Organisatie | Gouda |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Gouda houdende regels omtrent vakantie van ambtenaren Vakantieregeling Gouda 2018 |
Citeertitel | Vakantieregeling Gouda 2018 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de Verlofregeling gemeente Gouda 2004 en de Vakantieregeling Gouda.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-04-2018 | 01-01-2018 | 01-01-2020 | nieuwe regeling | 20-03-2018 |
Burgemeester en wethouders van Gouda
gelezen het voorstel d.d. 15 maart 2018 met dossiernummer 1833;
gelet op artikel 125 van de Ambtenarenwet;
gelet op artikel 160 van de Gemeentewet;
gelet op hoofdstuk 6 van de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling voor de sector Gemeenten en van de Goudse Uitwerkingsovereenkomst;
gezien de overeenstemming in de vergadering van de commissie van Georganiseerd Overleg d.d. 15 maart 2018;
Artikel 3 Bovenwettelijk verlof
Indien in een kalenderjaar de bovenwettelijke vakantie-uren geheel of gedeeltelijk niet zijn opgenomen, verjaren deze uren 60 maanden na afloop van dat kalenderjaar. De verjaring kan worden gestuit door een schriftelijke mededeling van de medewerker aan de werkgever, waarin de medewerker te kennen geeft dat hij de beschikking wil blijven houden over de vakantie-uren die dreigen te verjaren.
Artikel 4 Bovenwettelijk verlof vanwege onregelmatige dienst of beschikbaarheidsdienst
Het bovenwettelijk verlof als bedoeld in artikel 3 wordt verhoogd met 14,4 vakantie-uren per kalenderjaar, voor zover artikel 6:2:1, vierde lid van de CAR-GUWO van toepassing is.
Artikel 5 Bovenwettelijk verlof vanwege overschrijden arbeidsduur per jaar
De medewerker kan ieder kalenderjaar een verzoek indienen om maximaal 50,4 uur meer te werken, overeenkomstig artikel 6:2, tweede lid van de CAR-GUWO.
Artikel 7 Lokale feestdagen en brugdagen
Naast de landelijke feestdagen (nieuwjaarsdag, tweede Paasdag, Hemelvaartsdag, tweede Pinksterdag, beide Kerstdagen en de dag waarop de verjaardag van de koning wordt gevierd) gelden voor de gemeente Gouda Goede Vrijdag en bevrijdingsdag als dagen waarop de openbare dienst gesloten is, als bedoeld in artikel 4:5, vierde lid van de CAR-GUWO. Het derde lid is op deze dagen niet van toepassing.
De medewerker brengt het aantal vakantie-uren in mindering op zijn saldo, overeenkomend met het aantal uren dat hij feitelijk zou moeten werken volgens zijn rooster of de geldende basisafspraken op die brugdag. In afwijking van de eerste volzin kunnen medewerkers de niet-gewerkte uren compenseren in overleg met de (direct) leidinggevende door op (een) ander(e) tijdstip(pen) arbeid te verrichten of medewerkers maken in overleg met de (direct) leidinggevende gebruik van de mogelijkheid tot plaatsonafhankelijk werken.
Artikel 9 Onvoorziene gevallen
In gevallen waarin deze regeling niet of niet in redelijkheid voorziet, kan de werkgever een bijzondere voorziening treffen.
Artikel 10 Intrekking en overgangsrecht
De Verlofregeling gemeente Gouda 2004 en de Vakantieregeling Gouda, zoals vastgesteld in de vergadering van 19 december 2017, worden ingetrokken met ingang van 1 januari 2018, met dien verstande dat de verhoging van het vakantieverlof bedoeld in artikel 2 van de Verlofregeling gemeente Gouda 2004 van toepassing blijft in de periode van 1 januari 2018 tot 1 april 2018.
Aldus besloten in de vergadering van 20 maart 2018.
burgemeester en wethouders van Gouda,
de gemeentesecretaris,
dr. E.M. Branderhorst
de burgemeester,
dr. M. Schoenmaker
Om de regelgeving in overeenstemming te brengen met de Europese regelgeving en de daaruit voortgekomen jurisprudentie, is de wet van 26 mei 2011 inzake het afschaffen van de beperkte opbouw van minimum vakantierechten tijdens ziekte, de invoering van een vervaltermijn voor de minimum vakantiedagen en de aanpassing van enige andere artikelen in de regeling voor vakantie en verlof in Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek (Stb. 318) met ingang van 1 januari 2012 inwerkinggetreden. De gewijzigde regelgeving heeft op zijn beurt geleid tot aanpassing van de CAR-GUWO.
De voorliggende Vakantieregeling is opgesteld binnen het kader van de gewijzigde CAR-GUWO.
Wettelijke en bovenwettelijke verlofuren
Om te bevorderen dat alle medewerkers in het belang van hun veiligheid en gezondheid daadwerkelijk met regelmaat en tijdig bijkomen door vakantie op te nemen, is er een vervaltermijn voor het wettelijk verlof en een verjaringstermijn voor het bovenwettelijk verlof opgenomen in de gewijzigde regelgeving.
Het aantal vakantie-uren waar een medewerker, met behoud van salaris en salaristoelagen, recht op heeft (op grond van artikel 7 van de Europese Richtlijn 2003/88/EG betreffende een aantal aspecten van de organisatie van de arbeid). Deze vakantie-uren bedragen viermaal de overeengekomen arbeidsduur per week. Dat betekent dat bij een 36-urige werkweek het wettelijk verlof 144 uur bedraagt.
Definitie bovenwettelijk verlof:
Het aantal vakantie-uren waar een medewerker, met behoud van salaris en salaristoelagen, recht op heeft die het wettelijk verlof overstijgen.
Deeltijders naar evenredigheid.
Het wettelijk verlof heeft een geldigheidstermijn van twee jaar, inclusief het jaar van toekenning. Niet opgenomen wettelijke vakantie-uren van het jaar van toekenning komen daarna te vervallen. Bij verval komt het recht op dit verlof onherroepelijk te vervallen door het verstrijken van een termijn.
Het bovenwettelijk verlof heeft een verjaringstermijn van vijf jaar (60 maanden) na het jaar van toekenning. Bij verjaring komt het verlof in beginsel ook te vervallen na het verstrijken van de termijn, maar dit kan door middel van een schriftelijke verklaring van de medewerker uitgesteld worden (‘gestuit’). De strekking van deze verklaring is dat de medewerker de beschikking wil houden over het verlof dat dreigt te verjaren. Het gevolg is dat een nieuwe verjaringstermijn gaat lopen en de medewerker zijn aanspraak op het verlof behoudt. Dit laatste wil overigens niet zeggen dat hij er ook altijd over kan ‘beschikken’, zoals bedoeld in artikel 6:2:6, derde lid van de CAR-GUWO.
De splitsing van wettelijk en bovenwettelijk verlof is zowel voor de medewerker als de leidinggevende zichtbaar in “Mijn HR-zaken”, inclusief de verval- en verjaringstermijnen.
Opbouw en opname van vakantie-uren tijdens ziekte
Er wordt bij de opbouw en opname van vakantie-uren geen onderscheid meer gemaakt tussen de situatie waarin de medewerker ziek of niet-ziek is.
Afwezigheid vanwege ziekte leidt niet tot vermindering van vakantieopbouw. Dit vloeit voort uit de Europese richtlijn 2003/88/EG.
Indien aan de medewerker op zijn verzoek vakantie wordt verleend op werkdagen, waarop hij of zij wegens ziekte geheel of gedeeltelijk zijn arbeid niet kan verrichten, wordt het aantal vakantie-uren van de medewerker verminderd met het aantal uren dat hij of zij op die dag zou werken als hij of zij niet ziek zou zijn geweest. Dat betekent dus dat bij halve dagen ziek-zijn, dat aantal vakantie-uren in mindering wordt gebracht van het vakantiesaldo dat de medewerker op die dag behoorde te werken volgens zijn rooster of de geldende basisafspraken op die dag.
De vakantie mag het herstel niet belemmeren. Bij twijfel kan de bedrijfsarts hierover een advies geven.
In het geval waarin de medewerker in het kader van een medische behandeling of therapie elders moet verblijven, worden geen vakantie-uren afgeschreven.
Deze regeling treedt in werking op 1 april 2018 en werkt terug tot en met 1 januari 2018. Hierdoor wordt bereikt dat medewerkers die op basis van deze regeling hogere verlofaanspraken hebben dan op grond van de oude regeling het geval zou zijn geweest, al vanaf 1 januari 2018 de nieuwe, hogere verlofaanspraken daadwerkelijk genieten. Het overgangsrecht voorziet er in dat medewerkers die op grond van deze regeling minder verlofaanspraken hebben dan op basis van de oude regeling het geval zou zijn geweest, over de periode van 1 januari 2018 tot 1 april 2018 nog de oude, hogere verlofaanspraken genieten.