderwijs middels een toelaatbaarheidsverklaring.
Het wisselen van school hangt vaak samen met de vraag om leerlingenvervoer.
Wanneer het samenwerkingsverband een toelaatbaarheidsverklaring heeft afgegeven, of een advies heeft gegeven voor een andere reguliere basisschool, kan gesteld worden dat de aangewezen school de dichtstbijzijnde toegankelijke school is. Als de leerling daarnaast voldoet aan de andere, in de verordening genoemde bepalingen, kan leerlingenvervoer toegekend worden.
De school volgt de ontwikkelingen van de leerling en informeert de ouders hierover. Als er ontwikkelingen of veranderingen worden gesignaleerd die invloed hebben op de mogelijkheden van de leerling om zelfstandig met OV te reizen, moet dit aan het college worden bekendgemaakt. Samen met de school en de ouders wordt bepaald of en welke ondersteuning of begeleiding nodig is voor de leerling alsmede wie die ondersteuning of begeleiding kan bieden en wie deze eventueel bekostigd.
Hoofdstuk 3 Tijdelijke beperking
Artikel 9 Structurele of tijdelijke beperking
Een leerling met een tijdelijke beperking, zoals een gebroken been of arm, komt niet in aanmerking voor leerlingenvervoer. Alleen bij een structurele beperking wordt eventueel vervoer verleend. Echter, het kan voorkomen dat een leerling een zware operatie moet ondergaan of een meervoudige ledematenbreuk heeft opgelopen, met als gevolg dat hij of zij een groot gedeelte van het schooljaar afhankelijk is van rolstoel en/of krukken vanwege herstel of revalidatie. In dat geval kan een leerling bij een beperking die langer duurt dan 3 maanden eventueel wel een beroep doen op het leerlingenvervoer. Hiervoor moet wel een medische verklaring worden overlegd. Er kan een beschikking af worden gegeven voor de duur van het herstel en/of de revalidatie. Als de noodzaak voor het vervoer verdwijnt, heeft de leerling geen recht meer op vervoer. De ouders dienen een dergelijke wijziging in omstandigheden onverwijld schriftelijk mede te delen aan het college.
Artikel 10 Buitenschoolse opvang
In de verordening is aangegeven dat leerlingenvervoer het vervoer tussen de woning of de opstapplaats en de school betreft. De woning is gedefinieerd als ‘de plaats waar de leerling structureel en feitelijk verblijft’. Het college staat vervoer van school naar een opvangadres na schooltijd, anders dan het woonadres, toe indien voldaan wordt aan de onderstaande voorwaarden.
De vervoerder stemt in met vervoer naar het opvangadres en brengt hiervoor geen meerkosten bij ouders of gemeente in rekening. De vervoerder heeft aangegeven dat hij bereid is leerlingen af te zetten bij een opvangadres indien dit adres ongeveer op de route ligt van de taxi(bus), waarin de leerling wordt vervoerd. De route van de taxi(bus) is gebaseerd op de woon- en schooladressen van de leerlingen. Ook heeft de vervoerder de mogelijkheid genoemd dat een kind op de terugweg in een andere (taxi)bus terugrijdt dan op de heenweg.
Artikel 11 Medisch kinderdagverblijf
De meeste medisch kinderdagverblijven (hierna: MKD) bieden ook onderwijs aan kinderen vanaf 4 jaar. Dit gaat vaak met externe inzet van onderwijzers of doordat een MKD gevestigd is binnen een school. De meeste kinderen zijn vier of vijf jaar oud. De verblijfsduur varieert van één maand tot ongeveer anderhalf jaar. Het merendeel krijgt echter een behandeling van negen tot twaalf maanden en verblijft gemiddeld een schooljaar in het speciaal onderwijs. Na behandeling stromen de leerlingen uit naar het basisonderwijs, het speciaal basisonderwijs of een school voor speciaal onderwijs. In incidentele gevallen stroomt het kind uit naar een vorm van dagbesteding.
Het vervoer waarmee kinderen op een MKD komen is in beginsel de verantwoordelijkheid van ouders.
Vanaf het 4e levensjaar kunnen ouders van een kind dat een MKD bezoekt een beroep doen op leerlingenvervoer wanneer hun kind daadwerkelijk onderwijs volgt op het MKD.
Artikel 12 Vervoer voor hoogbegaafde kinderen
Elke basisschool heeft een aanbod voor hoogbegaafde leerlingen. Hierdoor bestaat er in principe geen recht op leerlingenvervoer voor deze leerlingen. Er zijn twee situaties waarin een hoogbegaafde leerling wel aanspraak kan maken op leerlingenvervoer:
de dichtstbijzijnde basisschool heeft (nog) geen passend aanbod voor de hoogbegaafde leerling. In dat geval kan het zijn dat de leerling verder moet reizen naar een voor hem toegankelijke school die wel een passend aanbod kan bieden. Het college onderzoekt of de nodig geachte begeleiding en het materiaal daadwerkelijk op deze school aanwezig zijn en zo een passend aanbod bieden.
De hoogbegaafdheid van de leerling moet op basis van onderzoek worden gestaafd. Dit onderzoek dient uitgevoerd te worden door een daarin gespecialiseerde en onafhankelijke gedragswetenschapper. Daarnaast moet er een toelichting vanuit de dichtstbijzijnde school worden gegeven waarom er geen passend aanbod is voor de betreffende leerling. Hierbij dient het samenwerkingsverband altijd ingeschakeld te worden.
Indien het een keuze is van de ouders of verzorgers zelf en er een passend aanbod is op de dichtstbijzijnde toegankelijke school kan er geen aanspraak gedaan worden op leerlingenvervoer.
Om de afstand en reistijd tussen de woning of een opstapplaats en de school per auto of fiets te bepalen, wordt de routeplanner van de EasyTravel of van de ANWB gebruikt (www.easytravel.nl of www.anwb.nl ). Om de reistijd tussen de woning en de school per openbaar vervoer te bepalen, wordt de reisplanner van 9292 gebruikt (www.9292.nl).
Bij de reistijd van een begeleider wordt 5 minuten per rit opgeteld voor de wachttijd bij de bushalte.
Hoofdstuk 7 Soorten vervoer en vergoeding
Artikel 14 Zelfstandig reizen met OV
De VNG hanteert de leeftijd van 9 jaar om als kind alleen te kunnen reizen (per fiets en middels openbaar vervoer). De gemeente De Fryske Marren is een plattelandsgemeente met veel polderwegen. Wegen die soms afgelegen zijn, weinig verlichting hebben en waar hard kan worden gereden. Ook bushaltes kunnen soms langs afgelegen wegen liggen. Wij leggen de grens van zelfstandig kunnen reizen daarom bij 11 jaar. Vanaf 11 jaar wordt een leerling geacht om zonder begeleiding per fiets en /of per bus of trein te kunnen reizen.
Artikel 15 Overstappen van taxi(bus) vervoer naar openbaar vervoer
Wanneer een leerling, welke de leeftijd van 11 jaar nog niet heeft bereikt, van taxi(bus)vervoer overstapt naar openbaar vervoer, dan wordt aan die leerling een OV-pas verstrekt onder dezelfde voorwaarden die golden voor het taxi(bus)vervoer. Indien er geen sprake was van een eigenbijdrage (bijvoorbeeld in verband met een gering inkomen of een medische cluster indicatie voor speciaal onderwijs en voortgezet speciaal onderwijs) dan geldt deze ook niet voor de OV-pas. Indien er sprake was van een eigenbijdrage als bedoeld in artikel 19 dan geldt deze ook voor de OV-pas.
Artikel 16 Vergoeding van de kosten voor openbaar vervoer
Wanneer er recht bestaat op een vergoeding op basis van de kosten van het openbaar vervoer wordt allereerst bekeken of er begeleiding noodzakelijk is. Wanneer dit niet het geval is, wordt uitgegaan van de kosten die de leerling maakt op de heen- en terugreis.
Wanneer er begeleiding noodzakelijk is, wordt uitgegaan van de kosten van de leerling (retour) en wordt voor de begeleider tweemaal retour gerekend. De begeleider brengt het kind ’s ochtends en gaat daarna weer naar huis. ’s Middags haalt de begeleider de leerling weer op. In totaal gaat het dan om driemaal retour.
Er wordt alleen een vergoeding voor begeleiding betaald wanneer er ook daadwerkelijk met begeleiding gereisd wordt in het openbaar vervoer. Dit dient men aan te tonen met een vervoersbewijs/uitdraai OV-chipkaart.
Wanneer er recht bestaat op een vergoeding op basis van openbaar vervoer en ouders kiezen er voor het kind zelf te brengen, dan bestaat er alleen voor het kind recht op een vergoeding en niet voor een begeleider.
Er zijn een aantal criteria om voor aangepast vervoer in aanmerking te komen (artikel 12 en 18 van de verordening). Eén van de criteria verdient enige toelichting. Aangepast vervoer kan toegekend worden wanneer door de ouders wordt aangetoond dat begeleiding van de leerling door henzelf of anderen onmogelijk is, dan wel tot ernstige benadeling van het gezin zal leiden en een andere oplossing niet mogelijk is.
Het reizen naar en van school en dus ook de begeleiding is primair een taak van de ouders. Als dat niet mogelijk is, dienen zij zelf voor een oplossing te zorgen. Als ouders er zelf niet in slagen de begeleiding te leveren, kunnen zij daarvoor bijvoorbeeld een oppas, buren, familie of vrijwilligers inschakelen.
In de volgende gevallen leidt begeleiding van de leerling tot een ernstige benadeling van het gezin:
Er kunnen andere omstandigheden zijn die maken dat binnen een gezinssituatie dermate problemen ontstaan door het moeten brengen van een kind naar school, dat leerlingenvervoer een oplossing biedt. De gezinssituatie moet hierbij altijd goed worden onderzocht.
Het hebben van betaalde werkzaamheden van één of beide ouders is in ieder geval geen reden om over te gaan tot toekenning van leerlingenvervoer.
Artikel 18 Vergoeding van de kosten voor eigen vervoer
De aanvrager kan de leerling zelf vervoeren of laten vervoeren, en aan het college om een kilometervergoeding vragen op basis van de reisregeling binnenland.
Voor 2018 geldt op grond van deze regeling voor de eigen auto een bedrag van € 0,19 per kilometer. Het genoemde bedrag wordt uitgekeerd voor de kilometers die de ouder daadwerkelijk aflegt om zijn kind naar school te brengen en op te halen (tweemaal retour). Bijvoorbeeld als de afstand van de woning naar school 10 kilometer is, wordt 4 x 10 x € 0,19 vergoed. De vergoeding voor het gebruik van een eigen fiets bedraagt € 0,09 per kilometer (reisregeling binnenland).
Een schooljaar heeft 200 schooldagen. De vergoeding is nooit hoger dan de vergoeding voor openbaar vervoer (en/of de vergoeding voor openbaar met begeleiding.)
Voor het bepalen van het aantal kilometers, gaat het college uit van de kortste begaanbare weg in de ochtend tussen huis en school.
De vergoeding wordt op aangifte van de ouders door middel van een overzicht van de gereden kilometers uitgekeerd (dit kan per kwartaal, halfjaar of jaar).
Hoofdstuk 8 Financiële verplichtingen
Artikel 20 Drempelbedrag en kosten eigen vervoer
In artikel 14 van de verordening wordt aangegeven dat van bepaalde ouders (basisonderwijs en speciale school voor basisonderwijs) een eigen bijdrage kan worden gevraagd als de afstand van de woning naar de dichtstbijzijnde toegankelijke school meer dan zes km bedraagt en het gezamenlijk inkomen hoger is dan € 26.100,--. Deze eigen bijdrage is het drempelbedrag. Het drempelbedrag voor het schooljaar 2018 – 2019 bedraagt € 530,--.
Artikel 21 Draagkrachtafhankelijke bijdrage
Als de afstand naar de dichtstbijzijnde toegankelijke school voor basisonderwijs meer dan 20 kilometer bedraagt. Voor het schooljaar 2018 – 2019 bedragen de bijdrage:
Artikel 22 Pleegouders, voogdijinstellingen en financiële verplichtingen
Pleegouders kunnen als ‘ouders’ in de zin van de verordening worden aangemerkt. Aan pleegouders zouden dus eventuele financiële verplichtingen opgelegd kunnen worden zoals het drempelbedrag of een bedrag in het kader van financiële draagkracht.
Aan pleegouders kan dus wel maar wordt geen financiële verplichting opgelegd. Pleegouders krijgen een pleegvergoeding. Hiervan kunnen ze de basiskosten voor het pleegkind voldoen. De basisvergoeding is echter niet toereikend voor de kosten van leerlingenvervoer. Pleegouders kunnen kosten verhalen bij de onderhoudsplichtige ouders maar uit de praktijk blijkt dat deze ouders vaak een laag inkomen hebben.
Voogdijinstellingen worden ook als ‘ouder’ aangemerkt. Hen kan echter geen financiële verplichting opgelegd worden omdat zij geen inkomen in de zin van de Wet op de inkomstenbelasting hebben.
Is de stage een onderdeel van het onderwijsprogramma (opgenomen in de schoolgids) en krijgt de leerling dagelijks leerlingenvervoer naar de school, dan bestaat in alle redelijkheid en billijkheid aanspraak op leerlingenvervoer naar het stageadres. Het stageadres is dan ook als school aangemerkt.
Hier geldt echter ook de dichtstbijzijnde toegankelijke stage. Stageplaatsen moeten zo veel mogelijk dicht bij het huis- of het schooladres liggen. Ook moeten de stagetijden aansluiten op de reguliere schooltijden. Op die manier kan het stage vervoer worden gecombineerd met het reguliere schoolvervoer. Er kan geen sprake zijn van wisselende adressen.
Hoofdstuk 10 De ouders en begeleiders
Artikel 25 De rol van de ouders
De ouders zijn verantwoordelijk voor hun kinderen. Deze verantwoordelijkheid duurt tot hun kind de leeftijd van de volwassenheid heeft bereikt. Dit is momenteel 18 jaar. Ook tijdens de reis van huis naar school en vice versa blijven de ouders verantwoordelijk voor hun kinderen. Hierin komt geen verandering als aan de ouders leerlingenvervoer ten behoeve van hun kind wordt toegekend.
Met andere woorden het is de zorg en verantwoordelijkheid van de ouders dat hun kind zich goed gedraagt tijdens de reis van en naar school en ook in de taxi(busje)s. De ouders dienen hun kinderen te leren zich zo te gedragen tijdens de reis in de taxi(busje)s dat daardoor geen schade wordt veroorzaakt of onveiligheid ontstaat of de rust en orde wordt geschaad. Het is de rol en plicht van de chauffeur van het leerlingenvervoer om o.a. bij de ouders, de school en de vervoerder melding te maken van incidenten tijdens de rit.
Indien incidenten (niet-correcte gedrag) zich herhalen of gedrag niet verbetert wordt de ouder hierover schriftelijk geïnformeerd en aan zijn verantwoording herinnerd. De maatregelen die de ouders nemen moeten toereikend zijn.
Artikel 26 De rol vrijwillige begeleiders
In situaties waarin het onmogelijk is, naar het oordeel van het college, dat de ouders hun verantwoording inhoud geven met betrekking tot de begeleiding tijdens de rit naar of van school kan door de college vrijwilligers daartoe aanwijzen. Het college kan voorwaarden stellen aan het verrichten van begeleiding gedurende ritten met taxi(busje)s. Het college kan een (on-) kosten vergoeding vaststellen voor begeleiders.
Artikel 28 Ontzegging van de toegang tot het leerlingenvervoer
Het college kan een leerling aan wie een vervoersvoorziening in de vorm van aangepast vervoer is verstrekt, tijdelijk of voor de rest van het schooljaar de toegang tot dit vervoer ontzeggen indien bij herhaling is gebleken dat de leerling door (agressief-) gedrag of anderszins de orde in de bus verstoort of de veiligheid van bus en inzittenden in gevaar brengt.
Indien ouders na schorsing opnieuw gebruik willen maken van het leerlingenvervoer dan moet een nieuwe aanvraag worden ingediend.
Hoofdstuk 12 Overige bepalingen
Artikel 30 Afwijken van bepalingen
Artikel 23 van de verordening stelt dat het college slechts kan afwijken van de Verordening in voor ouders voordelige zin. Met deze bepaling wordt aangesloten bij artikel 4, twaalfde lid, van de WPO, artikel 4, tiende lid, van de WEC en artikel 4, zevende lid, van de WVO. Van een afwijking in voor ouders gunstige zin kan bijvoorbeeld sprake zijn bij toekenning van bekostiging van openbaar vervoer voor een begeleider, toekenning van een vervoersvoorziening in de vorm van aangepast vervoer, bekostiging van groepsvervoer dat is georganiseerd door de ouders, of toekenning van een vervoersvoorziening naar een verder weg gelegen school. De ouders dienen aan te tonen dat er sprake is van een bijzondere situatie.