Organisatie | Groningen |
---|---|
Organisatietype | Provincie |
Officiële naam regeling | Besluit van Gedeputeerde Staten van de provincie Groningen houdende regels omtrent nevenwerkzaamheden Besluit nevenwerkzaamheden |
Citeertitel | Besluit nevenwerkzaamheden |
Vastgesteld door | gedeputeerde staten |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Het historisch overzicht van de regeling is niet compleet.
Onbekend
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
24-02-2018 | 01-01-2018 | nieuwe regeling | 13-02-2018 | K300 |
In dit besluit wordt verstaan onder:
Medewerker : de ambtenaar, als bedoeld in artikel 1.1 CAP 2018;
Nevenwerkzaamheid: elke werkzaamheid die de medewerker verricht anders dan uit hoofde van zijn functie, voor anderen of voor zichzelf en tegen of zonder vergoeding;
Directeur : het MT-lid belast met de portefeuille waarin opgenomen de afdeling waar de medewerker werkzaam is;
Gedeputeerde staten : gedeputeerde staten van Groningen, dan wel namens hen de directeur.
De medewerker is verplicht elke nevenwerkzaamheid schriftelijk te melden aan zijn directeur, indien de nevenwerkzaamheid de belangen van de dienst, voor zover deze in verband staan met zijn functievervulling, kan raken. Indien de medewerker zelf directeur is, meldt hij zo'n nevenwerkzaamheid bij Gedeputeerde Staten.
Gedeputeerde Staten registreren de melding in een voor hen en de medewerkers toegankelijk dossier en in het persoonsdossier van de betreffende medewerker.
Gedeputeerde Staten kunnen ontheffing verlenen van het verbod, bedoeld in het eerste lid, onder het stellen van voorschriften aan de manier waarop de nevenwerkzaamheid wordt verricht. Indien de medewerker geen directeur is, kan de directeur namens Gedeputeerde Staten ontheffing van het verbod verlenen.
Bij de vervulling van zijn functie en bij de verrichting van zijn nevenwerkzaamheden dragen zowel de medewerker als degene die door een derde belast wordt met het verrichten van werkzaamheden ten behoeve van en onder toezicht van het provinciaal bestuur, er zorg voor dat hun handelen steeds gericht is op het voorkomen van:
Bij de invulling van de in artikel 8 bedoelde zorgplicht houden zowel de medewerker als degene die door een derde belast wordt met het verrichten van werkzaamheden ten behoeve van en onder toezicht van het provinciaal bestuur, rekening met:
Door of namens Gedeputeerde Staten wordt, na verkregen toestemming, middels terinzagelegging overgegaan tot openbaarmaking van de door de directeuren, de griffier der staten en de afdelingshoofden gemelde en geregistreerde nevenfuncties.
In dit artikel is een klein aantal begripsbepalingen opgenomen.
Het begrip medewerker is beperkt tot degenen die krachtens aanstelling of arbeidsovereenkomst in de provinciale organisatie werkzaam zijn. Uitzendkrachten en andere tijdelijke medewerkers, die bij een derde in dienst zijn, vallen dan ook niet onder het medewerkerbegrip. Wel is de groep tijdelijke medewerkers onder de werking van artikel 8 en 9 gebracht, omdat integer handelen gevraagd moet worden van allen die in de provinciale organisatie werkzaam zijn.
De uitzendkrachten en aanverwante tijdelijke medewerkers kunnen echter niet verplicht worden een melding te doen en zich te houden aan het verbod om een bepaalde nevenwerkzaamheid te verrichten, omdat zij niet in dienst zijn van de provincie Groningen, maar bijvoorbeeld bij een uitzendbureau. Wanneer een ongewenste nevenactiviteit wordt geconstateerd, zal de direct leidinggevende kunnen aandringen op beëindiging van die nevenactiviteit. Wanneer de nevenactiviteit niet wordt beëindigd, is beëindiging van de inlening van betrokkene gerechtvaardigd.
Het begrip "nevenwerkzaamheid" is ruim geformuleerd. Het gaat zowel om betaalde als onbetaalde werkzaamheden, zowel voor zichzelf als voor anderen. In beginsel is een nevenwerkzaamheid niet verboden en in veel gevallen juist toe te juichen.
Verder zijn "directeur" en "gedeputeerde staten" gedefinieerd, om het mandaat dat de directeur in deze regeling wordt verstrekt tot uitdrukking te laten komen.
In dit artikel is de meldingsplicht geregeld. Niet alle nevenactiviteiten hoeven te worden gemeld; de melding is alleen verplicht wanneer de nevenwerkzaamheid in verband staat met de vervulling van de functie of anderszins de provinciale belangen kan raken.
Van nevenwerkzaamheden die gemeld moeten worden kan bijvoorbeeld sprake zijn als:
Bij twijfel of de nevenwerkzaamheid gemeld moet worden kan de medewerker overleg plegen met zijn directeur of met een lid van Gedeputeerde Staten. Het lid van Gedeputeerde Staten dat daarvoor het eerst in aanmerking komt is de portefeuillehouder personeelszaken. Een directeur kan immers functioneel onder meer dan een gedeputeerde vallen.
Een melding wordt bij de directeur gedaan; wanneer de medewerker zelf directeur is meldt hij zijn nevenwerkzaamheid bij Gedeputeerde Staten.
De melding wordt geregistreerd en opgenomen in een dossier, waarin iedere medewerker inzage kan krijgen. De directeur is hiermee belast namens Gedeputeerde Staten. Wanneer het een nevenwerkzaamheid van een directeur betreft, zorgen Gedeputeerde Staten voor registratie van de melding. Registratie is nodig voor het houden van een overzicht van de nevenfuncties. Daarnaast gaat er van de registratie een lerend effect uit voor de beoordeling van toekomstige gevallen.
Wij kiezen voor registratie van nevenfuncties in een dossier dat iedere medewerker kan inzien. Een vertrouwelijk dossier past ons inziens niet in de organisatiecultuur die wij beogen. Openheid over nevenwerkzaamheden en over relatiegeschenken, waarop hieronder zal worden ingegaan, hoort onlosmakelijk bij een cultuur die integriteit hoog in het vaandel heeft staan. Dat is immers bij de nevenwerkzaamheden van de leden van GS ook het geval; hun nevenwerkzaamheden worden op grond van de Provinciewet geregistreerd en zijn openbaar, zodat iedereen daarvan kan kennisnemen. Openheid over de nevenfuncties van de eigen medewerkers is daarop een goede aanvulling.
In dit artikel wordt het verbod uit artikel 2.5 van de CAP 2018 herhaald.
In het tweede lid wordt het verbod verder uitgewerkt. De nevenwerkzaamheden worden in ieder geval verboden wanneer de goede vervulling van de functie of de goede functionering van de dienst in het geding zijn. Een nevenwerkzaamheid is bijvoorbeeld verboden wanneer de medewerker de vertrouwelijke informatie waarover hij uit hoofde van zijn functie beschikt, kan misbruiken bij de uitoefening van de nevenfunctie. Het gevaar van belangenverstrengeling is dan onaanvaardbaar groot. Een voorbeeld is het bekleden van een bestuursfunctie bij een organisatie die door de provincie gesubsidieerd wordt, terwijl de medewerker uit hoofde van zijn functie de subsidie kan beïnvloeden, of het deelnemen aan een actiegroep die zich verzet tegen provinciaal beleid terwijl de medewerker in zijn functie een bijdrage levert aan het ontwikkelen van dat beleid. Tenslotte is het uitoefenen van een nevenfunctie tijdens werktijd verboden tenzij anders geregeld.
De uitwerking van de ongewenstheid van de nevenwerkzaamheid moet verder in de praktijk worden ontwikkeld. Bij de bepaling van de nevenwerkzaamheden die ongewenst zijn, is de uitleg die in de artikelen 8 en 9 van het begrip integriteit wordt gegeven richtinggevend.
De aspecten waarop wordt getoetst zijn: onoirbare belangenverstrengeling, botsing van belangen, schade aan het aanzien van het ambt, schade aan provinciale eigendommen en onvoldoende beschikbaarheid voor de functie.
Bij deze toetsing kan aan de volgende onderwerpen aandacht worden besteed:
In de leden 3 en 4 wordt de ontheffingsmogelijkheid geregeld. In sommige gevallen kan het onwenselijk zijn het verbod strikt te handhaven. Dit kan zijn omdat de spanning tussen het vervullen van de functie en het verrichten van de nevenwerkzaamheid verminderd wordt door goede afspraken over de invulling te maken. In dat geval stellen GS voorschriften vast voor het verrichten van de nevenwerkzaamheid. Ook wanneer GS het aanvaardbaar vinden dat de nevenwerkzaamheid tijdens werktijd wordt verricht kunnen zij ontheffing verlenen, bijvoorbeeld wanneer er een provinciaal belang aan de nevenwerkzaamheid is verbonden. Uiteraard kan een medewerker een dag vrij nemen om zijn nevenwerkzaamheid te verrichten.
De ontheffing en de voorschriften worden geregistreerd in het dossier.
Wanneer een nevenwerkzaamheid onverhoopt toch valt onder het verbod van artikel 5 delen GS dit schriftelijk mee aan de medewerker. Deze mededeling is een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht en is dus vatbaar voor bezwaar en beroep.
Ook deze mededeling wordt geregistreerd.
Artikel 7 bevat de grondslag om een verbod op het verrichten van de nevenwerkzaamheid of de niet-naleving van de voorschriften te handhaven. Wanneer de medewerker zich niet houdt aan het verbod of aan de voorschriften wordt dit beschouwd als plichtsverzuim. De kwalificatie van een bepaalde gedraging als plichtsverzuim biedt de basis voor het opleggen van een disciplinaire straf. De straffen zijn geregeld in de CAP 2018.
Deze artikelen bevatten bepalingen over integriteit. Integriteit is een thema dat essentieel is voor het goed functioneren van het openbaar bestuur. De behartiging van het algemeen belang, dat aan overheidsorganisaties is opgedragen, eist een onbevooroordeelde en objectieve opstelling. Die opstelling vereist onder meer een integere ambtelijke organisatie, waarin van de medewerkers een integere instelling wordt geëist.
Die integriteit strekt zich uiteraard uit over alle handelingen die de medewerkers uit hoofde van hun functie verrichten, maar ook over de privébezigheden. Het behoeft geen betoog dat het verrichten van nevenwerkzaamheden in overeenstemming moet zijn met de integriteit die van de medewerkers wordt verwacht.
De bepalingen met betrekking tot integriteit richten zich niet alleen tot de medewerkers die op basis van een ambtelijke aanstelling of op arbeidsovereenkomst in dienst zijn, maar oook tot de medewerkers die via een uitzendbureau of door middel van detachering in het ambtelijk apparaat werkzaam zijn. Deze medewerkers hebben in onze ogen een gelijkwaardige positie ten opzichte van het personeel dat in dienst is. Hun werkzaamheden strekken zich immers in veel gevallen uit over een periode die vergelijkbaar is met een tijdelijke aanstelling of een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. Het zou onjuist zijn deze medewerkers te negeren, aangezien zij voor de integriteit van het ambtelijk apparaat van even groot belang zijn als de overige medewerkers.
De beide artikelen sommen in algemene bewoordingen een aantal criteria op waarmee bij de beoordeling van de integriteit rekening gehouden kan worden.
De verplichting om persoonlijke gegevens die aan de werkgever zijn verstrekt publiekelijk bekend te maken, raakt de persoonlijke levenssfeer en vereist om die reden op grond van de Grondwet en het Europees verdrag van de Rechten van de Mens (EVRM) een formeel-wettelijke basis. Op dit moment ontbreekt zo'n formeel-wettelijke basis. Wel is een wetsvoorstel ingediend waardoor het in de toekomst mogelijk wordt voor bepaalde categorieen ambtenaren een openbaarmakingsplicht nevenfuncties op te leggen. Een onbeperkte openbaarmakingsplicht nevenfuncties betekent een ingrijpende beperking van de persoonlijke levenssfeer van de ambtenaar en wordt ten opzichte van het nagestreefde belang – de bevordering van de integriteit van de overheid – niet proportioneel geacht. De Memorie van Toelichting geeft aan dat bij de openbaarmakingsplicht nevenfuncties bij het rijk gedacht moet worden aan topambtenaren die dicht bij de politiek staan en regelmatig namens de minister publiekelijk optreden. Vooruitlopend op een formeel-wettelijke openbaarmakingsplicht nevenfuncties en in de geest van het wetsvoorstel gaan Gedeputeerde staten, met toestemming van de in dit artikel genoemde ambtenaren, middels terinzagelegging over tot openbaarmaking van de door deze ambtenaren aangemelde en geregistreerde nevenfuncties.