Organisatie | Werkorganisatie Duivenvoorde |
---|---|
Organisatietype | Regionaal samenwerkingsorgaan |
Officiële naam regeling | Treasurystatuut Werkorganisatie Duivenvoorde 2018 |
Citeertitel | Treasurystatuut Werkorganisatie Duivenvoorde 2018 |
Vastgesteld door | dagelijks bestuur |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
07-03-2018 | Nieuwe regeling | 06-02-2018 | Z/17/14612/61364 |
Het Dagelijks Bestuur van de Werkorganisatie Duivenvoorde;
gelet op het bepaalde in artikel 212 van de Gemeentewet;
gelet op het Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten;
gelet op artikel 8 van de Financiële Verordening van de Werkorganisatie Duivenvoorde;
gelet op de Wet financiering decentrale overheden;
gelet op het Besluit inwerkingtreding Wet financiering decentrale overheden;
gelet op de Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden;
gelet op de Uitvoeringsregeling Financiering decentrale overheden;
gelet op het Besluit leningvoorwaarden decentrale overheden;
gelet op de Regeling schatkistbankieren decentrale overheden;
In dit statuut wordt verstaan onder
Artikel 3 Uitgangspunten risicobeheer
Met betrekking tot het risicobeheer gelden de volgende algemene uitgangspunten:
Overtollige liquide middelen dienen in eerste instantie bij de schatkist te worden aangehouden. De werkorganisatie kan uit hoofde van de treasuryfunctie ook middelen uitzetten bij andere decentrale overheden in Nederland indien deze uitzettingen een prudent karakter hebben en niet zijn gericht op het genereren van inkomen door het lopen van overmatig risico. Het prudente karakter van deze uitzettingen wordt gewaarborgd middels de richtlijnen en limieten van dit treasurystatuut. De werkorganisatie mag geen leningen verstrekken aan de toezichthoudende provincie, zoals bedoeld in artikel 2, derde lid, van de Wet financiering decentrale overheden. Het zogenaamde in- en doorlenen met het enkele doel de middelen tegen een hoger rendement uit te zetten is verboden;
De werkorganisatie beperkt de koersrisico’s op uitzettingen uit hoofde van treasury, door daarbij uitsluitend de volgende producten te hanteren: rekening courant, daggeld, deposito’s en onderhandse geldleningen met inachtneming van het gestelde onder artikel 9.
Bij het aantrekken van financieringen voor een periode van één jaar en langer gelden de volgende uitgangspunten:
De werkorganisatie beoogt het realiseren van gunstige c.q. marktconforme condities voor af te nemen financiële diensten. Hiervoor gelden de volgende uitgangspunten:
Financiële instellingen (kredietinstellingen, beleggingsinstellingen, effecteninstellingen, verzekeraars en pensioenfondsen) dienen onder Nederlands of anderszins EER-toezicht1 te vallen, zoals De Nederlandsche Bank (DNB) en/of de Europese Centrale Bank (ECB) en de Verzekeringskamer en te voldoen aan de beschrijving zoals vermeld in artikel 1 van de laatst vastgestelde “Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden”(Ruddo);
Administratieve organisatie & interne controle
Artikel 13 Uitgangspunten administratieve organisatie en interne controle
In het kader van de treasuryfunctie gelden de volgende algemene uitgangspunten op het gebied van administratieve organisatie en interne controle:
Artikel 14 Verantwoordelijkheden
De verantwoordelijkheden met betrekking tot de treasuryfunctie staan in onderstaande tabel gedefinieerd.
1. Aan de concerndirectie wordt mandaat verleend voor de in onderstaande tabel genoemde bevoegdheden;
2. De concerndirectie krijgt de opdracht om ondermandaat te verlenen aan de in onderstaande tabel vermelde functionarissen.
In onderstaande tabel staan bevoegdheden van de medewerkers van de werkorganisatie Duivenvoorde met betrekking tot treasuryactiviteiten weergegeven alsmede de daarbij benodigde fiattering.
Artikel 16 Informatievoorziening
Met betrekking tot de treasuryactiviteiten dient tenminste de in de onderstaande tabel opgenomen informatie te worden verstrekt door de betreffende functionarissen:
Als gevolg van artikel 212 Gemeentewet zijn gemeenschappelijke regelingen verplicht een financiële verordening te hebben. In die financiële verordening zijn de financiële beleidskaders vastgelegd en vastgesteld door het Algemeen Bestuur. Het is gebruikelijk dat deze kaders - in het bijzonder die over de financiële positie, organisatie, administratie en de voorwaarden voor het aantrekken en verstrekken dan wel beleggen van gelden - worden uitgewerkt in een financierings- of treasurystatuut.
Dit is dienovereenkomstig vastgelegd in artikel 8, lid 1 en 2 van de Financiële Verordening Werkorganisatie Duivenvoorde. Het Dagelijks Bestuur stelt de regels op en, nadat het Algemeen Bestuur in de gelegenheid is gesteld wensen en bedenkingen ten aanzien van het treasurystatuut kenbaar te maken, vast.
Allereerst worden het begrippenkader en de doelstellingen van de treasuryfunctie geformuleerd. Deze worden vervolgens geconcretiseerd in richtlijnen en limieten voor de verschillende deelgebieden van treasury: risicobeheer, financiering en kasbeheer. Daarna worden de organisatorische randvoorwaarden van de treasuryfunctie weergegeven. Daarbij ligt het accent op de helderheid betreffende de verdeling van de taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden. Tot slot worden de uitgangspunten vastgelegd voor de informatie die noodzakelijk is om het gehele proces beheersbaar en meetbaar te maken en te houden.
Dit statuut is gebaseerd op de uitgangspunten en doelstellingen die zijn vastgelegd in de Wet financiering decentrale overheden (Wet fido) inclusief de daarmee samenhangende wet- en regelgeving. In deze wet worden de kaders gesteld voor een verantwoorde en professionele inrichting en uitvoering van de treasuryfunctie van decentrale overheden. De treasuryfunctie wordt hierbij gedefinieerd als:
het sturen en beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op:
de financiële vermogenswaarden, de financiële geldstromen, de financiële posities
en de hieraan verbonden risico’s
Belangrijkste mutaties ten opzichte van vorige statuut
Het bestaande treasurystatuut dateert uit 2013. In december 2013 is het voorstel “Wijziging van de Wet financiering decentrale overheden (Fido) in verband met het rentedragend aanhouden van liquide middelen in ’s Rijks schatkist” vastgesteld. Deze wijziging verplicht alle decentrale overheden om hun overtollige (liquide) middelen in rekening courant of via deposito aan te houden in de schatkist. Het woord “overtollig” verwijst naar alle middelen die decentrale overheden niet onmiddellijk nodig hebben voor de publieke taak. Onder bepaalde voorwaarden is het nog wel mogelijk uit hoofde van treasury gelden aan andere decentrale overheden uit te lenen.
Een decentrale overheid behoudt, op basis van de wet Fido, de mogelijkheid om leningen te verstrekken en uitzettingen te verrichten uit hoofde van de publieke taak. Het schatkistbankieren verandert daar niets aan.
Door het schatkistbankieren worden wel de mogelijkheden voor de werkorganisatie beperkt om een goed rendement te halen op tijdelijke geldoverschotten. Daarentegen is het risico nihil dat de uitgezette gelden niet worden terugbetaald.
In de eveneens in december 2013 vastgestelde Regeling schatkistbankieren decentrale overheden van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is nader uitgewerkt hoe schatkistbankieren voor decentrale overheden werkt en welke rechten en verplichtingen decentrale overheden en de Staat hebben.
De mogelijkheid om derivaten te gebruiken ter afdekking van financiële risico’s is conform het in de op te stellen financiële verordening Werkorganisatie Duivenvoorde 2018 niet langer mogelijk.
Om zoveel mogelijk bij de bestaande werkwijze aan te haken wordt geadviseerd dat uw Bestuur (met de vaststelling van dit statuut) de concerndirectie van de WODV mandaat verleent voor in artikel 15 nader omschreven bevoegdheden. De concerndirectie verleent op zijn beurt weer ondermandaat aan de in artikel 15 genoemde functionarissen voor de diverse bevoegdheden.
Naast het treasurystatuut neemt de Werkorganisatie Duivenvoorde jaarlijks een treasuryparagraaf op in zowel de begroting als in de jaarrekening. Hierin worden de specifieke beleidsvoornemens respectievelijk de uitvoering van het beleid op het gebied van treasury vermeld.
In dit treasurystatuut is het treasurybeleid van de werkorganisatie op hoofdlijnen vastgelegd. Dat gebeurt in de eerste plaats door het aangeven van de doelstellingen van de treasuryfunctie (in artikel 2). Vervolgens geeft het bestuur in het treasurystatuut aan binnen welke richtlijnen en limieten de doelstellingen dienen te worden gerealiseerd. Een richtlijn is een bindend voorschrift voor een handelswijze die gevolgd moet worden en een limiet is een type richtlijn die een uiterste grens aangeeft. Een belangrijk deel van de limieten en richtlijnen is bepaald door de Wet fido en de wijziging Ruddo. Middels de limieten en richtlijnen wordt het “risicoprofiel” van de werkorganisatie bepaald, waarbinnen de treasuryactiviteiten dienen te worden uitgevoerd.
De treasuryparagraaf bij de begroting geeft de beleidsplannen voor de treasuryfunctie voor de komende jaren en in het bijzonder voor het eerstkomende jaar weer. Het bevat onder meer gegevens over de algemene ontwikkelingen en de concrete beleidsplannen binnen de kaders van het treasurystatuut. Het gaat hierbij vooral om de plannen voor het risicobeheer, de financiering (analyse financieringspositie, leningen- en garantieportefeuille en uitzettingsportefeuille) en het kasbeheer. Uit de toelichting zal moeten blijken dat de plannen binnen de wettelijke kaders en het eigen treasurystatuut blijven. De treasuryparagraaf in het jaarverslag geeft in het bijzonder een verschillenanalyse tussen de plannen zoals deze zijn opgenomen in de begroting en de realisatie in het verslagjaar.