Organisatie | Enschede |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Treasurystatuut 2018 |
Citeertitel | Treasurystatuut 2018 Gemeente Enschede |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Vervangt Treasurystatuut 2014 Gemeente Enschede
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
16-03-2018 | Nieuwe regeling | 12-03-2018 |
In de raadsvergadering van 12 juni 2017 is ingestemd met de herziene financiële verordening artikel 212. In deze verordening is ten aanzien van treasury opgenomen:
In dit herziene treasurystatuut zijn een aantal actuele wijzigingen in externe en interne regelgeving opgenomen, zijnde:
Vanaf 2016 gelden de regels voor de rentetoerekening aan het grondbedrijf uit de notitie grondexploitaties van de commissie BBV. Dat betekent dat over bouwgrond in exploitatie niet langer het omslagrentepercentage mag worden toegerekend. Slechts nog de gemiddelde rente van de daadwerkelijke rentelasten van de langlopende en kortlopende rente mag in rekening worden gebracht.
Vanaf de begroting 2018 gelden voor de bepaling van het omslagrentepercentage de regels uit de notitie rente van de commissie BBV. Hierdoor wordt het omslagrentepercentage niet langer bepaald op basis van de gemiddelde rente van de gemeentelijke leningenportefeuille. De omslagrente is nu het gemiddelde van de rentelasten op de kort- en langlopende financiering waarbij de te ontvangen rente uit verstrekte leningen in mindering dient te worden gebracht. Daarnaast geldt nu ook dat bij meer dan 0,5% afwijking tussen begroot en gerealiseerd renteresultaat, het omslagrentepercentage moet worden bijgesteld en verwerkt in de jaarrekening.
De beleidsregels publieke taak leningen en garanties zijn op enkele punten aangepast, zijnde:
Het beleid waarbij de gemeente bij voorkeur garanties/borgstellingen verstrekt in plaats van leningen, is nu nog krachtiger neergezet in de regels. In de regels was al opgenomen dat de voorkeur werd gegeven aan een garantie boven een lening. Dit beleid wordt nu aangescherpt naar het slechts nog in uitzonderingsgevallen zelf te lenen. Het voordeel voor de gemeente is dat garanties geen effect hebben op de schuldratio aangezien deze als niet uit de balans blijkende verplichtingen worden opgenomen. Ook zijn de administratieve handelingen minimaal in vergelijking met het uitgeven van leningen. De bank zorgt voor de administratie handeling zoals de inning van rente en aflossing. Zij zijn ook beter toegerust om het debiteurenbeheer uit te voeren dan de gemeente. Hierdoor is het risico ook lager dat een verkrijger niet voldoet aan haar verplichtingen om rente en aflossing te voldoen.
Bij het verstrekken van leningen wordt expliciet een uitzondering gemaakt voor de zogenaamde duurzaamheidsleningen voor sportverenigingen. Bij deze leningen staat het Waarborgfonds van de Sport voor 100% van het te lenen bedrag garant. Daarbij is wel vereist dat de gemeente deze leningen verstrekt. Aangezien deze leningen aansluiten bij de gemeentelijke doelstellingen op duurzaamheid en het risico nagenoeg nihil is voor de gemeente, wordt voor dit doel wel leningen verstrekt.
Onlangs is een leantraject doorlopen voor de te verstrekken leningen. Hieruit is onder meer gekomen dat de administratieve handelingen bij de verstrekte leningen worden verminderd indien wordt gewerkt met automatische incasso’s voor de inning van de rente en aflossing. Het afgeven van een machtiging voor een automatische incasso bij een te verstrekken lening, is hiermee door de gemeente verplicht gesteld. Het voordeel voor de geldnemers is dat zij zelf kunnen aangeven of zij jaarlijks, per kwartaal of maandelijks de schuld willen voldoen.
In dit statuut staan vele vaktermen vermeld. In bijlage 1 is daarom een verklarende woordenlijst opgenomen waarin de schuin gedrukte woorden uit het statuut worden toegelicht.
Artikel 1 Doelstellingen treasurybeleid
De doelstellingen van het treasurybeleid van de gemeente zijn:
Artikel 3 Beperking omvang gemeentelijke financiering
Er worden grenzen aan het treasurybeleid gesteld door:
Artikel 4 Richtlijnen en limieten externe financiering
Artikel 5 Afgeleide financiële instrumenten
Het gebruik van afgeleide financiële instrumenten (derivaten) is toegestaan nadat de gemeenteraad conform artikel 169 van de gemeenteraad in de gelegenheid is gesteld wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen. Daarbij worden slechts instrumenten ingezet die zijn toegestaan conform de Wet fido.
Artikel 6 Richtlijnen en limieten uitzettingen
Artikel 7 Gemeenteleningen en gemeentegaranties
De gemeente is bereid geldleningen aan derden te verstrekken of als borg garant te staan conform de beleidsregels publieke taak leningen en garanties gemeente Enschede. Ook is de gemeente bereid achtervang te zijn voor het Waarborgfonds Sociale Woningbouw in het kader van leningsverstrekking aan de woningcorporaties. Bij besluiten die niet binnen de beleidsregels vallen, vraagt het college vooraf instemming van de raad.
Bij elk besluit tot leningverstrekking stelt het college het verschuldigde rentetarief vast. Dit rentetarief wordt gebaseerd op het rentetarief van een gelijksoortige lening bij de Bank Nederlandse Gemeenten ten tijde van de indiening van het collegevoorstel en wordt als regel verhoogd met een opslag voor administratiekosten en eventueel een opslag voor marktconformheid. Ook bij een gemeentegarantie kan sprake zijn van een opslagpercentage voor marktconformheid dat door het college wordt vastgesteld.
Verantwoordelijkheden en bevoegdheden
Artikel 12 Verantwoordelijkheden en taken
Artikel 15 Rechtspositie treasurystatuut
Het treasurystatuut is geschreven als uitwerking van artikel 15 uit de Financiële Verordening artikel 212 Gemeentewet zoals vastgesteld in de vergadering van de gemeenteraad op 12 juni 2017.
Memorie van toelichting Treasurystatuut 2018 gemeente Enschede
In deze memorie van toelichting wordt het wettelijke kader voor de treasuryfunctie van de gemeente kort beschreven. Het Treasurystatuut 2018 is opgesteld met als aanname dat aan de wettelijke verplichtingen en opgelegde randvoorwaarden wordt voldaan.
Het wettelijke kader aangaande treasuryfunctie betreft een drietal wetten namelijk:
2. Besluit Begroting en Verantwoording gemeenten (BBV)
3. de Wet financiering en decentrale overheden (fido) en daaruit voortvloeiende regelingen.
In de Gemeentewet staat ten aanzien van treasury het volgende:
In artikel 160, lid 1e is opgenomen dat het college bevoegd is tot privaatrechtelijke rechtshandelingen van de gemeente te besluiten. Het college is daarom verantwoordelijk voor een deugdelijke uitvoering van het treasurybeleid en -functie.In artikel 169, lid 4 is hier wel een beperking op aangebracht. Het college behoort geen besluiten te nemen aangaande privaatrechtelijke handelingen indien de raad daarom verzoekt of het besluit ingrijpende gevolgen heeft voor de gemeente. In dit geval moet de raad in staat zijn om vooraf wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen.
Ad 2: Besluit Begroting en Verantwoording
In het BBV zijn een aantal zaken vermeld ten aanzien van de treasuryfunctie, zijnde:
In artikel 13 is opgenomen dat de paragraaf betreffende de financiering in ieder geval de beleidsvoornemens ten aanzien van het risicobeheer van de financieringsportefeuille bevat en geeft inzicht in de rentelasten, het renteresultaat, de wijze waarop rente aan investeringen, grondexploitaties en taakvelden wordt toegerekend en de financieringsbehoefte.
Daarnaast zijn de notitie rente en de notitie grondexploitatie van de commissie BBV van toepassing op de interne renteverrekening. In deze notities is opgenomen hoe het omslagrentepercentage c.q. de rente voor bouwgronden in exploitatie dient te worden berekend. Voor het omslagpercentage geldt dat herrekening volgt als het renteresultaat in de jaarrekening meer dan 0,5% afwijkt van het begrote resultaat. Bij de rente grondexploitaties geldt dat bij de berekening altijd sprake is van het werkelijke gemiddelde rentepercentage van de gemeente in de jaarrekening.
De Wet fido (Financiering Decentrale Overheden) heeft begin 2001 de Wet filo (Financiering Lagere Overheden) uit 1987 vervangen. In 2006 is de wet geëvalueerd en enigszins aangepast. In december 2013 is vervolgens de regelgeving ten aanzien van de verplichting tot schatkistbankieren toegevoegd.
Daarnaast gelden, als uitvloeisel van de Wet fido:
De regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden die is aangescherpt naar aanleiding van de problemen met de beleggingen in IJsland uit het najaar van 2008. In 2014 zullen deze regels wederom worden aangepast als gevolg van het beleidskader inzake het gebruik van financiële derivaten door (semi)publieke instelling.
De hoofdzaken uit de Wet fido en bijbehorende regelingen zijn:
De gemeente gaat slechts leningen aan, zet middelen uit of verleent garanties ten behoeve van de publieke taak. Decentrale overheden kunnen binnen het wettelijke kader zelf bepalen wat zij tot hun publieke taak rekenen. Wel wordt terughoudendheid van de decentrale overheden verwacht en zal door de toezichthouder worden gekeken of de gemeente degelijk motiveert waarom een activiteit tot zijn publieke taak wordt gerekend
De gemeente hanteert slechts derivaten of zet slechts middelen uit, anders dan ten behoeve van de publieke taak, indien deze uitzettingen of derivaten een prudent karakter hebben en niet zijn gericht op het genereren van inkomen door het lopen van overmatig risico. Hierbij worden minimumeisen gesteld aan de tegenpartijen waarbij uitzettingen mogen worden gedaan.
Het prudente gebruik van derivaten houdt in dat:
Er moet sprake zijn van een gesloten positie dus de onderliggende waarde waarop het derivaat betrekking heeft, heeft gelijke modaliteiten (in omvang en looptijd) als de bijbehorende financieringsbehoefte of bijbehorende overtollige middelen. Het derivaat brengt geen groter risico met zich mee dan het risico dat ermee wordt afgedekt.
Een belangrijk uitgangspunt van de Wet fido is het vermijden van grote fluctuaties in de rentelasten van openbare lichamen. De kasgeldlimiet is opgenomen in de Wet fido ter beperking van het bedrag van de vlottende schuld waarover dagelijks renterisico wordt gelopen. Zo worden grote fluctuaties in de korte rentelasten vermeden. Bij een derde achtereenvolgende overschrijding wordt de toezichthouder op de hoogte gebracht tezamen met een plan om binnen de limiet te blijven in het lopende kwartaal. De toezichthouder kan ontheffing verlenen van de verplichting om onder de kasgeldlimiet te blijven.
Het renterisico op de vaste schuld van de gemeente overschrijdt de renterisiconorm niet. Deze norm beoogt de beperking van het bedrag van de vaste schuld waarover op termijn renterisico wordt gelopen. De renterisiconorm is een bedrag ter grootte van een percentage van het totaal van de vaste schuld van de gemeente bij aanvang van het jaar. De toezichthouder geeft een aanwijzing als hieraan niet wordt voldaan. Ook hier kan de toezichthouder ontheffing verlenen.
Overtollige liquide middelen moeten, behoudens het drempelbedrag, worden aangehouden bij ’s Rijks schatkist. Het drempelbedrag bedraagt 0,75% van het begrotingstotaal bij decentrale overheden met een begrotingsomvang dat kleiner is dan 500 miljoen euro. Bij een groter begrotingstotaal dan 500 miljoen euro, bedraagt het drempelbedrag 3,75 miljoen euro plus 0,2% over het meerdere dat 500 miljoen euro te boven gaat.
Aangezien vrijwel alle overtollig middelen belegd moeten worden bij ’s Rijks schatkist, zijn de regels ten aanzien van uitzettingen van gering belang geworden. Er gelden echter wel eisen voor de tegenpartijen waarmee zaken wordt gedaan, zijnde:
De door deze ondernemingen uitgegeven waardepapieren moeten minimaal over aan AA minusrating beschikken, afgegeven door minimaal twee ratingbureaus. Indien de uitzetting een looptijd heeft van minder dan 3 maanden dan moet over minimaal een A-rating worden beschikt, wederom afgegeven door twee ratingbureaus.
Artikel 2Uitgangspunten risicobeheer treasuryfunctie
Met de in artikel 2, lid 3 vermelde mantelovereenkomst wordt onder meer bedoeld het contract met de huisbankier waarmee afspraken zijn vastgelegd over daggeld- en kasgeldleningen. Voor dergelijke kortlopende leningen dient slechts een offerte bij de huisbankier opgevraagd te worden. Overigens is de gemeente niet verplicht deze leningen bij de huisbankier aan te trekken dus kan de treasuryfunctie altijd meerdere offertes opvragen.
Artikel 3Beperking omvang gemeentelijke financiering
In de programmabegroting 2009-2012 zijn een aantal regels vastgesteld ter beperking van de groei van de leningenportefeuille. Vanaf de begroting 2015 is echter het begrotingstotaal sterk toegenomen door de toevoeging van de middelen uit het sociaal domein. Hierbij wordt het vastgelegde percentage voor de maximale rentelasten dan ook verlaagd. De regels worden daarom bij nu aangescherpt en luiden:
Niet lenen voor in de exploitatierekening opgenomen reguliere uitgaven
Uitgangspunt moet zijn dat de reguliere exploitatie moet kunnen worden betaald uit het lopende banksaldo, waarbij binnen de kasgeldlimiet gebleven moet worden. Voor jaarlijks terugkerende uitgaven, zoals lonen en onderhoudskosten, moet dus niet worden geleend.
Omvang leningenportefeuille is te allen tijde kleiner dan de balanswaarde van de materiële vaste activa en de verkoopbare financiële activa.
Deze spelregel is een uitvloeisel van spelregel 1. Overheden moeten slechts moeten lenen voor rendabele investeringen (zijnde investeringen die worden geactiveerd). Dit betekent voor de gemeente dat de omvang van de leningenportefeuille nooit groter zou mogen zijn dan het totaal van materiële vaste activa op de balans en het deel van de financiële vaste activa die verkoopbaar zijn tegen minimaal de balanswaarde (zijnde de aandelen in het bezit van de gemeente)
De rentelasten bedragen niet meer dan 3% van het begrotingstotaal.
De spelregels 1 en 2 zorgen nog niet automatisch voor een inperking van de groei van de leningenportefeuille en daarmee verdere uitholling van de balanspositie. Daarnaast is het van belang dat het aandeel van de rentelasten in het begrotingstotaal niet te groot wordt. Dit belemmert de flexibiliteit van de begroting. Daarom wordt gesteld dat het aandeel van de rentelasten maximaal 3% bedraagt van het begrotingstotaal. De rentelasten in deze zijn de totale rentelasten van de kort- en langlopende financiering minus de rentebaten uit de verstrekte leningen (en sluit hiermee aan bij omvang rentelasten uit BBV-richtlijnen). Bij een overschrijding wordt hierover gerapporteerd middels de P&C-producten tezamen met de maatregelen die worden genomen ter inperking van de rentelasten.
Overigens is naast deze spelregels nog sprake van de verplichte BBV-indicator netto-schuldquote (waarover wordt gerapporteerd in de paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing) die ook inzage biedt in de hoogte van de gemeentelijke schuld.
Artikel 4Richtlijnen en limieten externe financiering
De rente voor vlottende schuld is normaliter lager dan de rente op vaste schuld. Vandaar dat tot maximaal het bedrag van de kasgeldlimiet kort kan worden geleend alvorens tot consolidatie wordt overgegaan.
Bij het aantrekken van vaste schuld wordt gekeken naar de bestaande leningenportefeuille samen met de verwachte financieringsbehoefte die blijkt uit de liquiditeitsplanningen van de investeringen. Er wordt bij het aantrekken van langlopende leningen gezorgd voor een spreiding van het renterisico. Dit betekent dat de leningenportefeuille een evenwichtig aflossingspatroon kent en het rentesico langjarig binnen de voorgeschreven renterisiconorm blijft.
De Gemeente Enschede kan Medium Term Notes (MTN’s) uitgeven onder het programma ‘Ongelimiteerde Medium Term Note Programma Nederlandse Gemeenten’ dat in 1998 van start is gegaan. In de raad van 21 september 1998 heeft ingestemd met deelname van de Gemeente Enschede aan dit programma. Het voordeel van MTN’s kan zijn dat de rente lager is door de betere verhandelbaarheid van de notes ten opzichte van onderhandse geldleningen.
Vervroegde aflossing kan interessant zijn op het moment dat de huidige marktrente lager is dan de rente die nu wordt betaald. Indien de contante waarde van de resterende rentebetalingen van een lening tegen de huidige rente, dus de rente waartegen eventueel geherfinancierd kan worden, lager is dan de contante waarde tegen de contractrente dan is vervroegde aflossing interessant. Om de administratieve kosten te dekken, wordt als vuistregel gehanteerd dat het voordeel groter moet zijn dan te betalen boete.
Overigens kan vervroegde aflossing ook als instrument worden ingezet als er behoefte is aan herstructurering van de portefeuille bijvoorbeeld als de looptijd van de portefeuille zou moeten worden ingekort of verlengd. Vervroegde aflossing kan ook een optie zijn bij het verkrijgen van middelen (uit bijvoorbeeld verkoop bezittingen) omdat aflossing voordeliger is, door het vervallen van de rentelasten, dan de mogelijke renteopbrengst op de overtollige gelden.
Artikel 6 Richtlijnen en limieten uitzettingen
Uitzettingen in de vorm van aandelen zijn niet toegestaan omdat deze in hoge mate gevoelig zijn voor marktbewegingen. Volgens de Wet fido is de aankoop van aandelen de gemeente slechts toegestaan als aantoonbaar is dat deze worden gekocht in het kader van de publieke taak. Hiervan is slechts sprake als een aandelenpakket wordt verkregen bij het aangaan van een verbonden partij.
De genoemde randvoorwaarden zijn conform de ministeriële regeling ‘uitzettingen en derivaten decentrale overheden’ behorende bij de Wet fido.
De ratings moeten zijn afgegeven door één van de officiële ratingbureaus (bijvoorbeeld Standard & Poor’s, Moody’s of Fitch IBCA).
Artikel 7 Gemeenteleningen en gemeentegaranties
Het aangaan van leningen en garanties is een bevoegdheid van het college. Door middel van de beleidsregels publieke taak leningen en garanties 2018, te vinden in bijlage 2, worden deze bevoegdheden door het college vrijwillig ingeperkt. Als een lening- of garantieverstrekking niet past binnen deze regels dan zal de raad om instemming worden gevraagd alvorens het college tot verstrekking overgaat.
In de raadsvergadering van 7 februari 2000 is ingestemd met het voorstel om geen leningen meer te verstrekken aan woningcorporaties in het geval zij hiervoor borging kunnen krijgen van het Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW). Het argument dat de woningcorporaties via de gemeente voordeliger kunnen lenen, geldt tegenwoordig niet meer. Voor een lening met WSW-garantie geldt een zelfde rentepercentage als voor een lening die de gemeente (door)verstrekt aan de woningcorporatie. In geval van borging door het WSW vormt de gemeente de zogenaamde achtervang. Dit betekent dat in geval een corporatie niet aan haar betaalverplichtingen voldoet, het WSW de verplichtingen overneemt. Mocht het WSW niet over voldoende middelen beschikken om aan deze verplichtingen te voldoen dan pas wordt de gemeente aangesproken voor het gedeelte dat het WSW onvoldoende heeft. Overigens bezit het WSW een AAA-rating en is daarom uitermate kredietwaardig. De kans dat de gemeente op betaalverplichtingen wordt aangesproken is zeer gering.
Het rentetarief van een gemeentelijke lening is gebaseerd op het rentetarief dat de gemeente zelf voor een (vrijwel) soortgelijke geldlening zou hebben moeten betalen. De leningverstrekking is dan voor de gemeente in beginsel budgettair neutraal. In verband met die budgettaire neutraliteit is het noodzakelijk dat het rentetarief pas wordt vastgesteld ten tijde van de indiening van het conceptvoorstel aan Raad of college. Hiermee wordt ook voorkomen dat er een achterhaald rentetarief in een voorstel is opgenomen.
Bij het verstrekken van een lening of garantie moet een toets op staatssteun worden uitgevoerd. Het is de gemeente niet toegestaan om een lening of garantie te verstrekken waarbij de tegenpartij een rentevoordeel verkrijgt. Bij een voordeel van minder dan 200.000 euro over een periode van 3 jaren valt de verstrekking mogelijk nog onder de zogenaamde de-minimisregeling. Bij een hoger voordeel is sprake van staatssteun en is het de gemeente slechts toegestaan om een lening of garantie te verstrekken tegen marktconforme tarieven. Dit houdt in dat het rentepercentage vergelijkbaar moet zijn met de rente die deze partij aan een andere geldgever zou betalen. De gemeente zal dan een opslag voor marktconformheid in rekening moeten brengen. Ook bij het verstrekken van een garanties of borgstelling door de gemeente kan sprake zijn van een opslag of te betalen premie voor marktconformheid.
Artikel 8 Financieringsrelatie tussen concern en overige organisatieonderdelen
Het omslagrentepercentage en de rente grondexploitaties wordt jaarlijks vastgesteld door het rentecomité en opgenomen in de richtlijnen van de programmabegroting. Bij de jaarrekening volgt mogelijk een herrekening indien het omslagrentepercentage meer dan 0,5% afwijkt van de prognose die is opgenomen in de begroting, dit conform de . De rente grondexploitaties dient bij de jaarrekening gebaseerd te zijn op de daadwerkelijke rentelasten van de gemeente over het aflopen jaar.
In uitzonderingsgevallen kan een investeringsproject in aanmerking komen voor een ander rentepercentage dan het omslagrentepercentage. Conform de aangescherpte BBV-regelgeving voor de bepaling van het omslagrentepercentage kan slechts sprake zijn van een afwijkend percentage indien ook daadwerkelijk financiering ter afdekking van de gedefinieerde financieringsbehoefte wordt aangetrokken. Als beleidslijn geldt echter dat de gemeente de methode van integrale financiering hanteert. Er bestaat geen één op één relatie tussen de externe financiering en investeringen. Projectfinanciering wordt slechts bij grote uitzondering toegepast.
Het niet toevoegen van rente aan reserves is ook een uitvloeisel van de nieuwe regels voor rente vanuit het BBV. Deze aanpassing van de regelgeving is ook al verwerkt in de programmabegroting 2017-2020. Ook is deze wijziging al opgenomen in de financiële verordening van 12 juni 2017. Er wordt slechts nog rente toegerekend aan een aantal voorzieningen die echter zijn gevormd op basis van contante waarde. Door de rentetoevoeging hebben deze voorziening op einde looptijd de beoogde omvang die benodigd is ter afdekking van tekorten.
De tegoeden worden zo veel mogelijk bij de huisbankier geconcentreerd aangezien daar de meest gunstige tarieven in rekening worden gebracht c.q. worden vergoed. Dit alles wederom om de kosten te minimaliseren.
Elke 4 à 6 jaren zal een evaluatie door de treasuryfunctie worden uitgevoerd ten aanzien van de kosten van het betalingsverkeer en zal een aanbesteding van het betalingsverkeer worden uitgevoerd om te zorgen dat de kosten ook minimaal blijven.
Het betalingsverkeer moet zodanig zijn ingericht dat aan de doelstelling van het minimaliseren van interne en externe verwerkingskosten wordt voldaan. Hiertoe kan de treasuryfunctie aanwijzingen geven en richtlijnen vaststellen betreffende het betalingsverkeer.
Artikel 12Verantwoordelijkheden en taken
De treasuryfunctie is ondergebracht bij de concernstaf. Het rentecomité is het centrale orgaan binnen de Gemeente Enschede inzake het rente- en treasurymanagement.
In de kolom autorisatie staat vermeld wie tekenbevoegd is. In het geval het college van B&W vermeld staat als tekenbevoegd, betekent dit dat de burgemeester (of dienstdoende loco-burgemeester) de bijbehorende documenten tekent. De kolom uitvoering geeft aan wie de taak daadwerkelijk verricht. Wie de administratie voert staat vermeld in de kolom registratie. En in de kolom control is opgenomen wie de registratie controleert.
In artikel 17, lid 3 van de Verordening artikel 212 Gemeentewet is gemeld dat de limieten tot het opnemen van kredieten in rekening-courant, het uitzetten van tijdelijk overtollige middelen en het aantrekken van langlopende geldleningen jaarlijks worden vastgesteld in de paragraaf financiering in de begroting. Het college geeft haar bevoegdheden door aan het rentecomité door vaststelling van zorgvuldige opgestelde procedureafspraken waarbij onderscheid wordt gemaakt in het aantrekken van financieringen en het doen van uitzettingen. Deze mandatering is noodzakelijk om slagvaardig handelen op de geld- en kapitaalmarkten mogelijk te maken. De mandatering wordt verleend tot maximaal de vastgestelde limieten.
In de procedureafspraken worden o.a. zaken opgenomen zoals dat altijd van het rentecomité meekijken bij het afsluiten van transacties, wie onderdeel uitmaken van het rentecomité en hoe om te gaan met wel of geen meerderheid van stemmen in het rentecomité.
Bijlage 1: Verklarende woordenlijst
Bewijs van deelname in het kapitaal van een vennootschap.
Elk werk dat op balansdatum nog niet gereed is en voor eigen gebruik bestemd is.
Het omzetten van korte financieringsmiddelen in lange financiering.
Dit is de waarde van toekomstige (uit- en/of ingaande) geldstromen op het huidige tijdstip. Deze wordt berekend door de geldstromen te disconteren naar het huidige tijdstip tegen het nu geldende rentetarief.
Lening of deposito voor één dag tegen een vast rentepercentage.
Niet-verhandelbare belegging bij een financiële instelling, waarbij een bedrag voor een vaste periode tegen een vast rentepercentage wordt weggezet.
Financiële instrumenten belichaamd in contracten waarin de voorwaarden zijn vastgelegd waartegen een transactie op een bepaald moment zal of kan plaatsvinden en waarvan de waarde afhankelijk is van één of meer onderliggende activa, referentieprijzen of indices.
Een bedrag ter grootte van een percentage van het totaal van de jaarbegroting van de gemeente bij aanvang van het jaar dat niet belegd hoeft te worden bij ’s Rijks schatkist.
Het aantrekken van middelen uit bronnen die buiten de organisatie liggen.
De behoefte om uit interne of externe bronnen vermogen aan te trekken voor de dekking van de vermogensbehoefte.
Bezittingen van een gemeente waarvan het daarvoor benodigde vermogen voor een periode langer dan een jaar is vastgelegd. Het zijn de bezittingen die een gemeente die bestaan uit kapitaalgoederen zoals deelnemingen in andere organisatie, aandelen, langlopende verstrekte geldleningen en andere financiële vorderingen.
Financiële markt voor het aantrekken of uitzetten van gelden met een looptijd van minder dan 1 jaar.
Vorm van financiering waarbij de vermogensbehoefte van de organisatie als geheel wordt betrokken, in tegenstelling tot projectgewijze financiering.
De financiering door het aanwenden van geldmiddelen die al in de organisatie aanwezig zijn.
Financiële markt voor het aantrekken of uitzetten van gelden met een looptijd van langer of gelijk aan 1 jaar.
Lening met een looptijd van maximaal 1 jaar tegen een vast rentepercentage en een aflossing ineens aan het einde van de looptijd.
Een bedrag ter grootte van een percentage van het totaal van de jaarbegroting van de gemeente bij aanvang van het jaar.
Het risico dat voortvloeit uit de mogelijkheid dat de financiële activa van de organisatie in waarde verminderen door negatieve koersontwikkelingen.
Het risico dat voortvloeit uit de mogelijkheid op een waardedaling van de vorderingspositie ten gevolge van het niet (tijdig) na kunnen komen van de verplichtingen door de tegenpartij als gevolg van insolventie.
Bezittingen van een gemeente waarvan het daarvoor benodigde vermogen voor een periode langer dan een jaar is vastgelegd. Het zijn de bezittingen die een gemeente gebruikt voor de bedrijfsvoering, niet om te verkopen. Deze bezittingen zijn, in tegenstelling tot immateriële en financiële vaste activa, stoffelijk van aard.
Een staat die lid is van de Europese Unie of een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte.
Een type richtlijn die de (uiterste) grens aangeeft van een bepaalde handeling, verantwoordelijkheid en/of bevoegdheid.
De direct opvraagbare financiële middelen van de organisatie.
Het risico dat verbonden is aan het onvoorzien ontstaan van tekorten op kortlopende geldmiddelen.
Het opdragen van taken en bevoegdheden. Degene die de taak overdraagt, blijft zelf verantwoordelijk. Mandaatverlening aan ondergeschikte ambtenaren is altijd mogelijk. Mandaatbesluiten hebben betrekking op de verdeling van interne bevoegdheden en behoeven niet openbaar gemaakt te worden.
Verhandelbare schuldtitels aan toonder, met een minimum looptijd van twee jaar en een omvang van minimaal € 500.000. Maakt onderdeel uit van een medium term note programma.
De rekenrente waarmee de betaalde rente wordt verdeeld over debestaande investeringen in vaste activa.
Schuldpapier op (middel)lange termijn dat niet genoteerd staat aan een beurs maar dat volledig op maat wordt afgesproken tussen geldgever en geldnemer. Vaak komen transacties tot stand met behulp van bemiddelaars.
Vorm van financiering waarbij voor een enkel project de financiering wordt geregeld, in tegenstelling tot integrale financiering waarbij de gehele gemeentelijke financieringsbehoefte is betrokken.
Taxatie van de kredietwaardigheid van een financiële onderneming of een land, bepaald door een ratingbureau.
Lopende rekening tussen twee partijen waarop de onderlinge vorderingen of schulden staan vermeld.
Het centrale orgaan binnen de Gemeente Enschede inzake het rente- en treasurymanagement.
Het risico dat voortvloeit uit de mogelijkheid dat in de toekomst de rentelasten van het vreemd vermogen hoger respectievelijk dat de renteopbrengsten van activa lager zullen zijn dan een bestuurlijk wenselijk geacht niveau, c.q. het in de meerjarenraming en begroting geraamde niveau.
Een bedrag ter grootte van een percentage van het totaal van de vaste schuld van het openbare lichaam bij aanvang van het jaar.
De looptijd tussen twee momenten waarop een tussentijdse aanpassing van de contractuele rente plaatsvindt.
Toekomstverwachting over de ontwikkeling van de rente op basis waarvan een financierings- en uitzettingenbeleid wordt gevoerd.
Een bindend voorschrift c.q. aanwijzing van een te volgen handelswijze.
Een financieringsvorm op middellange termijn met een variabele rente die gekoppeld is aan de geldmarktrente. De rente heeft een looptijd van 1, 2, 3, 6 of 12 maanden.
Saldo rentecompensatie circuit
De debet- en credit saldi van meerdere rekeningen van een organisatie bij eenzelfde financiële instellingen worden samengevoegd tot één gecombineerd saldo; en over dit gecombineerde saldo berekent de bank de te betalen of ontvangen rente.
De ratio geeft de verhouding aan tussen eigen vermogen en het balanstotaal en geeft inzicht in de mate waarin onze gemeente in staat is op de langere termijn aan haar financiële verplichtingen te voldoen.
Bestaat uit de uitgangspunten, doelstellingen, richtlijnen en limieten, de organisatorische en administratieve kaders, de informatievoorziening en de administratieve organisatie ter uitvoering van de treasuryfunctie.
Omvat alle activiteiten die zich richten op het besturen en beheren van de financiële stromen en voorraad financiën van een organisatie, alsmede de daaruit voortvloeiende risico’s.
Belegging in een vastrentende waarde.
Het risico dat voortvloeit uit de mogelijkheid dat op een bepaald moment de waarde van de vreemde valutastromen, uitgedrukt in eigen valuta, afwijkt van hetgeen verwacht werd op het beslissingsmoment.
Schuldtitels met een looptijd van minimaal één jaar en één dag.
Vermogenstitels met een vaste renteopbrengst.
Een privaatrechtelijke of publiekrechtelijke organisatie waarin gemeente Enschede een bestuurlijk én een financieel belang heeft.
Bijlage 2: Beleidsregels publieke taak leningen en garanties gemeente Enschede 2018
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Enschede;
gelet op artikel 160, lid 1, sub e, en artikel 169, lid 4, van de Gemeentewet;
gelet op artikel 2 en 2a van de Wet financiering decentrale overheden en artikel 7 van het Treasurystatuut 2018;
gelet op titel 4.1 ('Beschikkingen'), titel 4.2 ('Subsidies') en titel 4.3 ('Beleidsregels') van de Algemene wet bestuursrecht;
gelet op de Algemene subsidieverordening 2016;
overwegende dat openbare lichamen uitsluitend ten behoeve van de publieke taak geldleningen en garanties voor geldleningen kunnen verstrekken;
overwegende dat het aanbeveling verdient beleidsregels vast te stellen inzake het verstrekken van leningen en garanties door de gemeente Enschede voor de deelgebieden sport (exclusief betaald voetbal), welzijn, zorg en opvang, volksgezondheid, onderwijs, kunst en cultuur;
Beleidsregels publieke taak leningen en garanties gemeente Enschede 2018.
Artikel 2: Kring van rechthebbenden
Artikel 3: Inhoudelijke criteria
De te financieren zaken moeten nodig zijn in het kader van de uitvoering van een publieke taak in de gemeente Enschede. Dat wil zeggen dat ze moeten passen binnen en bijdragen aan het gemeentelijk beleid en het openbaar belang. Tevens moet er met de financiering een voor de gemeente relevant maatschappelijk doel worden gediend. De gemeenteraad geeft door middel van de vaststelling van de gemeentebegroting, de begrotingswijzigingen en beleidsnota’s het richtinggevende en budgettaire kader.
Een lening wordt niet verstrekt indien de te financieren zaken niet voldoende zekerheid bieden voor verhaal van rente en aflossing van de te verstrekken garantie of lening. Dit betekent dat in geval de te financieren zaak een onroerende zaak is, het recht van hypotheek wordt verleend en voor roerende zaken een recht van pand wordt verleend.
Artikel 4: Financiële criteria
Specifiek voor sport geldt dat er wordt samengewerkt met de Stichting Waarborgfonds Sport (SWS). Zonder medewerking van dit Fonds wordt in beginsel geen borgstelling of lening door de gemeente verstrekt. Deze stichting biedt naast een borgstelling van 50% ook een aanvullende toetsing zoals een sporttechnische keuring en een jaarlijkse controle van de begroting en jaarrekening. Er wordt aansluiting gezocht bij de eisen aan een borgstelling van het SWS.
Artikel 6: Overige criteria en uitgangspunten
De hoogte van het in rekening te brengen rentepercentage en administratiekosten wordt bepaald aan de hand van een door de gemeente vastgestelde rekenmethode. Hierbij wordt rekening gehouden met de regelgeving rondom staatssteun en kan sprake zijn van een toeslag op de rente voor marktconformiteit. De notariskosten zijn ook voor rekening van de aanvrager.
Deze beleidsregels treden in werking op de dag van inwerkingtreding van het Treasurystatuut 2018.