Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Hengelo

Verordening Rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden 2015-integraal na 1e wijziging

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieHengelo
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening Rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden 2015-integraal na 1e wijziging
CiteertitelRechtspositie wethouders en raadsleden
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerpRechtspositie wethouders, raads- en commissieleden 2015

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 149 van de Gemeentewet

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

27-02-201818-06-2019nieuwe regeling

30-01-2018

gmb-2018-44307

2198066

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening Rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden 2015-integraal na 1e wijziging

De raad van de gemeente Hengelo;

besluit:

vast te stellen de

Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden 2015

(integrale versie na 1e wijziging)

 

Hoofdstuk I Begripsomschrijvingen

Artikel 1  

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    commissie: commissie ingesteld op grond van de artikelen 82, 83 of 84 van de Gemeentewet

  • b.

    commissielid: lid van een commissie, bedoeld in artikel 1, onderdeel e, van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden en fractievertegenwoordigers als deelnemer van de politieke markt;

  • c.

    Rechtspositiebesluit wethouders: het Koninklijk Besluit van 22 maart 1994, Stb. 243;

  • d.

    Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden: het Koninklijk Besluit van 22 maart 1994, Stb. 244;

  • e.

    Regeling rechtspositie wethouders: de ministeriële regeling van 20 februari 2004, Stcrt. 41 als bedoeld In artikel 23 van het Rechtspositiebesluit wethouders;

  • f.

    raadslid: lid van de gemeenteraad, niet zijnde wethouder;

  • g.

    griffier: de griffier, bedoeld In artikel 107 van de Gemeentewet;

  • h.

    gemeentesecretaris: de secretaris, bedoeld in artikel 102 van de Gemeentewet.

 

Hoofdstuk II Voorzieningen voor raadsleden

Artikel 2 Vergoeding voor de werkzaamheden van raadsleden

De vergoeding voor de werkzaamheden bedoeld in artikel 2, eerste lid van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden, is gelijk aan het voor gemeenteklasse 6 geldende maximum. Het bedrag is opgenomen in tabel I van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden en wordt per januari van elk jaar door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties herzien.

 

Artikel 3 Vergoeding voor het bijwonen van commissievergaderingen

  • 1.

    Aan commissieleden wordt een vergoeding voor het bijwonen van de vergaderingen van een commissie en haar subcommissies toegekend die gelijk is aan het voor de van toepassing zijnde inwonersklasse vastgestelde bedrag in tabel IV van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid ontvangt geen vergoeding degene die zitting heeft in een commissie uit hoofde van dan wel als rechtstreeks uitvloeisel van een functie bij een instelling die grotendeels van overheidswege wordt gesubsidieerd;

  • 3.

    Het bepaalde In het eerste lid Is niet van toepassing op degene die op grond van deze verordening als commissielid een vaste vergoeding voor de werkzaamheden als bedoeld In artikel 96, tweede lid van de Gemeentewet ontvangt.

 

Artikel 4 Berekening en betaling vaste vergoedingen

  • 1.

    Hij die gedurende een gedeelte van het kalenderjaar raadslid Is geweest ontvangt de vergoedingen, bedoeld In de artikelen 2 en 3, naar evenredigheid van het aantal dagen dat hij In dat jaar raadslid Is geweest.

  • 2.

    De betaling van de vergoedingen, bedoeld In de artikelen 2 en 3, geschiedt In maandelijkse termijnen.

 

Artikel 5 Reis- en verblijfkosten

  • 1.

    Aan het raadslid worden de ten behoeve van de gemeente gemaakte kosten In verband met reizen bulten het grondgebied van de gemeente ter uitvoering van een beslissing van het gemeentebestuur vergoed.

  • 2.

    De gemeenteraad kan een delegatie uit de gemeenteraad of een raadscommissie toestemming verlenen voor een excursie of reis naar het buitenland als deze door of vanwege de gemeente wordt georganiseerd. De gemeenteraad kan aan de toestemming voorwaarden verbinden. De In redelijkheid gemaakte reis- en verblijfkosten ter zake van reizen bulten het grondgebied van de gemeente komen voor rekening van de gemeente.

  • 3.

    De In het eerste en tweede lid bedoelde vergoeding betreft:

    • a.

      bij gebruik van openbare middelen van vervoer en van een taxi: een volledige vergoeding van de In redelijkheid gemaakte noodzakelijke reiskosten;

    • b.

      bij gebruik van een eigen vervoermiddel: een vergoeding van de In redelijkheid gemaakte noodzakelijke reiskosten overeenkomstig het bepaalde In artikel 4, onderdeel b van de Regeling rechtspositie wethouders.

  • 4.

    Het raadslid van wie de arbeidsverhouding Ingevolge artikel 4, aanhef en onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 voor de toepassing van die wet als dienstbetrekking wordt aangemerkt kan op aanvraag zijn vergoeding voor de werkzaamheden als bedoeld In artikel 2 Inzetten voor een voor een vergoeding van de reiskosten woon-werkverkeer, overeenkomstig de voor het gemeentelijk personeel geldende cafetariaregeling.

 

Artikel 6 Scholing, cursus en excursie

  • 1.

    Raads- of commissieleden die aan scholing, een cursus of excursie als bedoeld In artikel 13, eerste lid van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden willen deelnemen, die niet door of namens de gemeente wordt aangeboden of verzorgd, dienen daartoe vooraf een gemotiveerde aanvraag In bij de fractie. De daarmee gemoeide kosten komen voor rekening van de fractie aangezien hier bij de bepaling van de hoogte van het budget voor de fractieondersteuning rekening mee is gehouden.

  • 2.

    De aanvraag bedoeld in het eerste lid gaat vergezeld van inhoudelijke informatie en een kostenspecificatie.

  • 3.

    Kosten van scholing die wordt georganiseerd door de beroepsvereniging van raadsleden of door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten komt altijd voor vergoeding door de fractie in aanmerking als voldaan wordt aan de voorwaarden genoemd in het eerste lid.

  • 4.

    De gemeenteraad kan in een andere verordening nadere regels stellen met betrekking tot de maximale vergoeding.

  • 5.

    Indien er sprake is van scholing, een cursus of excursie die niet ten laste van het budget van de fractieondersteuning komt, dan dient vooraf een gemotiveerde aanvraag ingediend te worden bij de griffier.

  • 6.

    Aanvragen die niet overeenkomstig de bepalingen in deze verordening worden ingediend komen niet voor vergoeding in aanmerking.

  • 7.

    In voorkomende gevallen beslist de vergadering van fractievoorzitters van alle in de raad vertegenwoordigde politieke groeperingen.

 

Artikel 7 Computer

  • 1.

    Het college van B&W verleent een raadslid op aanvraag voor de uitoefening van het raadslidmaatschap een eenmalige vergoeding per raadsperiode voor de aanschaf of het gebruik van een eigen computer, bijbehorende apparatuur en software. De hoogte van de vergoeding wordt vastgesteld door het college.

  • 2.

    Raadsleden die voor vergoeding van gebruik van de aanschaf van een computer in aanmerking willen komen dienen daarvoor, binnen drie maanden na beëdiging als raadslid, bij de griffier een aanvraag in vergezeld van de bewijsstukken van de aanschaf van de computer, bijbehorende apparatuur en software.

  • 3.

    Indien het raadslid geen aanvraag doet voor een vergoeding zoals beschreven in lid 1, dan stelt het college aan het raadslid ten laste van de gemeente voor de uitoefening van het raadslidmaatschap een computer, bijbehorende apparatuur en software in bruikleen ter beschikking. Raadsleden aan wie een computer, bijbehorende apparatuur en software ter beschikking wordt gesteld, ondertekenen hiervoor een bruikleenovereenkomst met de gemeente. Het college stelt het model van de bruikleenovereenkomst vast.

  • 4.

    Indien het raadslid voor het einde van de raadsperiode aftreedt, dan dient hij de vergoeding pro rato terug te betalen.

 

Artikel 8 Flets woon-werkverkeer

Het raadslid van wie de arbeidsverhouding ingevolge artikel 4, aanhef en onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 voor de toepassing van die wet als dienstbetrekking wordt aangemerkt kan op aanvraag zijn vergoeding voor de werkzaamheden als bedoeld In artikel 2 Inzetten voor een fiets woon-werkverkeer en met de fiets samenhangende zaken, overeenkomstig de voor het gemeentelijk personeel geldende cafetariaregeling.

 

Artikel 9 Werkkostenregeling

Gezien de Wet op de loonbelasting 1964 wijst de gemeente als eindheffingsbestanddeel als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel f, van die wet aan de vergoedingen en verstrekkingen als bedoeld in artikel 13a van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden.

 

Artikel 10 Verlaging vergoeding werkzaamheden bij arbeidsongeschiktheid

Op aanvraag verlaagt het college de vergoeding voor de werkzaamheden, bedoeld In artikel 2, in het geval een raadslid een uitkering ontvangt In verband met gehele of gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid.

 

Hoofdstuk III Voorzieningen voor wethouders

Artikel 11 Reiskosten woon-werkverkeer

  • 1.

    Wethouders hebben recht op een vergoeding van de kosten voor woon-werkverkeer, overeenkomstig het bepaalde In artikel 3 van de Regeling rechtspositie wethouders.

  • 2.

    Er bestaat maximaal twee keer per dag recht op een enkele reis vergoeding woon-werkverkeer.

  • 3.

    De reiskosten als bedoeld in het eerste lid worden alleen vergoed als deze gedeclareerd worden overeenkomstig de bepalingen in deze verordening.

  • 4.

    De wethouder kan op aanvraag zijn bezoldiging, vakantie-uitkering en eindejaarsuitkering als bedoeld in artikel 3 van het Rechtspositiebesluit wethouders inzetten voor een vergoeding van de reiskosten woon-werkverkeer, overeenkomstig de voor het gemeentelijk personeel geldende cafetariaregeling. Indien de wethouder een tegemoetkoming geniet als bedoeld In het eerste lid, wordt die tegemoetkoming op de vergoeding van de reiskosten woon-werkverkeer In mindering gebracht.

 

Artikel 12 Zakelijke reis- en verblijfkosten

Aan de wethouder wordt naast de tegemoetkoming, bedoeld in artikel 11 vergoeding verleend voor reiskosten ter zake van andere dan de in artikel 11 bedoelde reizen ten behoeve van de gemeente gemaakt.

De vergoeding betreft:

  • a.

    bij gebruik van openbare middelen van vervoer en van een taxi: een volledige vergoeding van de In redelijkheid gemaakte noodzakelijke reiskosten;

  • b.

    bij gebruik van een eigen personenauto: de vergoeding als bedoeld In artikel 4, onderdeel b, van de Regeling rechtspositie wethouders;

  • c.

    een vergoeding van de noodzakelijke en redelijkerwijs gemaakte verblijfkosten.

 

Artikel 13 Dienstauto

  • 1.

    De wethouder kan voor reizen ten behoeve van de gemeente gebruik maken van een dienstauto met of zonder chauffeur. Onder dienstauto wordt voor de toepassing van dit artikel mede verstaan een door de gemeente gehuurde auto.

  • 2.

    De dienstauto met of zonder chauffeur kan door de wethouder ook worden gebruikt voor het reizen tussen de woning en de plaats van tewerkstelling en voor reizen ten behoeve van nevenfuncties die de wethouder vervult uit hoofde van zijn ambt.

  • 3.

    Indien de wethouder op grond van artikel 12 een tegemoetkoming ontvangt In de reiskosten tussen de woning en de plaats van tewerkstelling wordt een korting op die tegemoetkoming toegepast ter grootte van

    • a.

      1/20 deel van de tegemoetkoming In de betreffende maand voor elke dag waarop zowel van de woning naar de plaats van tewerkstelling als omgekeerd van de plaats van tewerkstelling naar de woning gebruik Is gemaakt van de dienstauto;

    • b.

      1/40 deel van de tegemoetkoming In de betreffende maand voor elke dag waarop alleen hetzij van de woning naar de plaats van tewerkstelling hetzij omgekeerd van de plaats van tewerkstelling naar de woning gebruik Is gemaakt van de dienstauto;

  • 4.

    Indien de wethouder voor reizen ten behoeve van In het tweede Nd bedoelde nevenfuncties gebruik maakt van de gemeentelijke dienstauto en daarvoor van een derde ook een vergoeding van reiskosten ontvangt wordt die vergoeding In de gemeentelijke kas gestort.

 

Artikel 14 Buitenlandse dienstreis

  • 1.

    Indien de wethouder In het gemeentelijk belang een reis bulten Nederland maakt worden de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reis- en verblijfkosten vergoed.

  • 2.

    Voor een reis In het gemeentelijk belang bulten Nederland, niet zijnde een reis naar een Europese Instelling, Is vooraf toestemming van het college vereist.

 

Artikel 15 Scholing, cursus en congres

  • 1.

    De kosten van deelname van een wethouder aan scholing, cursussen, congressen, seminars en symposia die In het gemeentelijk belang door of namens de gemeente worden aangeboden of verzorgd komen voor rekening van de gemeente.

  • 2.

    De wethouder die wil deelnemen aan een cursus, congres, seminar of symposium dat niet door of namens de gemeente wordt aangeboden of verzorgd, dient daartoe een gemotiveerde aanvraag In bij de gemeentesecretaris. De aanvraag gaat vergezeld van Inhoudelijke Informatie en een kostenspecificatie. De kosten komen voor rekening van de gemeente als deelname van belang is in verband met de uitoefening van het ambt van wethouder.

 

Artikel 16 Computer

  • 1.

    Op aanvraag worden de wethouder ten laste van de gemeente voor de uitoefening van het ambt een computer, bijbehorende apparatuur en software in bruikleen ter beschikking gesteld. Wethouders aan wie een computer, bijbehorende apparatuur en software ter beschikking wordt gesteld, ondertekenen hiervoor een bruikleenovereenkomst met de gemeente. Het college stelt het model van de bruikleenovereenkomst vast.

  • 2.

    Indien geen computer, bijbehorende apparatuur en software ten laste van de gemeente ter beschikking is gesteld, verleent de gemeente een wethouder op aanvraag voor de uitoefening van het wethouderschap een vergoeding voor de aanschaf of het gebruik van een eigen computer, bijbehorende apparatuur en software. De vergoeding bedraagt maandelijks l/36e van de aanschafwaarde daarvan voor een periode van maximaal 36 maanden. Daarbij wordt ten hoogste uitgegaan van de aanschafwaarde van de computer, bijbehorende apparatuur en software welke de gemeente aan wethouders in bruikleen ter beschikking stellen.

  • 3.

    Wethouders die voor vergoeding van gebruik van de aanschaf van een computer in aanmerking willen komen dienen daarvoor bij de gemeentesecretaris een aanvraag in vergezeld van de bewijsstukken van de aanschaf van de computer. Het maximaal vergoedde bedrag voor de aanschaf van een computer is niet hoger dan de aanschafwaarde van de computer, bijbehorende apparatuur en software die aan de overige wethouders in bruikleen ter beschikking wordt gesteld.

 

Artikel 17 Communicatieapparatuur

De wethouders aan wie communicatieapparatuur in bruikleen ter beschikking wordt gesteld tekenen hiervoor een bruikleenovereenkomst met de gemeente.

 

Artikel 18 Fiets woon-werkverkeer

De wethouder kan op aanvraag zijn bezoldiging, vakantie-uitkering en eindejaarsuitkering als bedoeld in artikel 3 van het Rechtspositiebesluit wethouders inzetten voor een fiets woon-werkverkeer en met de fiets samenhangende zaken, overeenkomstig de voor het gemeentelijk personeel geldende cafetariaregeling.

 

Artikel 19 Reis- en pensionkosten en verhuiskosten

De wethouder die bij benoeming nog niet over woonruimte in de gemeente beschikt heeft ten laste van de gemeente aanspraak op vergoeding van:

  • a.

    reis- en pensionkosten overeenkomstig het bepaalde in artikel 1 van de Regeling rechtspositie wethouders;

  • b.

    verhuiskosten in verband met de benoeming als wethouder overeenkomstig het bepaalde in artikel 2 van de Regeling rechtspositie wethouders.

 

Artikel 20 Werkkostenregeling

Gezien de Wet op de loonbelasting 1964 wijst de gemeente als eindheffingsbestanddeel als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel f, van die wet aan de vergoedingen en verstrekkingen als bedoeld in artikel 28a van het Rechtspositiebesluit wethouders.

 

Hoofdstuk IV Voorzieningen voor commissieleden

Artikel 21 Vergoeding voor leden bezwarencommissie, rekenkamercommissie en referendumcommissie

  • 1.

    De volgende commissieleden ontvangen een vaste vergoeding voor de werkzaamheden als bedoeld in artikel 96 van de Gemeentewet:

    • a.

      een lid van een bezwarenadviescommissie ontvangt;

    • b.

      de voorzitter van een bezwarenadviescommissie;

    • c.

      een lid van de rekenkamercommissie;

    • d.

      de voorzitter van de rekenkamercommissie;

    • e.

      een lid van de referendumcommissie;

    • f.

      de voorzitter van de referendumcommissie.De hoogte van de vergoeding wordt jaarlijks vastgesteld en gepubliceerd in de gemeentebegroting met toepassing van het eveneens in die begroting vastgestelde percentage voor de prijscompensatie.

  • 2.

    De raad kan in afwijking van het bepaalde in het eerste lid een hogere vergoeding vaststellen, zulks tot ten hoogste 200% van het In het eerste en tweede lid bedoelde bedrag van de vergoeding, ten aanzien van

    • a.

      een commissielid dat op grond van zijn bijzondere beroepsmatige deskundigheid op het taakgebied van de commissie voor deelname aan haar werkzaamheden is aangetrokken, en

    • b.

      een commissielid ten aanzien waarvan de vergoeding niet geacht kan worden in een redelijke verhouding te staan tot de zwaarte van zijn taak en de omvang van de door hem te verrichten arbeid.

  • 3.

    De in het eerste lid bedoelde commissieleden ontvangen de volgende vergoeding voor de reis- en verblijfkosten die verband houden met het bijwonen van de vergaderingen van de commissie:

    • a.

      bij gebruik van openbare middelen van vervoer en van een taxi: een volledige vergoeding van de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reiskosten;

    • b.

      bij gebruik van een eigen vervoermiddel: een vergoeding van de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reiskosten overeenkomstig het bepaalde in artikel 4, onderdeel b van de Regeling rechtspositie wethouders;

    • c.

      de in redelijkheid noodzakelijk gemaakte verblijfskosten.

  • 4.

    Geen vergoeding als bedoeld in het eerste tot en met derde lid ontvangt degene die zitting heeft in een commissie

    • a.

      als raadslid of wethouder;

    • b.

      uit hoofde van dan wel als rechtstreeks uitvloeisel van een ambtelijke of bestuurlijke hoedanigheid dan wel van een functie bij een instelling die grotendeels van overheidswege wordt gesubsidieerd;

    • c.

      als vertegenwoordiger van een belanghebbende instelling, organisatie of groepering, tenzij zijn lidmaatschap van de commissie tevens in belangrijke mate het gemeentelijk belang dient.

 

Hoofdstuk V De procedure van declaratie

Artikel 22 Betaling vaste vergoedingen

De betaling van de vergoeding voor werkzaamheden, de bezoldiging voor wethouders op grond van het Rechtspositiebesluit wethouders, de onkostenvergoedingen en declaraties geschiedt maandelijks of in maandelijkse termijnen als er sprake is van een vergoeding op jaarbasis tenzij het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden, het Rechtspositiebesluit wethouders of de Regeling rechtspositie wethouders anders bepalen.

 

Artikel 23 Betaling van kosten

Betaling van kosten op grond van deze verordening vindt plaats door

  • a.

    rechtstreekse toezending van de factuur aan de gemeente;

  • b.

    betaling uit eigen middelen; of

  • c.

    een gemeentelijke creditcard.

 

Artikel 24 Rechtstreekse facturering bij de gemeente

  • 1.

    De vergoeding van kosten, bedoeld in de artikelen 6, 12, 14, 15 en 19 kan plaatsvinden door rechtstreekse toezending van de door het raadslid, onderscheidenlijk de wethouder voor akkoord ondertekende factuur aan de gemeente.

  • 2.

    Verantwoording van deze wijze van vergoeding vindt plaats door het begeleidingsformulier, waarvan het model door het college is vastgesteld, volledig in te vullen en te ondertekenen. Het begeleidingsformulier en de factuur worden binnen 3 maanden ingediend

    • door de wethouder bij de gemeentesecretaris en

    • door het raads- of commissielid bij de griffier of een door hem aangewezen ambtenaar.

 

Artikel 25 Declaratie van vooruit betaalde kosten

  • 1.

    Voor de vergoeding van de kosten, bedoeld in de artikelen 5, 12, 14, 19 en 21, derde lid wordt gebruik gemaakt van een declaratieformulier, waarvan het model door het college is vastgesteld, indien deze kosten uit eigen middelen vooruit zijn betaald.

  • 2.

    Het declaratieformulier wordt volledig ingevuld en ondertekend en binnen 3 maanden ingediend

    • door de wethouder bij de gemeentesecretaris en

    • door het raadslid bij de griffier

    • door het commissielid bij de gemeentesecretaris (bezwarencommissie) of de griffier (rekenkamercommissie en referendumcommissie)of een door hem aangewezen ambtenaar, onder bijvoeging van de originele bewijsstukken.

 

Artikel 26 Gebruik creditcard

  • 1.

    De vergoeding van kosten als bedoeld in de artikelen 13, 15 en 20 kan plaatsvinden door gebruikmaking van de gemeentelijke creditcard.

  • 2.

    Een gemeentelijke creditcard wordt de wethouder op aanvraag in bruikleen ter beschikking gesteld voor het doen van uitgaven die voor vergoeding of tegemoetkoming ten laste van de gemeente in aanmerking komen. Aan de verstrekking van de creditcard kunnen voorwaarden worden verbonden.

  • 3.

    De gemeentesecretaris draagt zorg voor de aanvraag, verstrekking en intrekking van gemeentelijke creditcards. Bij de aanvraag wordt aangegeven of een persoonlijke pincode voor het opnemen van contant geld gewenst wordt.

  • 4.

    Verantwoording van deze wijze van vergoeding vindt plaats door middel van indiening van een daartoe door het college vastgesteld formulier. Het formulier wordt volledig - inclusief de functionaliteit van de uitgave - ingevuld en ondertekend en onder bijvoeging van een betalingsbewijs, met de originele nota, binnen 3 maanden na de betaling ingediend bij de gemeentesecretaris of een door hem aangewezen ambtenaar.

  • 5.

    Het gebruik van de creditcard kan uitsluitend betrekking hebben op uitgaven die volgens geldende regelingen voor vergoeding in aanmerking komen.

  • 6.

    In geval van twijfel over een correct gebruik van de creditcard wordt dit aan het college gemeld en zo nodig ter besluitvorming aan het college voorgelegd.

  • 7.

    Bij beëindiging van het ambt van wethouder wordt de creditcard onverwijld bij de gemeentesecretaris of een door hem aangewezen ambtenaar ingeleverd.

  • 8.

    Verlies of diefstal van de creditcard wordt direct gemeld bij de betreffende creditcardmaatschappij en zo spoedig mogelijk ook bij de gemeentesecretaris of een door hem aangewezen ambtenaar. Het eigen risico bij verlies en diefstal komt mits is voldaan aan de daarvoor geldende regels, voor rekening van de gemeente.

 

Hoofdstuk VI Overgangsbepalingen

Artikel 27 Brutering vergoedingen

Als de gemeente toepassing geeft aan artikel 39c van de Wet op de Loonbelasting 1964 zijn de artikelen 9 en 20 niet van toepassing en worden artikel 16 van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden en artikel 29b van het Rechtspositiebesluit wethouders toegepast.

 

Hoofdstuk VII Citeertitel en inwerkingtreding

Artikel 28 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als "Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden 2015, integraal na 1e wijziging".

 

Artikel 29 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt In werking na bekendmaking.

 

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 30 januari 2018.

De griffier,

De voorzitter

 

 

TOELICHTING

Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden 2015, integraal na 1° wijziging

 

ALGEMEEN

Wettelijke regelingen

De regeling van de rechtspositie van wethouders, raadsleden en leden van gemeentelijke commissies vindt op drie of vier niveaus plaats, te weten bij wet, algemene maatregel van bestuur (AMvB), ministeriële regeling (alleen wethouders) en gemeentelijke verordening. Wettelijk is voor wethouders in de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Appa) de uitkering na aftreden en het pensioen geregeld. In de Gemeentewet is aangegeven dat de nadere invulling van de rechtspositie van wethouders, raads- en commissieleden moet worden geregeld bij of krachtens de wet (AMvB en ministeriële regeling). Daartoe zijn tot stand gekomen het Rechtspositiebesluit wethouders en het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden. In een ministeriële regeling, de Regeling rechtspositie wethouders, zijn sommige vergoedingen nader uitgewerkt. In deze wetten en nadere regelgeving zijn alle voor de rechtspositie van belang zijnde onderwerpen geregeld. Een aantal voorzieningen, zoals de hoogte van de bezoldiging en de verschillende onkostenvergoedingen, is in de rechtspositiebesluiten overwegend geregeld in dwingendrechtelijke bepalingen.

De vergoedingen en regelingen voor raads- en commissieleden en wethouders die bij of krachtens de wet (lees Gemeentewet, rechtspositiebesluit of regeling) dwingendrechtelijk geregeld zijn, zijn niet opgenomen in deze verordening. Dit betreft de vergoedingen voor:

  • 1.

    de onkostenvergoedingen voor raadsleden en wethouders

  • 2.

    de toelage voor fractievoorzitters, leden van de vertrouwenscommissie, leden van de rekenkamerfunctie bedoeld in artikel 81oa Gemeentewet, dan wel van onderzoekscommissie zoals bedoeld in artikel 115a, derde lid Gemeentewet

  • 3.

    de compensatiemaatregelen voor raads- en commissieleden ais zij een WW, BWOO of arbeidsongeschiktheidsuitkering hebben

  • 4.

    de verstrekking van een computer

  • 5.

    de voorzieningen bij ziekte en dienstongeval

  • 6.

    de vergoeding voor de waarneming van het voorzitterschap van de gemeenteraad

  • 7.

    de voorzieningen bij tijdelijk ontslag wegens zwangerschap en bevalling of ziekte

  • 8.

    de tegemoetkoming in de ziektekosten

  • 9.

    voorzieningen voor raads- en commissieleden en wethouders met een fysieke beperking

  • 10.

    de bezoldiging van de wethouders

 

Hoofdlijnen gemeentelijke verordening

In de verordening zijn bepalingen opgenomen inzake de rechtspositie van wethouders, raadsleden en leden van gemeentelijke commissies zover die niet dwingend geregeld is in hogere wet- en regelgeving. De grondslag hiervoor is te vinden in de Gemeentewet en genoemde rechtspositiebesluiten. Buiten hetgeen hun bij of krachtens de wet is toegekend genieten wethouders ais zodanig geen inkomsten, in welke vorm dan ook, ten laste van de gemeente (artikel 44 van de Gemeentewet). Dit betekent dat de rechtspositionele aanspraken voor zittende wethouders uitsluitend te vinden zijn in respectievelijk de Gemeentewet, het Rechtspositiebesluit wethouders, de Regeling rechtspositie wethouders en de plaatselijke Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden. Gewezen wethouders ontlenen hun aanspraak op een ontslaguitkering en pensioen aan de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers.

Een soortgelijke bepaling als artikel 44 is voor raads- en commissieleden opgenomen in artikel 99 van de Gemeentewet. Het tweede lid van die bepaling voegt daaraan toe dat bij gemeentelijke verordening aan raads- en commissieleden voordelen, anders dan in de vorm van vergoedingen en tegemoetkomingen, mogen worden toegekend. Daarvoor is wei de goedkeuring van gedeputeerde staten vereist.

De rechtspositionele aanspraken voor raads- en commissieleden zijn dan ook uitsluitend te vinden in respectievelijk de Gemeentewet, het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden en de plaatselijke Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden.

 

De arbeidsverhouding van de wethouder en het raadslid

Raadsleden zijn niet in dienstbetrekking bij de gemeente. De gemeente is dus niet de werkgever. Dat betekent bijvoorbeeld dat zij voor zover het betreft het raadslidmaatschap niet vallen onder de werknemersverzekeringen zoals de Werkloosheidswet, Ziektewet en WIA. Omdat er geen

dienstbetrekking met de gemeente is vallen raadsleden niet onder de Wet op de loonbelasting 1964 maar worden hun inkomsten getoetst aan de Wet inkomstenbelasting 2001. Wel kan een raadslid opteren voor de loonbelasting door te kiezen voor het fictief werknemerschap (zie hieronder).

Wethouders zijn ingevolge de Ambtenarenwet als benoemde bestuurders in openbare dienst aangesteld en vallen onder de werking van die wet. Echter de bepalingen over het materiële ambtenarenrecht uit de Ambtenarenwet zijn niet van toepassing op wethouders. Hun rechtspositie wordt, zoals hiervoor is aangegeven, beheerst door specifieke wet- en regelgeving. De aanstelling in openbare dienst houdt voor de toepassing van de fiscale wetgeving in dat sprake is van een arbeidsverhouding die als dienstbetrekking wordt aangemerkt. Dit betekent dat wethouders direct onder de werking van de Wet op de loonbelasting vallen. Wethouders vallen niet onder de werking van de Ziektewet, Werkloosheidswet en WIA. Evenmin geldt voor hen de pensioenvoorziening bij het ABP. De uitkering na aftreden en ouderdoms- en nabestaandenpensioen zijn voor wethouders geregeld in de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Appa).

 

De loon- en inkomstenbelasting

Opting-in-regeling

Raadsleden kunnen opteren voor de loonbelasting. Het raadslid kan met de gemeente overeenkomen dat deze loonheffing inhoudt. Dat wordt de 'opting-in-regeling' genoemd. De administratie van de gemeente is zodanig ingericht dat wordt voldaan aan de daaraan gestelde wettelijke eisen. In een gezamenlijke verklaring melden de gemeente en het raadslid aan de Belastingdienst dat wordt geopteerd voor de loonbelasting. Als gezamenlijk wordt gekozen voor het loonbelastingsysteem, dan draagt de gemeente de ingehouden loonheffing af aan de Belastingdienst. Omdat een raadslid geen werknemer in de formele zin van het woord Is, valt hij zoals gezegd vanwege het raadslidmaatschap niet onder de sociale zekerheidswetgeving. Om die reden worden over de raadsvergoeding ook geen premies sociale zekerheid ingehouden. De inkomsten worden als loon belast in box 1. Het raadslid hoeft in dat geval geen administratie bij te houden.

De Belastingdienst accepteert inmiddels ook van commissieleden de toepassing van de opting-in-regeling.

Fiscale standaardpositie

Als niet voor de loonbelasting wordt geopteerd, dan geldt voor het raadslid dat hij voor de Wet inkomstenbelasting 2001 resultaat uit een werkzaamheid geniet. In dat geval Is het winstsysteem van toepassing. Betrokkene moet dan alle ontvangsten verantwoorden als winst en kan de gemaakte kosten daarop in mindering brengen. Raadsleden die gekozen hebben voor de standaardregeling zullen dan ook over de netto-onkostenvergoeding inkomstenbelasting moeten betalen, tenzij zij aan de hand van bewijsmateriaal aan kunnen tonen dat de vergoeding is besteed aan onkosten voortvloeiend uit het raadslidmaatschap.

Betrokkenen kunnen bij de aangifte inkomstenbelasting hun werkelijke beroepskosten, met inachtneming van een aantal wettelijke beperkingen en normeringen, in mindering brengen op hun belastbaar inkomen (belastbare resultaat). De gemeente dient jaarlijks alle betalingen en verstrekkingen op grond van deze verordening aan de Belastingdienst te melden middels een opgave IB47. Verstrekkingen moeten naar de waarde in het economische verkeer worden opgegeven. Het daadwerkelijk zakelijk gebruik leidt dan tot aftrek.

Eenmalige keuze per zittingsperiode

De keuze om al of niet te opteren voor de loonbelasting kan voor het raadslid ingrijpende gevolgen hebben. De beslissing om voor de loonbelasting te opteren kan eenmaal per zittingsperiode worden gemaakt en geldt in beginsel voor de (resterende) zittingsperiode. Wel kan betrokkene als spijtoptant terugkomen op deze beslissing voor de resterende periode. Opteren voor de loonbelasting hoeft niet bij aanvang van de zittingsperiode te gebeuren, maar kan ook gedurende de zittingsperiode voor de resterende periode.

 

De vergoedingensystematiek

Voor de uitoefening van het politieke ambt moeten bestuurders niet het eigen inkomen hoeven aan te spreken. Een adequate vergoedingssystematiek is daarom van belang. Waar er functionele uitgaven zijn, verdient het aanbeveling terughoudend te zijn met een financieringswijze waarin de bestuurder deze uit eigen middelen vooruit betaalt en de gemeente ze terugbetaalt. Eigen middelen en publieke middelen moeten zo veel mogelijk gescheiden worden gehouden. Vanuit die overweging heeft het de voorkeur de kosten direct in rekening te brengen bij de gemeente. Aan de mogelijkheid om zo nodig declaraties in te dienen zal echter behoefte blijven bestaan.

 

Controle en verantwoording

Voor de bestuurlijke uitgaven is - net als voor de besteding van alle andere publieke middelen -transparantie van groot belang. Daartoe dienen enerzijds inzichtelijke regels en richtlijnen die voor het vergoedingen- en voorzieningenstelsel gelden en anderzijds een duidelijke verantwoording van het daadwerkelijk gebruik. Op deze wijze kan worden voorkomen dat er onnodige discussies plaatsvinden omtrent het gebruik van onkostenregelingen of voorzieningen door gemeentebestuurders en over de eventueel verschuldigde belasting.

Dat is ook in hun belang omdat zij hun functie moeten kunnen uitoefenen zonder te worden gehinderd door onzekerheden omtrent de financiering van de functionele uitgaven. Daartoe is vereist dat er een zodanig sluitende financiële en administratieve organisatie is ingericht dat er vertrouwen kan bestaan omtrent de juistheid en rechtmatigheid van de uitgaven.

In hoofdstuk IV is in verband hiermee, in aanvulling op de in de beheers- en controleverordening vastgestelde regels, een aantal belangrijke procedures vastgelegd over rechtstreekse facturering van functionele uitgaven, declaratie van vooruitbetaalde kosten en het gebruik van creditcards. Daarnaast moeten in de bruikleenovereenkomsten heldere afspraken vastgelegd over het gebruik van computer- en communicatieapparatuur die beschikbaar wordt gesteld voor de uitoefening van de politieke functie. In aanvulling hierop is een gedragscode ontwikkeld waarin nadere gedragsregels zijn vastgelegd.

 

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

 

Artikel 2 Vergoeding voor de werkzaamheden van het raadslid

In het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden is geregeld dat raadsleden voor hun werkzaamheden een vergoeding ontvangen. De hoogte van de vergoeding wordt bij gemeentelijke verordening bepaald. In artikel 2 is de hoogte van de vergoeding bepaald op het maximale bedrag uit het Rechtspositiebesluit.

Het bedrag van de vergoeding voor de werkzaamheden is geïndexeerd. Het wordt jaarlijks per 1 januari herzien aan de hand van het indexcijfer CAO lonen overheid. Hiervoor is in de gemeente geen nadere besluitvorming nodig omdat in de verordening in algemene zin is aangegeven of de raadsvergoeding gelijk is aan het door de minister te bepalen maximum of een percentage daarvan.

Het bedrag van de raadsvergoeding wordt jaarlijks per 1 januari geïndexeerd aan de hand van de consumentenprijsindex. Hiervoor is in de gemeente geen nadere besluitvorming nodig. In de verordening wordt namelijk verwezen naar de bedragen uit het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden. In het rechtspositiebesluit is de indexering geregeld.

De gemeenteraad kan besluiten dat een deel van raadsvergoeding wordt uitbetaald als presentiegeld. Dat deel mag maximaal 20% van de raadsvergoeding zijn.

 

Artikel 3 Vergoeding voor het bijwonen van vergaderingen

In dit artikel is het presentiegeld voor leden van gemeentelijke commissies die zijn ingesteld op basis van artikel 82 t/m 84 Gemeentewet geregeld. Fractievertegenwoordigers als deelnemer van de politieke markt worden beschouwd als commissieleden. Het bijwonen van meerdere sessies van een politieke markt op één avond wordt qua vergoeding beschouwd als zijnde één commissievergadering. Deze bepaling geldt niet voor raadsleden en wethouders (uitgezonderd in artikel 96 Gemeentewet). Uitgezonderd zijn verder onder meer ambtenaren (op grond van artikel 1 rechtspositiebesluit raads- en commissieleden), en medewerkers en bestuurders van door de gesubsidieerde organisaties die in die hoedanigheid in de commissie zitting hebben.

De hoogte van het presentiegeld wordt bepaald op een vast bedrag per inwonersklasse overeenkomstig het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden. De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties indexeert jaarlijks per 1 januari het bedrag zoals dat is herzien aan de hand van het indexcijfer Cao lonen overheid.

Het presentiegeld wordt onbelast door de gemeente uitbetaald aan de betreffende fractievertegenwoordiger. Deze dient dit zelf bij de belastingdienst op te geven. De fractievertegenwoordiger is niet in dienst bij de gemeente, de vergoeding is een compensatie voor het aanwezig zijn bij de politieke markt.

Het verstrekken van een vergoeding aan fractievertegenwoordigers door fracties gebeurt geheel naar eigen inzicht van fracties. Het ai dan niet betalen van een vergoeding dient de fractie dan ook zelf af te wegen. Denkbaar is dat fracties voor de huidige fractievertegenwoordigers eventuele tekorten door deze nieuwe regeling aanvullen.

 

Artikelen 5 en 14 Reis- en verblijfkosten

De Gemeentewet voorziet niet in een vergoeding voor 'woon-werkverkeer' voor raadsleden. Het is dan ook in strijd met artikel 99 van de Gemeentewet als raadsleden van de gemeente een vergoeding ontvangen voor reizen binnen het grondgebied van de gemeente.

 

Artikel 97 van de Gemeentewet voorziet voor raadsleden wel In een vergoeding van de reis- en verblijfkosten voor reizen buiten het grondgebied van de gemeente ter uitvoering van een beslissing van het gemeentebestuur.

Aan commissieleden kan krachtens artikel 96, eerste lid, van de Gemeentewet echter wel een vergoeding worden gegeven voor de reis- en verblijfkosten in verband met reizen binnen de gemeente.

In de verordening is voor wat de hoogte van de vergoedingen betreft aansluiting gezocht bij de vergoedingen uit de Regeling rechtspositie wethouders.

Vergoed kunnen worden de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reiskosten van het gebruik van het openbaar vervoer en van een taxi. Bij gebruik van een eigen vervoermiddel kan een bedrag van € 0,28 per kilometer onbelast worden vergoed.

De noodzakelijke en redelijkerwijs gemaakte werkelijke verblijfkosten kunnen eveneens worden vergoed.

Gemeenteraden, delegaties daaruit of wethouders maken wel eens In het gemeentelijk belang excursies of reizen naar het buitenland. Hiervoor moet de gemeenteraad respectievelijk college expliciet toestemming verlenen. De reis of excursie wordt in alle gevallen door of vanwege de gemeente georganiseerd.

Reiskosten die raadsleden maken in verband met het lidmaatschap van de euregio, de regioraad en werkgroep internationaal worden vergoed conform deze bepaling, tenzij de euregio, de regioraad of de werkgroep internationaal de reiskosten vergoedt.

Bij buitenlandse dienstreizen in het gemeentelijk belang kunnen aan de wethouder de in redelijkheid gemaakte werkelijke reis- en verblijfkosten worden vergoed. De tarieven in het voor het rijkspersoneel geldende Reisbesluit buitenland zijn daarbij richtsnoer. In de eerder genoemde integriteitscode voor bestuurders zijn nadere gedragsregels vastgesteld. Daarbij gaat het om expliciete besluitvorming in het college over buitenlandse reizen en over uitnodigingen daartoe op kosten van derden.

Maar ook om bijvoorbeeld de rekening en verantwoording achteraf (zowel inhoudelijk als financieel), het meereizen van de partner en het combineren van een dienstreis met een (direct voorafgaande of aansluitende) privéreis.

Voor raadsleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de vergoedingen en verstrekkingen naar de waarde in het economische verkeer bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord en dat de gemaakte kosten binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten kunnen worden opgevoerd.

 

Cafetariaregeling reiskosten

Raadsleden die hebben gekozen voor de opting-in-regeling en wethouders kunnen op aanvraag hun inkomen als ambtsdrager Inzetten voor een reiskostenvergoeding woon-werkverkeer overeenkomstig de voor het gemeentelijk personeel geldende cafetariaregeling.

De maximale belastingvrije vergoeding die men door inzet van inkomen voor reiskosten woon-werkverkeer kan krijgen bedraagt € 0,19 per kilometer. Men berekent zijn maximale reiskostenvergoeding per jaar door de enkele reisafstand woon-werkverkeer te vermenigvuldigen met het aantal werkdagen per week waarop men naar de werkplek reist. De uitkomst vermenigvuldigt men met € 16,26*. De uitkomst van deze vermenigvuldiging is het bedrag dat men per jaar maximaal kan ontvangen. (Dit bedrag moet de wethouder nog wel verminderen met de eventuele reiskostenvergoeding woon-werkverkeer die hij van de gemeente krijgt.)

  • De Belastingdienst gaat uit van 214 werkdagen per jaar als op 5 dagen per week naar de werkplek wordt gereisd. Dit leidt tot de volgende formule: op voltijd basis 214 x 2 (heen- en terugweg) x € 0,19 = €  81,32. Gedeeld door 5 komt de formule per werkdag voor 1 kilometer retour uit op € 16,26 (afgerond).

Voor het bepalen van de enkele reisafstand woon-werkverkeer maakt men gebruik van de ANWB-routeplanner: www.anwb.nl. Men kiest de kortste route. Voor het stadhuis aan de Burgemeester Jansenplein 1 geldt als postcode 7551 EC.

Voorbeeld

Stel: er wordt op 3 dagen per week van huis naar het stadhuis gereisd en de enkele reisafstand woon-werkverkeer bedraagt 5 kilometer. De berekening is dan als volgt:

5x5 = 15

15 x€ 16,26 =€ 243,90

Loonheffingstarief 42%: belastingvoordeel op jaarbasis € 102,44

Loonheffingstarief 52%: belastingvoordeel op jaarbasis € 126,83

Voor de aanvraagprocedure zij verwezen naar de informatie hierover op de P&O pagina's van het intranet. Ook kan hierover contact worden opgenomen met de salarisadministratie.

 

Artikel 6 en 15 Scholing, cursus en excursie

Deze voorziening maakt sinds de dualisering niet langer onderdeel uit van de vaste onkostenvergoeding maar is in de bedrijfsvoering gebracht. De kosten van scholing, cursussen, congressen, seminars en symposia komen sindsdien rechtstreeks voor rekening van de gemeente. Met betrekking tot raadsleden is in de vaststelling van het budget voor fractieondersteuning met deze kosten rekening gehouden. Dat houdt in concreto in dat de kosten voor opleidingen door de fractie betaald worden.

 

Een onderscheid is gemaakt tussen

  • cursussen e.d. die door of vanwege de gemeente zijn georganiseerd; en

  • cursussen e.d. waaraan de individuele politieke ambtsdrager in verband met de vervulling van het raadslidmaatschap/wethouders ambt op eigen initiatief deelneemt.

In het laatste geval zijn er aanvullende voorwaarden gesteld: inhoudelijke informatie over de cursus e.d. en een kostenspecificatie.

Voor raadsleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de vergoedingen en verstrekkingen naar de waarde in het economische verkeer bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord en dat de gemaakte kosten binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten kunnen worden opgevoerd.

Op grond van artikel 13 lid 1 van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden komt niet partijpolitiek georiënteerde scholing In verband met de vervulling van de functie van raads- of commissielidmaatschap ten laste van de gemeente, dit gaat echter via de fractie omdat bij de vaststelling van de hoogte van de fractievergoeding hier rekening mee is gehouden. In dit artikel is de procedure verder uitgewerkt.

 

Gezien de aard en duur van het ambt liggen voor raads- en commissieleden opleidingen voor de hand die gericht zijn op het persoonlijk functioneren in het ambt.

Scholing is functiegericht als zij beoogt de voor de functie benodigde vakkennis en vaardigheden te verwerven dan wel actueel te houden.

Onder deze scholingskosten worden verstaan het cursus- en lesgelden, de kosten van het studiemateriaal, examen- en diplomakosten en de aanschafkosten van verplicht gesteld studiemateriaal, evenals reis- en verblijfkosten in het kader van de opleiding.

Voor raadsleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de vergoedingen en verstrekkingen naar de waarde in het economische verkeer bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord en dat de gemaakte kosten binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten kunnen worden opgevoerd.

De raad kan bij verordening nadere regels stellen over het maximale bedrag voor de scholing die voor vergoeding in aanmerking komt. Dat is gedaan in de verordening op de fractieondersteuning. In de verordening op de fractieondersteuning is bij de bepaling van de hoogte van het fractiebudget rekening gehouden met deze kosten, zodat deze voor rekening komen van de fractie.

Lid 5 regelt de uitzonderlijke situatie indien er sprake is van scholing, een cursus of excursie die niet ten laste van de fractie komt. Uitgangspunt is namelijk dat deze kosten door de fractie betaald worden.

Het zevende lid bevat een hardheidsclausule. Mocht de griffier behoefte hebben aan een extra oordeel of de gevraagde vergoeding binnen de geldende regels voor vergoeding in aanmerking komt, dan kan de vergadering van de fractievoorzitters in de raad om een oordeel gevraagd worden.

 

Artikelen 7 en 16 Computer

In het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden en het Rechtspositiebesluit wethouders is geregeld dat het raads- of commissielid, respectievelijk de wethouder van de gemeente een computer in bruikleen krijgt verstrekt of een vergoeding ontvangt voor de aanschaf of het gebruik van zijn eigen computer. De vergoeding is daarom niet in strijd met artikel 99 van de Gemeentewet. Deze aanspraken kunnen echter alleen worden verstrekt wanneer dat Is vastgelegd in een verordening. De vergoeding voor (het gebruik van) een eigen pc is belast. De belastingheffing mag niet worden gecompenseerd.

De verordening gaat ervan uit dat een vergoeding wordt verstrekt aan raadsleden en aan wethouders een computer in bruikleen wordt verstrekt. Dit sluit aan bij de praktijk.

Met deze bepaling en deze nadere voorwaarden voldoet de tegemoetkoming ook aan de regels voor het noodzakelijkheidscriterium.

'Een vaste maandelijkse vergoeding is op zich geen probleem en frustreert het noodzakelijkheidscriterium niet. Het echter wel raadzaam e.e.a. goed vast te leggen in een regeling waarbij alle voorwaarden die de gemeente stelt zijn terug te vinden en door beide partijen zijn ondertekend. Ook de beëindiging van de vergoeding bij einde van de activiteiten van de raadslid/de wethouder dient hierin te worden opgenomen.'

Een onbelaste vergoeding is alleen toegestaan wanneer het gebruik voor 90% zakelijk is. Stijgt het gebruik voor privédoeleinden uit boven de 10% dan wordt dat gebruik belast door jaarlijks over 1/3 van de aanschafwaarde van de pc en de bijbehorende ter beschikking gestelde apparatuur belasting te heffen. Daarbij maakt het niet uit of het om een desktop-computer, een laptop, een pocket-pc , een mini-notebook of een tabletcomputer gaat.

De randapparatuur kan bestaan uit een printer of een docking-station. De randapparatuur moet voor het werk functioneel zijn en kan niet zelfstandig gebruikt worden.

Voor raadsleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de vergoedingen en verstrekkingen naar de waarde in het economisch verkeer bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord en dat de gemaakte kosten binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten kunnen worden opgevoerd.

Lid vier regelt de terugbetaling van de vergoeding indien het raadslid voor het einde van de termijn aftreedt. De vergoeding wordt pro rato terugbetaald. Een rekenvoorbeeld; wordt 13 maanden voor het einde van de termijn afgetreden dan wordt 13/48 van de vergoeding als onverschuldigd betaald beschouwd en dient deze te worden terugbetaald.

 

Artikelen 8 en 18 Fiets woon-werkverkeer

Raadsleden die hebben gekozen voor de opting-in-regeling en wethouders kunnen op aanvraag hun inkomen als ambtsdrager inzetten voor een fiets woon-werkverkeer en met de fiets samenhangende zaken, overeenkomstig de voor het gemeentelijk personeel geldende cafetariaregeling.

Voor de aanvraagprocedure zij verwezen naar de informatie hierover op de P&O pagina's van het intranet. Ook kan hierover contact worden opgenomen met de salarisadministratie.

 

Artikelen 9 en 20 Werkkostenregeling

In verband met de werkkostenregeling moeten een aantal netto-vergoedingen en verstrekkingen door de gemeente aangewezen worden als eindheffingsbestanddeel. Anders worden deze door de belastingdienst als loon gezien en moet hierover belasting worden ingehouden. Ook de vergoedingen en verstrekkingen die door de belastingdienst gezien worden als gerichte vrijstelling of voor nihil waardering in aanmerking komen moeten in eerste instantie wel aangewezen worden. In een later stadium wordt dan (in de financiële administratie) aangegeven dat dit gerichte vrijstellingen of nihil waarderingen betreft.

 

Artikel 10 Verlaging vergoeding werkzaamheden bij arbeidsongeschiktheid

In de motie Slob (Kamerstukken II, 2004-2005, 29 800 VII, nr. 21) is aangegeven dat de gemeenteraad een brede afspiegeling van de bevolking dient te vormen. Om deze reden moeten drempels om raadslid te worden ofte blijven, worden weggenomen. In de WAO en WIA geldt het algemene principe dat indien een persoon inkomen uit arbeid geniet, dit in de regel zal leiden tot verlaging of intrekking van de wettelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering. Een dergelijke uitkering is immers bedoeld om het als gevolg van arbeidsongeschiktheid ontstane verlies aan verdienvermogen te vergoeden. Voor raads- en commissieleden kan dit ertoe leiden dat een geringe verhoging van het inkomen door een raads- of commissievergoeding een grote teruggang betekent voor de hoogte van de wettelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering als gevolg van de anticumulatieregeling. Dit kan zich bijvoorbeeld voordoen bij aanvaarding van een raads- of commissiezetel of bij verhoging van de vergoeding voor de werkzaamheden. Op grond van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden kunnen gemeenten hiervoor een voorziening treffen. Een dergelijke voorziening in opgenomen in artikel 11. Daarin is geregeld dat op aanvraag een raadslid een lagere vergoeding voor de werkzaamheden wordt gegeven om te voorkomen dat de anticumulatieregeling zal leiden tot een verlaging van de wettelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering van het raadslid.

 

Artikelen 11 en 12 Reiskosten woon-werkverkeer en zakelijke reis- en verblijfkosten

Voor wethouders is in artikel 11 een belastingvrije vergoeding voor het woon-werkverkeer geregeld overeenkomstig de bepalingen bij en krachtens het Rechtspositiebesluit wethouders en de Regeling rechtspositie wethouders. Zij hebben recht op vergoeding van reiskosten openbaar vervoer of, bij gebruik van de eigen personenauto, vergoeding van € 0,15 per kilometer (2010).

Wethouders kunnen op aanvraag hun inkomen als ambtsdrager inzetten voor een reiskostenvergoeding woon-werkverkeer, overeenkomstig de voor het gemeentelijk personeel geldende cafetariaregeling. Zie voor meer informatie hierover de toelichting bij artikel 5.

Bij zakelijke reizen kunnen vergoed worden de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reiskosten van het gebruik van het openbaar vervoer en van een taxi. Bij gebruik van een eigen vervoermiddel kan een bedrag van € 0,28 per kilometer onbelast worden vergoed. Dit volgt uit de bepalingen bij en krachtens het Rechtspositiebesluit wethouders en de Regeling rechtspositie wethouders ( artikel 4, onderdeel b, en artikel 5a, onder 1) De hoogte van deze vergoeding is geënt op de 'hoge' kilometervergoeding die geldt voor het rijkspersoneel op grond van het Reisbesluit en Reisregeling binnenland. Op grond van artikel 5, tweede lid, van de regeling wordt onder openbaar vervoer voor dienstreizen wel verstaan een veerpont of een veerboot. Tol- en parkeerkosten worden niet genoemd in de regeling en mogen daarom op grond van artikel 44 lid 3 Gemeentewet niet vergoed worden.

Verblijfkosten zijn zakelijk gebruikte maaltijden en kosten voor overnachting en geen parkeerkosten. Voor wethouders is nog van belang dat een vergoeding of verstrekking van maximaal 80 maaltijden per kalenderjaar onbelast is als de vergoeding of verstrekking een meer dan bijkomstig zakelijk karakter heeft. Daarvan is niet zonder meer sprake bij deelname aan raads- en commissievergaderingen, maar wel bij tot in de avond doorlopende vergaderingen waardoor men niet op de gewone tijd kan eten, alsmede tijdens dienstreizen. Voor zover het aantal maaltijden per kalenderjaar meer dan 80 is (vergoedingen en verstrekkingen samen), moet een normbedrag bij het loon worden geteld. Als de vergoeding of verstrekking gedeeltelijk tot het loon moet worden gerekend kan eindheffing plaatsvinden op basis van het tabeltarief.

Als het zakelijk karakter van niet meer dan bijkomstig belang is moet de vergoeding of de waarde in het economisch verkeer van de verstrekking tot het loon worden gerekend. Bij verstrekkingen in de vorm van maaltijden in bedrijfskantines met een privékarakter wordt de waarde van een kantinemaaltijd vastgesteld op een forfaitair bedrag. Als de maaltijd in de bedrijfskantine een meer dan bijkomstig zakelijk karakter heeft geldt de hoofdregel. De vergoeding of verstrekking van maximaal 80 maaltijden per kalenderjaar is dan onbelast.

 

Artikel 13 Dienstauto

Als onderdeel van de bedrijfsvoering kan de gemeente een dienstauto met of zonder chauffeur voor zakelijk gebruik beschikbaar stellen aan wethouders. De dienstauto kan ook voor het woon-werkverkeer worden gebruikt. In dat geval vindt wel een korting plaats op de tegemoetkoming in de reiskosten woon/werk, als de wethouder die ontvangt. De dienstauto kan ook worden gebruikt voor de vervulling van een q.q.-nevenfunctie. De eventueel uit hoofde van die nevenfunctie ontvangen vergoeding van reiskosten ter zake wordt in dat geval in de gemeentelijke kas gestort. De dienstauto is niet beschikbaar voor privégebruik.

De kilometers voor ambt gebonden nevenfuncties worden als zakelijk aangemerkt.

Ambt gebonden nevenfuncties vloeien voort uit het ambt. Van een ambt gebonden nevenfunctie is in elk geval sprake als de ambtsdrager zich er niet aan kan onttrekken en de functie moet worden beëindigd als het ambt niet meer wordt uitgeoefend. Of met de nevenfunctie een maatschappelijk of algemeen bestuurlijk belang is gediend, is fiscaal bezien geen criterium voor het begrip ambt gebonden nevenfunctie. Ook is het fiscaal niet relevant of door provinciale staten c.q. de gemeenteraad toestemming is gegeven voor het vervullen van de nevenfunctie en het gebruik van de dienstauto voor dat doel.

Het gebruik van de dienstauto voor niet ambt gebonden nevenfuncties wordt als privégebruik aangemerkt. (Brief van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 22 maart 2007 aan de Tweede Kamer, Tweede Kamerstuknummer 30 800 VII, nr. 42).

Bijwonen van bijvoorbeeld vergaderingen van de VNG behoort tot ambt gebonden activiteiten. Het gebruik voor overige nevenactiviteiten die dus tot het privégebruik worden gerekend, is slechts tot 500 km per jaar onbelast. Daarboven wordt het privégebruik aangemerkt als loon in natura en Is om die reden belast.

 

Artikel 17 Communicatieapparatuur

Vergoedingen of verstrekkingen van een mobiele telefoon (dit zal de meest gebruikte communicatieapparatuur zijn) zijn geheel onbelast als het zakelijk gebruik meer dan 10% bedraagt.

 

Artikel 19 Reis- en pensionkosten en verhuiskosten

Sinds de dualisering van het gemeentebestuur kunnen personen van buiten de gemeenteraad tot wethouder worden benoemd. Dat kunnen ook personen zijn die niet in de gemeente zelf wonen. Die zijn op grond van de Gemeentewet verplicht om te gaan wonen in de gemeente waar zij wethouder zijn geworden. In artikel 20 is geregeld dat zij bij verhuizing naar de gemeente in aanmerking komen voor een verhuiskostenvergoeding en eventueel voor vergoeding van reis- en pensionkosten in afwachting van de verhuizing. De vergoedingen zijn onbelast.

 

Artikel 21 Vergoeding voor leden bezwarencommissie, rekenkamercommissie en referendumcommissie

In dit artikel zijn de vergoedingen voor de leden van een bezwarencommissie, rekenkamercommissie en de referendumcommissie geregeld. Artikel 96 Gemeentewet bepaalt dat deze vergoedingen niet van toepassing zijn voor leden van de raad of het college.

 

Artikelen 22 t/m 26 De procedure van declaratie

In de verordening zijn de drie wijzen van betaling aangegeven. Ook is aangegeven in welke gevallen welke betalingswijze aan de orde is en welke procedurevoorschriften in achtgenomen moeten worden. Hierbij gaat de voorkeur uit naar rechtstreeks facturering bij de gemeente, en daarna declaratie van vooruitbetaalde kosten of gebruik van de gemeentelijke creditcard, waarbij deze laatste twee afhankelijk zijn van de situatie.

 

Rechtstreekse facturering bij de gemeente

Rekeningen kunnen rechtstreeks bij de gemeente in rekening worden gebracht in de volgende gevallen:

  • deelname aan cursussen, congressen, seminars en symposia door raadsleden en wethouders;

  • zakelijke reis- en verblijfkosten van wethouders;

  • reis- en pensionkosten en verhuiskosten

  • reis- en verblijfkosten bij buitenlandse dienstreizen van wethouders.

 

Declaratie van vooruitbetaalde kosten

Daarbij gaat het om vergoeding van de volgende kosten:

  • reis- en verblijfkosten van raadsleden;

  • zakelijke reis- en verblijfkosten van wethouders

  • reis- en verblijfkosten bij buitenlandse dienstreizen van wethouders

  • reis- en pensionkosten en verhuiskosten;

  • reis- en verblijfkosten van leden van gemeentelijke commissies

 

Gebruik creditcard

Aan wethouders kan onder voorwaarden een creditcard beschikbaar worden gesteld voor functionele uitgaven ten laste van de gemeente. Gebruik van creditcards is mogelijk in de volgende gevallen:

  • zakelijke reis- en verblijfkosten van wethouders;

  • reis- en verblijfkosten bij buitenlandse dienstreizen van wethouders;

  • reis- en pensionkosten en verhuiskosten.

 

Artikel 27 Overgangsbepaling

In artikel 27 is de overgangsbepaling opgenomen omdat de werkkostenregeling in 2014 en 2015 nog niet is ingevoerd.