Vrijstellingsbesluit vergunningsplicht exploitatie openbare inrichtingen

De burgemeester van Winterswijk,

overwegende dat het op grond van artikel 2.17 lid 1 van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) zonder vergunning van de burgemeester verboden is een openbare inrichting te exploiteren;

dat volgens artikel 2.16, lid 1 sub a APV onder openbare inrichting moet worden verstaan:

• -

  een hotel, restaurant, pension, café, cafetaria, snackbar, discotheek, buurthuis of clubhuis,

• -

  elke andere voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig is logies wordt verstrekt of dranken worden geschonken of rookwaren of spijzen voor directe consumptie worden verstrekt of bereid, en

• -

  campings en vakantieparken;

dat deze vergunningsplicht bij raadsbesluit van 25 januari 2018, nr. I-3 in de Algemene Plaatselijke Verordening is opgenomen met het doel om het woon- en leefklimaat in de omgeving van een openbare inrichting tegen hinder en overlast te beschermen en de samenleving tegen ondermijnende criminele activiteiten in verband met de exploitatie van openbare inrichtingen te beschermen;

dat in lid 4 van genoemd artikel is bepaald dat de vergunningsplicht niet geldt voor een openbare inrichting waarvoor ook een vergunning op grond van artikel 3 van de Drank- en Horecawet is vereist;

dat de burgemeester voorts op grond van lid 6 van dit artikel kan besluiten om ook andere soorten openbare inrichtingen van de vergunningsplicht vrij te stellen;

dat lang niet alle openbare inrichtingen overlast of hinder veroorzaken noch een risico met betrekking tot ondermijning vormen;

dat om die reden een aantal soorten openbare inrichtingen van de vergunningsplicht in artikel 2.17 lid 1 APV kan worden vrijgesteld;

gelet op het bepaalde in artikel 2.17 lid 6 van de Algemene Plaatselijke Verordening;