Organisatie | Groningen |
---|---|
Organisatietype | Provincie |
Officiële naam regeling | Gedragscode integriteit commissaris van de Koning en gedeputeerden provincie Groningen 2018 |
Citeertitel | Gedragscode integriteit commissaris van de Koning en gedeputeerden provincie Groningen 2018 |
Vastgesteld door | provinciale staten |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Deze regeling bevat de vroegst mogelijke datum van inwerkingtreding.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
21-03-2023 | artikel 2.2.2, bijlage 1 | 22-02-2023 | K43161 | ||
21-04-2018 | 21-03-2023 | nieuwe regeling | 14-03-2018 | K302 |
Gedeputeerde Staten van Groningen maken bekend dat Provinciale Staten op 14 maart 2018, nr. 4f, voordracht 13/2018, afdeling PO, dossiernummer K302, hebben besloten tot vaststelling van de Gedragscode integriteit commissaris van de Koning en gedeputeerden provincie Groningen 2018. Het besluit luidt als volgt:
Provinciale Staten van Groningen:
Gelezen de voordracht van Gedeputeerde Staten van 13 maart 2018, 2018-17.347;
Gelet op de artikelen 40c, tweede lid, en 68, tweede lid, van de Provinciewet;
vast te stellen de Gedragscode integriteit commissaris van de Koning en gedeputeerden provincie Groningen 2018.
Deze inleiding maakt integraal onderdeel uit van deze gedragscode.
Goed bestuur is integer bestuur. Daarmee is integriteit niet alleen een verantwoordelijkheid van de individuele politieke ambtsdragers, maar een gezamenlijk belang dat de hele organisatie en het hele bestuur in al zijn geledingen aangaat. De gedragscode richt zich daarom zowel tot de individuele politieke ambtsdragers, als tot de bestuursorganen. Ons democratisch systeem en de democratische processen kunnen niet zonder integer functionerende organen en functionarissen. Integriteit van politieke ambtsdragers verwijst naar de zorgvuldigheid die politieke ambtsdragers moeten betrachten bij het invullen van hun rol in de democratische rechtsstaat. Dat betekent de verantwoordelijkheid nemen die met de functie samenhangt en bereid zijn verantwoording af te leggen, aan collega-bestuurders en/of (leden van) Provinciale Staten en bovenal aan de burger.
In de democratische rechtsstaat dient een ieder zich te houden aan de wetten en regels die op democratische wijze zijn vastgesteld. Dat geldt zeker voor de politieke ambtsdragers die (mede)verantwoordelijk zijn voor de totstandkoming van die wetten en regels. Zonder dat, zal het vertrouwen in de democratische rechtsstaat worden ondermijnd en het draagvlak voor de naleving van de wetten en regels verdwijnen. Vertrekpunt voor de politieke ambtsdrager is dan ook de eed of gelofte die de politieke ambtsdrager bij de ambtsaanvaarding aflegt.
Integriteit is niet alleen een kwestie van regels, maar gaat ook over de onderlinge omgangsvormen. Een respectvolle omgang met burgers en organisaties, tussen politieke ambtsdragers onderling en tussen politieke ambtsdragers en medewerkers, met behoud van eigen politieke inhoud en stijl, is van groot belang.
Provinciale Staten stellen zowel voor de eigen leden als voor de dagelijkse bestuurders (commissaris van de Koning en overige leden van Gedeputeerde Staten) een gedragscode vast. Dat is zo vastgelegd in de Provinciewet. De gedragscode is richtsnoer voor het handelen van individuele politieke ambtsdragers en heeft tot doel hen te ondersteunen bij de invulling van hun verantwoordelijkheid voor de integriteit van het openbaar bestuur. Voor de twee groepen van politieke ambtsdragers (volksvertegenwoordigers en leden van GS) is er een afzonderlijke gedragscode. Onderhavige gedragscode heeft betrekking op de dagelijkse bestuurders: de commissaris van de Koning en de gedeputeerden. Veel bepalingen zijn voor Gedeputeerde Staten en Provinciale Staten gelijk. Er zijn ook verschillen. Die hebben te maken met de staatsrechtelijke posities en met de voor hen geldende wettelijke (integriteits)regels. Provinciale Staten zijn een politiek orgaan. In Provinciale Staten worden specifieke of (partij-)politieke belangen ingebracht voor het algemeen belang van de provincie. Deze politieke ambtsdragers krijgen het mandaat van hun kiezers en de gedragscode dient de vervulling van het kiezersmandaat te ondersteunen.
Het handelen van Gedeputeerde Staten en van de leden van GS staat ten dienste van de provincie. De ambtsdragers aan wie en de organen waaraan het dagelijks bestuur is opgedragen, zijn over hun bestuurlijke handelen en over hun functioneren verantwoording schuldig aan de volksvertegenwoordiging. Aan Gedeputeerde Staten en de leden van GS worden ook in de gedragscode bijzondere eisen gesteld om optimale openheid en controleerbaarheid mogelijk te maken.
Het rechtskarakter van de gedragscode is dat van een interne regeling, als nadere invulling en concretisering van de wettelijke regels. In aanvulling op wettelijke regels bevat de gedragscode gedragsnormen en regels over procedures die de transparantie van het handelen van politieke ambtsdragers vergroten. Dit geldt evenzeer voor de besluitvorming over en de naleving van de normen. Zij vormt een beoordelingskader en leidraad bij twijfel, vragen en discussies. Het niet naleven van de gedragscode heeft geen rechtsgevolgen. Sprake is van zelfbinding. De regels worden in gezamenlijk debat vastgesteld door de politieke ambtsdragers zelf. In dit licht moeten de regels in de code worden gezien. Dat maakt de gedragscode evenwel niet vrijblijvend. De gedeputeerden kunnen daarop worden aangesproken en zij dienen zich over de naleving ervan te verantwoorden. Het niet naleven van de gedragscode kan dus wel onderdeel worden van politiek debat en politieke gevolgen hebben.
Integriteit is een thema dat betekenis krijgt in het handelen. Een integriteitsbeleid dat alleen op papier bestaat is slechts een dode letter. Daarom moet het handelen van politieke ambtsdragers regelmatig onderwerp van gesprek zijn, juist ook onderling, en ook daarbij geeft de gedragscode ondersteuning. De code en de voorgestelde registraties zijn instrumenten. Integriteit is uiteindelijk niet in regels te vangen. In de woorden van de schrijver C.S. Lewis gaat het om ‘doing the right thing, even when no one is watching’.
Integer handelen kan alleen in een cultuur en organisatie waar ook de andere waarden van goed bestuur worden nagestreefd. De Nederlandse Code voor Goed Openbaar Bestuur1 benoemt een aantal kernwaarden van goed openbaar bestuur. Integriteit wordt hierin in één adem genoemd met openheid. ‘Openheid en integriteit’: “het bestuur is open en integer en maakt duidelijk wat het daaronder verstaat.” De wetgeving (en de gedragscode in aanvulling hierop) bevat diverse voorschriften inzake openheid met het oog op de integriteit.
Die voorschriften hebben betrekking op openbaarmaking van nevenfuncties en/of neveninkomsten, van geschenken, buitenlandse reizen, excursies en evenementen. De registraties in de codes zijn bedoeld om de transparantie te bevorderen die belangenverstrengeling en onverantwoord en/of onjuist gebruik van publieke middelen door politieke ambtsdragers moeten tegengaan. De politieke ambtsdrager is primair zelf verantwoordelijk voor zijn integriteit en hij zal zich daar in alle openheid over moeten verantwoorden.
De Nederlandse Code voor Goed Openbaar Bestuur verbindt openheid en integriteit met de kernwaarden participatie, behoorlijke contacten met burgers, doelgerichtheid en doelmatigheid, legitimiteit, lerend en zelfreinigend vermogen en verantwoording. Al deze kernwaarden klinken in verschillende mate door in deze gedragscode. Zie: https://www.rijksoverheid.nl/documenten/brochures/2009/06/23/brochure-nederlandse-code-voor-goed-openbaar-bestuur
Deze gedragscode geldt voor de commissaris van de Koning en voor de gedeputeerden, maar richt zich ook tot de bestuursorganen.
De commissaris van de Koning levert de provinciesecretaris de informatie aan over de nevenfuncties die openbaar gemaakt moeten worden, bij aanvang van het ambt. Als gaande het lidmaatschap een nieuwe nevenfunctie aanvaard wordt of de om standigheden met betrekking tot een bestaande nevenfunctie wijzigen, wordt de informatie die hierop betrekking heeft binnen één week aangeleverd bij de provinciesecretaris.
De gedeputeerde levert de provinciesecretaris de informatie aan over de nevenfuncties die openbaar gemaakt moeten worden bij aanvang van het ambt. Als gaande de uitoefening van het ambt een nieuwe nevenfunctie aanvaard wordt of de omstandigheden met betrekking tot bestaande nevenfuncties wijzigen, wordt de informatie die hierop betrekking heeft binnen één week aangeleverd bij de provinciesecretaris.
De uitsluiting geldt niet bij aanvaarding van een dienstbetrekking bij de provincie waar hij commissaris van de Koning, onderscheidenlijk gedeputeerde was. Voor werving, selectie en indiensttreding bij de provincie zijn de voor het ambtelijk personeel geldende regels ter zake van overeenkomstige toepassing.
De commissaris van de Koning respectievelijk de gedeputeerde zorgt ervoor dat geheime informatie waarover hij beschikt veilig wordt bewaard.
De commissaris van de Koning respectievelijk de gedeputeerde maakt niet ten eigen bate of ten bate van derden gebruik van in de uitoefening van het ambt verkregen niet openbare informatie.
Geschenken, bedoeld in artikel 4.1 derde lid, worden bewaard in de kelder van het provinciehuis. Jaarlijks worden deze geschenken intern verdeeld. De provinciesecretaris legt een register aan van de geschenken met een geschatte waarde van meer dan € 50. In het register is aangegeven welke bestemming de provincie hieraan heeft gegeven. Het register is openbaar en via internet beschikbaar.
De commissaris van de Koning, onderscheidenlijk de gedeputeerde maakt de excursies en evenementen die hij heeft aanvaard openbaar binnen één week nadat de excursie, onderscheidenlijk het evenement heeft plaatsgevonden. Daarbij wordt ook openbaar gemaakt wie de kosten voor zijn rekening heeft genomen.
Het bestuursorgaan richt de financiële en administratieve organisatie zodanig in dat er een getrouw beeld mogelijk is van de juistheid en rechtmatigheid van de uitgaven en hanteren heldere procedures over de wijze waarop functionele uitgaven rechtstreeks in rekening worden gebracht of kunnen worden gedeclareerd bij de provincie.
De commissaris van de Koning respectievelijk de gedeputeerde meldt het voornemen tot een buitenlandse dienstreis of een uitnodiging daartoe aan Gedeputeerde Staten. Hij verschaft daarbij informatie over het doel en de duur van de reis, de bijbehorende beleidsoverwegingen, de samenstelling van het gezelschap dat meereist, de geraamde kosten en de wijze waarop van de reis verslag wordt gedaan.
Voor de toepassing van de artikelen 5.2 en 5.3 wordt onder buitenlandse dienstreis niet verstaan een dienstreis naar een Europese instelling in het buitenland of een dienstreis naar een buurprovincie in het buitenland.
De commissaris van de Koning respectievelijk een gedeputeerde declareert geen kosten, die reeds op andere wijze worden vergoed.
Gebruik van voorzieningen en eigendommen van de provincie ten eigen bate of ten bate van derden is niet toegestaan, tenzij hier andere afspraken over gemaakt zijn.
Provinciale Staten bevorderen de eenduidige interpretatie van de gedragscode. Ingeval van leemtes en onduidelijkheden in de gedragscode voorzien zij daarin.
Groningen, 14 maart 2018
Provinciale Staten voornoemd:
F.J. Paas, voorzitter.
H. Engels-van Nijen, griffier.
Bijlage 1 Protocol nevenfuncties gedeputeerden
Protocol nevenfuncties gedeputeerden
Aanvulling op gedragscode integriteit voor de commissaris van de Koning en gedeputeerden 2018
Dit protocol nevenfuncties gedeputeerden is onderdeel van de gedragscode integriteit voor de commissaris van de Koning en gedeputeerden 2018 en een aanvulling op hetgeen is geregeld in de provinciewet in artikel 40 b. Meer specifiek: "een gedeputeerde vervult geen nevenfuncties waarvan de uitoefening ongewenst is met het oog op een goede vervulling van zijn ambt als gedeputeerde" en "een gedeputeerde meldt zijn voornemen tot aanvaarding van een nevenfunctie aan provinciale staten". Dit protocol heeft, net als de gedragscode, een zelfbindend karakter en bestaat uit een afwegingskader en een meldingsprocedure.
Het afwegingskader bevat een zestal overwegingen die provinciale staten hanteren bij het beoordelen van een (voorgenomen) nevenfunctie van een gedeputeerde. Deze overwegingen kunnen worden beschouwd als een uitwerking van het criterium in de provinciewet dat een nevenfunctie niet 'ongewenst' mag zijn in het kader van een goede vervulling van het ambt. Het afwegingskader biedt provinciale staten daarmee een handvat voor de beoordeling van nevenfuncties. De overwegingen moeten in onderlinge samenhang met elkaar worden bezien, waarbij elke nevenfunctie op zijn eigen merites zal worden beoordeeld.
De meldingsprocedure is opgebouwd uit 2 stappen die gedeputeerden doorlopen wanneer zij voornemens zijn een nevenfunctie te aanvaarden. Hieraan voorafgaand is er een fase van persoonlijke en intercollegiale reflectie door de gedeputeerde. Daarna volgt de eerste stap in de beslotenheid van het seniorenconvent zodat een eventueel afzien van een voornemen tot aanvaarden van een nevenfunctie niet publiek gemaakt hoeft te worden.
Wordt het voornemen publiek, dan is het oordeel aan de volksvertegenwoordiging en zullen provinciale staten in de openbaarheid besluiten of zij bezwaar hebben tegen de aanvaarding van de nevenfunctie.
De nevenfunctie draagt bij aan het belang van de provincie. De overweging is dat het niet alleen gaat om het 'niet schaden' van de belangen en het imago van de provincie en het voorkómen van (de schijn van) belangenverstrengeling, maar dat de nevenfunctie iets kan toevoegen aan het ambt en ten goede komt aan het functioneren van de gedeputeerde en daarmee van de provincie.
De nevenfunctie vergroot het netwerk in het belang van de provincie. Om de verstrengeling van netwerken en daarmee (de schijn) van belangenverstrengeling te voorkomen is het aan te raden om de nevenfunctie buiten de bestuurlijke netwerken in de eigen provincie te houden. Bij twijfel niet doen, is dan het devies. En in voorkomende gevallen worden vóóraf concrete terugtrekkingsafspraken in het college gemaakt over hoe te handelen in geval van provinciale besluitvorming in relatie tot de nevenfunctie.
De nevenfunctie levert nieuwe inzichten en inspiratie op. De overweging is dat nevenactiviteiten kunnen bijdragen aan het verbeteren van de uitvoering van de functie, aan de persoonlijke ontwikkeling van de gedeputeerde en aan het eigen werkplezier. Hiertoe behoren bijvoorbeeld ook nevenactiviteiten in het kader van vrijetijdsbesteding zoals vrijwilligerswerk voor de kerk, de school of de sportvereniging in de buurt.
De nevenfunctie dient bij voorkeur een ideëel en niet-commercieel belang waaraan geen neveninkomsten zijn verbonden. Activiteiten binnen de eigen politieke partij vallen hier bijvoorbeeld onder. Indien de functie bezoldigd is, dan worden de inkomsten op een controleerbare wijze verantwoord en conform de daarvoor geldende bepalingen (PW art 43 lid 6 en 8) verrekend. Het is aan de gedeputeerde om hiervoor zorg te dragen.
De nevenfunctie mag slechts een gering tijdsbeslag leggen op de agenda van de gedeputeerde, ook op de langere termijn. Uitgangspunt is dat de nevenfunctie altijd ondergeschikt is aan het ambt van de gedeputeerde. Wanneer er agendaproblemen zijn, gaan de verplichtingen die voortvloeien uit het ambt van gedeputeerde altijd vóór.
De nevenfunctie wordt aangevraagd door een ervaren gedeputeerde. Voor gedeputeerden die een langere staat van dienst hebben (indicatie 4 jaar) ligt een nevenfunctie meer voor de hand dan voor een starter. De overweging is dat in de eerste jaren, wanneer nog geen sprake is van ruime bestuurlijke ervaring, het goed vervullen van het ambt de volledige aandacht opeist van de gedeputeerde en een nevenfunctie dan al snel te veel tijd zal vragen van de gedeputeerde.
Dit afwegingskader is opgesteld voor benoemde voltijds gedeputeerden die voornemens zijn een nevenfunctie te aanvaarden.
Bij deeltijd-gedeputeerden gelden in principe dezelfde verantwoordelijkheden. Daarom zijn dezelfde afwegingen van toepassing. Uiteraard is de overweging inzake neveninkomsten voor deeltijd-gedeputeerden hiervan uitgezonderd (PW art 43 lid 7).
Bij 'invallende' gedeputeerden, die aantreden bijvoorbeeld bij langdurig ziekteverlof van een gedeputeerde, kan de kandidaat-invaller worden gevraagd om eventuele nevenfuncties 'op slot' te zetten voor de periode waarin het ambt van gedeputeerde wordt uitgevoerd.
Bij kandidaat-gedeputeerden zal hetzelfde afwegingskader worden gehanteerd en worden in het gesprek met de integriteitscommissie afspraken gemaakt over de omstandigheden waaronder eventuele reeds bestaande nevenfuncties kunnen worden voortgezet. Dat geldt ook voor min of meer "slapende" (bestuurlijke) nevenfuncties die een zakelijk belang betreffen (in eigen of familiebedrijf) en waaruit inkomsten worden verworven. De hieraan verbonden financiële (bedrijfs-)belangen moeten op voldoende afstand worden gezet.
In de fase voorafgaand aan een vertrouwelijke consultatie in het seniorenconvent (stap 1), is het van belang dat de gedeputeerde persoonlijk afweegt of de nevenfunctie past binnen het afwegingskader dat provinciale staten hanteren bij de beoordeling van een voorgenomen nevenfunctie.
Om als gedeputeerde het perspectief te verbreden is het aan te bevelen om in vertrouwen te sparren met de commissaris van de Koning over de vraag of de gedeputeerde niet iets over het hoofd ziet en in geval van belemmeringen of die oplosbaar zijn. Daarnaast is aan te bevelen dat de gedeputeerde ook collegiaal advies inwint in het college van gedeputeerde staten.
Aan de orde kan komen of de collegeleden mogelijke ándere aspecten zien die van belang zijn om mee te wegen bij het zetten van de volgende stap. Ook kan dan aan de orde komen óf en zo ja, welke afspraken in het college zouden moeten worden gemaakt over terugtreding tijdens beraadslagingen en besluitvorming in het geval de voorgenomen nevenfunctie wordt aanvaard. Met als doel om belangenverstrengeling en/of de schijn ervan te voorkomen.
Stap 1 Vertrouwelijk overleg in het seniorenconvent
Is de gedeputeerde van mening dat alle aspecten voldoende zijn gewogen, dan meldt de gedeputeerde zijn voornemen schriftelijk aan de fractievoorzitters door tussenkomst van de griffier. De griffier overlegt met de voorzitter van het seniorenconvent over het moment en wijze van agendering in het seniorenconvent.
In het seniorenconvent kan de gedeputeerde zijn of haar voornemen tot het aanvaarden van een nevenfunctie nader toelichten. De fractievoorzitters zullen de betreffende nevenfunctie toetsen aan het afwegingskader en vervolgens overwegingen meegeven aan de gedeputeerde.
Het advies van het seniorenconvent kan ook zijn om dit voornemen niet door te zetten naar provinciale staten voor een besluit omdat er geen of onvoldoende draagvlak te verwachten is.
Stap 2 Openbaar maken van het voornemen tot aanvaarden van de nevenfunctie
Is het advies van de fractievoorzitters meegewogen en besluit de gedeputeerde om het voornemen aan provinciale staten voor te leggen voor een oordeel, dan meldt de gedeputeerde dit schriftelijk aan provinciale staten. De griffier draagt zorg voor een ontwerp-statenbesluit en overlegt met de voorzitter van provinciale staten over het moment en wijze van agendering in provinciale staten.
In een openbare statenvergadering besluiten provinciale staten over de aanvaardbaarheid van de voorgenomen nevenfunctie van de gedeputeerde. Het statenbesluit omvat het afgeven van een verklaring van geen bezwaar.
Bij een positief besluit van provinciale staten (meerderheid heeft geen bezwaar) kan de nevenfunctie worden aanvaard en openbaar worden gemaakt op de website van de provincie Groningen (verantwoordelijkheid provinciesecretaris) met vermelding van tijdsbeslag en eventuele bezoldiging.
Bij een negatief besluit van provinciale staten (meerderheid heeft bezwaar) wordt de gedeputeerde geacht af te zien van aanvaarding van de voorgenomen nevenfunctie. Indien de gedeputeerde het besluit niet volgt, is het aan provinciale staten om hier al dan niet politieke consequenties aan te verbinden.
De Nederlandse Code voor Goed Openbaar Bestuur (23 juni 2009) bevat basale beginselen van goed openbaar bestuur en is een informeel instrument dat een beroep doet op de eigen verantwoordelijkheid van besturen van gemeenten, waterschappen, provincies en het Rijk om gewetensvol invulling te geven aan hun taken en verantwoordelijkheden in het openbaar bestuur. De Code bevat geen juridisch afdwingbare normen.