Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Leeuwarden

Algemene Subsidieverordening gemeente Leeuwarden 2018

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieLeeuwarden
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingAlgemene Subsidieverordening gemeente Leeuwarden 2018
CiteertitelAlgemene Subsidieverordening gemeente Leeuwarden 2018
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerpAlgemene Subsidieverordening gemeente Leeuwarden 2018

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 149 van de Gemeentewet

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

24-04-201801-01-2018nieuwe publicatie

04-04-2018

gmb-2018-84422

Tekst van de regeling

Intitulé

Algemene Subsidieverordening gemeente Leeuwarden 2018

 

 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

a.subsidie: de aanspraak op financiële middelen, door het bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten als bedoeld in artikel 4:21 van de Algemene wet bestuursrecht;

b.budgetsubsidie: een vooraf bepaalde en vaststaande subsidie die beschikbaar wordt gesteld ten behoeve van eveneens vooraf bepaalde activiteiten en resultaten, zonder koppeling aan afzonderlijke kostenplaatsen binnen die prestaties;

c.kostensubsidie: de subsidiebijdrage in de werkelijke of genormeerde kosten van een subsidiabel project of subsidiabele activiteit;

d.prestatiesubsidie: een subsidiebijdrage waarbij aangegeven wordt welke de bepalende prestaties zijn die voor de subsidie geleverd moeten worden en waarbij een subsidiebedrag per eenheid product wordt genoemd.

e.jaarlijkse subsidie: een subsidie die per (boek)jaar of voor een bepaald aantal boekjaren aan een instelling wordt verstrekt;

f.eenmalige subsidie: een subsidie ten behoeve van een bijzondere incidentele activiteit die niet behoort tot de reguliere bezigheden van de aanvrager.

g.subsidieontvanger: elke natuurlijke persoon of rechtspersoon, al dan niet met volledige rechtsbevoegdheid;

h.activiteit: iedere vorm van menselijk handelen;

i.activiteitenplan: een overzicht van de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd en de daarmee nagestreefde doelstellingen en de daarvoor benodigde personele en materiële middelen;

j.subsidieplafond: het totaalbedrag dat gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van subsidies krachtens een bepaald wettelijk voorschrift;

k.tendersysteem: een bepaalde, bij nadere regel vastgestelde verdelingswijze van een subsidieplafond waarbij de aanvragen voor een door het college vooraf vastgestelde datum moeten zijn ingediend, waarna op grond van door het college vastgestelde kwalitatieve criteria een rangorde kan worden bepaald.

l.gemeentebegroting: de begroting van de gemeente Leeuwarden zoals bedoeld in artikel 189 Gemeentewet, inclusief de daarbij behorende bijlagen van een bepaald jaar;

m. programma: een samenhangend geheel van activiteiten van de gemeentebegroting, dat onderdeel van de programmabegroting zijn;

n.college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leeuwarden;

o.instelling: een rechtspersoon met al dan niet volledige rechtsbevoegdheid.

p.project: samenhangend geheel van bepaalde activiteiten voor een bepaalde periode;

q.wet: de Algemene wet bestuursrecht;

r.staatssteun: ongeoorloofde staatssteun zoals bedoel in artikel 107 lid 1 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie;

s.het Verdrag: het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie;

t.algemene reserve: een reserve welke is bedoeld voor het dekken van exploitatierisico’s;

u.bestemmingsreserve: een reserve waaraan een concrete bestemming is verbonden;

v.voorziening: een vorm van vermogen dat is afgezonderd voor een verplichting of een onafwendbaar risico dat in de toekomst tot kosten zal leiden;

w.eigen middelen: bijvoorbeeld, deelnemersbijdragen, donaties, erfstellingen, niet uitgekeerde winsten, legaten, e.d.

x.overschot: het verschil tussen het verleende subsidiebedrag en het niet uitgegeven deel van het verleende subsidiebedrag, terwijl de vooraf bepaalde prestaties door de subsidieontvanger wel gerealiseerd zijn;

 

Artikel 2 Bevoegdheid college en reikwijdte

1. Het college is bevoegd tot subsidiëring op grond van budgetten die bij de vaststelling van de gemeentebegroting beschikbaar zijn gesteld voor aldaar omschreven doeleinden en kan daarvoor nadere regels voor subsidiëring van bepaalde activiteiten vaststellen.

2. Het college verstrekt eveneens subsidie volgens de bepalingen van deze verordening, voor zover het door andere wet- of regelgeving daartoe aangewezen is.

 

Artikel 3 Subsidieplafond

1. Het college kan een subsidieplafond vaststellen.

2. Als een subsidieplafond wordt vastgesteld, wordt door het college bij nadere regel bepaald, hoe het beschikbare bedrag wordt verdeeld.

3. Het subsidieplafond wordt bekendgemaakt voor de aanvang van het tijdvak waarvoor het is vastgesteld.

4. Als het subsidieplafond of een verlaging daarvan later wordt bekendgemaakt, heeft deze bekendmaking geen gevolgen voor eerder ingediende aanvragen.

5. Bij de bekendmaking van het subsidieplafond wordt de wijze van verdeling vermeld.

6. Het derde of vierde lid is niet van toepassing, indien:

a. de aanvragen voor het tijdvak waarvoor het subsidieplafond is vastgesteld, ingevolge deze verordening of daarop gebaseerde nadere regel moeten worden ingediend op een tijdstip waarop de begroting nog niet is vastgesteld of goedgekeurd, en;

b. de wijze van verdeling is gebaseerd op een tendersysteem, en;

c. het een verlaging betreft die voortvloeit uit de vaststelling of goedkeuring van de begroting, en;

d. bij de bekendmaking van het subsidieplafond is gewezen op de mogelijkheid van verlaging en de gevolgen daarvan voor reeds ingediende aanvragen.

 

Artikel 4 Begrotingsvoorbehoud

1. Voor zover een subsidie wordt verleend ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld of goedgekeurd, kan zij worden verleend onder de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld.

2. Deze voorwaarde vervalt, indien het college daar niet binnen vier weken na de vaststelling of goedkeuring van de begroting een beroep op heeft gedaan.

 

Artikel 5 Bijzondere verplichtingen voor subsidieontvangers

1. Voor alle subsidievormen die verstrekt worden aan instellingen die, door middel van deze subsidie, een activiteit voor de gemeente uitvoeren, gelden de volgende bijzondere verplichtingen.

2. Het college kan bij de subsidieverlening bepalen dat in zwaarwegende omstandigheden, de gesubsidieerde instelling (een deel van) haar statutaire of feitelijke bevoegdheden overdraagt aan 1 of meer door het college aan te wijzen toezichthouders. Van zwaarwegende omstandigheden is sprake indien er;

a. naar het oordeel van het college door de instelling gehandeld wordt in strijd met een wettelijke plicht, of

b. structureel verplichtingen die aan de subsidieverlening verbonden zijn niet nagekomen worden, of

c. een onaanvaardbaar risico bestaat dat de instelling de uitvoering van de aan de gesubsidieerde taken niet of in onvoldoende mate uit zal voeren en

d. geen andere mogelijkheden bestaan om correcte uitvoering te bewerkstelligen.

3. Indien het college besluit tot toepassing van de bevoegdheid genoemd in lid 2, bepaalt zij daarbij tevens de termijn gedurende welke uitvoering gegeven wordt aan genoemde bevoegdheid.

4. Indien de gesubsidieerde instelling geen medewerking verleent aan het bepaalde in lid 1, is het college bevoegd de verleende subsidie geheel of gedeeltelijk in te trekken of te wijzigen

 

 

Artikel 6 Algemene Reserve en/of Bestemmingsreserve

1. In het geval er sprake is van algemene reserves en/of bestemmingsreserves die zijn gevormd en/of gevoed met gemeentelijke middelen ten behoeve van gesubsidieerde activiteiten, kan het college besluiten deze middelen in mindering te brengen op de te verlenen subsidie voor een volgend tijdvak.

2. Het college kan nadere regels stellen ter uitvoering van de bevoegdheid genoemd in lid 1.

 

Artikel 7 Bestemmingsreserve

1. Een aanvrager die subsidie ontvangt en met deze subsidie een bestemmingsreserve heeft of wil vormen, dient hiervoor schriftelijk toestemming te vragen aan het college.

2. Een verzoek tot het vormen van een bestemmingsreserve dient vergezeld te gaan van:

a. het doel van de bestemmingsreserve;

b. een meerjarig investeringsplan of onderhoudsplan

 

Artikel 8 Verrekening

Het college is met toepassing van artikel 4:93 Awb bevoegd de op basis van deze verordening te betalen (voorschotten op) verleende subsidies en na de vaststelling na te betalen bedragen te verrekenen met opeisbare vorderingen die de gemeente Leeuwarden op de aanvrager heeft.

 

Hoofdstuk 2 Subsidieverlening

Artikel 9 De aanvraag voor een jaarlijkse subsidie

1. De aanvraag voor een jaarlijkse subsidie wordt schriftelijk of middels het daarvoor vastgestelde digitale formulier ingediend bij het college. Het college kan bepalen dat schriftelijke aanvragen worden ingediend door middel van een door hem vastgesteld formulier.

2. Bij een aanvraag om een jaarlijkse subsidie overlegt de aanvrager de volgende gegevens:

a. een beschrijving van de activiteiten waar subsidie voor wordt aangevraagd;

b. de doelstellingen en resultaten, die daarmee worden nagestreefd, en hoe de activiteiten aan dat doel bijdragen. In bijzonder ook in welke mate de activiteiten gericht zijn op de gemeente of haar ingezetenen en op door de gemeente vastgestelde doelen of beleidsterreinen;

c. een door het bestuur van de aanvrager vastgestelde of geaccordeerde exploitatiebegroting met een toelichting op de begroting bij aanzienlijke afwijkingen ten opzichte van de begroting van het jaar ervoor;

d. een balans en een staat van inkomsten en uitgaven met een toelichting daarop van het jaar voorafgaand van het jaar waarin de aanvraag wordt gedaan;

e. een dekkingsplan van de kosten van de activiteiten, waar de subsidie voor wordt aangevraagd. Het dekkingsplan bevat een opgave van bij andere bestuursorganen of private organisaties of personen aangevraagde subsidies of vergoedingen ten behoeve van dezelfde activiteiten, onder vermelding van de stand van zaken daarvan;

f. voor zover van toepassing, het resultaat van een kascontrole of een accountantsverklaring. Indien de aanvrager in het jaar voorafgaand van het jaar waarin de aanvraag wordt gedaan een verklaring van een accountant moet inleveren voor de vaststelling van een eerdere subsidie, dient deze meegestuurd te worden bij de aanvraag;

g. voor zover van toepassing, een opgave van toegestane reserves als bedoeld in artikel 6

h. het bedrag dat gevraagd wordt als subsidie;

i. het bankrekeningnummer van de aanvrager;

j. een afschrift van de statuten van de aanvrager;

k. een beschrijving van de organisatievorm voor zover deze niet reeds in de statuten is vervat;

l. een opgave van de bestuurssamenstelling;

m. een begroting van het project, waarbij alle kosten en opbrengsten zoveel mogelijk aan de activiteit of activiteiten zijn toegerekend, inclusief personeelslasten en accommodaties en een toelichting op deze begroting.

3. De in lid 2 onder k, l, en m genoemde bescheiden dienen alleen bij de eerste aanvraag voor subsidie overlegd te worden. Bij de daarop volgende aanvragen, is het aangeven van wijzigingen in deze bescheiden voldoende.

4. Het college is bevoegd ook andere dan, of slechts enkele van, de in het tweede lid genoemde gegevens te verlangen.

5. Indien de aanvrager in hetzelfde jaar meerdere subsidies aanvraagt, kan bij de tweede en volgende aanvraag worden volstaan met een verwijzing naar de eerste aanvraag, voor zover daarin dezelfde gegevens zijn overgelegd.

 

Artikel 10 De aanvraag voor een eenmalige subsidie

1. Bij een aanvraag om een eenmalige subsidie overlegt de aanvrager de volgende gegevens:

a. een beschrijving van de activiteiten waar subsidie voor wordt aangevraagd;

b. een begroting van het project, waarbij alle kosten en opbrengsten zoveel mogelijk aan de activiteit of activiteiten zijn toegerekend, inclusief personeelslasten en accommodatielasten;

c. een toelichting op de begroting

d. de statuten en een beschrijving van de organisatievorm voor zover deze niet reeds in de statuten is vervat;

e. een opgave van de bestuurssamenstelling.

2. Het college kan bepalen dat ook andere dan in dit artikel bedoelde gegevens en bescheiden, die voor het beoordelen van de aanvraag van belang zijn, worden overlegd.

 

Artikel 11 Aanvraagtermijn

1. Een eenmalige subsidie wordt minimaal acht weken vóór de activiteit waar de subsidie voor geldt, aangevraagd.

2. Een aanvraag voor een jaarlijkse subsidie wordt gedaan uiterlijk 1 oktober in het jaar voorafgaand aan het jaar, of de jaren waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft.

3. Het college kan andere termijnen stellen voor het indienen van een aanvraag voor daarbij aan te wijzen subsidies.

4. Het college kan in uitzonderlijke gevallen aanvragen die na de van toepassing zijnde indieningstermijn gedaan worden alsnog in behandeling nemen.

 

Artikel 12 Beslistermijn

1. Het college beslist op een aanvraag om een eenmalige subsidie binnen 8 weken na ontvangst van de volledige aanvraag, dan wel, indien het college hiertoe regels heeft opgesteld, 8 weken gerekend vanaf de uiterste indieningtermijn voor het aanvragen van de subsidie. Het college kan deze termijn eenmalig met 8 weken verlengen.

2. Indien uit de aard van de subsidie, dan wel de aanvraag daarvan, volgt dat voor de beslissing op de verlening van de subsidie een langere termijn nodig is dan de in het eerste lid genoemde termijn, dan bericht het college de subsidieontvanger daarvan zo spoedig mogelijk na ontvangst van de aanvraag tot subsidieverlening.

3. Het college beslist uiterlijk vóór 31 december op een aanvraag voor een jaarlijkse subsidie voorafgaand aan het jaar waarvoor de aanvraag is ingediend. Het college kan in uitzonderlijke gevallen hiervan afwijken.

4. De beslistermijn wordt opgeschort in de in artikel 4:15 van de wet genoemde gevallen.

5. Indien naar het oordeel van het college de subsidieverlening als staatssteun kan worden aangemerkt dan wel het risico met zich meebrengt dat de subsidieverlening als staatssteun kan worden aangemerkt, is de beslistermijn op de aanvraag maximaal drie maanden na ontvangst van de volledige aanvraag ten behoeve van onderzoek naar de geoorloofdheid van de steun.

6. Bij aanvragen om een subsidie die overeenkomstig artikel 108, derde lid, van het Verdrag worden aangemeld bij de Europese Commissie wordt de termijn verdaagd totdat de Europese Commissie een eindbeslissing heeft genomen. Binnen vier weken na het oordeel van de Europese Commissie beslist het college definitief op de aanvraag.

 

Artikel 13 Weigering subsidie

1. Het college kan naast de weigeringsgronden van artikel 4:25 en 4:35 Awb een aanvraag voor subsidie weigeren indien de activiteiten van de aanvrager niet of niet in overwegende mate gericht zijn op de gemeente of haar ingezetenen of niet of nauwelijks ten goede komen aan de gemeente of haar ingezetenen.

2. De subsidieverlening kan voorts worden geweigerd, indien:

a. de activiteiten naar het oordeel van het college tot doel hebben de godsdienstige, levensbeschouwelijke of politieke identiteit van de instelling in stand te houden of te versterken; of

b. het activiteiten betreft waarvan de uitvoering naar het oordeel van het college tot de taak van de gemeente zelf behoort;

c. de aanvrager naar het oordeel van het college redelijkerwijs uit eigen middelen of middelen van derden zelf in de kosten daarvan kan voorzien. Daarvan is in ieder geval sprake als artikel 6 lid 2 van toepassing is en de gevraagde subsidie lager is dan het bedrag boven de aanvaardbare algemene reserve.

d. indien de aanvraag dan wel de aanvrager niet voldoet aan de overige in of krachtens deze verordening gestelde eisen;

3. De subsidieverlening kan voorts worden geweigerd indien de activiteiten naar het oordeel van het college het karakter van een feest, receptie of jubileum hebben.

4. De subsidieverlening wordt in ieder geval geweigerd indien:

a. geen nadere regel als bedoeld in artikel 2 van deze verordening van toepassing is, en;

b. geen post met beoogd subsidieontvanger in de programmabegroting is vermeld, en;

c. in de programmabegroting geen budget beschikbaar is gesteld voor vastgesteld beleid.

5. De subsidieverlening wordt geweigerd of deels geweigerd, indien door de verlening een subsidieplafond zou worden overschreden.

6. Indien de aanvrager voor dezelfde activiteit meerdere aanvragen bij het college heeft ingediend, kan het college besluiten slechts op een aanvraag een subsidie te verlenen, mits die aanvraag voldoet aan hetgeen in deze verordening of bij nadere regels, genoemd in artikel 2 van de verordening, is vastgesteld.

7. De subsidieverlening kan worden geweigerd indien naar het oordeel van het college de subsidieverlening als ongeoorloofde staatssteun kan worden aangemerkt dan wel het risico met zich meebrengt dat de subsidieverlening als staatssteun kan worden aangemerkt.

8. Onverminderd de artikelen 4:25, tweede lid, en 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht weigeren burgemeester en wethouders de subsidie in ieder geval:

a. als de Europese Commissie overeenkomstig artikel 108, derde lid, van het Verdrag heeft vastgesteld dat de subsidie onverenigbaar is met de interne markt.

b. als het betreft een aanvrager tegen wie een bevel tot terugvordering uitstaat ingevolge een eerdere beschikking van de Europese Commissie waarin de steun onrechtmatig en onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt is verklaard.

9. Het college vordert een subsidie met rente terug als dit nodig is ter uitvoering van een terugvorderingsbesluit van de Europese Commissie of een onherroepelijke rechterlijke uitspraak.

 

Artikel 14 Wet BIBOB

Het college kan voor subsidies binnen de door de raad vast te stellen beleidsterreinen of onderdelen daarvan bepalen dat de gevraagde subsidie kan worden geweigerd of de verleende subsidie kan worden ingetrokken in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitbeoordelingen door het openbaar bestuur.

 

Artikel 15 Verlening subsidie

1. Bij het besluit tot verlenen van de subsidie geeft het college aan op welke wijze de verantwoording van de te ontvangen subsidie plaats vindt.

2. Indien van toepassing, worden in de subsidiebeschikking tevens vermeld:

a. de verplichtingen met betrekking tot het beheer en gebruik van de subsidie;

b. de bepalingen in deze verordening waarvan ontheffing wordt verleend en;

c. bijzondere verplichtingen, die daaraan zijn verbonden en hun eventuele toetsingscriteria.

 

Artikel 16 Vorm van de te verlenen subsidie

1. De gemeente kent alleen de in artikel 1 genoemde subsidievormen.

2. Het college bepaalt de vorm waarin de subsidie wordt verleend. Daarbij geeft het college aan op welke wijze het subsidiebedrag wordt bepaald en op welk bedrag de subsidie ten hoogste kan worden vastgesteld.

 

Hoofdstuk 3 Verplichtingen van de subsidieontvanger

Artikel 17 Tussentijdse rapportage

Bij subsidies, hoger dan € 50.000,-, welke verleend worden voor activiteiten die meer dan een jaar in beslag nemen, kan het college de verplichting opleggen tot het tussentijds afleggen van rekening en verantwoording omtrent de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten.

 

Artikel 18 Meldingsplicht

De subsidieontvanger doet onverwijld melding aan het college, zodra aannemelijk is dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, niet of niet geheel zullen worden verricht of dat niet of niet geheel aan de aan de beschikking tot subsidieverlening verbonden verplichtingen zal worden voldaan.

 

Artikel 19 Overige verplichtingen van de subsidieontvanger

1. De subsidieontvanger verricht de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend.

2. De subsidieontvanger informeert het college zo spoedig mogelijk schriftelijk over:

a. besluiten of procedures die zijn gericht op de beëindiging van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, dan wel ontbinding van de rechtspersoon;

b. relevante wijzigingen in de financiële en organisatorische verhouding met derden;

c. ontwikkelingen die er toe kunnen leiden dat aan de beschikking tot subsidieverlening verbonden voorwaarden geheel of gedeeltelijk niet kunnen worden nagekomen;

d. wijziging van de statuten voor zover het betreft de vorm van de rechtspersoon, de persoon van de bestuurder(s) en het doel van de rechtspersoon.

3. Indien naar het oordeel van het college de subsidieverlening als staatssteun kan worden aangemerkt dan wel het risico met zich meebrengt dat de subsidieverlening als staatssteun kan worden aangemerkt en de subsidie wel wordt verleend, informeert de subsidieontvanger het college zo spoedig mogelijk schriftelijk over eventuele andere overheidsbijdragen.

 

Artikel 20 Social Return en duurzaamheid

1. Het college kan verplichten dat een nader te bepalen deel van de subsidie zal worden aangewend voor de uitvoering van de gesubsidieerde activiteiten door mensen met een grote(re) afstand tot de arbeidsmarkt.

2. Het college kan verplichten dat de gesubsidieerde activiteiten op een duurzame wijze worden uitgevoerd. Indien dit naar het oordeel van het college noodzakelijk is, kunnen concrete aanvullende doelstellingen aan de subsidieverlening worden verbonden met het oog op een duurzame uitvoering van de gesubsidieerde activiteit.

 

 

Hoofdstuk 4 Verantwoording en vaststelling van de subsidie

Artikel 21 Verantwoording subsidies tot en met 5.000 euro

1. Subsidies tot en met € 5.000, kunnen door het college direct worden vastgesteld.

2. Het college kan binnen vijf jaren na afronding van de activiteiten een controle uitvoeren. De aanvrager is verplicht de bewijzen van de gesubsidieerde activiteiten voor minimaal die periode te bewaren.

3. Het college kan op grond van artikel 4:49 van de wet de subsidie intrekken of wijzigen.

 

Artikel 22 Verantwoording subsidies vanaf 5.001 tot en met 50.000 euro

1. Subsidies vanaf € 5.001,- tot en met € 50.000,- kunnen volgens hetgeen in artikel 16 is bepaald, worden vastgesteld.

2. Voor zover de subsidie niet volgens hetgeen in artikel 16 is omschreven wordt afgedaan en meer bedraagt dan € 5.000,-, maar minder dan € 50.001,-, dient de subsidieontvanger uiterlijk 12 weken na het verricht zijn van de activiteiten een aanvraag tot vaststelling in bij het college.

3. De aanvraag tot vaststelling bevat een inhoudelijk verslag, waaruit blijkt dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht.

4. Het college kan bepalen dat ook andere dan de in dit artikel bedoelde gegevens en bescheiden worden overgelegd die voor de vaststelling van belang zijn.

 

Artikel 23 Verantwoording subsidies vanaf 50.000 euro

1. Indien de subsidieverlening meer bedraagt dan € 50.000,-, dient de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling in bij het college:

a. bij een eenmalige subsidie, uiterlijk 12 weken na het verricht zijn van de activiteiten;

b. bij een jaarlijks subsidie, uiterlijk vóór 1 april in het jaar na afloop van het kalenderjaar, respectievelijk 3 maanden na het subsidietijdvak, waarvoor de subsidie is verleend.

2. De aanvraag tot vaststelling bevat:

a. een inhoudelijk verslag, waaruit blijkt dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht;

b. een overzicht van de activiteiten en de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten (financieel verslag of jaarrekening);

c. een balans van het afgelopen subsidietijdvak met een toelichting daarop en;

d. een accountantsverklaring.

3. Het college kan bepalen dat ook andere, of minder dan, de in dit artikel bedoelde gegevens en bescheiden die voor de vaststelling van belang zijn, worden overlegd.

 

Artikel 24 Vaststelling

1. Het college stelt binnen 8 weken na ontvangst van de aanvraag tot subsidievaststelling de subsidie vast. Het college kan deze termijn eenmaal met nogmaals 8 weken verlengen.

2. Indien uit de aard van de subsidie, dan wel de verantwoording daarvan, volgt dat voor de beslissing op de vaststelling van de subsidie een langere termijn nodig is dan de in het eerste lid genoemde termijn, dan bericht het college de subsidieontvanger daarvan zo spoedig mogelijk na ontvangst van de aanvraag tot subsidievaststelling.

3. Het college kan categorieën van subsidies of subsidieontvangers aanwijzen, waarvoor de subsidie ambtshalve wordt vastgesteld zonder dat de subsidieontvanger een aanvraag voor subsidievaststelling hoeft in te dienen.

4. Indien de aanvraag tot subsidievaststelling niet voor het in artikelen 23 lid 1 en artikel 24 genoemde tijdstippen is ontvangen, gaat het college na de in een eenmalige rappel genoemde indieningstermijn over tot ambtshalve vaststelling.

5. De subsidie kan lager worden vastgesteld in de gevallen genoemd in artikel 4:46 van de wet.

 

Artikel 25 Overschotten

1. Overschotten, respectievelijk tekorten ten opzichte van de verleende kosten-, prestatie- of budgetsubsidie komen, met inachtneming van het tweede lid, ten gunste, respectievelijk ten laste van de subsidieontvanger. Overschotten die het gevolg zijn van het niet realiseren van de vooraf bepaalde prestaties vloeien terug naar het college.

2. Het is de subsidieontvanger toegestaan de overschotten bedoeld in lid 1 van dit artikel, die niet naar het college terugvloeien, met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 6 en 7, te reserveren.

 

Hoofdstuk 5 Intrekking en wijziging

Artikel 26 Intrekking en wijziging

1. Zolang de subsidie niet is vastgesteld kan het college de verleende subsidie intrekken of ten nadele van de subsidieontvanger wijzigen op de in artikel 4:48 van de wet genoemde gevallen.

2. Het college kan de subsidievaststelling intrekken of ten nadele van de subsidieontvanger wijzigen op de in artikel 4:49 van de wet genoemde gevallen.

3. Zolang de subsidie niet is vastgesteld kan het college de verleende subsidie intrekken of ten nadele van de subsidieontvanger wijzigen op de in artikel 4:50 van de wet genoemde gevallen.

4. Indien aan een subsidieontvanger voor drie of meer achtereenvolgende jaren subsidie is verstrekt voor dezelfde of in hoofdzaak dezelfde voortdurende activiteiten, geschiedt gehele of gedeeltelijke weigering van de subsidie voor een daarop aansluitend tijdvak volgens hetgeen in artikel 4:51 van de wet geregeld is.

 

Artikel 27 Staatssteun

Beschikkingen tot subsidieverlening of vaststelling worden door het college ingetrokken of ten nadele van de ontvanger gewijzigd indien de subsidieverlening of -vaststelling in strijd is met artikelen 107, 108 en 109 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie betreffende staatssteun, daaruit voortvloeiende richtlijnen, of met een verplichting ingevolge een ander door de staat gesloten verdrag.

 

Hoofdstuk 6 Betaling, voorschotten en terugvordering

Artikel 28 Betaling

1. Het subsidiebedrag wordt overeenkomstig de subsidievaststelling betaald, onder verrekening van de betaalde voorschotten.

2. Het subsidiebedrag wordt binnen vier weken na de subsidievaststelling betaald.

 

Artikel 29 Voorschotten

1. Het college kan, al dan niet op verzoek van de subsidieontvanger, een voorschot verlenen op een nog vast te stellen subsidiebedrag dan wel op grond van een in behandeling genomen subsidieaanvraag van een subsidieontvanger die drie achtereenvolgende jaren dezelfde of in hoofdzaak dezelfde activiteiten heeft verricht.

2. Het voorschot, dat in gedeelten kan worden uitbetaald, bedraagt in de regel niet meer dan 90% van het nog vast te stellen subsidiebedrag. Subsidiebedragen lager dan 5.000 euro kunnen 100% worden bevoorschot.

3. Indien besloten wordt tot bevoorschotting van een subsidie, worden in het besluit tot subsidieverlening de hoogte en de termijnen van de voorschotten bepaald.

4. Voorschotten worden overeenkomstig de voorschotverlening betaald.

5. Het voorschot of de eerste termijn daarvan wordt binnen vier weken na de voorschotverlening betaald.

 

Artikel 30 Opschorting betalingen en voorschotten

1. De verplichting tot betaling van een subsidiebedrag of een voorschot wordt opgeschort met ingang van de dag waarop het college aan de subsidieontvanger schriftelijk kennis geeft van het ernstige vermoeden, dat er grond bestaat om toepassing te geven aan de artikelen 27 leden 1 en 2 en 28 tot en met de dag, waarop de beschikking omtrent de intrekking of wijziging is bekendgemaakt.

2. Artikel 4:57 van de wet is hierop van toepassing.

 

Artikel 31 Onverschuldigde betalingen en voorschotten

1. Onverschuldigd betaalde subsidiebedragen en voorschotten kunnen worden teruggevorderd voor zover na de dag waarop de subsidie is vastgesteld, dan wel de handeling als bedoeld in de artikelen 27 leden 2 en 3, 28, 29, heeft plaatsgevonden, nog geen vijf jaren zijn verstreken.

2. In afwijking van het gestelde in het eerste lid van dit artikel kan het college onverschuldigd betaalde subsidiebedragen aanmerken als voorschot op de subsidie voor nieuwe activiteiten of voor een volgend tijdvak.

 

Hoofdstuk 7 Overige bepalingen

 

Artikel 32 Meldingsplicht bij wijziging omstandigheden

Een aanvrager die een subsidie heeft aangevraagd of waaraan een subsidie is verleend, doet zo spoedig mogelijk melding aan het college van omstandigheden die van belang kunnen zijn voor de beslissing op de aanvraag dan wel van belang voor een beslissing tot wijziging, intrekking of vaststelling van de subsidie.

 

Artikel 33 Tegengaan vervreemdingen

1. Het is een subsidieontvangende aanvrager, behoudens vooraf verkregen toestemming van het college, niet toegestaan om jaarlijks bedragen van meer dan € 500,-- om niet aan derden ter beschikking te stellen.

2. Het college kan voorwaarden verbinden aan de in het eerste lid bedoelde toestemming.

 

Artikel 34 Levering van goederen en diensten aan derden

1. Een subsidieontvanger die aan derden goederen ter beschikking stelt of voor derden diensten verricht, brengt daarvoor een vergoeding in rekening die tenminste kostendekkend is, tenzij het derden betreft voor wie de gesubsidieerde activiteiten bestemd zijn.

2. Het college kan andere gevallen aanwijzen waarin het in het eerste lid gestelde niet geldt.

 

Hoofdstuk 8 Slotbepalingen

Artikel 35 Bijzondere omstandigheden

1. Indien geen nadere regel van kracht is, of indien er naar het oordeel van het college bijzondere omstandigheden zijn, kunnen ontheffingen van de bepalingen van deze verordening worden verleend, met uitzondering van de artikelen 1,2,3 en 14.

2. Indien geen nadere regel van kracht is, of indien er naar het oordeel van het college bijzondere omstandigheden zijn, kunnen er naast de bepalingen van deze verordening bijzondere verplichtingen aan het verlenen van een subsidie worden verbonden.

 

Artikel 36 Zaken waarin de verordening niet voorziet

In gevallen, waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college met kennisgeving aan de gemeenteraad.

 

Artikel 37 Citeertitel, inwerkingtreding

1. Deze verordening kan worden aangehaald als de "Algemene Subsidieverordening gemeente Leeuwarden 2018”.

2. Deze verordening treedt met terugwerkende kracht tot 1 januari 2018 in werking met ingang van de dag volgend op haar bekendmaking.

3. De Algemene Subsidieverordening Leeuwarden 2014-2, de Algemene Subsidieverordening Leeuwarderadeel 2014 en de Algemene subsidieverordening Littenseradiel 2012, voor zover deze van kracht is voor het gebied binnen de gemeentegrenzen van de gemeente Leeuwarden zoals dat per 1 januari 2018, op grond van de Wet van 3 maart 2017 tot herindeling van de gemeenten Franekeradeel, Het Bildt, Leeuwarden, Leeuwarderadeel, Littenseradiel, Menameradiel en Súdwest-Fryslân, is ontstaan, worden met ingang van 1 januari 2019 ingetrokken.

 

Artikel 38 Overgangsrecht

1. De Algemene Subsidieverordening Leeuwarden 2018 geldt voor alle subsidieaanvragen die ontvangen zijn op of na 1 januari 2018;

2. Voor alle subsidies betreffende activiteiten in het jaar 2018 binnen het voormalige grondgebied van de oude gemeente Littenseradiel dat per 1 januari 2018 tot de gemeente Leeuwarden behoort, geldt de Algemene Subsidieverordening Littenseradiel 2012;

3. Voor alle subsidies betreffende activiteiten in het jaar 2018 binnen het voormalige grondgebied van de oude gemeente Leeuwarderadeel dat per 1 januari 2018 tot de gemeente Leeuwarden behoort, geldt de Algemene Subsidieverordening Leeuwarderadeel 2014;

4. Voor zover de regelingen, bedoeld in artikel 2 van de Algemene Subsidieverordening Leeuwarden 2018, afwijken van onderhavige bepaling prevaleert de in de regelingen opgenomen overgangsregeling met betrekking tot subsidies die op grond van die regeling worden verstrekt.

5. Vanaf 1 januari 2019 geldt de Algemene Subsidieverordening Leeuwarden 2018 voor alle subsidieaanvragen betreffende activiteiten in de gemeente Leeuwarden. De Algemene Subsidieverordening Littenseradiel 2012 en de Algemene Subsidieverordening Leeuwarderadeel 2014 komen te vervallen, behoudens eventueel nog vast te stellen subsidies voor het jaar 2018.

 

 

INLEIDING

Het doel van de Toelichting Algemene Subsidieverordening Leeuwarden 2018 (hierna: ASVL) is, na een korte algemene inleiding een artikelsgewijze uitleg te geven zonder daarbij aanvullende normen te stellen. (Aanwijzingen voor decentrale regelgeving nr. 17)1

 

Algemeen

Met ingang van 1 januari 2018 ontstaat door de herindeling van de gemeente Leeuwarden met de gemeente Leeuwarderadeel en een deel van de gemeente Littenseradiel een nieuwe gemeente Leeuwarden. De regelgeving van deze 3 gemeenten moest worden geharmoniseerd; 2018 is een overgangsjaar, met ingang van 1 januari 2019 zal de ASVL onverkort voor het gehele grondgebied van de nieuwe gemeente Leeuwarden gelden. Daarvoor was het noodzakelijk, dat artikel 37 en 38 van de Algemene Subsidieverordening gemeente Leeuwarden 2014-2 werden aangepast. De voorgestelde wijzigingen hebben betrekking op de citeertitel, de inwerkingtreding en het overgangsrecht.

Voor het overige blijft de ASVL ongewijzigd ten opzichte van de ASV 2014-2. Deze Toelichting is derhalve een kopie van de Toelichting bij de ASV 2014-2 met uitzondering van de toelichting op artikel 37 en 38 van de ASVL.

Bij het opstellen van de ASVL is uitgegaan van het wettelijk systeem in de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). Het wettelijk systeem gaat uit van de drie rechtsmomenten: subsidieverlening, subsidievaststelling en betaling. Ten behoeve van de leesbaarheid zijn op enkele plaatsen verwijzingen uit de Awb in de verordening opgenomen, zodat duidelijk is dat deze verordening een nadere specifieke regel is van de wet. Daar waar de verordening specifiek naar een bepaling in de Awb verwijst, wordt dit artikel in deze toelichting opgenomen.

De verordening is overwegend van procedurele aard. De bevoegdheid tot subsidieregelgeving op detailniveau wordt aan het college toegedeeld. De gemeenteraad is via het budgetrecht verantwoordelijk voor het beschikbaar stellen van de middelen en geeft sturing via programmabegroting. De ‘Aanwijzingen voor de decentrale regelgeving’ zijn bij het opstellen van de tekst gevolgd.

 

ARTIKELGEWIJZE TOELICHTING

 

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Ten opzichte van de Algemene Subsidieverordening Leeuwarden 2014 is de begrippenlijst uitgebreid met een omschrijving van:

de begrippen kostensubsidie en prestatiesubsidie. Een subsidie is altijd of eenmalig, of jaarlijks. Binnen deze twee mogelijkheden kan een subsidie gekwalificeerd worden als een kostensubsidie, een prestatiesubsidie of een budgetsubsidie. Het is aan het college om te bepalen welke soort subsidie wordt verleend (kosten-, prestatie-, of budgetsubsidie)

de begrippen algemene reserve, bestemmingsreserve, voorziening, eigen middelen, overschot en gelieerde instelling. Op deze wijze kan het college bij de subsidieverlening beter rekening houden met de eigen middelen, reserves van de te subsidiëren instelling, zeker als eigen middelen, reserves zijn ontstaan uit voorgaande subsidieverlening.

 

Artikel 2 reikwijdte

Het college wordt door deze bepaling de bevoegdheid toegekend om op grond van de ASVL nadere regelingen vast te stellen, die aangeven op welke gronden door of namens rechtspersonen subsidie aangevraagd kan worden. Het college stelt uit het oogpunt van rechtszekerheid voor betrokkenen regelingen vast stellen. Daarin formuleert het zo precies mogelijk aan welke eisen een te subsidiëren activiteit moet voldoen en welke (maatschappelijke) effecten van die activiteit mogen worden verwacht.

Lid 1 verwijst naar hetgeen bepaald is in artikel 4:23 lid 3 sub c van de Awb. In het tweede lid gaat het om subsidies waarvoor de middelen worden vastgesteld door het Rijk of door de provincie. Ook gaat het om subsidies waarvoor de middelen komen uit Europese fondsen. Stellen de betreffende hogere bestuursorganen geen procedureregels vast, dan geldt de ASVL.

 

Artikel 4:23 Awb

1.Een bestuursorgaan verstrekt slechts subsidie op grond van een wettelijk voorschrift dat regelt voor welke activiteiten subsidie kan worden verstrekt.

2.Indien een zodanig wettelijk voorschrift is opgenomen in een niet op een wet berustende algemene maatregel van bestuur, vervalt dat voorschrift vier jaren nadat het in werking is getreden, tenzij voor dat tijdstip een voorstel van wet bij de Staten-Generaal is ingediend waarin de subsidie wordt geregeld.

3.Het eerste lid is niet van toepassing:

a. in afwachting van de totstandkoming van een wettelijk voorschrift gedurende ten hoogste een jaar of totdat een binnen dat jaar bij de Staten-Generaal ingediend wetsvoorstel is verworpen of tot wet is verheven en in werking is getreden;

b. indien de subsidie rechtstreeks op grond van een door de Raad van de Europese Unie, het Europees Parlement en de Raad gezamenlijk of de Commissie van de Europese Gemeenschappen vastgesteld programma wordt verstrekt;

c. indien de begroting de subsidieontvanger en het bedrag waarop de subsidie ten hoogste kan worden vastgesteld, vermeldt, of;

d. in incidentele gevallen, mits de subsidie voor ten hoogste vier jaren wordt verstrekt.

4.Het bestuursorgaan publiceert jaarlijks een verslag van de verstrekking van subsidies met toepassing van het derde lid, onderdelen a en d.

 

Artikel 3 Subsidieplafond

Een subsidieplafond wordt vastgesteld om enerzijds de door de raad ter beschikking gestelde budgetten niet te overschrijden, anderzijds om door een vooraf bepaald en bekendgemaakt verdeelcriterium rechtszekerheid voor subsidieontvangers te creëren. Overschrijding van de budgetten die de raad maximaal voor een werksoort ter beschikking stelt, zijn op zichzelf geen reden om subsidieaanvragen af te wijzen. Artikel 4, lid 5, sub a en sub c ziet op de situatie, dat pas na de vaststelling van de begroting door de raad een subsidieplafond bekend kan worden gemaakt maar terug werkt naar het eerder in de tijd gelegen tijdstip van indiening van de aanvraag. Anderzijds heeft jurisprudentie bepaald, dat ver voor de aanvraagtermijn ingediende aanvragen niet de werking van het (later vastgestelde) subsidieplafond kunnen voorkomen.

 

Artikel 4:25 Awb

1.Een subsidieplafond kan slechts bij of krachtens wettelijk voorschrift worden vastgesteld.

2.Een subsidie wordt geweigerd voor zover door verstrekking van de subsidie het subsidieplafond zou worden overschreden.

3.Indien niet tijdig, dan wel in bezwaar of beroep of ter uitvoering van een rechterlijke uitspraak omtrent verstrekking wordt beslist, geldt de verplichting van het tweede lid slechts voor zover zij ook gold op het tijdstip, waarop de beslissing in eerste aanleg werd genomen of had moeten worden genomen.

 

Artikel 4 Begrotingsvoorbehoud

Dit artikel ziet op het stellen van een ontbindende voorwaarde aan de verlening indien de begroting nog niet is vastgesteld of niet is goedgekeurd.

Artikel 4:34 Awb

1.Voor zover een subsidie wordt verleend ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld of goedgekeurd, kan zij worden verleend onder de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld.

2.De voorwaarde kan niet worden gesteld, voor zover zulks voortvloeit uit het wettelijk voorschrift waarop de subsidie berust.

3.De voorwaarde vervalt, indien het bestuursorgaan daarop niet binnen vier weken na de vaststelling of goedkeuring van de begroting een beroep heeft gedaan.

4.Het beroep op de voorwaarde geschiedt bij een subsidie voor een activiteit die door het bestuursorgaan ook in het voorafgaande begrotingsjaar werd gesubsidieerd door een intrekking wegens veranderde omstandigheden overeenkomstig artikel 4:50.

5.In andere gevallen geschiedt het beroep op de voorwaarde door een intrekking overeenkomstig artikel 4:48, eerste lid.

 

Artikel 5 Bijzondere verplichtingen voor subsidieontvangers

Dit artikel maakt het mogelijk dat het college een of meer toezichthouders kan benoemen bij die instellingen, die door middel van de subsidie, een activiteit voor de gemeente uitvoeren waarbij duidelijk is dat de betreffende instelling zijn taken en verplichtingen niet nakomt en er ook geen andere mogelijkheid is om een correcte uitvoering te bewerkstelligen. Het zal hierbij met name gaan om de instellingen die jaarlijks een subsidie van een zekere omvang ontvangen. De beoogde activiteiten dienen een redelijk noodzakelijk karakter te hebben. Het artikel dient met terughoudendheid toegepast te worden, waarbij het uitgangspunt is dat het een uiterste redmiddel dient te zijn. In lid 3 wordt aangegeven dat het college tevens een termijn stelt voor het toezicht. Hierbij kan gedacht worden aan een periode van maximaal 1 jaar. Binnen deze termijn zou het mogelijk moeten zijn het ontstane probleem op te lossen. Indien gekozen wordt voor een langere termijn zal dit goed gemotiveerd dienen te worden.

 

Artikel 6 Algemene Reserve

In dit artikel staan de bepalingen opgenomen die betrekking hebben op het creëren van een algemene reserve. Dit is een buffer waarmee tekorten in het ene jaar kunnen worden opgevangen met overschotten in het andere jaar. Het kan niet de bedoeling zijn dat deze reserve onnodig groot wordt. Daarom wordt vastgesteld dat deze reserve maximaal 5% van de totale exploitatielasten van de aanvrager mag bedragen. Het college kan op grond van lid 4 zonodig van dit percentage afwijken. Dit kan het doen op eigen initiatief of op een daartoe strekkend verzoek. Indien het college meent dat een aanvrager grote financiële risico’s loopt, heeft het de mogelijkheid het percentage te verhogen.

In de Awb wordt de term egalisatiereserve gehanteerd. In Leeuwarden wordt hiermee de term algemene reserve bedoeld.

 

Artikel 4:72 Awb

Indien dit bij wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening is bepaald, vormt de ontvanger een egalisatiereserve.

Het verschil tussen de vastgestelde subsidie en de werkelijke kosten van de activiteiten waarvoor subsidie werd verleend komt ten gunste onderscheidenlijk ten laste van de egalisatiereserve.

De egalisatiereserve wordt zo hoog rentend en zo veilig als redelijkerwijs mogelijk is belegd.

 

Artikel 7 Bestemmingsreserves en voorzieningen

Dit artikel biedt de mogelijkheid aan een aanvrager om naast een algemene reserve één of meerdere bestemmingsreserves en/of voorzieningen te vormen. Onder bestemmingsreserve wordt verstaan een op de balans van de instelling opgenomen bedrag voor te verwachten activiteiten, die echter niet uitsluitend in het jaar van uitvoering ten laste van de middelen kan worden gebracht. Onder een voorziening wordt verstaan een op de balans opgenomen bedrag voor de betaling van reeds aangegane, maar nog niet opeisbare verplichtingen. Om een goed gebruik van de financiële middelen te waarborgen, dient hiervoor toestemming aan het college te worden gevraagd. Het verlenen van toestemming betekent ook dat de instelling verplicht is die reserve en/of voorziening te vullen op de voorgenomen wijze.

 

Artikel 8 Verrekening

Op basis van de regels voor bestuurlijke geldschulden in de Awb is verrekening van uit te betalen subsidies met (bijvoorbeeld) terugvorderingen wegens lager vastgestelde subsidies uit een eerdere periode slechts mogelijk als daarvoor een wettelijke grondslag is. Deze bepaling beoogt die grondslag te geven. Overigens blijft verrekening een bevoegdheid en geen verplichting.

 

Artikel 4:93 Awb

Verrekening van een geldschuld met een bestaande vordering geschiedt slechts voor zover in de bevoegdheid daartoe bij wettelijk voorschrift is voorzien.

Verrekening geschiedt onder vermelding van de vordering waarmee de geldschuld is verrekend alsmede de hoogte van het bedrag van de verrekening.

De verrekening werkt terug overeenkomstig artikel 129, eerste en tweede lid, van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek.

De schuldenaar is niet bevoegd tot verrekening voor zover beslag op de vordering van de schuldeiser nietig zou zijn.

 

Artikel 9 Bij de aanvraag voor een jaarlijkse subsidie in te dienen gegevens

De minimale vereisten voor het indienen van een aanvraag voor een jaarlijkse subsidie staan hier vermeld. Het college kan op grond van lid 4 aanvullende gegevens vragen, al dan niet neergelegd in een nadere regel. Het college kan echter voor een bepaalde aanvraag ook minder gegevens verlangen. Ook behoeven bepaalde gegevens alleen bij de eerste aanvraag voor een subsidie te worden overlegd waarna kan worden volstaan met het doorgeven van wijzigingen. Om het behandelen van bepaalde subsidieaanvragen doeltreffend te kunnen laten verlopen kan het college een formulier vaststellen. Op die manier kan doelgericht gevraagd worden naar de aard van een aangediende activiteit en het maatschappelijke effect daarvan.

Indien naar het oordeel van het college de subsidieverlening als staatssteun kan worden aangemerkt dan wel het risico met zich meebrengt dat de subsidie als staatssteun kan worden aangemerkt, kunnen aanvullende gegevens worden verlangd. Hieruit blijkt welke andere overheidsbijdragen de subsidieaanvrager ontvangt. Indien deze gegevens niet voorhanden zijn, kan het college ook om een “verklaring” vragen waarin de aanvrager verklaart geen andere overheidsbijdragen te ontvangen. Dit is met name van belang bij de de-minimissteun, waarbij de overheidsbijdragen zijn vrijgesteld onder een bepaald drempelbedrag.

 

Artikel 10 Bij de aanvraag voor een eenmalige subsidie in te dienen gegevens

Logischerwijze zijn voor de beoordeling van deze aanvragen minder gegevens noodzakelijk dan voor een jaarlijkse subsidie.

 

Artikel 11 Aanvraagtermijn

Van belang is de bepaling dat het college in haar subsidieregelgeving kan afwijken van de indieningsdatum of –termijn genoemd in de ASVL. De indieningsdatum voor een aanvraag voor een jaarlijkse subsidie wordt verschoven van uiterlijk 1 september naar uiterlijk 1 oktober. De ervaring heeft geleerd dat bij een indieningsdatum van uiterlijk 1 september nog niet alle relevante en mee te sturen stukken dan voorhanden zijn. Dat is 1 oktober wel het geval zodat dan alles in een keer door de aanvrager kan worden meegestuurd waarna het proces van besluiten door het college ook weer efficiënter kan geschieden omdat niet nog eerst ontbrekende stukken moeten worden opgevraagd. Het college kan in het geval van moeilijke of ingewikkelde subsidieaanvragen ook bepalen dat het een langere termijn nodig heeft dan 2 maal 8 weken. Dat zal het in een regeling moeten vastleggen. Een dergelijke regeling dient te zijn voorzien van een deugdelijke motivering. Zie ook toelichting volgende artikel.

 

Artikel 12 Beslistermijn

Hier worden de termijnen gegeven, waarbinnen het college gehouden is te beslissen op een aanvraag voor subsidie. In de Awb staan geen strikte beslistermijnen op een aanvraag om subsidie. In de regel wordt een termijn van 8 tot 12 weken redelijk geacht. Indien deskundigen of een commissie moet worden geraadpleegd over de kwaliteit van de subsidieaanvragen, wordt deze beslistermijn verlengd. Het college vermeldt dan binnen welke termijn zij dan een besluit neemt. Over het algemeen wordt een termijn van 12 weken als redelijk beschouwd.

Nu de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen (de huidige artikelen 4:17 tot en met 4:20 van de Awb en artikel 8:55b tot en met artikel 8:55 e van de Awb) per 1 oktober 2009 in werking is getreden, bestaat het risico dat bestuursorganen, die zich niet aan de door zichzelf gestelde termijnen houden, met een dwangsom kunnen worden geconfronteerd. In gevallen, waarin de behandeling van aanvragen (denk aan complexe, omvangrijke subsidies, zoals voor het bouwen van een gebouw en dergelijke) zeker meer tijd zal vergen dan de hiervoor genoemde termijnen, kan het college besluiten dat voor een zorgvuldige behandeling van de aanvraag meer tijd nodig is (lid 2). Dit volgt uit de aard van de subsidie of blijkt uit de aanvraag. De termijnen kunnen worden opgeschort, omdat er nog aanvullende gegevens ingediend moeten worden om tot een goede beoordeling van de subsidieaanvraag te komen. Pas bij het ontvangen van de gegevens of het ongebruikt verstrijken van de indieningstermijn loopt de beslistermijn verder.

De beslistermijnen worden verlengd wanneer een nader onderzoek naar staatssteun moet worden gedaan. Binnen deze verlengde termijnen wordt aanvullend onderzoek gedaan naar eventuele aanwezigheid van staatssteun. Hieronder kan ook het melden of ter goedkeuring aanbieden van de subsidieverlening aan de Europese Commissie worden verstaan. De beslistermijn wordt dan ook opgeschort wanneer er melding van de verlening moet worden gedaan of wanneer de verlening ter goedkeuring aan de Europese Commissie moet worden voorgelegd.

 

Artikel 13 Weigering subsidie

De artikelen 4:25 en 4:35 Awb bevatten dwingend recht waarvan niet bij verordening kan worden afgeweken. Wel is het mogelijk deze weigeringsgronden aan te vullen. Hiervan wordt in dit artikel gebruik gemaakt. Het betreft hier een limitatieve opsomming, zodat andere weigeringsgronden niet kunnen worden toegepast.

Bij artikel 13, lid 2, 3, 6 en 7 heeft het college beleidsvrijheid en moet een belangenafweging worden gemaakt. De beoordelingsvrijheid om de feiten vast te stellen en te kwalificeren, blijkt uit de frase ‘naar het oordeel van het college’ en is dus met uitsluiting van anderen, voorbehouden aan het college. De weigeringsgronden genoemd in de overige leden bieden geen enkele ruimte. Artikel 13, lid 4 ziet op de weigering op grond van het ontbreken van de wettelijke vereisten (artikel 23, lid 1 en lid 3, sub c en d Awb) voor subsidiëring. Bij ontbreken daarvan kan het college niet worden verplicht subsidies te verlenen. Artikel 13, lid 5 spreekt voor zich en heeft een relatie met artikel 3 ASVL.

Lid 6 beoogt ongewenste cumulatie van subsidie voor dezelfde activiteiten tegen te gaan. Dit artikel beoogt overigens niet eventuele aanvullende subsidieaanvragen voor activiteiten waar reeds een subsidie voor is verleend, tegen te gaan. Dit artikel beoogt overigens ook niet dat per definitie één van de aanvragen zal worden gehonoreerd. De aanvraag zal altijd inhoudelijk aan deze verordening of een subsidieregeling (een nadere regel, zoals genoemd in artikel 2 van de verordening) worden getoetst. De leden 7 tot en met 9 raken het Europeesrechtelijke begrip ‘staatssteun’ (art. 107 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie). Met deze leden wordt aangegeven hoe het college handelt in het geval staatssteun zich voordoet bij een subsidieverlening. In dat geval wordt de subsidie geweigerd of teruggevorderd.

 

Artikel 4:25 Awb

De integrale tekst van artikel 4:25 Awb is te vinden bij de toelichting op artikel 3.

 

Artikel 4:35 Awb

1.De subsidieverlening kan in ieder geval worden geweigerd indien een gegronde reden bestaat om aan te nemen dat:

a. de activiteiten niet of niet geheel zullen plaatsvinden;

b. de aanvrager niet zal voldoen aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;

c. de aanvrager niet op een behoorlijke wijze rekening en verantwoording zal afleggen omtrent de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten, voor zover deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn.

2.De subsidieverlening kan voorts in ieder geval worden geweigerd indien de aanvrager:

a. in het kader van de aanvraag onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van deze gegevens tot een onjuiste beschikking op de aanvraag zou hebben geleid, of

b. failliet is verklaard of aan hem surséance van betaling is verleend of ten aanzien van hem de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is verklaard, dan wel een verzoek daartoe bij de rechtbank is ingediend.

 

Artikel 14 Wet Bibob

Een bijzondere weigeringsgrond is opgenomen in artikel 14. Het betreft het geval dat de aanvrager van een subsidie de toets van de Wet Bevorderingen integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur , hierna te noemen Wet Bibob niet kan doorstaan. Indien deze weigeringsgrond niet zou zijn opgenomen, dan zou het kunnen betekenen dat het college gehouden is subsidie te verlenen aan aanvragers aan wie het college geen vergunning voor niet-subsidiabele activiteiten zou verlenen. Daarbij is niet van belang of de activiteiten, waarvoor subsidie wordt gevraagd, op zichzelf beoordeeld subsidiabel zijn. Het gaat bij deze weigeringsgrond louter om de persoon, dan wel rechtspersoon van de aanvrager.

De Wet Bibob is bedoeld als aanvulling op bestaande instrumenten, die het college reeds ter beschikking heeft. Het college zal bij ieder beleidsdoel, dat het wil subsidiëren, zich de vraag moeten stellen of er enig risico is van het faciliteren van strafbare feiten en of die risico’s niet voldoende worden ondervangen met de bestaande toetsing van aanvragen. Het is niet mogelijk te bepalen dat de Wet Bibob generiek op alle subsidies wordt toegepast. Het college dient zelf een afweging te maken in welke situatie toepassing zinvol is. Voordat tot toepassing op een gemeentelijke subsidieregeling kan worden overgegaan, dient daarvoor toestemming te zijn verkregen van de ministers van Justitie en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Zie artikel 6, derde lid, van de Wet Bibob.

 

Artikel 15 Verlening Subsidie

Ingevolge het eerste lid geeft het college al in het besluit tot verlening van de subsidie aan op welke wijze de verantwoording van de ontvangen subsidies dient plaats te vinden. Hiermee wordt bereikt dat het degene, aan wie de subsidie is toegekend, van meet af aan duidelijk is aan welke voorwaarden en administratieve eisen hij dient te voldoen. In het tweede lid is geregeld dat het college de subsidieontvanger verplichtingen kan opleggen met betrekking tot het aanwenden van de subsidie, gelet op de artikelen 4:38 en 4:39 van de Awb. Deze verplichtingen dienen uitdrukkelijk in de beschikking vermeld te worden.

 

Artikel 16 Vorm van de te verlenen subsidie

De gemeente kent alleen de in artikel 1 genoemde subsidievormen. Het is aan het college om te bepalen wat voor soort subsidie er wordt verleend of dat een prestatie-, een kosten- of een budgetsubsidie moet zijn. Op deze wijze kan het college beter sturen op de te realiseren output van de te verstrekken subsidies en tegelijkertijd per te verlenen subsidie maatwerk leveren. De begrippen prestatie-, kosten- en budgetsubsidie worden omschreven in artikel 1. Bij budgetsubsidies wordt beoogd enerzijds scherpe afspraken te maken over soorten activiteiten en gewenste effecten, anderzijds een zekere vrijheid van handelen te gunnen aan de subsidieontvanger om de doelen naar eigen inzicht te halen. Bij kostensubsidies is het te subsidiëren bedrag afhankelijk van de kosten van de activiteiten. Bij prestatiesubsidies is het subsidiebedrag afhankelijk van de geleverde prestaties. In geval van kostensubsidies wordt in de beschikking aangegeven of de werkelijke kosten bepalend zijn of een systeem van kostennormering. Bij een prestatiesubsidie zal worden aangegeven welke de bepalende prestaties zijn en er moet een eenheid per “product” worden genoemd. Voor alle gevallen geldt, dat bepaald moet worden tot welk bedrag de subsidie ten hoogste kan worden vastgesteld. Hierbij gelden de regels van artikel 4:31 van de Awb.

 

Artikel 17 Tussentijdse rapportage

In het kader van het terugdringen van de administratieve lasten is ervoor gekozen aan meerjarig verstrekte subsidies, hoger dan €50.000,- de mogelijkheid te verbinden om jaarlijks een tussentijdse verantwoording te vragen. Het college moet vooraf bepalen welke vereisten worden gesteld aan de tussentijdse, inhoudelijke en financiële verantwoording (evt. door middel van een standaardformulier). Het ligt voor de hand dat dit regime lichter is dan het regime wat is opgesteld voor de eindverantwoording.

 

Artikel 18 Meldingsplicht

De subsidieontvanger is verplicht om tijdig (zonder nodeloos tijdverloop) te melden bij de gemeente dat het aannemelijk is dat de gesubsidieerde activiteit niet, niet tijdig, niet geheel of niet volgens de daaraan verbonden verplichtingen zal worden verricht. In dat geval kan de subsidie lager of op nihil worden vastgesteld of zullen nadere afspraken moeten worden gemaakt over het aanpassen van de verplichtingen. Bij het niet voldoen aan de meldingsplicht kan, indien dat achteraf mocht blijken, met toepassing van artikel 4:49 Awb alsnog de subsidievaststelling worden ingetrokken, omdat de ontvanger wist of behoorde te weten dat de vaststelling onjuist was. Terugvordering van de subsidie, inclusief wettelijke rente van het gehele subsidiebedrag, kan in zo’n geval proportioneel worden geacht, omdat de ontvanger misbruik maakte van het gegeven vertrouwen, dat ten grondslag ligt aan deze subsidieverordening.

 

Artikel 19 Overige verplichtingen van de subsidieontvanger

In artikel 19 zijn de overige verplichtingen van de subsidieontvanger opgenomen, als ook de plicht belangrijke wijzigingen te melden aan het college. Overigens moet “schriftelijk” hier niet al te letterlijk worden opgevat. Per e-mail kan de wijziging ook worden aangegeven. Wel dient de melding te voldoen aan de voorschriften voor archivering. Niets belet de gemeente om bij twijfel direct contact op te nemen met de subsidieontvanger en om nadere stukken te vragen.

Deze bepaling (artikel 19 lid 3) hangt samen met de toelichting bij artikel 9 inzake staatssteun. Staatssteun is onder bepaalde drempelbedragen toegestaan, mits het totaal aan staatssteun per ontvanger niet boven deze drempelbedragen uit komt. Is dit wel het geval, dan is er sprake van staatssteun. De verplichting beoogt de ontvanger en het college scherp te laten zijn op het eventueel aanwezige risico van staatssteun bij cumulatieve overheidsbijdragen. In dat geval zal een nader onderzoek moeten worden gedaan naar de houdbaarheid van de subsidieverlening.

 

Artikel 20 Social Return en duurzaamheid

Deze verplichtingen betreffen “niet-doelgebonden verplichtingen” (art. 4:39 Awb) waarvoor een grondslag in de verordening moet bestaan. Met deze teksten wordt een grondslag gegeven om Social Return en duurzaamheid als aanvullende verplichtingen op te nemen in de subsidiebeschikking.

 

Artikel 21 Verantwoording subsidies tot en met 5.000 euro

Dit betreft de zogenaamde enkelvoudige vaststelling. Hiermee kunnen relatief kleine subsidies zeer eenvoudig worden afgedaan met een minimale verantwoording. Deze houdt slechts in dat relevante gegevens, zoals gespreksverslagen, bewijsstukken van de activiteiten (foto’s etc.) en een financiële verantwoording bewaard moet blijven voor een termijn van minimaal 5 jaren. Er wordt niet meer om aan aanvraag tot vaststelling gevraagd na afloop van de activiteiten.

Steekproefsgewijs controleert de gemeente of de bestede subsidie conform de vaststelling geweest is. Indien blijkt dat met de subsidie gemoeide activiteiten niet tot stand gekomen zijn volgt uit lid 3 dat op grond van artikel 4:49 van de Awb de subsidie ingetrokken of gewijzigd kan worden. Immers, de subsidieontvanger is op grond van artikel 18 en 19 van de ASVL verplicht om melding te maken van ontwikkelingen, die betrekking hebben op het als dan niet uitvoeren van de gesubsidieerde activiteiten.

 

Artikel 4:49 Awb

1.Het bestuursorgaan kan de subsidievaststelling intrekken of ten nadele van de ontvanger wijzigen:

a. op grond van feiten of omstandigheden waarvan het bij de subsidievaststelling redelijkerwijs niet op de hoogte kon zijn en op grond waarvan de subsidie lager dan overeenkomstig de subsidieverlening zou zijn vastgesteld;

b. indien de subsidievaststelling onjuist was en de subsidieontvanger dit wist of behoorde te weten, of

c. indien de subsidieontvanger na de subsidievaststelling niet heeft voldaan aan aan de subsidie verbonden verplichtingen.

2.De intrekking of wijziging werkt terug tot en met het tijdstip waarop de subsidie is vastgesteld, tenzij bij de intrekking of wijziging anders is bepaald.

3.De subsidievaststelling kan niet meer worden ingetrokken of ten nadele van de ontvanger worden gewijzigd indien vijf jaren zijn verstreken sedert de dag waarop zij is bekendgemaakt dan wel, in het geval, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, sedert de dag waarop de handeling in strijd met de verplichting is verricht of de dag waarop aan de verplichting had moeten zijn voldaan.

 

Artikel 22 Verantwoording subsidies vanaf 5.001 tot en met 50.000 euro

Een zeer groot deel van de subsidieaanvragen (80% in 2011) voor activiteiten in het kader van de programma’s Cultuur, Zorg en Hulpverlening, Jeugd, Sport, Wijken en Onderwijs zijn lager dan 50.000 euro. Ten opzichte van het totale budget is dit maar een klein percentage (<5%). Om hierbinnen een efficiencyslag te maken is er in 2011 voor gekozen om het mogelijk te maken dat subsidies tot en met 50.000 euro direct vastgesteld kunnen worden.

Voor de overige programma´s, waar de financiële risico´s in verhouding groter zijn, geldt een normaal, weliswaar lichter, regime waarbij het regime van subsidieverlening en subsidievaststelling gevolgd wordt. Het gaat dan om zaken waarop sturing noodzakelijk is om te kunnen monitoren op ontwikkelingen, bijvoorbeeld of het aanbod van hulp ook daadwerkelijk bij de groepen terecht komt die dat nodig hebben. Voldoen de activiteiten kwalitatief aan wat de gemeenschap mag verwachten? Getoetst kan worden of met het bestede geld specifieke doelstellingen gehaald worden en problemen opgelost worden.

In dit lichte regime wordt slechts om een inhoudelijk verslag van de gesubsidieerde activiteiten gevraagd, zodat de aanvraag tot vaststelling beoordeeld kan worden op het al dan niet uitvoeren van de in de verleningsbeschikking opgenomen verplichtingen. Indien dit onvoldoende blijkt uit het inhoudelijke verslag kan het college ook andere gegevens en bescheiden dan dit inhoudelijke verslag opvragen. Het college kan onder andere vragen aan te geven welke effecten de activiteit daadwerkelijk heeft gehad.

 

Artikel 23 Verantwoording subsidies vanaf 50.000 euro

Vanwege het grote financiële belang dat achter deze subsidies zit, wordt hiervoor een grotere uitgebreide verantwoording opgevraagd. Hiervoor wordt bij de beschikking een verantwoordings- en controleprotocol toegevoegd, waarin staat op welke wijze verantwoording moet worden afgelegd. Ten aanzien van de in lid 2 genoemde bescheiden geldt, dat daaruit moet blijken op welke wijze de subsidie aangewend is en of dit conform de verplichtingen uit de verleningsbeschikking is gebeurd. De accountantsverklaring moet dus de doelmatigheid en de rechtmatigheid van de besteding aantonen. Het college kan ook andere gegevens en bescheiden opvragen indien dit noodzakelijk is om tot een zorgvuldige beoordeling te komen van de aanvraag tot vaststelling.

 

Artikel 24 Vaststelling

In dit artikel is geregeld binnen welke termijn het college besluit ter zake van de vaststelling van de subsidie. Ingevolge het derde lid kan het college naast deze Algemene Subsidieverordening categorieën van subsidies of subsidieontvangers aanwijzen voor wie de subsidie wordt vastgesteld zonder dat hiervoor door de subsidieaanvrager een aanvraag moet worden ingediend. Hierdoor kunnen de lasten voor zowel de subsidieaanvrager als de –verstrekker worden bespaard. Een lagere vaststelling is mogelijk voor de in artikel 4:46 van de Awb genoemde gevallen.

 

Artikel 4:46 Awb

1.Indien een beschikking tot subsidieverlening is gegeven, stelt het bestuursorgaan de subsidie overeenkomstig de subsidieverlening vast.

2.De subsidie kan lager worden vastgesteld indien:

a. de activiteiten waarvoor subsidie is verleend niet of niet geheel hebben plaatsgevonden;

b. de subsidieontvanger niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;

c. de subsidieontvanger onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag tot subsidieverlening zou hebben geleid, of

d. de subsidieverlening anderszins onjuist was en de subsidieontvanger dit wist of behoorde te weten.

3.Voor zover het bedrag van de subsidie afhankelijk is van de werkelijke kosten van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, worden kosten die in redelijkheid niet als noodzakelijk kunnen worden beschouwd bij de vaststelling van de subsidie niet in aanmerking genomen.

Indien de subsidieontvanger in gebreke blijft van doen van een aanvraag tot vaststelling verstuurt het college een éénmalig rappel, waarin een uiterlijke indieningstermijn genoemd wordt. Zodra deze termijn verstreken is en er geen aanvraag tot vaststelling gedaan is, gaat het college over tot ambtshalve vaststelling van de subsidie.

 

Artikel 25 Overschotten

In principe komen overschotten of tekorten ten voordele of ten laste van de subsidieontvanger. Overschotten die ontstaan omdat de subsidieontvanger zich niet houdt aan de vooraf afgesproken prestaties, vallen daar niet onder. Indien er sprake is van een overschot, dan mag dit toegevoegd worden aan de algemene reserve (egalisatiereserve) van de subsidieontvanger. Voor een volgende subsidieverlening is artikel 6 echter wel van toepassing. Als de subsidieontvanger van het overschot een bestemmingsreserve of een voorziening wil treffen dan behoeft de subsidieontvanger, op grond van artikel 7, hiervoor de toestemming van het college.

 

Artikel 26 Intrekking en wijziging

Met artikel 26 wordt aansluiting gezocht met de intrekkings- en wijzigingsgronden van de Awb. Deze intrekking of wijziging van de subsidie heeft gevolgen voor de bevoorschotting en betaling van de subsidie. Hierover in de toelichting op artikel 31 en 36 meer.

 

Artikel 4:48 Awb

1.Zolang de subsidie niet is vastgesteld kan het bestuursorgaan de subsidieverlening intrekken of ten nadele van de subsidieontvanger wijzigen, indien:

a. de activiteiten waarvoor subsidie is verleend niet of niet geheel hebben plaatsgevonden of zullen plaatsvinden;

b. de subsidieontvanger niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;

c. de subsidieontvanger onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag tot subsidieverlening zou hebben geleid;

d. de subsidieverlening anderszins onjuist was en de subsidieontvanger dit wist of behoorde te weten, of

e. met toepassing van artikel 4:34, vijfde lid, een beroep wordt gedaan op de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld.

2.De intrekking of wijziging werkt terug tot en met het tijdstip waarop de subsidie is verleend, tenzij bij de intrekking of wijziging anders is bepaald.

 

Artikel 4:49 Awb

1.Het bestuursorgaan kan de subsidievaststelling intrekken of ten nadele van de ontvanger wijzigen:

a. op grond van feiten of omstandigheden waarvan het bij de subsidievaststelling redelijkerwijs niet op de hoogte kon zijn en op grond waarvan de subsidie lager dan overeenkomstig de subsidieverlening zou zijn vastgesteld;

b. indien de subsidievaststelling onjuist was en de subsidieontvanger dit wist of behoorde te weten, of

c. indien de subsidieontvanger na de subsidievaststelling niet heeft voldaan aan de subsidie verbonden verplichtingen.

2.De intrekking of wijziging werkt terug tot en met het tijdstip waarop de subsidie is vastgesteld, tenzij bij de intrekking of wijziging anders is bepaald.

3.De subsidievaststelling kan niet meer worden ingetrokken of ten nadele van de ontvanger worden gewijzigd indien vijf jaren zijn verstreken sedert de dag waarop zij is bekendgemaakt dan wel, in het geval, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, sedert de dag waarop de handeling in strijd met de verplichting is verricht of de dag waarop aan de verplichting had moeten zijn voldaan.

 

Artikel 4:50 Awb

1.Zolang de subsidie niet is vastgesteld kan het bestuursorgaan de subsidieverlening met inachtneming van een redelijke termijn intrekken of ten nadele van de subsidie-ontvanger wijzigen:

a. voor zover de subsidieverlening onjuist is;

b. voor zover veranderde omstandigheden of gewijzigde inzichten zich in overwegende mate tegen voortzetting of ongewijzigde voortzetting van de subsidie verzetten, of

c. in andere bij wettelijk voorschrift geregelde gevallen.

2.Bij intrekking of wijziging op grond van het eerste lid, onderdeel a of b, vergoedt het bestuursorgaan de schade die de subsidie-ontvanger lijdt doordat hij in vertrouwen op de subsidie anders heeft gehandeld dan hij zonder subsidie zou hebben gedaan.

 

Artikel 4:51 Awb

1.Indien aan een subsidie-ontvanger voor drie of meer achtereenvolgende jaren subsidie is verstrekt voor dezelfde of in hoofdzaak dezelfde voortdurende activiteiten, geschiedt gehele of gedeeltelijke weigering van de subsidie voor een daarop aansluitend tijdvak op de grond, dat veranderde omstandigheden of gewijzigde inzichten zich tegen voortzetting of ongewijzigde voortzetting van de subsidie verzetten, slechts met inachtneming van een redelijke termijn.

2.Voor zover aan het einde van het tijdvak waarvoor subsidie is verleend sedert de bekendmaking van het voornemen tot weigering voor een daarop aansluitend tijdvak nog geen redelijke termijn is verstreken, wordt de subsidie voor het resterende deel van die termijn verleend, zo nodig in afwijking van artikel 4:25, tweede lid.

 

Artikel 27 Staatssteun

Deze bepaling beoogt de gevolgen van de hier bedoelde marktverstorende bevoordeling, indien dat wordt vastgesteld, voor de gemeente te beperken. Anderzijds wordt het streven van de gemeente weerspiegeld, te handelen met in acht neming van de genoemde bepalingen. Indien echter vastgesteld wordt dat een subsidie onrechtmatig verleend is, dient de verstrekte subsidie onverkort terug te worden gevorderd en terug te worden betaald.

 

Artikel 28 Betaling

De betaling van het subsidiebedrag dat is vastgesteld, is het derde rechtsmoment in de Awb-structuur: verlening-vaststelling-betaling. Behalve bij toepassing van artikel 22, waarbij geen verlening plaatsvindt, maar de subsidie direct vastgesteld wordt. In deze situatie wordt afgeweken van de Awb-structuur. Uiterlijk vier weken na vaststelling vindt betaling plaats.

 

Artikel 29 Voorschotten

Omdat activiteiten veelal vóór de vaststelling plaatsvinden, ontstaan kosten bij de subsidieontvanger vaak eerder. Dit artikel voorziet in de mogelijkheid van bevoorschotting. Reguliere subsidieontvangers die in afwachting zijn van de afhandeling van hun subsidieaanvraag kunnen eveneens worden bevoorschot.

 

Artikel 30 Opschorting betalingen en voorschotten

Indien zich onregelmatigheden bij de subsidieontvanger voordoen zoals bedoeld in de genoemde artikelen, kan de verplichting tot betaling van het voorschot worden opgeschort. Deze opschorting geschiedt alleen indien er sprake is van de in de artikelen 4:48 en 4:49 van de Awb genoemde situaties. Ook als de situatie genoemd in artikel 27 van de ASVL met betrekking tot staatssteun voorkomt, bestaat de mogelijkheid om betalingen en voorschotten op te schorten.

 

Artikel 4:57 Awb

1. Het bestuursorgaan kan onverschuldigd betaalde subsidiebedragen terugvorderen.

2. Het bestuursorgaan kan het terug te vorderen bedrag bij dwangbevel invorderen.

3. Het bestuursorgaan kan het terug te vorderen bedrag verrekenen met een aan dezelfde subsidieontvanger voor dezelfde activiteiten verstrekte subsidie voor een ander tijdvak.

4. Terugvordering van een subsidiebedrag of een voorschot vindt niet plaats voor zover na de dag waarop de subsidie is vastgesteld, dan wel de handeling, bedoeld in artikel 4:49, eerste lid, onderdeel c, heeft plaatsgevonden, vijf jaren zijn verstreken.

 

Artikel 31 Onverschuldigde betalingen en voorschotten

Dit artikel regelt de mogelijkheid tot terugvordering bij toepassing van genoemde artikelen of tot het overhevelen van bedragen naar een volgend tijdvak.

 

Artikel 32 Meldingsplicht bij wijziging omstandigheden

Op diverse plaatsen in deze verordening wordt aangegeven wat het college in verband met bepaalde omstandigheden moet kunnen beslissen. Die omstandigheden zijn het college meestal bekend via gevraagd of ongevraagd door een aanvrager gegeven informatie. Het ligt voor de hand dat de bereidheid van een aanvrager om informatie te verstrekken afneemt naarmate de gevolgen daarvan voor aanvrager minder gunstig (kunnen) zijn. Daarom wordt in dit artikel bepaald dat informatieverstrekking verplicht is (zo spoedig mogelijk en schriftelijk) als het gaat om omstandigheden die van belang kunnen zijn voor een door het college te nemen beslissing.

 

Artikel 33 Tegengaan vervreemdingen

Dit artikel beoogt te voorkomen dat subsidiegelden worden gebruikt voor oneigenlijke doelen of door een aanvrager elders worden ondergebracht, buiten het zicht van de gemeente.

 

Artikel 34 Levering van goederen en diensten aan derden

Dit artikel is bedoeld om getrapte subsidiëring te voorkomen. Een aanvrager mag, zonder toestemming van het college, de subsidie niet deels ten goede laten komen aan derden die niet tot de doelgroep behoren.

 

Artikel 35 Bijzondere omstandigheden

Artikel 35 lid 1 geeft een hardheidsclausule bij bijzondere omstandigheden. Gedoeld wordt op werking van bepalingen in de verordening die kunnen leiden tot onbillijkheden van overwegende aard in niet precies te voorziene gevallen. Artikel 35 lid 2 geeft de bevoegdheid, indien bijzondere omstandigheden daartoe aanleiding geven, bijzondere verplichtingen aan de subsidiëring te verbinden. Het betreft in dat geval slechts doelgebonden verplichtingen die samenhangen met de aard en omvang van de subsidie.

 

Artikel 36 Zaken waarin de verordening niet voorziet

Geen opmerkingen noodzakelijk.

 

Artikel 37 Citeertitel, inwerkingtreding

Het vaststellen van deze ASVL vindt enige tijd na de herindelingsdatum van 1 januari 2018 plaats, daarna is publicatie nodig voor het inwerkingtreden ervan. Aangezien de ASVL haar werking per 1 januari 2018 moet krijgen is terugwerkende kracht noodzakelijk.

 

Artikel 38 Overgangsrecht

Dit overgangsrecht heeft te maken met de herindeling van de gemeente Leeuwarden met de gemeente Leeuwarderadeel en een deel van de gemeente Littenseradiel per 1 januari 2018. Deze verordening zal dan ook gelden voor het gehele nieuwe grondgebied van de nieuwe gemeente Leeuwarden. De verordening treedt met terugwerkende kracht tot 1 januari 2018 wel direct na publicatie in werking, maar geldt volgens het overgangsrecht pas onverkort voor het gehele grondgebied van de gemeente Leeuwarden per 1 januari 2019. Deze werkwijze komt het meeste overeen met een rechtmatige afhandeling van de aanvragen.

Dit houdt in dat in het jaar 2018 voor het doorlopen van het volledige subsidieproces, van aanvraag tot vaststelling, vier verordeningen naast elkaar zullen gelden, te weten de Algemene subsidieverordening Leeuwarden 2014-2, de Algemene subsidieverordening Leeuwarderadeel 2014, de Algemene subsidieverordening Littenseradiel 2012 en de nieuwe geharmoniseerde Algemene Subsidieverordening Leeuwarden 2018.

Uitzondering hierop vormen subsidies in 2018 die op basis van een regeling zoals bedoeld in artikel 2 van deze verordening worden verstrekt en waarbij deze regeling het expliciet mogelijk maakt dat activiteiten in 2018 in de voormalige grondgebieden van de gemeente Leeuwarderadeel en Littenseradiel kunnen worden gesubsidieerd onder de werkingssfeer van deze regeling. In die situatie is ook deze verordening van toepassing.

 


1

© VNG Uitgeverij Den Haag 2004 3e herziene druk