Organisatie | Heemstede |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verstrekkingenboek bijzondere bijstand 2018 |
Citeertitel | Verstrekkingenboek bijzondere bijstand 2018 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
http://wetten.overheid.nl/BWBR0015703/2018-01-01
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
10-02-2023 | artikel 23 | 31-01-2023 | 1160132 | ||
29-03-2018 | 10-02-2023 | nieuwe regeling | 06-03-2018 | 698730 |
Bijzondere bijstand is een uitkering voor mensen met een laag inkomen, waarmee extra en bijzondere kosten betaald kunnen worden. Het recht op bijzondere bijstand is vastgelegd in artikel 35 van de Participatiewet. De Intergemeentelijke Afdeling Sociale Zaken van de gemeenten Bloemendaal, Haarlemmerliede & Spaarnwoude en Heemstede (IASZ) heeft het bijzondere bijstandsbeleid vastgelegd in onderliggend ‘Verstrekkingenboek bijzondere bijstand’.
Dit Verstrekkingenboek bevat richtlijnen die houvast geven bij de beslissing op een aanvraag bijzondere bijstand. Hierbij moet altijd sprake zijn van maatwerk. In artikel 18 lid 1 van de Participatiewet is vastgelegd dat de bijstand wordt afgestemd op de omstandigheden, de mogelijkheden en de middelen van de belanghebbende. Bij elke aanvraag moet daarom de vraag gesteld worden of de situatie aanleiding is een positieve uitzondering te maken op de regels.
De aard van de kosten is niet bepalend, maar de omstandigheden van de belanghebbende. Bij elke aanvraag moet daarom een individuele beoordeling worden gemaakt. De bijzondere omstandigheden moeten expliciet in de besluitvorming betrokken worden. Dit betekent ook dat, mits gemotiveerd, afwijken van de regels mogelijk is.
Door de Centrale Raad van Beroep (CRvB) is een volgorde aangegeven om te beoordelen of er recht op bijzondere bijstand bestaat. Volgens de Raad dient eerst beoordeeld te worden:
Als de kosten waarvoor bijstand wordt gevraagd zijn ontstaan door onverantwoord gedrag of (niet) handelen, dan moet de aanvraag worden afgewezen op grond van artikel 18, lid 2 Participatiewet. Dit is bijvoorbeeld het geval als er geen aanvullende verzekering is afgesloten voor medische kosten.
In uitzonderlijke gevallen, als afwijzing op grond van artikel 18, lid 2 Participatiewet tot onaanvaardbare situaties leidt, kan bijstand worden toegekend in de vorm van een geldlening. Dit wordt leenbijstand genoemd (artikel 48, lid 2 onder b Participatiewet). Ook als het bij een kostensoort in dit verstrekkingenboek niet specifiek genoemd wordt, kan leenbijstand dus mogelijk zijn. Het ondertekenen van een schuldbekentenis is niet noodzakelijk bij leenbijstand.
Bijzondere bijstand 'om niet' betekent dat de bijstand in principe niet terug betaald hoeft te worden, behalve wanneer er ten onrechte bijstand ontvangen is.
Bij een voorliggende voorziening kunnen kosten op een andere manier vergoed worden, waardoor er geen of minder recht is op bijzondere bijstand. Bijvoorbeeld de Wet Langdurige Zorg (WLZ), de basiszorgverzekering en de aanvullende zorgverzekering. Bij statushouders die onder financiële verantwoordelijkheid van het COA vallen, geldt het COA als voorliggende voorziening.
Individuele inkomenstoeslag en de Individuele studietoeslag geen voorliggende voorziening
De IASZ rekent de Individuele inkomenstoeslag en de Individuele studietoeslag niet als middel of voorliggende voorziening, ook niet voor leenbijstand. Hier is sprake van begunstigend beleid.
Van begunstigend beleid is sprake als er een standpunt ingenomen wordt dat gunstiger is dan bij strikte toepassing van de wet.
Goedkoopste adequate voorziening
Bijstand wordt verstrekt voor de goedkoopst adequate voorziening. De bijzondere bijstand mag gebruikt worden om een andere, duurdere voorziening met dezelfde functie aan te schaffen, maar het bedrag dat toegekend wordt is dat voor de goedkoopste voorziening. Het resterende bedrag moet de belanghebbende zelf betalen.
In dit handboek zijn kostensoorten beschreven waarvoor vaak bijzondere bijstand gevraagd wordt. De kostensoorten zijn onderverdeeld in medische kosten en niet-medische kosten. De lijst is niet uitputtend.
Alle inwoners van Nederland hebben een verplichte basiszorgverzekering. Daarnaast bestaat de mogelijkheid om een aanvullende zorgverzekering af te sluiten.
Zorgverzekeringswet is voorliggende voorziening
De Centrale Raad van Beroep (CRvB) heeft bepaald dat de Zorgverzekeringswet als voorliggende voorziening is aan te merken die gezien haar aard en doel toereikend en passend is (artikel 15 Participatiewet). De CRvB is verder van mening dat iedereen zelf verantwoordelijk is voor het afsluiten van een afdoende verzekering.
Aansluitend op de uitspraken van de CRvB is het uitgangspunt van de IASZ dat belanghebbenden zich naast de verplichte basisverzekering aanvullend verzekeren, inclusief tandartskosten. Dit behoort tot de eigen verantwoordelijkheid. De gemeente biedt minima hiervoor een keuze uit twee collectieve verzekeringen. Het afsluiten van een aanvullende verzekering kan echter niet verplicht worden. Dit betekent dat ook niemand verplicht kan worden deel te nemen aan een collectieve verzekering via de IASZ. Het niet afsluiten van een aanvullende verzekering heeft echter gevolgen voor het recht op bijzondere bijstand.
De IASZ biedt aan minima de keuze uit een van de volgende twee collectieve zorgverzekeringen:
De collectieve zorgverzekering is dus altijd een basispakket in combinatie met een aanvullend pakket.
Inwoners met een inkomen tot 110 % van de toepasselijke bijstandsnorm en inwoners met een vermogen onder de vermogensgrens volgens de Participatiewet kunnen deelnemen. Voor ouderen, chronisch zieken en gehandicapten geldt een inkomensgrens van 130 % van de bijstandsnorm.
Andere collectieve of aanvullende verzekering dan aanbod gemeente
Als een belanghebbende tot een andere collectieve of aanvullende verzekering besluit moet deze vergelijkbaar zijn met de vergoedingensystematiek van de collectieve verzekeringen die de IASZ aanbiedt. Als de belanghebbende bij een andere zorgverzekeraar is aangesloten, wordt de bijzondere bijstand afgestemd op de kosten die het vergoedingenpakket van de collectieve verzekeringen overstijgen. De ‘niet verzekerde kosten’ worden afgewezen op grond van tekortschietend besef van verantwoordelijkheid. Dit betekent dat bij de beoordeling van het recht op bijzondere bijstand alleen rekening wordt gehouden met de eigen bijdrage die het vergoedingenpakket van de collectieve ziektekostenverzekeringen overstijgt.
Geen aanvullende zorgverzekering
Aan belanghebbenden zonder aanvullende zorgverzekering kan alleen bijzondere bijstand worden verstrekt voor de resterende eigen bijdrage die over zou zijn gebleven als er wel een aanvullende verzekering zou zijn afgesloten. Van de bijzondere bijstand wordt dus het bedrag afgetrokken dat ontvangen zou zijn als iemand wel verzekerd was geweest. Dit geldt ook voor belanghebbenden die zich niet aanvullend kunnen verzekeren vanwege een betalingsachterstand. De aanvraag moet (deels) worden afgewezen op grond van tekortschietend besef van verantwoordelijkheid.
Als een (gedeeltelijke) afwijzing tot onaanvaardbare situaties leidt, kan van dit standpunt worden afgeweken en kan leenbijstand worden toegekend. Wat een onaanvaardbare situatie is verschilt per geval. Er moet door de consulent gerapporteerd worden over de gevolgen van het uitblijven van medische hulp voor de belanghebbende. Bij twijfel hierover kan medisch advies worden gevraagd.
Gecontracteerde zorgaanbieders
Zorgverzekeraars sluiten contracten af met zorgaanbieders. Als een belanghebbende naar een andere zorgaanbieder gaat dan waarmee de zorgverzekeraar een contract heeft, dan betaalt de belanghebbende mogelijk een groter deel van de zorgkosten zelf. Hiervoor is geen bijzondere bijstand mogelijk.
De overheid bepaalt wat er in het basispakket van de zorgverzekering zit. Als kosten niet zijn opgenomen in het pakket van de Zorgverzekeringswet, dan volgt uit artikel 15 Participatiewet dat de Zorgverzekeringswet toch een voorliggende voorziening is. Het is hier dus niet zozeer de zorgverzekering die als voorliggende voorziening geldt, maar de keuze van de wetgever om bepaalde medische kosten niet in het basispakket onder te brengen.
De afwijzingsgrond is in deze gevallen dus niet dat de belanghebbende door eigen toedoen niet afdoende verzekerd is, maar dat er door de bewuste keuze van de wetgever geen plaats is voor bijzondere bijstand. Zie bijvoorbeeld de volgende uitspraak van de Centrale Raad van Beroep: ECLI:NL:CRVB:2015:315. Deze uitspraak gaat over tandartskosten, maar vergelijkbare uitspraken zijn er over bijvoorbeeld de kosten van fysiotherapie.
Medische kosten buiten pakket zorgverzekeringswet
Voor kosten die niet in het pakket van de zorgverzekeringswet zijn opgenomen, wordt geen bijzondere bijstand verstrekt. Alleen als er sprake is van ‘zeer dringende redenen’ kan hiervan worden afgeweken. De belanghebbende moet in dit geval via een verklaring van een (behandelend) medicus aannemelijk maken dat de kosten noodzakelijk zijn in de zin van artikel 16 van de Participatiewet. Er is sprake van ‘zeer dringende redenen’ als afzien van bijstand leidt tot een levensbedreigende situatie of ernstig blijvend geestelijk of lichamelijk letsel.
Eigen risico en eigen bijdrage
Het eigen risico houdt in dat het eerste gedeelte van zorgkosten door iedereen zelf betaald moet worden. Het eigen risico is wettelijk verplicht. Bijzondere bijstand voor het eigen risico in de zorgverzekering is wettelijk niet mogelijk.
Voor bepaalde vormen van zorg hanteert de overheid een eigen bijdrage. In deze gevallen moet, net als bij het eigen risico, eerst zelf een bedrag worden betaald voordat er sprake is van vergoede zorg.
Er zijn zorgvormen waarvoor zowel een eigen bijdrage als het eigen risico van toepassing is. Als belanghebbenden deelnemen aan een van de collectieve zorgverzekeringen van de IASZ, dan kan bijzondere bijstand worden verstrekt voor de eigen bijdrage.
Draagkracht is het deel van het inkomen of het vermogen dat de belanghebbende zelf moet gebruiken om kosten te betalen. Voor de berekening van draagkracht wordt gewerkt met twee kostencategorieën. Per categorie moet rekening worden gehouden met draagkracht uit inkomen en draagkracht uit vermogen.
Onder categorie 1 vallen de volgende kostensoorten:
a. Draagkracht uit inkomen bij categorie 1
Bij kostensoorten onder categorie 1 geldt dat de draagkracht 100 % bedraagt van het inkomen boven de bijstandsnorm (rekennorm exclusief vakantietoeslag).
b. Draagkracht uit vermogen bij categorie 1
Bij kostensoorten onder categorie 1 geldt een vermogensvrijlating van € 2.000. De vrijlating als genoemd in artikel 34, derde lid Participatiewet wordt niet in acht genomen.
Onder categorie 2 vallen kostensoorten die niet vallen onder categorie 1. Bijvoorbeeld kosten vanwege ziekte of gebrek of kosten voor rechtsbijstand.
a. Draagkracht uit inkomen bij categorie 2
De draagkracht is 40 % van het inkomen dat meer bedraagt dan 110 % van de bijstandsnorm.
b. Draagkracht uit vermogen bij categorie 2
De vrijlating als genoemd in artikel 34, derde lid Participatiewet wordt in acht genomen. Het vermogen boven de vermogensgrens (het zogenaamde vrij te laten vermogen) geldt als draagkracht. De in artikel 34 Participatiewet genoemde uitzonderingen gelden ook voor de bijzondere bijstand, met uitzondering van artikel 34, tweede lid, sub d: het vermogen gebonden in een eigen woning. In het geval van een eigen woning heeft de IASZ eigen beleid (zie paragraaf eigen woning).
Bij een vast inkomen kan worden uitgegaan van het netto-inkomen per datum aanvraag.
Bij een wisselend inkomen moet worden uitgegaan van het gemiddelde inkomen over de achterliggende drie maanden. In uitzonderlijke gevallen kan hiervan worden afgeweken. Bijvoorbeeld als het inkomen sterk fluctueert. In deze situaties kan een draagkrachtberekening worden gemaakt over een geheel kalenderjaar (aansluiting bij belastingjaren).
Bij de vaststelling van het netto-inkomen wordt uitgegaan van de som van het netto-inkomen
onkostenvergoedingen (vermeld op salarisstrook).
de buiten beschouwing te laten particuliere oudedagsvoorziening ex artikel 33, lid 5 Participatiewet (pensioenvrijlating).
inhoudingen voor de personeelsvereniging of ter aflossing van schulden.
algemene heffingskorting voor de minstverdienende partner.
De vrijgelaten inkomsten op grond van artikel 31 Participatiewet worden niet aangemerkt als middelen of als draagkracht.
Inkomsten van minderjarige kinderen worden niet meegenomen zolang voor deze kinderen kinderbijslag wordt ontvangen. Als een kind zoveel verdient dat geen kinderbijslag meer wordt ontvangen en de bijzondere bijstand bovendien betrekking heeft op dat kind, dan wordt het deel van de inkomsten boven de kinderbijslagaanspraak aangemerkt als gezinsinkomen.
Beslag, WSNP of minnelijke schuldregeling
Als de belanghebbende niet of deels niet kan beschikken over zijn inkomen omdat beslag is gelegd, hij deelneemt aan de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (WSNP) of aan een minnelijke schuldregeling, dan wordt het deel van het inkomen dat onder bovengenoemde regelingen valt niet in de draagkrachtberekening meegenomen. Hier wordt aangesloten bij jurisprudentie inzake een beroep op bijstand bij WSNP.
De reden dat niet volledig over het inkomen wordt beschikt komt voort uit een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid. Dit betekent dat bijzondere bijstand bij een minnelijk traject in principe altijd wordt verstrekt in de vorm van leenbijstand. Na afronding van het minnelijk traject begint de aflossing van de leenbijstand. Bij deelname aan de WSNP is het aangaan van nieuwe leningen niet mogelijk. In dit geval wordt bijzondere bijstand ‘om niet’ verstrekt.
Vaststelling draagkracht uit inkomen
Het inkomen van de belanghebbende moet worden ‘afgezet’ tegen de (fictief) voor hem van toepassing zijnde bijstandsnorm. Alleen het inkomen boven die bijstandsnorm kan toegerekend worden aan de draagkracht voor de bepaling van de hoogte van de bijzondere bijstand.
Voor de vaststelling van de draagkrachtruimte wordt het netto maandinkomen verminderd met 100 % (bij categorie 1) of 110 % (bij categorie 2) van de van toepassing zijnde bijstandsnorm (exclusief vakantietoeslag) en de volgende buitengewone uitgaven:
Voorbeeld: berekening draagkracht uit inkomen bij categorie 1
Netto inkomen (exclusief vakantietoeslag):
Sociale verzekeringen (geen KB) €
Heffingskorting (en) Belastingdienst € ______________ +
Overig inkomen € ______________ +
100 % van de van toepassing zijnde
Buitengewone uitgaven €_______________ -
Ruimte in het inkomen€_______________
Draagkracht is 100 % van de vastgestelde ruimte in het inkomen.
Voorbeeld: berekening draagkracht uit inkomen bij categorie 2
Netto inkomen (exclusief vakantietoeslag):
Sociale verzekeringen (geen KB) €
Heffingskorting (en) Belastingdienst € ______________ +
Overig inkomen € ______________ +
110 % van de van toepassing zijnde
Buitengewone uitgaven €_______________ -
Ruimte in het inkomen€_______________
Draagkracht is 40 % van de vastgestelde ruimte in het inkomen.
De vaststelling van het vermogen gebeurt op dezelfde wijze als bij aanvragen algemene bijstand, met uitzondering van het vermogen gebonden in een eigen woning, zoals bedoeld in artikel 34, lid 2 sub d Participatiewet. Alle vermogensbestanddelen waarover redelijkerwijs kan worden beschikt worden bij elkaar opgeteld. Zie hiervoor artikel 34, lid 1 Participatiewet. Daar worden de schulden (indien aantoonbaar en er sprake is van een daadwerkelijke aflossingsverplichting) van afgetrokken.
Het is vaak niet reëel om de belanghebbende te verzoeken om de overwaarde te gelde te maken, dan wel verder te bezwaren met een hypotheek, vanwege de relatief hoge kosten en het feit dat banken vaak niet meewerken aan een dergelijk verzoek.
Als de belanghebbende eigenaar is van een door hemzelf of zijn gezin bewoonde woning wordt de waarde van de woning meegenomen in de vermogensberekening, maar het deel van het vermogen dat vastzit in de woning wordt buiten beschouwing gelaten zo lang de totale kosten van de bijzondere bijstand op jaarbasis niet uitkomen op meer dan twee keer de echtparennorm.
Hierbij worden de ‘reguliere’ bijzondere bijstandsregels (‘om niet’ of in de vorm van een lening) in acht genomen. Is een hoger bedrag aan bijzondere bijstand noodzakelijk, dan dient de bijstand verstrekt te worden in de vorm van een lening, waarbij een zekerheidstelling als vestiging van een krediethypotheek de voorkeur geniet. Dit gebeurt alleen als de kosten in verband met het vestigen van de zekerheidsstelling niet onevenredig hoog zijn ten opzichte van het reële belang dat wordt gediend.
De draagkracht wordt vastgesteld voor een jaar. Het draagkrachtjaar begint per de eerste van de maand waarin de aanvraag is ingediend. Als er sprake is van bijstand met terugwerkende kracht begint het draagkrachtjaar per de eerste van de maand waarover de aanvraag wordt toegekend.
Bij elke volgende aanvraag binnen het draagkrachtjaar wordt – als er geen wijzigingen zijn in inkomsten, vermogen of persoonlijke omstandigheden – rekening gehouden met het vastgestelde draagkrachtjaar. De vastgestelde draagkracht blijft dus gelden zo lang zich geen wijzigingen in inkomen, vermogen of persoonlijke omstandigheden voordoen. Wanneer wel sprake is van één of meer wijzigingen, moet de draagkracht opnieuw worden vastgesteld. In elk geval wordt de draagkracht opnieuw vastgesteld als het inkomen met meer dan 10 % is gewijzigd (zowel naar boven als naar beneden). De draagkracht wordt dan opnieuw voor een jaar vastgesteld.
Voor personen die een Participatiewet uitkering ontvangen hoeft géén draagkrachtjaar te worden vastgesteld (er is immers geen draagkracht).
In het dossier wordt vastgelegd welk gedeelte van de draagkracht door het zelf dragen van de kosten verbruikt is. Als belanghebbende in dezelfde draagkrachtperiode weer een aanvraag bijzondere bijstand doet, wordt rekening gehouden met de al verbruikte draagkracht.
Verrekening draagkracht bij incidentele verstrekking
Bij incidentele bijzondere bijstand wordt de draagkracht over het gehele draagkrachtjaar in aanmerking genomen. De draagkracht wordt in één keer verrekend.
Voorbeeld: Iemand heeft een bril nodig van € 220,00. Inkomen is € 100,00 per maand boven 110% van de bijstandsnorm. De draagkracht is dan 40% van € 100,00 = € 40,00 per maand x 12 maanden = € 480,00 per jaar. De aanvraag voor bijzondere bijstand wordt afgewezen omdat er voldoende draagkracht is.
Verrekening draagkracht bij periodieke verstrekking
Bij bijzondere bijstand die maandelijks periodiek wordt betaald, wordt de draagkracht per maand afgetrokken van de kosten waarvoor bijstand wordt verstrekt.
Voorbeeld: Iemand heeft € 240,00 draagkracht per jaar (€ 20,00 per maand). De periodieke kosten voor bijvoorbeeld bewindvoerderskosten bedragen € 45,00 per maand. De bijzondere bijstand bedraagt dan maandelijks € 45,00 - € 20,00 = € 25,00.
Belanghebbenden met een periodieke uitkering voor levensonderhoud op grond van de Participatiewet, IOAW, IOAZ en Bbz levensonderhoud kunnen volstaan met het invullen en inleveren van een kort aanvraagformulier en daarbij de op het formulier gevraagde bewijsstukken voegen. Belanghebbenden die geen uitkering van de gemeente ontvangen moeten een uitgebreider aanvraag- en inlichtingenformulier invullen en deze met alle gevraagde bewijsstukken inleveren.
Bijzondere bijstand kan bij de IASZ met drie maanden terugwerkende kracht worden toegekend, met uitzondering van aanvragen voor duurzame gebruiksgoederen of bij kosten die verband houden met een verhuizing. In deze gevallen moet een aanvraag vooraf worden ingediend, omdat anders de noodzaak van de kosten (is iets echt aan vervanging toe) niet kan worden vastgesteld.
Periodieke bijzondere bijstand wordt toegekend voor een kalenderjaar beginnende op de eerste dag waarop de kosten worden gemaakt met een maximale terugwerkende kracht van drie maanden voorafgaand aan de maand waarin de aanvraag is ingediend. Een voorbeeld hiervan is het aanvragen van een bijdrage voor bewindvoerderskosten. Stel dat de aanvraag op 8 april wordt ingediend, dan kan vanaf 1 januari bijstand in deze kosten worden verleend, mits deze kosten ook al vanaf 1 januari zijn gemaakt.
Let op: Onder periodieke bijzondere bijstand wordt hier ook verstaan bijstand die voor een jaar op declaratiebasis wordt toegekend (bijvoorbeeld voor de kosten van pedicurebehandelingen).
Als de bijstand die is toegekend een maandelijks vast bedrag is, wordt dit met een vaste component in Civision gezet, zodat de bijstand maandelijks wordt betaald.
Als het gaat om eenmalige kosten of kosten die niet elke maand gelijk zijn, dan wordt de bijzondere bijstand betaald nadat de betalingsbewijzen zijn ingeleverd.
Op elke aanvraag volgt een beschikking. Ook als de belanghebbende niet voor bijzondere bijstand in aanmerking komt. De afwijzingsgrond betreft meestal artikel 15 Participatiewet (voorliggende voorziening), in combinatie met artikel 48, lid 2, onder b (leenbijstand bij tekortschietend besef van verantwoordelijkheid). De toekenning is gebaseerd op basis van artikel 35 Participatiewet.
1. Brillen en contactlenzen bij medische afwijkingen
40 % ruimte in inkomen > 110 % norm; vermogen > artikel 34, lid 3 Participatiewet | |
- Indien niet verzekerd: leenbijstand tot een maximaal bedrag van € 200 | |
40 % ruimte in inkomen > 110 % norm; vermogen > artikel 34, lid 3 Participatiewet | |
Meerkosten volgens medisch advies. Aftrekpost inkomstenbelasting (normbedrag belastingdienst) in mindering brengen. | |
3. Tandheelkundige hulp/orthodontie
40 % ruimte in inkomen > 110 % norm; vermogen > artikel 34, lid 3 Participatiewet | |
Maximale eigen bijdrage volgens systematiek collectieve zorgverzekering en collectieve aanvullende verzekering. | |
Als de voor eigen rekening blijvende kosten van tandheelkundige behandeling meer bedragen dan de vergoeding op grond van de collectieve zorgverzekering, dan moet beoordeeld worden of bijzondere bijstand reëel is. Er moet dan een begroting van de kosten worden bijgevoegd. Hiervoor kan medisch advies opgevraagd worden.
De kosten van implantaten, bruggen en kronen worden in principe niet vergoed omdat dit niet gezien wordt als de goedkoopst adequate oplossing. De goedkoopst adequate oplossing is een prothese (plaatje of kunstgebit). Alleen bij medische noodzakelijkheid bestaat de mogelijkheid tot bijstandsverlening voor implantaten, bruggen en kronen.
Bijstand voor de kosten van gebitssanering is in beginsel niet mogelijk. In bijzondere gevallen, waarbij sprake is van zeer dringende redenen, kan hiervan afgeweken worden. In die gevallen moet beoordeeld worden of de bijstand als een geldlening wordt toegekend omdat mogelijk sprake is van tekortschietend besef van verantwoordelijkheid.
Aan belanghebbenden die geen tandartsverzekering hebben afgesloten kan alleen bijstand worden verstrekt voor de resterende eigen bijdrage die over zou zijn gebleven als er wel een aanvullende verzekering zou zijn afgesloten. Van de bijstand wordt dus het bedrag afgetrokken dat ontvangen zou zijn als iemand wel aanvullend verzekerd was geweest.
Het gedeelte waarvoor de belanghebbende niet verzekerd is, kan eventueel bij noodzaak als leenbijstand worden verstrekt (artikel 48, lid 2, sub b Participatiewet). Elk inkomen boven de 100% van het sociale minimum wordt daarbij als draagkracht gezien. Het vermogen < € 2000,00 wordt als draagkracht meegeteld.
4. Hoortoestellen bij medische afwijkingen
40 % ruimte in inkomen > 110 % norm; vermogen > artikel 34, lid 3 Participatiewet | |
- Indien niet verzekerd: leenbijstand tot een maximaal bedrag van € 1.500 | |
Voor de kosten van batterijen en onderhoud van het hoortoestel kan bijzondere bijstand worden verleend. Het bedrag kan aan de hand van een offerte worden bepaald. Hierop staat meestal vermeld welke kosten door de zorgverzekering betaald worden en wat resteert aan eigen bijdrage. Voor de daadwerkelijke verstrekking moet de rekening worden ingediend.
5. Psychotherapeutische of psychoanalytische behandeling
Bij een chronische aandoening wordt fysiotherapie en oefentherapie vergoed vanaf de 21e behandeling. De eerste 20 behandelingen betalen belanghebbenden dus zelf. Deze 20 behandelingen gelden per aandoening en niet per kalenderjaar.
Als er geen sprake is van een chronische aandoening dan wordt de fysiotherapie niet vanuit de basisverzekering vergoed.
De collectieve verzekering vergoedt een aantal behandelingen fysiotherapie per kalenderjaar. Raadpleeg hiervoor de vergoedingenlijst.
Als meer behandelingen nodig zijn dan het aantal dat door de collectieve zorgverzekering wordt vergoed, is bijzondere bijstand mogelijk.
9.Vervoerskosten in verband met medische behandeling
11. Overige eigen bijdragen zorgverzekeringswet
Huisapotheekmiddelen en drogisterijartikelen (zelfzorgmiddelen)
Voor de niet gedekte kosten kan op individuele basis naar rato van het aantal nabestaanden bijzondere bijstand aangevraagd worden. Bijvoorbeeld: Als de overledene drie kinderen heeft, betaalt elk kind 1/3 van de kosten. Elk kind kan afzonderlijk (in de eigen gemeente) een aanvraag om bijstand indienen.
Als de nabestaande géén opdracht heeft gegeven tot de uitvaart én afstand heeft gedaan van de nalatenschap is hij/zij ook niet aansprakelijk voor de uitvaartkosten. Als de nabestaande wél opdracht heeft gegeven tot de uitvaart op grond van ‘dringende verplichting van moraal en fatsoen’ (Burgerlijk Wetboek), maar de nalatenschap heeft verworpen, dan is hij/zij wel aansprakelijk voor de kosten van de uitvaart.
Bij overlijden van een partner of kind wordt er van uitgegaan dat de achterblijvende partner of ouder hiervoor gereserveerd heeft of een afdoende begrafenisverzekering heeft afgesloten. In bijzondere omstandigheden kan dan leenbijstand worden verstrekt (als bijvoorbeeld echt geen mogelijkheid is een reële aflossingsregeling met de begrafenisondernemer af te spreken).
De wet op de lijkbezorging wordt niet als een voorliggende voorziening beschouwd. Deze wet treedt alleen in werking als er geen personen te vinden zijn die de uitvaart op zich nemen. Van nabestaanden kan vanuit ‘moraal en fatsoen’ niet worden verlangd dat zij zich onttrekken aan hun verantwoordelijkheid om een beroep op bijstand te voorkomen.
2. Kosten curatele, bewind en mentorschap
De tarieven voor bewindvoering zonder WSNP zijn te vinden in de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren. Zie: http://www.bpbi.nl/files/files/Tarieven%202018.pdf
100 % ruimte in inkomen, vermogen > € 2000 (alleen bij voortzetting budgetbeheer na afronding traject, zie laatste bullet). | |
4. Kosten rechtsbijstand/griffierecht
Toevoeging door de Raad van Rechtsbijstand of beoordeling IASZ. | |
40 % ruimte in inkomen > 110 % norm, vermogen > artikel 34 lid 3 Participatiewet | |
De beoordeling kan op twee manieren:
Beoordeling op basis van een ‘toevoeging’. Een toevoeging is het besluit waarmee de Raad voor Rechtsbijstand gesubsidieerde mediation of rechtsbijstand toekent. Wanneer een toevoeging wordt verstrekt, betaalt de Raad (een groot gedeelte van) de salariskosten van de mediator of advocaat. Uit de toevoeging blijkt de noodzaak van de kosten. Ook voor de griffiekosten kan dan bijzondere bijstand worden verstrekt.
Beoordeling door de IASZ. In niet alle gevallen wordt een belanghebbende door een advocaat verwezen naar de Raad voor de Rechtsbijstand. Denk hierbij aan procedures voor bewindvoering of mentorschap, waarbij griffiekosten in rekening worden gebracht. Bij de beoordeling moet het financiële belang van de belanghebbende worden meegenomen.
Als de belanghebbende de procedure wint, wordt de tegenpartij mogelijk veroordeeld tot het betalen van de kosten. In de beschikking moet daarom worden opgenomen dat een afschrift van het vonnis ter inzage moet worden verstrekt, waarna (bij in gelijkstelling) overgegaan kan worden tot terugvordering van de verleende bijzondere bijstand.
Als belanghebbende wordt veroordeeld in de proceskosten van de tegenpartij, dan moeten deze kosten gezien worden als schuld. Voor deze kosten wordt geen bijstand verleend, tenzij de procedure is gestart op advies of als verplichting door de IASZ, bijvoorbeeld wegens een loonvorderingsprocedure in verband met ontslag of alimentatieverplichting.
In beginsel geen kostenvergoeding
De volgende kosten komen in beginsel niet in aanmerking voor bijzondere bijstand:
In het geheel geen kostenvergoeding
Er worden in het geheel geen kosten vergoed als:
5. Aanvullende bijzondere bijstand voor zelfstandig wonende jongeren van 18 tot 21 jaar
De ouders moeten gewezen worden op hun onderhoudsplicht en het feit dat de eventueel toegekende bijstand op hen verhaald kan worden. Pas als blijkt dat dit niet mogelijk is omdat de middelen van de ouders ontoereikend zijn of omdat de jongere het onderhoudsrecht jegens zijn ouders niet te gelde kan maken, kan de zelfstandig wonende jongere in aanmerking komen voor bijzondere bijstand voor levensonderhoud.
Zelfstandige huisvesting voor de jongere is in ieder geval noodzakelijk als:
Voor personen jonger dan 21 jaar in een inrichting bestaat geen bijstandsnorm. Deze groep wordt op grond van artikel 13, lid 2, sub a Participatiewet uitgesloten van algemene bijstand. De onderhoudsplicht van de ouders staat centraal. Alleen als het kind bijzondere bestaanskosten heeft en niet kan terugvallen op de ouders is bijzondere bijstand mogelijk. De jongere kan niet terugvallen op de ouders indien:
De hoogte van de bijstand voor levensonderhoud wordt vastgesteld op de norm voor een 18-21 jarige die niet in een inrichting verblijft, verhoogd met het bedrag genoemd in artikel 23, lid 2 Participatiewet (vergoeding premie basiszorgverzekeringswet). In de gevallen genoemd onder 3 wordt de bijstand, indien mogelijk, verhaald op de ouders.
10. Kosten maaltijdvoorziening
11. Reiskosten sociaal vervoer
In principe wordt uitgegaan van reisbewegingen per openbaar vervoer. Bij gebruik van een auto wordt alleen rekening gehouden met de brandstofkosten, waarbij de actuele fiscaal vrijgestelde vergoeding voor reiskosten per eigen auto woon/werkverkeer van de belastingdienst wordt gevolgd (2018: € 0,19 per km).
Voorwaarden waar aan moet worden voldaan;
De afstand kan niet per fiets worden afgelegd, vanwege medische, psychische of andere redenen. Bijvoorbeeld omdat (nog) niet aan het fietsverkeer deelgenomen kan worden wegens verstandelijke beperkingen. Of omdat een kind in een asielzoekerscentrum heeft gewoond en nog niet aan het drukke verkeer in de Randstad gewend is.
13. Leges gehandicaptenparkeerplaats
reservering vooraf, Wmo woonvoorziening, tegemoetkoming verhuis- en inrichtingskosten ouderen (alleen van toepassing in Heemstede). | |
Bepaling van de aflossingscapaciteit en duur
De hoogte van de bijzondere bijstand
Wanneer achteraf bijstand wordt aangevraagd en de te vervangen goederen al aangeschaft maar nog niet betaald zijn, bestaat er geen noodzaak meer tot bijstandsverlening. Ook kan in dat geval meestal niet meer bepaald worden of de vervanging noodzakelijk was. Dus ook als men dit binnen drie maanden na aanschaf aanvraagt moet de aanvraag afgewezen worden op grond van artikel 44, lid 1 Participatiewet (in tegenstelling tot veel andere bijzondere bijstandsaanvragen waarbij men binnen drie maanden nog bijstand kan krijgen). Uitzondering hierop zijn goederen waarbij acute vervanging noodzakelijk is, zoals een koelkast. Deze moet dan binnen 14 dagen worden aangevraagd.
Aan de bijstand wordt de voorwaarde verbonden dat deze wordt aangewend voor het aangegeven doel. De kopieën van rekeningen moeten binnen 4 weken na uitbetaling ingeleverd worden bij de IASZ. Ook bij de aanschaf van tweedehands artikelen moet een kwitantie worden overlegd van de daadwerkelijk gemaakte kosten.
15. Duurzame gebruiksgoederen en inrichtingskosten statushouders
Hoogte en vorm van de bijstand:
Soms komt het voor dat een statushouder die naar een IASZ gemeente gaat verhuizen nog niet bekend is in de Basis registratie personen (Brp) en CiVision. Als zeker is dat de statushouder de woning geaccepteerd heeft (dit moet dan bij de woningcorporatie of het AZC nagevraagd worden) kan een voorschot worden verstrekt.
Opknapkosten en inrichtingskosten
Als de IASZ zelf een oordeel moet vormen over de noodzaak van verhuizing, ligt een huisbezoek voor de hand, maar ook kan worden afgegaan op rapporten van bijvoorbeeld GGZ, maatschappelijk werk, Sociaal Team, politie of woningstichting, via de voorzitter van het sociaal team van de betreffende gemeente.
Als iemand al woonruimte huurt kan hij of zij niet van de ene op de andere dag verhuizen. Het is reëel dat deze persoon hiervoor een maand nodig heeft. Als de noodzaak van de verhuizing vast staat, kan daarom voor maximaal 1 maand huur (van de nieuwe woning) bijzondere bijstand ‘om niet’ worden verstrekt.
Bepalen van de reserveringscapaciteit
18. Doorbetaling vaste lasten bij opname inrichting (WLZ), detentie of dwangopname
Als nog niet bekend is of de opname blijvend is wordt de norm alleenstaande de maand uit + twee maanden doorbetaald. Daarna wordt de bijstandsnorm omgezet in de norm voor verblijf in een inrichting. Van de ‘gewone uitkering kunnen de vaste lasten doorbetaald worden. Van de norm verblijf in een inrichting kan dat niet.
Om in aanmerking te komen voor een bijstandsuitkering is de belanghebbende verplicht naar vermogen algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen en te aanvaarden. Vanwege de vrijheidsbeneming kunnen gedetineerden niet voldoen aan de aan de bijstandsuitkering verbonden verplichtingen gericht op arbeidsinschakeling. Gemeenten kunnen eveneens geen invloed uitoefenen op de uitstroom en daarmee op de duur van de bijstandsverlening.
Ook de situatie dat er sprake is van ernstige consequenties voor de psychische gezondheidstoestand van de belanghebbende, kan onder het begrip “acute noodsituatie” vallen. In individuele gevallen waarin sprake is van een acute noodsituatie bestaat de bevoegdheid voor gemeenten bijstand te verlenen aan gedetineerden.
Het kan ook voorkomen dat een persoon na veel bemoeienis van allerlei instanties eindelijk een woning heeft gekregen. Die woning is vervolgens ingericht met behulp van leenbijstand. Vervolgens wordt die persoon voor een korte periode gedetineerd, met het gevolg dat hij of zij de woning weer kwijt raakt.
Hoogte van de leenbijstand bij detentie
Artikel 13, lid 3 biedt daarom de mogelijkheid om deze personen bijzondere bijstand te verlenen. Niet alleen voor vaste lasten, maar ook voor de premie ziektekostenverzekering en eventuele persoonlijke uitgaven. Voor de doorbetaling van de vaste lasten wordt aangesloten bij de voorwaarden die ook gelden bij opname in een inrichting.
Doorbetaling vaste lasten bij dwangopname
Er is geen recht op woonkostentoeslag bij een niet noodzakelijke verhuizing. Als iemand is verhuisd zonder dat daarvoor de noodzaak aanwezig is en/of hij kan voorzien dat de woonkosten voor de nieuwe woning niet opgebracht kunnen worden, omdat de inkomsten onvoldoende zijn, moet de aanvraag worden afgewezen op grond van tekortschietend besef van verantwoordelijkheid.
Huurwoning (met hoogte huur boven de huurtoeslaggrens)
100 % ruimte in inkomen boven van toepassing zijnde bijstandsnorm, plus fictieve woonkostentoeslag | |
Het bedrag volgens de Wet op de huurtoeslag, plus 100 % van het meerdere | |
100 % ruimte in inkomen boven van toepassing zijnde bijstandsnorm, plus fictieve woonkostentoeslag | |
Het bedrag volgens de Wet op de huurtoeslag, plus 100 % van het meerdere | |
Het is echter niet de bedoeling dat met de verstrekking van bijstand het eigen vermogen in stand wordt gehouden of vergroot. Woonkostentoeslag ten behoeve van eigendomswoningen wordt daarom verleend in de vorm van een lening (art. 48, lid 2 Participatiewet), al dan niet met als zekerheidsstelling de vestiging van een krediethypotheek (artikel 48, lid 3 Participatiewet).
1. Overwaarde lager dan de vrijlating conform artikel 34, lid 2, sub d Participatiewet
In deze situatie wordt de bijzondere bijstand ‘om niet’ verstrekt. De reden hiervan is dat kosten gemaakt moeten worden voor de verhuizing naar een subsidiabele huurwoning. Bovendien verliest belanghebbende de extra vrijlating bij het verkopen van de woning, waardoor naar verwachting geen recht op bijstand voor verhuis- en inrichtingskosten meer bestaat.
2. Overwaarde hoger dan de vrijlating conform artikel 34, lid 2, sub d Participatiewet
In deze situaties kan tot zekerheidstelling worden besloten door als voorwaarde de vestiging van een krediethypotheek te stellen. Bij de vestiging van een krediethypotheek zijn alle bijkomende kosten voor rekening van de belanghebbende. De afweging om tot zekerheidstelling over te gaan is een individuele afweging.
Berekening woonkostentoeslag (huurwoning en eigen woning)
De berekening van de woonkostentoeslag bestaat uit twee delen.
Berekening fictieve woonkostentoeslag:
Voorbeeld woonkosten boven de huurtoeslaggrens (prijspeil 2018)
Er is sprake van een kale huur van € 750. De maximale huurgrens voor recht op huurtoeslag is € 710,68. Uit de berekening via de website van de Belastingdienst blijkt dat bij een kale huur van € 710,68 de huurtoeslag € 354 bedraagt. De fictieve woonkostentoeslag bedraagt dan:
Huurtoeslag volgens berekening Belastingdienst € 354,00
Verschil kale huur en maximale huurgrens € 39,32 +
Fictieve woonkostentoeslag € 393,32
Berekening feitelijke woonkostentoeslag:
Neem de uitkomst van a (woonkosten onder de huurtoeslaggrens) of b (woonkosten boven de huurtoeslaggrens). Tel deze uitkomst op bij de toepasselijke bijstandsnorm.
Zet dit af tegen de inkomsten (als de inkomsten lager zijn dan de bijstandsnorm, wordt de bijstandsnorm aangehouden). Het verschil is de feitelijke woonkostentoeslag.
Uitkomst b (fictieve woonkostentoeslag) is € 393,32
Norm alleenstaande (ex. VT) € 942,51 +
Feitelijke woonkostentoeslag € 235,83
In deze berekening is dus alle draagkracht boven de 100 % volledig meegenomen.
Berekening netto woonkosten eigen woning bij gefiscaliseerd inkomen
Bij een eigen woning is de berekening van de daadwerkelijke woonkosten (waarmee de woonkostentoeslag berekend wordt) complexer. Hier moet met de volgende kosten rekening worden gehouden:
Rentebetaling in verband met de hypotheek verlaagt het belastbaar inkomen, zodat minder loonbelasting betaald hoeft te worden. Door middel van een verzoek om een voorlopige teruggaaf kan dit fiscaal voordeel terug ontvangen worden. De netto rente (te betalen rente -/- het bedrag van de voorlopige teruggave) wordt als woonkosten aangemerkt. De IASZ houdt rekening met een forfaitair percentage van 35 %.
Premie brand/opstalverzekering
Eigenaarsdeel onroerende zaakbelasting
Het gaat om gemeenschappelijke uitgaven voor het complex. Bijvoorbeeld de schoonmaakkosten van het trappenhuis, onderhoud en reparaties aan de lift, verlichting en verwarming van gemeenschappelijke ruimtes, grootschalig onderhoud, collectieve verzekeringen, zoals de opstalverzekering voor het complex en kosten voor de beheerder.
Als belanghebbende alleen inkomen uit de Participatiewet heeft en er is sprake van een krediethypotheek, dan wordt de bijstand verleend als lening (als de krediethypotheek nog niet is volgestort). De bijstand in leningsvorm wordt niet gefiscaliseerd, waardoor geen recht is op fiscale teruggave van rentebetalingen. Bij de berekening daadwerkelijke woonkosten moet hiermee rekening worden gehouden.
Mantelzorg, peuterspeelzaal, overblijfmogelijkheden op school, wijziging werktijden eventuele partner. | |
Heemstede: Loket Heemstede in afstemming met CJG Bloemendaal: CJG | |
De vreemdeling (reguliere vergunning) komt op vrijwillige basis naar Nederland. Er is geen sprake van noodzakelijk verblijf, maar men komt bijvoorbeeld voor gezinshereniging, werk of studie. In dat geval kan geen bijzondere bijstand worden verleend. Wanneer men niet heeft kunnen reserveren voor deze kosten kan een vergoeding in de vorm van een geldlening worden verstrekt.
Machtiging tot Voorlopig verblijf (MVV)
22. Kinderopvang op basis van sociaal-medische indicatie (SMI)
Mantelzorg, peuterspeelzaal, overblijfmogelijkheden op school, wijziging werktijden eventuele partner. | |
Heemstede: Loket Heemstede in afstemming met CJG Bloemendaal: CJG | |
Energietoeslag 2022 (voor zover hier recht op bestond) en compensatie energielasten november en december 2022 van € 190 per maand | |
Het gaat om een individuele bijzondere bijstand voor huishoudens die in 2022 te maken hebben met hoge energielasten die niet (volledig) gecompenseerd worden door Rijksmaatregelen en die niet betaald kunnen worden uit het inkomen en/of het vermogen (hierna: meerkosten energie).
De bijzondere bijstand meerkosten energie 2022 kan worden aangevraagd tot en met 31 maart 2023.
De “bruto meerkosten energie” per maand worden als volgt bepaald:
De bijzondere bijstand wordt verstrekt in de vorm van een renteloze lening, die al dan niet geheel of gedeeltelijk kan worden omgezet in een bedrag ‘om niet’. Zodra de jaarafrekening van het nieuwe (variabele) contract bekend is, wordt de hoogte van de bijstand definitief vastgesteld. Voor zover de gemiddelde energiekosten per maand bij de jaarafrekening niet afwijken van de energielasten waarmee rekening is gehouden bij de toekenning van de bijzondere bijstand voor meerkosten energie, wordt de lening omgezet in een om-niet verstrekking.
BRP Basis Registratie Personen
CAK Centraal Administratiekantoor
COA Centraal Orgaan opvang Asielzoekers
GGD Gemeenschappelijke Gezondheidsdienst
GGZ Geestelijke Gezondheidszorg
GVS Geneesmiddelenvergoedingssysteem
NIBUD Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting
TBU Tegemoetkomingsregeling Buitengewone Uitgaven
Wajong Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening voor jongeren
Wet Bopz Wet Bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen
WLZ Wet langdurige zorg (voorheen AWBZ)
Wmo Wet maatschappelijke ondersteuning