Organisatie | Kerkrade |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels Parttime Ondernemen gemeente Kerkrade 2018 |
Citeertitel | Beleidsregels Parttime ondernemen gemeente Kerkrade 2018 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
artikel 9 van de Participatiewet
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
05-04-2018 | 01-04-2018 | nieuwe regeling | 27-03-2018 | 18n00144 |
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
a. zelfstandige: de zelfstandige die parttime onderneemt, die behoort tot de doelgroep van artikel 2 van deze beleidsregels;
b. zelfstandigenaftrek: de belastingaftrek zoals genoemd in artikel 3.76 Wet inkomstenbelasting 2001;
c. BTW-nummer; het btw-identificatienummer zoals genoemd in artikel 2a, eerste lid, onder g, van de Wet op de omzetbelasting 1968;
e. IOAW: de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;
f. Bbz: het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004.
g. IOAZ: de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen
Er is sprake van een zelfstandige als betrokkene activiteiten uitvoert die leiden tot een inkomen, dat niet als inkomen uit loondienst (inclusief uitzendwerk) of als inkomen zelfstandige activiteiten wordt aangemerkt als bedoeld in artikel 1 onder b van het Bbz 2004 en artikel 3.6 van de Wet inkomstenbelasting 2001; en die voor de Wet inkomstenbelasting 2001 worden aangemerkt als belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden (artikel 3.1 onder punt 2c wet op de inkomstenbelasting 2001).
Artikel 3 Wettelijke vereisten
Artikel 4 Toestemming om activiteiten als parttime ondernemer uit te voeren
De in lid 1 genoemde toestemming kan door het college worden ingetrokken als:
a. de zelfstandige niet meer behoort tot de in artikel 2 van deze beleidsregels genoemde doelgroep, of
b. de zelfstandige zich niet houdt aan de voorwaarden of verplichtingen die zijn verbonden aan de toestemming, of
c. sprake is van zelfstandige activiteiten met een blijvend negatief bedrijfsresultaat.
Hoofdstuk 3 Boekhouding en inkomsten
Naast de inkoopkosten kunnen ter bepaling van de inkomenskorting de volgende verwervingskosten op de omzet in mindering gebracht worden:
a. Aanloopkosten: de kosten van inschrijving bij de Kamer van Koophandel, voor benodigde vergunningen en ontheffingen alsmede de kosten voor aanschaf voorraden.
b. Promotiekosten (met een maximaal percentage van 15 procent van de omzet);
c. Reiskosten: kosten gekoppeld aan de opdracht;
Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Kerkrade op 27 maart 2018.
Het college, De secretaris,
J.J.M. Som. H.J.M. Coumans MPM.
Voor bijstand aan zelfstandigen, die voldoen aan de definitie ‘zelfstandige’ gelden afzonderlijke bijstands- regels (Bbz 2004). Voor mensen die niet als zelfstandige worden aangemerkt, geldt de Participatiewet, de IOAW of de IOAZ. Daarnaast bieden de Participatiewet, de IOAW en de IOAZ juridische mogelijkheden om naast de uitkering als zelfstandige parttime te werken.
Het creëren van mogelijkheden om als zelfstandige parttime te werken, kan diverse doelen dienen. De volgende drie doelen kunnen onderscheiden worden:
a. Opstap naar zelfstandig ondernemerschap: de werkzaamheden als parttime zelfstandige kunnen een opstap zijn voor beginnende zelfstandigen. Deze opstap kan ertoe leiden dat iemand uiteindelijk gaat behoren tot de doelgroep van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 (Bbz 2004).
b. Maatschappelijke participatie: door werkzaamheden als parttime zelfstandige te verrichten, is sprake van maatschappelijke participatie. Deze actieve deelname aan de samenleving is positief voor de zelfstandige die een bijdrage levert aan de maatschappij en hiermee investeert in zijn netwerk en tegelijkertijd deels in zijn eigen onderhoud voorziet. De werkzaamheden die verricht worden, leveren daarnaast een positieve bijdrage aan een vitale lokale economie.
c. Schadelastbeperking: door zelfstandige parttime werkzaamheden uit te voeren worden inkomsten verworven. Deze inkomsten worden gekort op de uitkering. Hierdoor worden uitkeringslasten bespaard.
Zeker voor personen die niet in staat zijn om door middel van arbeid in hun levensonderhoud te voorzien, is parttime zelfstandigheid een goed alternatief. Dit geldt voor de belanghebbende die initiatief toont en voor een deel in het eigen onderhoud voorziet, maar ook voor de gemeente die minder uitkeringslasten heeft.
In deze beleidsregels zijn criteria opgenomen waaraan voldaan moet worden om als parttime zelfstandige te worden aangemerkt. Deze criteria beogen o.a. om concurrentievervalsing te voorkomen en inkomsten goed te kunnen verrekenen. Als voldaan wordt aan de criteria, dan wordt toestemming verleend om gedurende 12 maanden te werken als parttime zelfstandige. Deze termijn kan meerdere keren verlengd worden.
In dit artikel wordt een toelichting gegeven bij enkele in deze beleidsregels gebruikte begrippen en af- kortingen.
In dit artikel wordt omschreven wanneer iemand voldoet aan het begrip ‘zelfstandige als parttime ondernemer’ en dus een beroep kan doen op de bepalingen van deze beleidsregel.
Iemand voldoet aan het begrip zelfstandige als parttime ondernemer als:
a. productieve activiteiten van geringe omvang worden uitgevoerd die geen recht geven op de zelfstandigenaftrek of startersaftrek;
b. deze activiteiten voor eigen rekening en risico worden uitgevoerd;
c. deze activiteiten bescheiden inkomsten opleveren;
d. de verwachting is dat de inkomsten uit deze activiteiten onder het niveau blijven om zelfstandig in de kosten van het levensonderhoud te kunnen voorzien;
e. de verplichtingen die de zelfstandige aangaat of is aangegaan snelle beëindiging van de zelfstandige activiteiten mogelijk maken;
f. er minder dan 1225 uur per jaar wordt gewerkt.
Onder e, wordt gesteld dat de verplichtingen die zijn of worden aangegaan snelle beëindiging van de zelfstandige activiteiten mogelijk moeten maken. Hierbij wordt als uitgangspunt gehanteerd dat de verplichtingen die worden aangegaan binnen een maand beëindigd moeten kunnen worden, zonder dat financiële verplichtingen resteren. Zo wordt niet ingestemd met de huur van bedrijfsruimte, waarvan de opzegtermijn langer dan een maand is en met het aangaan van een arbeidsovereenkomst, waarbij de inzet van de medewerker niet binnen een maand beëindigd kan worden.
Onder artikel 2, lid 2 hoeft de klant geen nieuwe aanvraag voor parttime ondernemen in te dienen als de aanvraag Bbz is afgewezen. Wel dient er altijd een gesprek plaats te vinden om te toetsen of de kant voldoet aan de criteria om parttime te mogen ondernemen.
Wanneer de klant niet (langer) voldoet aan de voorwaarden zal deze een keuze moeten maken:
- de klant breidt zijn zelfstandige activiteiten verder uit en wordt fulltime ondernemer (bijv. middels de voorbereidingsperiode Bbz); of,
- de klant staakt zijn activiteiten.
Artikel 3 Wettelijke vereisten
Formele vestigingseisen moeten voorkomen dat onrechtmatig wordt gestart met gevaar, schade, hinder, overlast etc. voor de omgeving waarin het bedrijf/beroep is gevestigd. Formele vestigingseisen zijn controleerbaar via inzage van vergunningen/verklaringen. Daarnaast moet de zelfstandige ook alle wettelijk vereiste inschrijvingen hebben.
Artikel 4 Toestemming om activiteiten als parttime zelfstandige uit te voeren
De klant moet vooraf toestemming vragen om met behoud van uitkering als parttime zelfstandige te gaan werken. De toestemming kan telkens voor 12 maanden worden verleend. Echter het kan ook korter, bijvoorbeeld 6 maanden. Uitgangspunt is hierbij dat de zelfstandige aan de voorwaarden moet blijven voldoen om verlenging van de toestemming te verkrijgen.
Gedurende de periode waarvoor toestemming wordt verleend, is wel sprake van frequent contact tussen de zelfstandige en de gemeente. Er vindt in ieder geval periodiek een telefonisch of fysiek contactmoment plaats waarin de gang van zaken besproken wordt, waaronder ook de re-integratieactiviteiten. Maandelijks is er contact t.a.v. de gewerkte uren en gegeneerde inkomsten.
De toestemming om gebruik te maken van de mogelijkheden van deze beleidsregels kan ingetrokken worden. Hiervoor geeft artikel 4, derde lid, drie mogelijkheden:
1. In de eerste plaats is intrekking van de toestemming mogelijk als de belanghebbende niet meer tot de doelgroep behoort.
2. Daarnaast is intrekking mogelijk als de zelfstandige zich niet aan de voorwaarden of verplichtingen houdt. Hier kan o.a. gedacht worden aan het niet nakomen van de arbeidsverplichtingen (zie artikel 8 van de beleidsregels), het niet voldoen aan de administratieve verplichtingen (zie artikel 9 van de beleidsregels) en het niet bijhouden van een deugdelijke boekhouding (zie artikel 10 van de beleidsregels). De beginselen van behoorlijk bestuur brengen met zich mee dat de zelfstandige in de gelegenheid wordt gesteld alsnog aan de verplichtingen te voldoen, voordat de intrekking van de toestemming plaatsvindt.
3. De derde situatie waarin intrekking van de toestemming kan plaatsvinden, is als sprake is van een blijvend negatief bedrijfsresultaat. Onder blijvend wordt verstaan dat al 3 maanden sprake is van een negatief resultaat en dat er geen reëel aannemelijk te maken perspectief op een positief resultaat is. Er wordt eerder dan 3 maanden worden ingegrepen als door het negatief resultaat belanghebbende in dusdanig financiële problemen dreigt te komen. Ook kan er wel rekening worden gehouden met het perspectief van bepaalde seizoenen. Het bedrijfsresultaat is wat er overblijft wanneer de bedrijfskosten van de netto omzet afgetrokken worden. Bij negatief bedrijfsresultaat zijn de bedrijfskosten hoger dan de netto omzet.
De omvang van het parttime ondernemerschap met behoud van uitkering moet onder het urencriterium van het Bbz blijven. Bij 1225 uur of meer per jaar is sprake van voltijd ondernemerschap en is bijstandsverlening op grond van het Bbz aangewezen. Bij ondernemerschap is sprake van directe en indirecte uren. Directe uren zijn de voor de onderneming gewerkte uren, waarin daadwerkelijk geld wordt verdiend. De indirecte uren zijn de uren besteed aan administratie, werven van een opdracht, studie, reistijd etc. Voor deeltijd ondernemers met een uitkering gelden zowel de directe als de indirecte uren als zelfstandige werkuren.
Daarnaast geldt dit urencriterium voor zowel de alleenstaande zelfstandige als de gehuwden samen. Er kan dus niet meer dan gemiddeld 23,5 uur per week aan de onderneming besteed worden. De ondernemer moet zoveel mogelijk met een rooster werken. Dit zorgt ervoor dat een eventueel in te zetten traject richting arbeidsinschakeling geen belemmeringen ondervindt van het zelfstandige ondernemerschap.
Artikel 6 Concurrentievervalsing
Deze regeling is niet bedoeld om ondernemers met een uitkering een betere positie te bieden op de markt dan fulltime ondernemers. Naast het voldoen aan de voorwaarden van deze beleidsregels is het dan ook niet toegestaan om tarieven te hanteren die niet marktconform zijn. Of het gehanteerde tarief marktconform is, wordt bepaald door het college. Als leidraad wordt hiervoor genomen: de gemiddelde tarieven die door vergelijkbare ondernemers in de regio worden gehanteerd.
In dit artikel wordt de definitie van het belastbaar inkomen geregeld. Het belastbaar inkomen is de omzet (exclusief Btw) minus de inkoop- en bedrijfskosten. In artikel 11 van deze beleidsregels is aangegeven welke (bedrijfs)kosten op de omzet in mindering gebracht mogen worden.
Het verlenen van toestemming om parttime zelfstandige activiteiten uit te voeren, staat in feite los van het al dan niet opleggen van arbeidsverplichtingen. Het kan zijn dat iemand een ontheffing van (een deel van) deze verplichtingen heeft en parttime zelfstandige werkzaamheden verricht met als oogmerk maatschappelijke participatie.
Maar er kan ook sprake zijn van iemand die wel degelijk de mogelijkheid heeft om uit te stromen door middel van arbeid in loondienst. Dan zullen de arbeidsverplichtingen in de volle omvang opgelegd worden. Maar zolang er nog sprake is van een uitkeringssituatie, kan als parttime zelfstandige gewerkt worden. In geen enkel geval kan aan de parttime zelfstandige het recht toekomen op (gedeeltelijke) ontheffing van de arbeidsverplichting. De beoordeling hierover wordt door de gemeente gemaakt.
Indien de arbeids- en re-integratieverplichtingen van toepassing zijn, dient de klant:
- actief te solliciteren naar reguliere arbeid
- te allen tijde medewerking te verlenen indien zich (andere) mogelijkheden voordoen richting reguliere arbeidsmarkt
- geen werk in loondienst te weigeren in verband met de parttime zelfstandige activiteiten
Artikel 9 Administratieve verplichtingen
Een aparte bankrekening voor de kosten en opbrengsten uit ondernemerschap vergemakkelijkt het zicht op de inkomende en uitgaande geldstromen van de onderneming. Het voorkomen van samenloop van privé en zakelijke kasstromen binnen één rekening vergroot het inzicht in de mate waarin de onder- nemer de lopende betalingsverplichtingen kan voldoen.
Een deel van de administratie die de zelfstandige middels een kasboek bij moet houden bestaat uit de urenadministratie. Het kasboek met het wijzigingsformulier dient maandelijks per email of per post verstuurd te worden. Via deze overzichten kan beoordeeld worden of het urencriterium niet wordt overschreden. Daarnaast kan aan de hand van een maandelijks inkomensoverzicht het inkomen per maand berekend worden.
HOOFDSTUK 3 Boekhouding en inkomsten
Uitgangspunt is dat klanten voor het bijhouden van hun administratie en boekhouding zich moeten houden aan de eisen die de Belastingdienst hiervoor heeft opgesteld. De boekhouding moet bestaan uit een jaarrekening (inclusief balans en verlies- en winstrekening) en een kasboek (in combinatie met een BTW-aangifte). Het ontbreken van zo’n administratie wordt gelijk gesteld met oneigenlijk gebruik en/of misbruik van de uitkering (omgekeerde bewijslast) en kan leiden tot intrekking van de toestemming, terugvordering van de uitkering en het opleggen van een bestuurlijke boete of maatregel.
De winst (omzet min inkoopkosten) dient in mindering te komen op de uitkering. De gemeente dient in beleidsregels vast te leggen welke inkoopkosten en aanvullende verwervingskosten meegenomen mogen worden en welke niet. Deze zijn in artikel 11 uitgewerkt. Het uitgangspunt is dat het om aantoonbare, reële en noodzakelijke kosten gaat.
Met opgevoerde kosten wordt rekening gehouden voor zover deze vanuit bijstandsoogpunt redelijk te achten zijn. De Belastingdienst kan hierbij mogelijk een afwijkend oordeel geven. Bij parttime zelfstandige activiteiten is het uitgangspunt dat deze activiteiten op korte termijn beëindigd kunnen worden. Er kunnen dus geen langlopende verplichtingen aangegaan worden. Dit sluit aan op het bepaalde in artikel 2, onder e, van deze beleidsregels. Dit kan bijvoorbeeld gevolgen hebben voor opgevoerde kosten die samenhangen met de huur van een bedrijfspand of het aannemen van personeel.
Daarnaast kan er (indirect) geen bijstand worden verleend voor schulden of investeringen in het bedrijf. Voorbeelden zijn onder andere: representatiekosten, laptop, tablet, printer, leaseauto. Ook de afschrijvingen die plaatsvinden met betrekking tot deze investeringen worden niet meegenomen als kosten. Ook kosten die in strijd zijn met de overige bepalingen van deze beleidsregels kunnen uiteraard niet opgevoerd worden. Tot slot moeten de overige kosten volgens de regels die de Belastingdienst hiervoor hanteert, worden opgevoerd.
Voor vervoerskosten wordt uitgegaan van alleen zakelijk vervoer per auto of OV. Per auto geldt een kilometerprijs conform artikel 3.15 Wet Inkomstenbelasting en bij OV wordt uitgegaan van bewijsstukken gekoppeld aan de opdracht.
Mocht er in een specifieke branche bepaalde kosten toch als verweringskosten worden gezien, dan kan gebruik worden gemaakt van de hardheidsclausule.
Ondernemers moeten inkomstenbelasting en premies volksverzekeringen afdragen over hun inkomsten uit bedrijf. Bij het vaststellen van de inkomsten uit de werkzaamheden als parttime zelfstandige wordt hiermee rekening gehouden. Het omrekenen van ‘bruto omzet’ naar ‘netto omzet’ vindt plaats door de toepasselijke belastingtarieven en -schijven van de Wet inkomstenbelasting 2001 te hanteren. Voor mensen met een bijstandsuitkering hebben we het dan in principe over de eerste schijf, met het daarbij behorende tarief van 36,5 procent (percentage 2015).
Parttime zelfstandigen kunnen geen gebruik maken van de zelfstandigenaftrek en startersaftrek.
Voor de IOAW en IOAZ geldt dat het belastbare inkomen uit onderneming als inkomen wordt aangemerkt. Dit betekent dus dat voor deze doelgroep geen rekening wordt gehouden met af te dragen inkomstenbelasting en premies volksverzekeringen. Dit is overeenkomstig het Algemeen inkomensbesluit sociale- zekerheidswetten en de bruto uitbetalingsystematiek die voor de IOAW geldt.
Artikel 13 Inkomstenverrekening
De inkomensvrijlating in de Participatiewet, de IOAW en de IOAZ kan ook op de inkomsten uit onderneming toegepast worden. Wanneer de klant onder de doelgroep van de vrijlating van inkomsten op grond van 31, tweede lid, onder n en onder r, van de Participatiewet, artikel 8, tweede en vijfde lid, van de IOAW valt of artikel 8, derde lid, wordt over het te korten bedrag aan inkomsten uit eigen bedrijf/beroep de vrijlating berekend.
Artikel 14 Definitieve vaststelling
De inkomstenverrekening zoals genoemd in artikel 13 betreft een voorlopige verrekening. Aan de hand van de jaarcijfers en kopie belastingaangifte wordt het inkomen definitief vastgesteld volgens de bepalingen van artikel 1 tot en met 13 van deze beleidsregels. Er volgt eventueel terugvordering of nabetaling afhankelijk van het definitieve inkomen. Is er geen sprake van winst maar van verlies, dan volgt geen nabetaling boven bijstandsniveau. Dit zou namelijk betekenen dat een niet-levensvatbaar bedrijf in stand wordt gehouden.
HOOFDSTUK 4 Overige bepalingen
Voor onvoorziene situaties is de hardheidsclausule opgenomen in de beleidsregels. Als toepassing van de overige artikelen leidt tot onbillijkheden van overwegende aard, kan het college in het voordeel van de belanghebbende afwijken van de beleidsregels.
Artikel 16 Inwerkingtreding en overgangsrecht
In dit artikel is de datum van inwerkingtreding van deze beleidsregels geregeld.