Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Voorschoten

Gedragscode integriteit raads- en commissieleden Voorschoten 2018

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieVoorschoten
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingGedragscode integriteit raads- en commissieleden Voorschoten 2018
CiteertitelGedragscode integriteit raads- en commissieleden Voorschoten 2018
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 15 van de Gemeentewet
  2. artikel 170 van de Gemeentewet
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

10-03-2018Nieuwe regeling

15-02-2018

gmb-2018-48629

Z/18/017570/65577

Tekst van de regeling

Intitulé

Gedragscode integriteit raads- en commissieleden Voorschoten 2018

De raad der gemeente Voorschoten;

 

Gelet op artikel 15 lid 3, artikel 170 lid 2;

besluit:

  • 1.

    vast te stellen de Gedragscode integriteit raads- en commissieleden Voorschoten 2018

  • 2.

    vast te stellen het bijgevoegde Protocol integriteitskwesties gemeenteraad Voorschoten 2018

  • 3.

    in te trekken de Gedragscode bestuurlijke integriteit raads- en commissieleden 2006.

Gedragscode integriteit raads- en commissieleden Voorschoten 2018

 

Paragraaf 1. Algemene bepalingen

Artikel 1.1

Onder raadslid wordt verstaan: een lid van de gemeenteraad van Voorschoten.

Artikel 1.2

Onder commissielid wordt verstaan: een lid van een commissie als bedoeld in artikel 82 van de Gemeentewet, niet zijnde een raadslid.

Artikel 1.3

Onder college wordt verstaan: het college van burgemeester en wethouders.

Artikel 1.4

Deze gedragscode geldt voor de raads- en commissieledenleden maar richt zich ook tot de bestuursorganen.

Artikel 1.5

Deze gedragscode is openbaar en via internet beschikbaar.

 

Paragraaf 2. Voorkomen van belangenverstrengeling

Artikel 2
  • 1.

    Het raads- of commissielid levert de griffier de informatie aan over de (neven)functies die openbaar gemaakt moeten worden bij aanvang van het raadslidmaatschap. Als gaande het lidmaatschap nieuwe (neven)functies aanvaard worden of de omstandigheden met betrekking tot bestaande (neven)functies wijzigen, wordt de informatie die hierop betrekking heeft binnen één week aangeleverd bij de griffier.

  • 2.

    De informatie betreft in ieder geval:

    • i.

      de omschrijving van de (neven)functie;

    • ii.

      de organisatie voor wie de (neven)functie wordt verricht;

    • iii.

      of het al dan niet een (neven)functie betreft uit hoofde van het raads- of commissielidmaatschap; en

    • iv.

      of de (neven)functie bezoldigd of onbezoldigd is.

  • 3.

    De griffier legt hiervoor een register aan en beheert dit register. Het register is openbaar en via internet beschikbaar.

     

Paragraaf 3. Informatie

Artikel 3.1

Het raads- of commissielid zorgt ervoor dat vertrouwelijke en geheime informatie waarover hij beschikt veilig wordt bewaard.

Artikel 3.2

Het raads- of commissielid maakt niet ten eigen bate of ten bate van derden gebruik van in de uitoefening van het ambt verkregen niet-openbare informatie.

 

Paragraaf 4. Omgang met geschenken en uitnodigingen

Artikel 4.1
  • 1.

    Een raads- of commissielid accepteert geen geschenken, faciliteiten en diensten als zijn onafhankelijke positie hierdoor kan worden beïnvloed.

  • 2.

    Onverminderd het eerste lid kan het raads- of commissielid incidentele geschenken die een geschatte waarde van ten hoogste € 50 vertegenwoordigen behouden.

  • 3.

    Geschenken die het raads- of commissielid uit hoofde van zijn ambt ontvangt en die een geschatte waarde van meer dan € 50 vertegenwoordigen worden, als zij niet worden teruggestuurd, eigendom van de gemeente.

  • 4.

    De griffier legt een register aan van de geschenken met een geschatte waarde van meer dan € 50. In het register is aangegeven welke bestemming de gemeente hieraan heeft gegeven. Het register is openbaar en via internet beschikbaar.

  • 5.

    Geschenken worden niet op het huisadres ontvangen.

Artikel 4.2
  • 1.

    Deelname aan excursies en evenementen voor rekening van anderen dan de gemeente maakt het raadslid binnen één week na deelname openbaar. Daarbij wordt ook openbaar gemaakt wie de kosten voor zijn rekening heeft genomen.

  • 2.

    De informatie is openbaar en via internet beschikbaar.

Artikel 4.3
  • 1.

    Een raads- of commissielid meldt de griffier de ondernomen buitenlandse reizen voor rekening van anderen dan de gemeente binnen één week na terugkeer in Nederland. Hij meldt in ieder geval het doel, de bestemming en de duur van de reis en wat daarvan de kosten waren.

  • 2.

    De griffier legt hiervoor een register aan en beheert dit register. Het register is openbaar en via internet beschikbaar.

     

Paragraaf 5. Gebruik van voorzieningen van de gemeente

Artikel 5.1
  • 1.

    Het bestuursorgaan richt de financiële en administratieve organisatie zodanig in dat er een getrouw beeld mogelijk is van de juistheid en rechtmatigheid van de uitgaven en hanteren heldere procedures over de wijze waarop functionele uitgaven rechtstreeks in rekening worden gebracht of kunnen worden gedeclareerd bij de gemeente.

  • 2.

    Het raads- of commissielid verantwoordt zich over zijn gebruik van de voorzieningen volgens de in het kader van het eerste lid vastgelegde regels en procedures.

Artikel 5.2

Een raads- of commissielid declareert geen kosten die reeds op andere wijze worden vergoed.

Artikel 5.3

Gebruik van voorzieningen en eigendommen van de gemeente ten eigen bate of ten bate van derden is niet toegestaan, tenzij hier andere afspraken over gemaakt zijn.

 

Paragraaf 6. Uitvoering gedragscode

Artikel 6.1

De gemeenteraad bevordert de eenduidige interpretatie van deze gedragscode. Ingeval van leemtes en onduidelijkheden in de gedragscode voorzien zij daarin.

Artikel 6.2
  • 1.

    Op voorstel van de burgemeester maakt de gemeenteraad in ieder geval afspraken over:

    • a.

      periodieke bespreking van het onderwerp integriteit in het algemeen en van de gedragscode in het bijzonder;

    • b.

      de aanwijzing van contactpersonen of aanspreekpunten integriteit;

    • c.

      de processtappen die worden gevolgd ingeval van een vermoeden van een integriteitschending door een politieke ambtsdrager van de gemeente].

  • 2.

    De afspraken, bedoeld in het eerste lid, maken deel uit van deze gedragscode.

     

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad der gemeente Voorschoten, gehouden op 15 februari 2018.

de griffier,

J. van derDoes

de voorzitter,

P.J.Bouvy-Koene

Wettelijk kader en toelichting gedragscode integriteit

Algemene toelichting

Goed bestuur is integer bestuur. Daarmee is integriteit niet alleen een verantwoordelijkheid van de individuele politieke ambtsdragers, maar een gezamenlijk belang dat de hele organisatie en het hele bestuur in al zijn geledingen aangaat. De gedragscode richt zich daarom zowel tot de individuele politieke ambtsdragers als tot de bestuursorganen. Ons democratische systeem en de democratische processen kunnen niet zonder integer functionerende organen en functionarissen. Integriteit van politieke ambtsdragers verwijst naar de zorgvuldigheid die politieke ambtsdragers moeten betrachten bij het invullen van hun rol in de democratische rechtsstaat. Dat betekent de verantwoordelijkheid nemen die met de functie samenhangt en bereid zijn verantwoording af te leggen, aan collega-bestuurders en/of (leden van) de volksvertegenwoordiging en bovenal aan de burger. In de democratische rechtsstaat dient eenieder zich te houden aan de wetten en regels die op democratische wijze zijn vastgesteld. Dat geldt zeker voor de politieke ambtsdragers die (mede)verantwoordelijk zijn voor de totstandkoming van die wetten en regels. Zonder dat zal het vertrouwen in de democratische rechtsstaat worden ondermijnd en het draagvlak voor de naleving van de wetten en regels verdwijnen. Vertrekpunt voor de politieke ambtsdrager is dan ook de eed of gelofte die de politieke ambtsdrager bij de ambtsaanvaarding aflegt.

 

Integriteit is niet alleen een kwestie van regels, maar ziet ook op de onderlinge omgangsvormen. Een respectvolle omgang met burgers en organisaties, tussen politieke ambtsdragers onderling en tussen politieke ambtsdragers en medewerkers, met behoud van eigen politieke inhoud en stijl, is van groot belang.

 

De volksvertegenwoordiging stelt zowel voor de eigen leden als voor de dagelijkse bestuurders (voorzitter en overige leden van het dagelijks bestuur) een gedragscode vast. Dat is zo vastgelegd in de Gemeentewet. De gedragscode is richtsnoer voor het handelen van individuele politieke ambtsdragers en heeft tot doel hen te ondersteunen bij de invulling van hun verantwoordelijkheid voor de integriteit van het openbaar bestuur. Voor de twee groepen van politieke ambtsdragers (volksvertegenwoordigers en dagelijkse bestuurders) is er een afzonderlijke gedragscode. Onderhavige gedragscode heeft betrekking op de volksvertegenwoordigers: raads- en commissieleden. Veel bepalingen zijn voor de volksvertegenwoordigers en de dagelijkse bestuurders gelijk. Er zijn ook verschillen. Die hebben te maken met de staatsrechtelijke posities en met de voor hen geldende wettelijke (integriteits)regels. De gemeenteraad is een politiek orgaan. In de volksvertegenwoordigingen worden specifieke of (partij-)politieke belangen ingebracht voor het algemeen belang van de gemeente. Deze politieke ambtsdragers krijgen het mandaat van hun kiezers en de gedragscode dient de vervulling van het kiezersmandaat te ondersteunen.

 

Het handelen van het dagelijks bestuur en van de bestuurders staat ten dienste van de gemeente. De ambtsdragers aan wie en de organen waaraan het dagelijks bestuur is opgedragen, zijn over hun bestuurlijke handelen en over hun functioneren verantwoording schuldig aan de volksvertegenwoordigende organen. Aan het dagelijks bestuur en de bestuurders worden ook in de gedragscode bijzondere eisen gesteld om optimale openheid en controleerbaarheid mogelijk te maken.

 

Het rechtskarakter van de gedragscode is dat van een interne regeling, als nadere invulling en concretisering van de wettelijke regels. De gedragscode bevat in aanvulling op wettelijke regels gedragsnormen en regels over procedures die de transparantie van het handelen van politieke ambtsdragers evenals van de besluitvorming over en de naleving van de normen vergroten. Zij vormt een beoordelingskader en leidraad bij twijfel, vragen en discussies. Het niet naleven van de gedragscode heeft geen rechtsgevolgen. Sprake is van zelfbinding. De regels worden in gezamenlijk debat vastgesteld door de politieke ambtsdragers zelf. In dit licht moeten de regels in de code worden gezien. Dat maakt de gedragscode evenwel niet vrijblijvend. De volksvertegenwoordigers kunnen daarop worden aangesproken en zij dienen zich over de naleving ervan te verantwoorden. Het niet naleven van de gedragscode kan dus wel onderdeel worden van politiek debat en politieke gevolgen hebben.

 

Integriteit is een thema dat betekenis krijgt in het handelen. Een integriteitsbeleid dat alleen op papier bestaat is slechts een dode letter. Daarom moet het handelen van politieke ambtsdragers regelmatig onderwerp van gesprek zijn, juist ook onderling, en ook daarbij geeft de gedragscode ondersteuning. De code en de voorgestelde registraties zijn instrumenten. Integriteit is uiteindelijk niet in regels te vangen. In de woorden van de schrijver C.S. Lewis gaat het om ‘doing the right thing, even when no one is watching’.

 

Integer handelen kan alleen in een cultuur en organisatie waar ook de andere waarden van goed bestuur worden nagestreefd. De Nederlandse Code voor Goed Openbaar Bestuur1 benoemt een aantal kernwaarden van goed openbaar bestuur. Integriteit wordt hierin in één adem genoemd met openheid. ‘Openheid en integriteit’: “het bestuur is open en integer en maakt duidelijk wat het daaronder verstaat.“ De wetgeving (en de gedragscode in aanvulling hierop) bevat diverse voorschriften inzake openheid met het oog op de integriteit.

 

Die voorschriften hebben betrekking op openbaarmaking van nevenfuncties en/of neveninkomsten, van geschenken, buitenlandse reizen, excursies en evenementen. De registraties in de codes zijn bedoeld om de transparantie te bevorderen die belangenverstrengeling en onverantwoord en/of onjuist gebruik van publieke middelen door politieke ambtsdragers moeten tegengaan. De politieke ambtsdrager is primair zelf verantwoordelijk voor zijn integriteit en hij zal zich daar in alle openheid over moeten verantwoorden.

 

De Nederlandse Code voor Goed Openbaar Bestuur verbindt openheid en integriteit met de kernwaarden participatie, behoorlijke contacten met burgers, doelgerichtheid en doelmatigheid, legitimiteit, lerend en zelfreinigend vermogen en verantwoording. Al deze kernwaarden klinken in verschillende mate door in de hierna volgende gedragscode.

Artikel 1

Wettelijke grondslag

 

De gemeenteraad stelt een gedragscode vast voor hun leden (artikel 15, derde lid, van de Gemeentewet).

Artikel 2

Wettelijk kader

 

Afleggen eed of belofte (artikel 14 van de Gemeentewet)

 

Alvorens hun functie te kunnen uitoefenen leggen de raadsleden in de vergadering, in handen van de voorzitter, de volgende eed (verklaring en belofte) af: “Ik zweer (verklaar) dat ik om tot raadslid te worden, rechtstreeks noch middellijk, onder welke naam of welk voorwendsel ook, enige gift of gunst heb gegeven of beloofd. Ik zweer (verklaar en beloof) dat ik, om iets in dit ambt te doen of te laten, rechtstreeks noch middellijk enig geschenk of enige belofte heb aangenomen of zal aannemen. Ik zweer (beloof) dat ik getrouw zal zijn aan de Grondwet, dat ik de wetten zal nakomen en dat ik mijn plichten als raadslid naar eer en geweten zal vervullen.”

 

Persoonlijke belangen

 

  • Een lid van een volksvertegenwoordiging neemt niet deel aan de stemming over

    • - een aangelegenheid die hem rechtstreeks of middellijk persoonlijk aangaat of waarbij hij als vertegenwoordiger is betrokken;

    • - de vaststelling of goedkeuring der rekening van een lichaam waaraan hij rekenplichtig is of tot welks bestuur hij hoort (artikel 28 van de Gemeentewet).

  • Het bestuursorgaan waakt ertegen dat tot het bestuursorgaan behorende of daarvoor werkzame personen die een persoonlijk belang bij een besluit hebben, de besluitvorming beïnvloeden (artikel 2:4, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht).

Incompatibiliteiten en nevenfuncties

 

  • Verboden overeenkomsten/handelingen: volksvertegenwoordigers mogen in geschillen, waar de gemeente(bestuur) partij is, niet als advocaat, adviseur of gemachtigde werkzaam zijn. Zij mogen bepaalde overeenkomsten, waar [de gemeente bij betrokken is, niet rechtstreeks of middellijk aangaan. Van verboden overeenkomsten kan ontheffing worden verleend (artikel 15, eerste en tweede lid, van de Gemeentewet). Op overtreding staat uiteindelijk de sanctie van schorsing en vervallenverklaring van het lidmaatschap van de volksvertegenwoordiging (artikelen X7  , X7a  en X8 van de Kieswet).

  • Onverenigbaarheid van functies: het zijn van volksvertegenwoordiger sluit het hebben van een aantal andere functies uit (artikel 13 van de Gemeentewet). Dat leidt er uiteindelijk toe dat betrokkene ophoudt lid te zijn van de volksvertegenwoordiging (artikel X1 van de Kieswet).

  • Openbaarmaking nevenfuncties: volksvertegenwoordigers maken openbaar welke nevenfuncties zij vervullen. De lijst met nevenfuncties ligt ter inzage op het gemeentehuis (artikel 12 van de Gemeentewet).

Toelichting

 

Het betreft een uitwerking van de wettelijke verplichting om nevenfuncties openbaar te maken. De informatie wordt neergelegd in een openbaar register. Het raads- of commissielid is verantwoordelijk voor de tijdige aanlevering van de informatie en voor de actualiteit daarvan.

Artikel 3

Wettelijk kader

Informatieplicht

 

Het college en elk van zijn leden zijn verplicht alle inlichtingen te geven die de volksvertegenwoordiging nodig heeft voor de uitoefening van zijn taak. Het betreft zowel een actieve als een passieve informatieplicht. Ook als individuele volksvertegenwoordigers informatie vragen zal die informatie aan de volksvertegenwoordiging moeten worden verstrekt. De informatie kan alleen worden geweigerd als die in strijd is met het openbaar belang (artikel 169 van de Gemeentewet).

Het Reglement van Orde voor de gemeenteraad kan bepalingen bevatten die betrekking hebben op informatieverstrekking en de omgang met informatie.

Geheimhouding

 

  • Een ieder die is betrokken bij de uitvoering van de taak van een bestuursorgaan en daarbij de beschikking krijgt over gegevens waarvan hij het vertrouwelijke karakter kent of redelijkerwijs moet vermoeden, en voor wie niet reeds uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift ter zake van die gegevens een geheimhoudingsplicht geldt, is verplicht tot geheimhouding van die gegevens, behoudens voor zover enig wettelijk voorschrift hem tot mededeling verplicht of uit zijn taak de noodzaak tot mededeling voortvloeit (artikel 2:5 van de Algemene wet bestuursrecht).

  • Burgemeester en wethouders op grond van een belang, genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur, geheimhouding opleggen. Ook de burgemeester heeft die bevoegdheid. De geheimhoudingsplicht moet worden bevestigd door de volksvertegenwoordiging. Ook de gemeenteraad, onderscheidenlijk (de voorzitter van) een commissie kan geheimhouding opleggen (artikelen 25, 55 en 86 van de Gemeentewet).

Het schenden van de geheimhoudingsplicht is een misdrijf (artikel 272 van de Wetboek van Strafrecht).

Toelichting

Artikel 3.1

 

Het is belangrijk de juiste maatregelen te treffen om te voorkomen dat onbevoegden vertrouwelijke en/of geheime gegevens kunnen bezitten, raadplegen of beschadigen. Daarbij moet in de digitale setting worden gedacht aan de beveiliging van de computer, smartphones e.d. met wachtwoorden en het niet onbeheerd achterlaten van USB-sticks met vertrouwelijke/geheime informatie.

Artikel 4

Wettelijk kader

Afleggen eed of belofte

 

De eed of belofte die het raadslid op grond van artikel 14 van de Gemeentewet moet afleggen heeft onder meer betrekking op het geven, aannemen of beloven van giften, gunsten of geschenken. Zie voor de wetstekst inzake de eed of belofte het wettelijk kader onder 2 voor de bepalingen ter voorkoming van belangenverstrengeling.

Toelichting

Artikel 4.1

 

In de gedragscode is uitgangspunt dat geschenken, faciliteiten en diensten niet worden geaccepteerd als hiermee de onafhankelijke positie van het raadslid kan worden beïnvloed. Dat is in ieder geval aan de orde in onderhandelingssituaties.

 

Is daarvan geen sprake dan kunnen om praktische redenen incidentele kleine geschenken (met een geschatte waarde van € 50 of minder) door het raadslid worden aanvaard, echter nooit op het huisadres. Duurdere geschenken worden niet aanvaard. Zij worden teruggestuurd of eigendom van de gemeente die zorgt voor een goede bestemming van het geschenk. In een openbaar register worden opgenomen welke geschenken van meer dan € 50 de gemeente heeft aanvaard en welke bestemming daaraan is gegeven.

Artikelen 4.2 en 4.3

 

Het gaat hier om excursies, evenementen en buitenlandse reizen die betrokkene als aanvaardt. Excursies, evenementen en buitenlandse reizen in de hoedanigheid van lid van een politieke partij vallen hier dus niet onder.

Artikel 5

Wettelijk kader

Procedure van declaratie (modelverordening VNG)

 

Er zijn voor raadsleden voorschriften opgenomen in de gemeentelijke verordening Rechtspositie over de wijze van declaratie (inclusief het overleggen van bewijsstukken) van vooruit betaalde (zakelijke) kosten en over rechtstreekse facturering van (zakelijke) kosten.

Buitenlandse excursie of reis voor raadsleden (modelverordening VNG)

 

De gemeenteraad kan een raadscommissie] (of een delegatie daaruit) toestemming verlenen voor een excursie of reis naar het buitenland. Die excursie/ reis moet zijn georganiseerd door of vanwege de gemeente. De in redelijkheid gemaakte reis- en verblijfkosten komen voor rekening van de gemeente. De gemeenteraad kan aan de toestemming voorwaarden verbinden.

Toelichting

Artikel 5.1

 

Aan raadsleden worden rechtspositionele voorzieningen, vergoedingen en andere verstrekkingen geboden die een goed functioneren van de volksvertegenwoordigers mogelijk maken. Wat betreft de uitwerking van de principes van dit stelsel zou kunnen worden aangesloten bij de werkwijze in het Voorzieningenbesluit dat geldt voor ministers en staatssecretarissen:

  • a.

    in beginsel worden voorzieningen en verstrekkingen in bruikleen ter beschikking gesteld;

  • b.

    indien een voorziening of verstrekking niet in bruikleen ter beschikking kan worden gesteld, wordt de factuur direct ten laste van de begroting van het bestuursorgaan betaald;

  • c.

    het vergoeden van voorzieningen en verstrekkingen achteraf door het indienen van declaraties, wordt tot een minimum beperkt;

  • d.

    voorzieningen, verstrekkingen en declaraties worden maandelijks openbaar gemaakt op internet.

Uitgangspunt is hier dat zo weinig mogelijk uitgaven door de volksvertegenwoordiger zelf worden gedaan via zijn of haar privérekening. Geldstromen tussen de rekening van het bestuursorgaan en de persoonlijke rekening van de volksvertegenwoordiger maken een zwaardere controle op de uitgaven noodzakelijk.

 

Het raadslid zal zich uiteraard nauwgezet moeten houden aan de regels en procedures die er met het oog hierop voor hem of haar gelden.

Artikel 5.3

 

Stelregel is dat privégebruik van gemeentelijke voorzieningen niet is toegestaan. Wel hebben organisaties mogelijk een specifieke regeling die privégebruik van bedrijfsmiddelen reguleert, zoals privégebruik van een mobiele telefoon.

Artikel 6

Toelichting

Artikel 6.1

 

De gemeenteraad is het hoogste bestuursorgaan en als zodanig verantwoordelijk voor de inhoud van de gedragscode, voor een eenduidige interpretatie daarvan en voor wijziging/aanvulling daarvan bij onduidelijkheden of leemtes.

Artikel 6.2

 

De Gemeentewet verplicht de gemeenteraad om voor zichzelf en voor de bestuurders een gedragscode vast te stellen.

 

Aanvullend op de wettelijke regels die gelden voor politieke ambtsdragers, bevat de gedragscode een aantal materiële normen waaraan de politieke ambtsdragers zich committeren.

 

De burgemeester krijgt de wettelijke taak om de bestuurlijke integriteit van zijn of haar gemeente te bevorderen. Hiermee is de verantwoordelijkheid voor de portefeuille ‘integriteit’ duidelijk belegd. De wettelijke bepalingen bieden de ruimte om naar gelang de situatie handelend op te treden, waarbij niet alleen gedacht moet worden aan het optreden bij incidenten.

Belangrijk onderdeel is ook de preventie: ervoor te zorgen dat integriteit en integriteitsbewustzijn in de bestuurlijke gremia een plek krijgen en daarbij afspraken te maken over een regelmatige bespreking van het thema integriteit, zowel in de volksvertegenwoordiging als met het bestuur.

 

De burgemeester hoeft hier niet alleen voor te staan. Een daartoe aangewezen contactpersoon of vertrouwenspersoon (bijvoorbeeld de griffier) kan hier in relatie tot de gemeenteraad eveneens een belangrijke rol in spelen. Goed denkbaar is ook dat de gemeenteraad met de burgemeester nadere afspraken maakt over de werkwijze die wordt gevolgd ingeval zich een incident of een vermoeden van een integriteitsschending voordoet. Dat geeft houvast en rust op het moment dat er gehandeld dient te worden.

 

Al deze processuele en procedurele afspraken kunnen onderdeel uitmaken van de gedragscode. De onderwerpen, genoemd in artikel 6.2, eerste lid, zijn niet uitputtend.

Protocol integriteitskwesties gemeenteraad Voorschoten 2018

Een vrijwillige overeenkomst van raads- en commissieleden en raadsfracties over wat te doen bij vermeende integriteitschendingen.

Dit protocol appelleert aan een gedeelde opvatting over goede samenwerking en omgangsvormen. Elk nieuw raads- en commissielid moet deze afspraken zelf onderschrijven en navolgen.

Hoofdstuk 1. Drie principes

  • 1.

    Onpartijdige handhaving

    Gedragscodes voor raad, college en burgemeester (en de wetten waarop ze gebaseerd zijn) definiëren integriteitschendingen en leggen zo de morele minima vast waaraan hun handelen moet voldoen. Over die minima zijn alle partijen het eens. De kern is dat de zuiverheid van de besluitvorming door die minima wordt gewaarborgd. Omdat alle partijen het over die minima eens zijn, is er geen enkele reden de handhaving ervan inzet te maken van partijpolitiek. Ook het verschil oppositie en coalitie zou in de handhaving geen rol mogen spelen. Gebeurt dat toch dan is de kans bijzonder groot dat er in de handhaving onrecht geschiedt. Uit het beginsel van ‘onpartijdige handhaving’ volgt, dat politici van alle partijen de discipline zouden moeten opbrengen om bij de beoordeling van integriteitkwesties boven de partijen te gaan staan.

     

  • 2.

    Terughoudend met publiciteit

    De media in Nederland volgen de politiek kritisch. Dat is een groot goed. Bij vermeende integriteitschendingen van politici heeft dat er echter in een aantal gevallen toe geleid dat er in de media al een (voor-)veroordeling heeft plaats gevonden, voordat er onderzoek is gedaan. Het gevolg is dat er sprake is van willekeur, dat individuele politici die (onschuldig?) onder verdenking komen te staan grote schade oplopen en dat de geloofwaardigheid van de politiek wordt aangetast. Het is daarom zaak dat alle betrokkenen bij een integriteitkwestie de grootst mogelijke terughoudendheid betrachten en de kwestie niet in een te vroeg stadium in de publiciteit brengen. Daaruit volgt ook dat in alle stadia van de afhandeling van een kwestie de groep die er bij betrokken wordt zo klein mogelijk moet zijn. Als er uiteindelijk werkelijk van integriteitschending sprake blijkt te zijn en er een oordeel over de ernst daarvan is gevormd, besluit de raad of de kwestie naar buiten wordt gebracht.

     

  • 3.

    Zorgvuldigheid tegenover vermeende schender

    Iedereen die mogelijk een schending heeft begaan, heeft er recht op dat er uiterste zorgvuldigheid wordt betracht in alle fasen van de handhaving. Dat begint al voordat de handeling die mogelijk een schending is, is uitgevoerd. Heb je er weet van dat iemand van plan is iets te doen dat mogelijk een integriteitschending zou betekenen, dan word je geacht hem of haar daar voor te waarschuwen en de weg te wijzen naar advies. Iedere politicus die bedenkingen heeft bij - uit zichzelf of op geleide van een ander - een voorgenomen handeling een schending is, heeft recht op vertrouwelijk advies. Komt iemand onder verdenking te staan dat hij een integriteitschending begaan heeft, dan dient er middels een vooronderzoek vastgesteld te worden of er überhaupt grond is voor de verdenking. Zijn er gronden, dan moet er een objectief onderzoek volgen waar ook de context in meegenomen wordt en waarin de mate van verwijtbaarheid apart wordt beoordeeld.

Hoofdstuk 2: Zes rollen: wie doet wat?

  • 1.

    Burgemeester

    • Doet vooronderzoek (laat vooronderzoek doen) of een verdenking grond heeft.

    • Geeft indien nodig opdracht voor integriteitonderzoek.

    • Beoordeelt de resultaten van het onderzoek, legt de resultaten van het onderzoek

    • onder geheimhouding voor aan de raad.

    • Doet eventueel aangifte.

  • 2.

    Griffier

    • Is vraagbaak en geeft advies aan raadsleden over de vraag of een handeling een schending is.

    • Waarschuwt ongevraagd raadsleden als zij integriteitrisico’s lopen.

    • Ondersteunt de burgemeester, de raad en individuele raadsleden bij de uitvoering van hun rol.

    • Bekijkt samen met de burgemeester de agenda van de raad met het oog op mogelijke risico's op schendingen

  • 3.

    Raad

    • Beoordeelt de uitkomsten van het onderzoek.

    • Besluit over de openbaarmaking van aanhangige kwesties.

  • 4.

    Fractievoorzittersoverleg

    • Vormt het klankbord voor de burgemeester waarmee deze tussentijds kan overleggen over trajecten rond vermeende schendingen, als hem dat raadzaam lijkt.

  • 5.

    Fractievoorzitter

    • Steunt raadslid dat bedenkingen heeft, dat aangifte doet (of wil doen), dat verdacht wordt.

    • Waarschuwt raadsleden voor integriteitrisico’s.

  • 6.

    Adviesgroep Integriteit Voorschoten (senior jurist, adviseur bestuurlijke zaken en griffier en/of secretaris)

    • Ondersteunt de burgemeester bij de uitvoering van zijn rol en zijn taken.

Hoofdstuk 3: Procedures

Een raadslid kan bedenkingen hebben bij:

 

  • 1.

    eigen voorgenomen of al uitgevoerde handelingen;

  • 2.

    voorgenomen of al uitgevoerde handelingen van een ander raadslid;

  • 3.

    voorgenomen of al uitgevoerde handelingen van een lid van het college van B&W;

  • 4.

    voorgenomen of al uitgevoerde handelingen van een ambtenaar.

De correcte procedure verschilt in alle vier gevallen.

 

Let op: Ook burgers of instanties kunnen bedenkingen hebben bij een voorgenomen of al uitgevoerde handeling van een collegelid, een raads- of commissielid of een ambtenaar. Zij kunnen indien gewenst een integriteitsmelding doen via de klachtenprocedure of rechtstreeks bij de burgemeester. Daarna treedt dit protocol in werking voor zover het voorgenomen of uitgevoerde handeling betreft van een raads- of commissielid. De burger of instantie speelt hierin verder geen rol. Wel wordt hij/zij geïnformeerd over wat er met de melding is gedaan.

Ad. 1 Bedenkingen t.a.v. eigen handelingen

(1a) Een raadslid heeft bedenkingen bij een eigen nog uit te voeren handeling. Hij vraagt de griffier om advies. Is deze voorgenomen handeling een schending? Als de griffier aangeeft dat het om een ingewikkelde kwestie gaat of als het raadslid het niet met het advies van de griffier eens is, stappen ze samen naar de burgemeester. De burgemeester formuleert (eventueel na raadpleging interne en externe deskundigen) een advies. Het raadslid volgt in principe dit advies op.

 

Let op: Als een raadslid toch van het advies van de burgemeester afwijkt, meldt het raadslid dit zelf schriftelijk bij de burgemeester. Een afschrift daarvan wordt verzonden aan de raad. Gebeurt dat niet, dan meldt de burgemeester aan de raad dat er van het advies wordt afgeweken.

 

Let op: Het komt voor dat uit het advies blijkt dat er geen eenduidige uitspraak mogelijk is over de vraag of een voorgenomen handeling een integriteitschending is of niet. Meestal betekent dit, dat ook deskundigen de zaak verschillend beoordelen. Bij een dergelijk grijs gebied is het natuurlijk aan het raadslid zelf welke keuze hij maakt over de nog uit te voeren handeling.

 

(1b) Een raadslid heeft bedenkingen bij een eigen al uitgevoerde handeling. Zelfde procedure als onder (1a). Mocht de conclusie zijn dat er van een schending geen sprake is, is de zaak afgedaan. Mocht de gedeelde conclusie zijn dat de handeling een schending was, dan overleggen de burgemeester en het raadslid over de volgende stappen. De burgemeester formuleert waar mogelijk (eventueel na raadpleging interne en externe deskundigen) een advies over de volgende stappen.

 

Het raadslid zal in ieder geval de raad laten weten een schending te hebben begaan en waar mogelijk die ongedaan maken of goed maken.

Ad. 2 Bedenkingen t.a.v. het handelen van een ander raadslid

Een raadslid dat bedenkingen heeft bij voorgenomen of al uitgevoerde handelingen van een ander raadslid doet een melding bij de griffier. De griffier meldt de bedenking, met bronvermelding, bij het andere raadslid en geeft advies. Zie verder onder de procedure bij 1. Het raadslid dat de bedenkingen heeft, speelt verder geen rol in deze procedure.

Ad. 3 Bedenkingen t.a.v. het handelen van een lid van het college van B&W

(3a) Een raadslid dat bedenkingen heeft bij nog uit te voeren of reeds uitgevoerde handelingen van een wethouder doet een melding bij de burgemeester. De burgemeester meldt de bedenking, met bronvermelding, bij de wethouder en geeft advies. Het  raadslid dat bedenkingen heeft, speelt verder geen rol in deze procedure.

 

(3b) Een raadslid dat bedenkingen heeft bij nog uit te voeren of reeds uitgevoerde handelingen van de burgemeester doet een melding bij de plaatsvervangend voorzitter van de gemeenteraad. De plaatsvervangend voorzitter van de gemeenteraad meldt de bedenking, met bronvermelding, bij de burgemeester en geeft advies. Het raadslid dat bedenkingen heeft, speelt verder geen rol in deze procedure.

 

Als de burgemeester van het advies van de plaatsvervangend voorzitter van de gemeenteraad afwijkt en dat niet zelf bij de raad en bij de Commissaris van de Koning meldt, dan meldt de plaatsvervangend voorzitter van de gemeenteraad aan de raad en aan de Commissaris van de Koning dat er van het advies wordt afgeweken.

Ad. 4 Bedenkingen t.a.v. het handelen van een ambtenaar

Een raadslid dat bedenkingen heeft bij een ambtenaar doet een melding bij de burgemeester. De burgemeester handelt dit af volgens de regels die voor ambtenaren gelden. Als de melding de griffie betreft, behandelt de werkgeverscommissie de melding.

Hoofdstuk 4: Communicatie

Over gevraagd advies

Als een raadslid een advies krijgt van de burgemeester, krijgt het raadslid dat van de griffier op schrift mee na een persoonlijk gesprek met de burgemeester. De adviezen die worden opgevolgd blijven vertrouwelijk. In principe weten alleen griffier, burgemeester en het raadslid ervan.

Tijdens het vooronderzoek

Als er een vooronderzoek naar een vermeende schending wordt ingesteld, wordt het verdachte raadslid in principe altijd op de hoogte gesteld en gevraagd naar zijn visie, argumenten en motieven. Daar wordt alleen van afgeweken als het om een ernstige schending gaat en het eventuele vervolgonderzoek in gevaar komt als het verdachte raadslid op de hoogte gesteld wordt.

 

Als er een vooronderzoek wordt ingesteld en de conclusie is dat de verdenking ongegrond is,

blijft het vooronderzoek vertrouwelijk. In dat geval weten alleen het raadslid dat meldde, het

raadslid dat verdacht werd, de griffier en de burgemeester ervan.

Tijdens het integriteitsonderzoek

Als er een vervolgonderzoek wordt ingesteld, wordt dat altijd besproken met het fractievoorzittersoverleg. Als het vervolgonderzoek tot de conclusie leidt dat er geen schending is begaan, wordt dat met het fractievoorzittersoverleg besproken. Het vervolgonderzoek blijft dan vertrouwelijk, alleen verdachte, burgemeester, griffier en fractievoorzitters weten ervan.

 

Als het vervolgonderzoek tot de conclusie leidt dat er van een schending sprake was, legt de burgemeester de resultaten van het onderzoek voor aan de raad en biedt deze tegelijk aan het verdachte raadslid aan. De raad beslist of het raadsdebat in openbaarheid of beslotenheid plaatsvindt. Nadat de raad heeft beslist tot openbaarmaking, stelt de burgemeester de pers op de hoogte.

De pers

Geen van de andere betrokkenen - melder, verdachte, fractievoorzitters, raadsleden, partijen - spreekt met de pers voordat de burgemeester de pers op de hoogte heeft gesteld, nadat de raad heeft besloten tot openbaarmaking. Het is ideaal als geen van de betrokkenen met de pers spreekt tot na het raadsdebat, omdat dat de kans op onpartijdigheid enorm vergroot. De informatie over de kwestie wordt pas openbaar nadat de raad heeft besloten tot openbaarmaking.

Hoofdstuk 5: Leren

De griffier maakt met ondersteuning van de Adviesgroep Integriteit Voorschoten ter bespreking in de raad eens per twee jaar een geanonimiseerd overzicht van de lessen die getrokken kunnen worden uit adviezen die zijn gegeven en uit de resultaten van voor- en vervolgonderzoek. Dat gebeurt op een manier die geen link met specifieke raadsleden mogelijk maakt. Dit protocol wordt eens per twee jaar door fractievoorzitters, griffier en burgemeester met de hulp van deskundigen geëvalueerd. Desgewenst wordt het protocol bijgesteld.

 

15 februari 2018

Aldus gezamenlijk overeengekomen,

Gemeenteraad Voorschoten


1

De Nederlandse Code voor Goed Openbaar Bestuur (23 juni 2009) bevat basale beginselen van goed openbaar bestuur en is een informeel instrument dat een beroep doet op de eigen verantwoordelijkheid van besturen van gemeenten, waterschappen, provincies en het Rijk om gewetensvol invulling te geven aan hun taken en verantwoordelijkheden in het openbaar bestuur. De Code bevat geen juridisch afdwingbare normen.