Organisatie | Zandvoort |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening gemeentelijke Rekenkamer Zandvoort 2018 |
Citeertitel | Verordening gemeentelijke Rekenkamer Zandvoort 2018 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | Rekenkamer |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
12-01-2024 | artikel 1, 2, 4, 5, 6, 7, 8, 10, toelichting | 19-12-2023 | 2021/464989 | ||
03-03-2018 | 01-01-2018 | 12-01-2024 | Nieuwe regeling | 21-11-2017 | Z2017-002338 |
Artikel 8 Vergoeding voor de werkzaamheden van de leden van de rekenkamer
De leden van de rekenkamer ontvangen als vergoeding voor hun werkzaamheden een bedrag van € 247,60 per maand, alsmede de door de gemeente Zandvoort gehanteerde tegemoetkoming in de reis- en verblijfskosten, zoals geregeld in artikel 2 van de Verordening rechtspositie raads- en commissieleden Zandvoort 2019.
De voorzitter van de rekenkamer ontvangt als vergoeding voor zijn werkzaamheden een bedrag van € 309,51 per maand alsmede de door de gemeente Zandvoort gehanteerde tegemoetkoming in de reis- en verblijfskosten, zoals geregeld in artikel 2 van de Verordening rechtspositie raads- en commissieleden Zandvoort 2019.
De raad kan de rekenkamer een gemotiveerd verzoek doen tot het instellen van een onderzoek. De rekenkamer bericht de raad binnen een maand of en in hoeverre aan dat verzoek zal worden voldaan. Indien de rekenkamer niet aan het verzoek van de raad voldoet, zal zij daarvoor goede gronden aanvoeren.
Dit artikel bevat enkele definities om te voorkomen dat bepaalde begrippen telkens in hun geheel moeten worden uitgeschreven.
De raad dient op grond van de Gemeentewet een gemeentelijke rekenkamer in te stellen.
Bij brief van 4 juni 2012 heeft de rekenkamer voorgesteld te gaan werken met een roulerend voorzitterschap. Dit is tot heden het geval.
De wetgever heeft de benoeming van de voorzitter bij de raad neergelegd in artikel 81c, tweede lid van de Gemeentewet. Ingevolge dit artikel, vijfde lid, pleegt de raad voorafgaand aan de benoeming overleg met de rekenkamer.
De rekenkamer heeft te kennen met drie leden, inclusief voorzitter te willen werken. “Ervaring leert de rekenkamer dat dit een voldoende grootte en voldoende diverse bezetting van de rekenkamer oplevert.”
De selectiecommissie wordt ad hoc ingesteld als sprake is van een vacature voor de rekenkamer. De selectiecommissie kan alleen bestaan uit de voorzitter van de raad, raadsleden en/of leden van de rekenkamer en wordt ondersteund door de griffier of een griffiemedewerker. Zij doen het voorbereidende werk, dat leidt tot een voorstel aan de raad tot benoeming van de voorzitter en leden van de rekenkamer.
Artikel 4 Agendering in raadsvergadering
De onderzoeksrapporten van de rekenkamer worden voor behandeling in de raadscommissie en raad door de rekenkamer voorzien van een raadsstuk met daarin een voorstel voor een besluit naar aanleiding van het uitgevoerde onderzoek. Het is de bedoeling dat de raad een beslissing neemt over de aanbevelingen die de rekenkamer geeft.
Het eerste lid bevat de bepaling dat de leden van de rekenkamer worden benoemd op de voordracht van een selectiecommissie. Gezien het belang van de rekenkamer is het zaak dat dergelijke belangrijke beslissingen door de raad zelf worden genomen.
Herbenoeming is steeds mogelijk met zes jaar. Het is aan de raad om hierin een keuze te maken.
Artikel 6 Ontslag en non-activiteit
Dit artikel handelt over het ontslag van de leden en over de mogelijkheid (of soms verplichting) hen op non-activiteit te stellen in bepaalde situaties die genoemd zijn in de Gemeentewet.
De rekenkamer is zelfstandig verantwoordelijk voor de besteding van het aan haar ter beschikking gestelde budget dat noodzakelijk is voor de uitvoering van haar taak. Deze zelfstandigheid van de rekenkamer ten opzichte van de raad is een borg voor een behoorlijke uitvoering van haar taak. De rekenkamer is voor de besteding van het budget uitsluitend verantwoording verschuldigd aan de raad.
Artikel 8 Vergoeding voor de werkzaamheden van de leden van de rekenkamer
De raad dient bij verordening voor de leden de vergoeding voor de werkzaamheden en een tegemoetkoming in de kosten vast te stellen (artikel 81 k Gemeentewet).
In de verordening staat er voor de vergoeding een bedrag vermeld van € 226,70 voor de leden en € 283,39 voor de voorzitter. Deze bedragen zijn door indexering opgelopen naar respectievelijk € 247,60 en € 309,51. Deze laatst genoemde bedragen zijn opgenomen in de wijzigingsverordening.
De onafhankelijkheid van de rekenkamer blijkt onder andere uit het feit dat zij zelfstandig bepaalt welke onderzoeken zullen worden ingesteld. De rekenkamer kan op verzoek van de raad een onderzoek instellen maar is niet verplicht het verzoek van de raad in te willigen. Dit verzoek van de raad wordt in artikel 182, tweede lid van de wet expliciet genoemd. Doordat deze mogelijkheid uitdrukkelijk in de wet is genoemd, wordt een bepaald gewicht toegekend aan het verzoek van de raad.
Indien de rekenkamer niet voldoet aan een goed gemotiveerd verzoek van de raad zal zij daarvoor goede gronden aanvoeren.
Artikel 10 Rapportage en terugkoppeling
Uit oogpunt van zorgvuldigheid is het van groot belang dat de onderzochte partij de kans krijgt om te reageren op het (nog niet gepubliceerde) ontwerponderzoeksrapport. Er vindt dan wederhoor plaats waarbij de feitelijke bevindingen die uit het onderzoek voortvloeien aan de betreffende ambtenaren worden voorgelegd met de vraag eventuele onjuistheden uit te halen en te corrigeren. Indien van toepassing wordt de verantwoordelijke wethouder of het college de gelegenheid geboden om te reageren op de conceptaanbevelingen die de rekenkamer verbindt aan de (gecorrigeerde) bevindingen. Tot slot brengt de rekenkamer een definitief rapport naar buiten met bevindingen, conclusies en eventueel aanbevelingen.
De leden van de rekenkamer krijgen een maandelijkse vergoeding. Het lijkt op zijn plaats dat de rekenkamer minimaal één rapport per kalenderjaar uitbrengt.