Organisatie | Opmeer |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Opmeer houdende Regeling maatwerkvoorziening vervoer Jeugd/WMO 2018 |
Citeertitel | |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen
N.v.t.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
03-03-2018 | nieuwe regeling | 27-02-2018 |
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Opmeer,
gelet op het besluit van de raad van 21 december 2017 tot vaststelling van
overwegende dat het noodzakelijk is om nadere regels vast te stellen inzake het vervoer van en naar de locatie waar jeugdhulp en WMO hulp (dagbesteding) in de vorm van een individuele voorziening wordt geboden,
Artikel 6 Hoogte van de vergoedingen
Indien van toepassing wordt de financiële bijdrage getoetst op de kosten voor de gemeente wanneer gebruik zou worden gemaakt van het aanwezige doelgroepenvervoer of het door de zorgaanbieder aangeboden vervoer. Indien de kosten van de financiële bijdrage hoger uitvallen dan deze kosten wordt de bijdrage naar beneden bijgesteld.
Artikel 8 Doorgeven van wijzigingen
Indien de ouders/cliënten niet voldoen aan het bepaalde in het eerste lid, en het college een wijziging als bedoeld in het tweede lid vaststelt, waardoor blijkt dat ten onrechte een vervoersvoorziening is verstrekt, vervalt de aanspraak op de vervoersvoorziening terstond en kent het college al dan niet opnieuw een vervoersvoorziening toe. Het college deelt zijn besluit schriftelijk mee aan de ouders.
Aldus vastgesteld in de vergadering van 27 februari 2018
Burgemeester
G.J.A.M. Nijpels
Secretaris
M.A.S. Winder
De Gemeente Opmeer krijgt regelmatig signalen van inwoners dat problemen ontstaan bij het vervoer van en naar een Jeugdhulp of WMO-voorziening. Het is om die reden belangrijk een regeling maatwerkvoorziening vervoer binnen de jeugdhulp en de Wmo te formuleren. Deze regeling bevat de nadere regels voor deze speciale vervoersvoorziening: de vormen die de voorziening kan hebben, de criteria om in aanmerking te komen voor de voorziening en de wijze van toekennen.
De jeugdhulp (zorg in natura) voor de inwoners van Opmeer is lokaal, regionaal en landelijk gecontracteerd. In sommige gevallen is de jeugdhulp gecontracteerd exclusief het vervoer. Ook in de PGB’s zijn vaak jeugdhulpaanbieders betrokken die niet voorzien in het vervoer. Overigens worden aanbieders ten alle tijden aangespoord om zelf wel vervoer aan te bieden, al dan niet in de vorm van Social Return On Investment.
Binnen de Wmo waren de vervoerskosten voor dagbesteding tot en met 2016 opgenomen in het tarief. Echter bleek dat niet alle aanbieders dit vervoer aanboden. Daarom is ervoor gekozen om met de aanbesteding van 2017 het dagbestedingstarief los te knippen van het vervoerscomponent. Dit sluit ook meer aan op de Wmo uitgangspunt dat gestuurd wordt op zelfredzaamheid: er wordt niet van vervoer door de vervoerder uitgegaan, er moet eerst gekeken worden of de cliënt zelfstandig kan reizen of met behulp van het sociale netwerk vervoer kan regelen. Wanneer dit niet mogelijk is, is het aan de aanbieder om vervoer aan te bieden.
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Artikel 2 Maatwerkvoorziening vervoer
De Jeugdwet verplicht gemeenten om het vervoer van jeugdigen van en naar een voorziening van jeugdhulp te regelen. Artikel 2.3 van de Jeugdwet: “Voorzieningen op het gebied van jeugdhulp omvatten zover naar het oordeel van het college noodzakelijk in verband met een medische noodzaak of beperkingen in de zelfredzaamheid, het vervoer van een jeugdige van en naar de locatie waar de jeugdhulp wordt geboden”. Het staat de gemeente vrij om dit naar eigen inzicht te organiseren.
De WMO verplicht de gemeente om “maatwerkvoorzieningen te bieden ter ondersteuning van de zelfredzaamheid en participatie aan ingezetenen van de gemeente die daartoe op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit hun sociale netwerk niet of onvoldoende in staat zijn” (Artikel 2.1.2). Zo’n maatwerkvoorziening kan dus ook een vervoersvoorziening zijn.
Artikel 3 Toekenning van de maatwerkvoorziening vervoer
In principe wordt bij de toewijzing van de voorziening voor jeugdhulp of dagbesteding direct gekeken naar de benodigde vervoersvoorziening en deze tegelijkertijd bepaald. Door gewijzigde omstandigheden van de jeugdige/cliënt kan het echter voorkomen dat de vervoersvoorziening moet worden aangepast of alsnog moet worden toegekend. In dat geval kan alsnog een (aangepaste) vervoersvoorziening worden vastgesteld.
Er kunnen ook onvoorziene omstandigheden zijn die leiden tot extra te stellen voorwaarden aan (de ouders van) de jeugdige/cliënt. Dit artikel stelt het college daartoe in de gelegenheid.
Artikel 4 Voorwaarden aan de maatwerkvoorziening vervoer
De maatwerkvoorziening vervoer voorziet in een tegemoetkoming in de kosten als een jeugdige of cliënt vervoer naar een Jeugdhulp of WMO- voorziening nodig heeft en de kosten van dit vervoer boven een bepaald drempelbedrag uitkomen. Uitganspunt is altijd de zelfredzaamheid van de betrokkene. Als een jeugdige of cliënt zelfstandig kan reizen of met behulp van ouders of iemand uit het sociale netwerk heeft dat altijd de voorkeur boven een aangepaste vervoersvoorziening. Uitgangspunt is ook dat als niet zelfstandig of met behulp van het sociale netwerk kan worden gereisd, gebruik gemaakt wordt van de voorzieningen die de betreffende zorgaanbieder voor het vervoer heeft.
Het al dan niet toekennen van een vervoersvoorziening is gerelateerd aan de afstand naar de voorziening en de frequentie van de bezoeken. Er is gebruik gemaakt van het rekenmodel dat zorgverzekeraars tot 2015 gebruikten om te bepalen of cliënten in aanmerking komen voor een vergoeding voor zittend ziekenvervoer. Als de uitkomst van de formule: (aantal maanden behandeling in totaal) x (aantal keren behandeling p/week) x (aantal weken behandeling p/maand) x (aantal km enkele reis) x 0,25 (= wegingsfactor) hoger is dan 250 komt de cliënt in aanmerking voor een voorziening.
In uitzonderlijke gevallen kan het college afwijken van de regel dat de jeugdige/cliënt, indien mogelijk, gebruik moet maken van het aanwezige openbaar of doelgroepenvervoer. In dat geval wordt de vergoeding naar beneden bijgesteld naar het niveau van de kosten van openbaar of doelgroepenvervoer.
Artikel 5 Passende maatwerkvoorziening vervoer
De zelfredzaamheid van de jeugdige/cliënt staat voorop. Indien een jeugdige/Wmo-cliënt zelfstandig wil en kan reizen heeft dat voorkeur.
Leidend is ook dat de cliënt de best passende ondersteuning krijgt. Vervoersproblemen mogen geen reden zijn om niet passende ondersteuning toe te wijzen. Voorkomen moet worden dat dat de jeugdige of cliënt als noodoplossing bij een aanbieder in de buurt terecht komt die wel vervoer regelt, maar eigenlijk niet de best passende ondersteuning biedt.
Artikel 6 Hoogte van de vergoedingen
Voor de hoogte van de vergoeding wordt ook gebruik gemaakt van de bij artikel 4 genoemde formule van de zorgverzekeraars. Dit leidt tot een drempelbedrag voor de eerste 250 kilometer die de cliënt zelf moet bekostigen.
De tegemoetkoming wordt verstrekt alleen voor het aantal kilometers dat de jeugdige/cliënt daadwerkelijk gebruik maakt van het vervoer, d.w.z. in de auto zit, en niet voor retourritten van de ouder of begeleider zonder de jeugdige/cliënt.
Cliënten die onvoldoende draagkrachtig zijn om het drempelbedrag te bekostigen kunnen een beroep doen op bijzondere bijstand.
Het bedrag per kilometer voor de kilometervergoeding bij eigen vervoer wordt door het college vastgesteld.
Artikel 7 Doorgeven van wijzigingen