Organisatie | Heerenveen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels Participatie inzake Participatiewet |
Citeertitel | Beleidsregels Participatie 2017 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | Beleidsregels Participatie |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
11-07-2017 | 01-01-2017 | Nieuwe regeling | 11-07-2017 |
Burgemeester en wethouders van de gemeente Heerenveen;
Overwegende, dat het in het belang van de Participatiewet noodzakelijk wordt geacht om nadere regels te stellen ten aanzien van de uitvoering van de Participatiewet en de Participatieverordening Gemeente Heerenveen 2017.
gelet op het bepaalde in artikel 7 Participatiewet en artikel 3 Participatieverordening Gemeente Heerenveen 2017;
Ingeval inzet van ondersteuning aan niet-uitkeringsgerechtigde gelden de volgende voorwaarden:
Ondersteuning is niet aan de orde indien de niet uitkeringsgerechtigde een arbeidscontract heeft met een omvang van twaalf uur1 of meer per week;
Ondersteuning qua voorzieningen genoemd in de Participatieverordening waarop een niet uitkeringsgerechtigde aanspraak kan maken beperkt zich tot scholing, inzet van een Persoonlijk Re-integratiebudget. Daarnaast kan er aanspraak gemaakt worden op de algemene ondersteuning (persoonlijke gesprekken, workshops, trainingen etc.) die niet wordt genoemd in de Participatieverordening.;
De eigen bijdrage in de kosten van scholing en jobcoaching is als volgt:
Bruto inkomen < 120% WML: Geen eigen bijdrage
Bruto inkomen 120% WML <> 150% WML: 50% van de trajectkosten
Bruto inkomen > 150% WML: 100% van de trajectkosten
De eigen bijdrage in de kosten van scholing en jobcoaching wordt verhoogd met de vermogensmiddelen die het vrij te laten vermogen, zoals vastgesteld in de Participatiewet overschrijden. Voor de berekening van een overschrijding van het vermogen zijn de bepalingen in artikel 34 Participatiewet onverkort van toepassing.
Bij de inzet van de voorziening Persoonlijk Re-integratiebudget en Loonkostensubsidie is geen sprake van een eigen bijdrage.
Hoofdstuk 3 Participatie algemeen
Artikel 3 Ondersteuning van personen
De bevordering van de participatie van de personen is gericht op het verkrijgen van regulier werk, met of zonder ondersteuning. Het college voert de participatiedienstverlening op het onderdeel “toeleiding naar werk” als zijnde geïncorporeerd onderdeel van het Werkbedrijf uit. Het college diagnosticeert (soms m.b.v. externe partijen), doet aan acquisitie en marktbewerking, organiseert noodzakelijke werkplekaanpassingen en meeneembare voorzieningen voor arbeidsbelemmerden, voert trainingen en workshops uit, verzorgt jobcoaching en andere begeleiding alsmede ondersteuning bij leerwerktrajecten als bedoeld in artikel 10 f van de Participatiewet en koopt – waar nodig - gerichte dienstverlening in.
Voor personen jonger dan 27 jaar zonder startkwalificatie of met een startkwalificatie in een perspectiefarme beroepsrichting geldt dat deze de verplichting hebben naar het reguliere onderwijs terug te keren, waardoor geen beroep op een bijstandsuitkering nodig is. Uitzondering op deze regel geldt voor personen jonger dan 27 jaar die niet de bekwaamheden beschikken tot het behalen van een startkwalificatie of het behalen van een startkwalificatie in een andere richting.
Het vaststellen van het ontbreken van de genoemde bekwaamheden zal middels een advies vanuit de Regionale Meld- en Coördinatiefunctie vroegtijdig schoolverlaters (RMC) plaatsvinden.
Artikel 4 Verplichtingen van de persoon
Naast de wettelijke verplichtingen waaraan de persoon vanuit de inkomensvoorziening moet voldoen zijn er verplichtingen die zijn verbonden aan een door het college aangeboden voorziening waaraan door de persoon moet worden voldaan. De verplichtingen en de consequenties bij het niet nakomen van de verplichtingen wordt opgenomen in een door beide partijen ondertekend individueel Plan van Aanpak.
Hoofdstuk 4 Bepalingen met betrekking tot de opgenomen voorzieningen ter ondersteuning
De inzet van de voorziening geldt bij – door het college vastgesteld - bemiddelbare personen, waarbij twijfel bestaat of deze persoon de beschikbare vacature direct volledig naar behoren kan invullen.
Artikel 5.1 Doelgroep van de proefplaatsing
In aanmerking komt de persoon als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, onder 1, 2, 3, 5 of 6 van de Participatiewet en de persoon die behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie.
Artikel 5.2 Doel van de proefplaatsing
Met behoud van uitkering beoordelen of er een goede match valt te maken tussen persoon, het werk en de werkgever met als doel duurzame uitstroom naar regulier werk bij betreffende werkgever.
Artikel 5.3 Duur van de proefplaatsing
Het college kan een persoon die tot de doelgroep loonkostensubsidie behoort en voor wie de plicht tot arbeidsinschakeling geldt, maximaal 3 maanden bij een werkgever onbeloonde werkzaamheden middels een proefplaatsing laten verrichten om tot een reële vaststelling van de loonwaarde te komen.
Artikel 5.4 Voorwaarden met betrekking tot de proefplaatsing
De duur van de proefplaatsing wordt vastgesteld op basis van afstand tot de arbeidsmarkt, opleidingsniveau, uitkeringsduur, complexiteit van de functie en persoonlijke omstandigheden van de persoon en zolang als nodig is voor de werkgever en het college om zich een beeld te vormen van de geschiktheid van de persoon.
Artikel 5.7 Inzet voorzieningen na proefplaatsing
Inzet van een andere voorziening is na afloop van de proefplaatsing – mits noodzakelijk geacht door college – toegestaan.
Artikel 5.8 Concurrentieverhouding.
Het college plaatst een persoon alleen wanneer door plaatsing de concurrentie-verhoudingen niet onverantwoord worden beïnvloed en wanneer door plaatsing geen verdringing van regulier werk plaatsvindt.
Op basis van de regeling tot het stellen van nadere regels voor de loonwaardebepaling in het kader van de Participatiewet en het besluit tot het stellen van nadere regels ten aanzien van de verstrekking van loonkostensubsidie geeft het college uitvoering aan dit artikel.
De inzet van loonkostensubsidie kan per 1 januari 2015 worden gefinancierd uit de Wet bundeling uitkeringen inkomensvoorziening gemeente (BUIG). De inzet van een loonkostensubsidie wordt ingezet bij personen die een geschatte loonwaarde hebben van 30% tot 80% van het WML. Alvorens een loonkostensubsidie in te kunnen zetten is er een werkplek nodig alwaar een loonwaardemeting wordt gedaan. De invulling van deze werkplek is gedurende maximaal drie maanden mogelijk met behoud van uitkering.
Een tweede optie is de inzet van een forfaitaire loonkostensubsidie. De invulling van een werkplek met behoud van uitkering voorafgaand aan de inzet van een forfaitaire loonkostensubsidie is gedurende maximaal één maand mogelijk.
Bij de vaststelling van de loonwaarde is er sprake van een werkplek, waarop het werktempo, kwaliteit en inzetbaarheid van de persoon wordt vergeleken met een werknemer die de functie middels volledige loonwaarde (zgn. normfunctie) invult. Op basis van de uitkomst van de loonwaardemeting wordt de loonkostensubsidie vastgesteld. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van de methodiek die onderling in de arbeidsmarktregio Fryslân is afgesproken. Een verzoek aan het college tot de inzet van een loonkostensubsidie komt formeel vanuit de werkgever, maar volgt pas op het moment dat er reeds sprake is van persoonlijk contact tussen de betrokken partijen. Na vaststelling van de loonwaarde wordt de loonkostensubsidie middels een beschikking voor een door de werkgever en het college overeengekomen duur vastgesteld. Het college kiest voor een overeen te komen duur van minimaal zes maanden en maximaal vijf jaar. Na afloop van betreffende periode volgt – waar nodig - een nieuwe loonwaardemeting en bijbehorende vaststelling van de loonkostensubsidie.
Artikel 6.2 Forfaitaire loonkostensubsidie
Wanneer is vastgesteld dat de persoon behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie van de Participatiewet (art. 10 lid d) kan de werkgever een verzoek indienen om in aanmerking te komen voor een forfaitaire loonkostensubsidie. Hiermee geldt voor maximaal zes maanden een loonwaarde en hieraan gekoppeld een loonkostensubsidie van 50% van het WML. Aan het einde van betreffende periode volgt – waar nodig – een loonwaardemeting en bijbehorende vaststelling van de loonkostensubsidie.
Artikel 7.1 Doel en doelgroep Beschut Werk
Beschut werk is expliciet als instrument in de Participatiewet opgenomen vanuit het oogpunt dat er altijd personen zijn die wel loonwaarde hebben, maar deze loonwaarde uitsluitend in een beschutte omgeving kunnen realiseren. Het gaat hierbij om personen die een dusdanige mate van begeleiding en/of aanpassing(en) van het werk nodig hebben, dat dit niet van een werkgever kan worden verwacht. Beschut werk is opgenomen in artikel 10b van de Participatiewet.
Het aantal structureel beschut werken plekken wordt landelijk gemaximeerd op 30.000. Het college volgt de aantallen die voor de komende jaren in de ministeriële regeling zijn vastgesteld.
Artikel 7.3 Aanvraag/indicatie
Het UWV verstrekt op aanvraag de indicatie Beschut Werk. Beschut werk wordt alleen ingezet bij personen die in het bezit zijn van een geldige indicatie voor Beschut Werk. Een verzoek tot een indicatie Beschut Werk aan het UWV kan sinds 1 januari 2017 zowel door de persoon zelf als door het college worden ingediend.
Artikel 7.4 Vaststelling en plaatsing
Zodra de indicatie door het UWV is afgegeven stelt het college binnen 8 weken na ontvangst van de indicatie middels een beschikking vast dat de persoon tot de doelgroep Beschut Werk behoort. Er is door de wetgever geen termijn gesteld waarop er - na vaststelling dat de persoon behoort tot de doelgroep Beschut Werk - sprake dient te zijn van een werkplek met een arbeidsovereenkomst op grond van het BW. Het streven is om de persoon binnen drie maanden na ontvangst van de beschikking geplaatst te hebben op een werkplek met een arbeidsovereenkomst op grond van het BW op basis van een vastgestelde loonwaarde. Hierbij treedt het college in ieder geval niet zelf op als formeel werkgever.
De loonwaarde wordt middels een beschikking voor de duur van maximaal vijf jaar vastgesteld. Na afloop van betreffende periode volgt – waar nodig - opnieuw een loonwaardemeting.
Bij een indicatie Beschut Werk van een persoon uit de doelgroep Wajong geldt dat de werkgever aanspraak kan maken op loondispensatie vanuit de Wajong via het UWV en er dus geen sprake is van loonkostensubsidie vanuit het college. Voor deze personen komen arrangementen vanuit het UWV beschikbaar.
Artikel 8. Ondersteuning bij beheersing Nederlandse taal
Het voldoende beheersen van de Nederlandse taal is een belangrijk onderdeel om te participeren in de samenleving en regulier werk te verkrijgen. De Participatiewet onderschrijft dit middels de invoering van artikel 18b. Voor personen die (nog) niet voldoen aan de zogenaamde taaleis kunnen wij op verzoek een aanbod doen waarmee het taalniveau wordt verhoogd tot minimaal referentieniveau 1f, maar waar vooral de participatiedoelstelling wordt bereikt. Het ondersteunende aanbod wordt opgenomen in een taalplan, waarin o.a. het (participatie)doel, het specifieke ondersteuningsaanbod en afspraken over bewaking van de voortgang worden vastgelegd.
Artikel 9.1 Doelgroep van Jobcoaching
Jobcoaching kan worden ingezet op de volgende twee doelgroepen:
Jobcoaching heeft als doel dat een persoon wordt begeleid naar een situatie dat hij uiteindelijk zonder begeleiding bij een reguliere werkgever werkzaam kan zijn.
Artikel 9.6. Aanvang jobcoaching
De jobcoach wordt ingezet vanaf het moment van aanmelding vanuit het college.
Artikel 9.7. Voorwaarden met betrekking tot jobcoaching
Behoort een persoon tot de doelgroep, dan moet er binnen drie maanden na aanmelding zicht zijn op een dienstbetrekking die aan de volgende voorwaarden voldoet:
Artikel 9.8 Duur, intensiteit en wijze van inzet jobcoaching
Voor de inzet van de jobcoach worden in beginsel de begeleidingsniveaus “1” en “2”2 ingezet;
Artikel 9.9 Persoonlijke begeleiding richting zelfstandig ondernemerschap
Coaching of persoonlijke begeleiding kan zich ook richten op de voorbereidingsfase om de persoon richting zelfstandig ondernemerschap te ondersteunen. Dit betreft de zogenaamde préstart fase. De préstart fase wordt namens het college uitgevoerd door Bureau Zelfstandigen Fryslân (BZF) en behelst een intensief advies- en begeleidingstraject dat is bedoeld om de persoon voor te bereiden op zelfstandig ondernemerschap en duurt maximaal 6 maanden. Financiering van dit traject vindt plaats vanuit het budget voor Bbz 2004, als onderdeel van de BUIG. Het traject bestaat uit een intake, een oriëntatiefase en een planfase en dient voor personen in de bijstand met behoud van uitkering plaats te vinden. De persoon kan zich zowel bij het college als bij het BZF melden voor een vrijblijvend gesprek over de préstart fase. De daadwerkelijke aanvraag voor een préstart traject wordt middels een aanvraagformulier ingediend bij het BZF. Hierbij geldt voor de persoon vanuit de bijstand de voorwaarde dat toestemming van het college middels een beschikking nodig is.
Artikel 10.1 Doelgroep detacheringsbaan
De detacheringsbaan is bedoeld voor relatief kansrijke, maar niet direct bemiddelbare personen die - naar de inschatting van het college - na een periode van beroepsgerichte werkervaring in de vorm van een detacheringsbaan, bemiddeld kunnen worden naar duurzaam reguliere arbeid. Hierbij valt te denken aan personen die zich bevinden op trede 3+ of 4+ van de participatieladder.
Artikel 10.2 Doel detacheringsbaan
Het doel van een detacheringsbaan is het door de persoon opdoen van beroepsgerichte werkervaring in een arbeidsverhouding, met als einddoel doorstroom naar duurzaam reguliere ongesubsidieerde arbeid. Duurzame arbeid is de minimale duur waarmee aan de referte-eis van de WW wordt voldaan.
Artikel 10.3 Duur en omvang detacheringsbaan
De duur van een detacheringsbaan is maximaal één jaar met een eventuele verlengingsmogelijkheid van maximaal een half jaar en de omvang is minimaal het aantal uren dat nodig is om uitkeringsonafhankelijkheid te realiseren
Artikel 10.4 Overeenkomst detacheringsbaan
Bij de inzet van een detacheringsbaan wordt een schriftelijke overeenkomst gesloten tussen detacheerder en het college waarin het volgende wordt opgenomen:
Artikel 11.1 Doelgroep leerwerkplek
De leerwerkplek is bedoeld voor de personen die onvoldoende over werknemersvaardigheden en/of beroepsgerichte werkervaring beschikken en de potentie hebben dit binnen een periode van maximaal negen maanden wel te krijgen en hierdoor loonwaarde kunnen genereren.
Artikel 11.2 Doel leerwerkplek
De leerwerkplek heeft tot doel personen na een periode van het opdoen van algemene werknemersvaardigheden en/of beroepsgerichte werkervaring, te kunnen bemiddelen naar een detacheringsbaan of duurzaam reguliere arbeid.
Artikel 11.3 Duur en omvang leerwerkplek
Een leerwerkplek duurt maximaal zes maanden met een eventuele verlengingsmogelijkheid van drie maanden. De omvang bedraagt maximaal 32 uur per week.
Artikel 11.4 Overeenkomst leerwerkplek
Bij de inzet van een leerwerkplek wordt een schriftelijke overeenkomst tussen persoon, leerwerkplek-organisatie en het college gesloten waarin het volgende wordt opgenomen:
Artikel 12.1 Doelgroep participatieplaats
De participatieplaats is bedoeld voor personen die naar de inschatting van het college op het moment van aanvang van de participatieplaats maatschappelijke participatie als hoogst haalbaar doel hebben. Personen hebben naar verwachting op korte termijn geringe ontwikkelingsmogelijkheden en zullen vooralsnog geen loonwaarde kunnen genereren.
Artikel 12.2 Doel participatieplaats
Het doel van de participatieplaats is het leren werken of het (opnieuw) wennen aan werken. De participatieplaats kenmerkt zich door het verrichten van additionele werkzaamheden. Aspecten als omgaan met gezag, op tijd komen, werkritme en samenwerken met collega’s zijn zaken waaraan gewerkt kan worden in een participatieplaats.
Artikel 12.3 Duur en omvang participatieplaats
De duur van een participatieplaats is maximaal twee jaar met een eventuele verlengingsmogelijkheid van maximaal twee jaar. De omvang van een participatieplaats dient tussen 16 en 32 uur per week te bedragen.
Artikel 12.4 Overeenkomst participatieplaats
Bij de inzet van een participatieplaats wordt een schriftelijke overeenkomst tussen persoon, organisatie en het college gesloten waarin het volgende wordt opgenomen:
De premie die een persoon na iedere zes maanden kan ontvangen is onderdeel van het evaluatiegesprek van de participatieplaats tussen de persoon, de organisatie waar de participatieplaats wordt ingevuld en het college. Op grond van de uitkomst van de evaluatie wordt door het college binnen acht weken na de evaluatie middels een beschikking de premie toegekend of wordt van de premie afgezien.
Artikel 13.1 Doelgroep scholing en persoonlijk re-integratiebudget
Alle personen genoemd in artikel 7, lid 1 onderdeel a met uitzondering van de persoon jonger dan 27 jaar die uit ’s Rijks kas bekostigd onderwijs kan volgen.
Artikel 13.2 Doel scholing en persoonlijk re-integratiebudget
Doel van de scholing is om een perspectief richting de arbeidsmarkt te creëren. Inzet van scholing is bedoeld voor personen die naar de inschatting van het college onvoldoende geëquipeerd zijn om de arbeidsmarkt te betreden en is alleen mogelijk met toestemming van de gemeente. Uitgangspunt is wel om eerst de arbeidsmogelijkheden van de persoon te verkennen waarvoor geen aanvullende scholing nodig is. Zo niet, dan dient de scholing op te leiden tot een beroep of vak met arbeidsmarktperspectief.
Doel van de inzet van een persoonlijk re-integratiebudget is om middels de inzet ervan binnen zes maanden uitkeringsonafhankelijkheid te realiseren door werk of opleiding.
Artikel 13.3 Duur en nadere voorwaarden scholing en persoonlijk re-integratiebudget
Maximale duur van een scholingstraject bedraagt 2½ jaar. Scholing kan de persoon vanuit het college worden aangeboden of kan op verzoek van de persoon worden beoordeeld door het college.
De persoon die scholing wenst te volgen dient hiervoor een onderbouwd verzoek in waarin het doel en resultaat, de duur en kosten van de scholing wordt aangegeven. Ingezette scholing is alleen mogelijk met toestemming van het college en vormt een onderdeel van het Plan van Aanpak.
De inzet van een persoonlijk re-integratiebudget is in principe éénmalig, maar kan ook gespreid worden over meerdere betalingen, waarbij het maximum € 750,= bedraagt. De persoon dient een voldoende onderbouwd plan met concrete doelen in die leiden tot uitkeringsonafhankelijkheid. Inzet van het PRB is alleen mogelijk met toestemming van het college en vormt een onderdeel van het Plan van Aanpak.
Artikel 13.4 Scholing en alleenstaande ouders
Voor de alleenstaande ouder wiens jongste kind jonger is dan 5 jaar en hiervoor op eigen verzoek ontheffing van de arbeidsplicht heeft ontvangen, heeft de inzet van scholing prioriteit, omdat juist deze doelgroep vanwege de zorgtaken gebaat is bij een zo hoog mogelijk opleidingsniveau en hierdoor met relatief weinig uren uitkeringsonafhankelijk kan raken. Bij de inzet van scholing vindt – indien nodig – een beoordeling door het college plaats of de eisen van de scholing overeenstemmen met de bekwaamheden van de persoon.