Organisatie | Groningen |
---|---|
Organisatietype | Provincie |
Officiële naam regeling | Besluit van Gedeputeerde Staten van de provincie Groningen houdende regels omtrent Uitvoeringsregeling artikel 3.4.2 CAP 2018 |
Citeertitel | Uitvoeringsregeling artikel 3.4.2 CAP 2018 |
Vastgesteld door | gedeputeerde staten |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Het historisch overzicht van de regeling is niet compleet.
Onbekend
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
24-02-2018 | 01-01-2018 | nieuwe regeling | 13-02-2018 | K300 |
Indien het tijdstip van het diensttijdjubileum valt in de periode waarin de ambtenaar niet in actieve dienst is wegens het bekleden van een politiek ambt of wegens het genot van buitengewoon verlof zonder behoud van bezoldiging, wordt op de datum van het bereiken van het diensttijdjubileum geen diensttijduitkering toegekend.
Mits de ambtenaar in de functie welke tijdens dat verlof wordt vervuld geen diensttijduitkering of een daarmee overeenkomende uitkering heeft ontvangen, kan de diensttijduitkering alsnog worden toegekend, zodra de ambtenaar na beëindiging van het verlof zijn werkzaamheden heeft hervat.
De diensttijduitkering wordt dan berekend over de bezoldiging die de ambtenaar op de datum van het diensttijdjubileum zou hebben genoten indien hij op die datum - met inachtneming van de salarisschaal waarin hij was ingedeeld op de dag voorafgaande aan die van ingang van de inactieve dienst en van de op die datum voor de toekenning van periodieke verhogingen meetellende diensttijd - in actieve dienst zou zijn geweest.
Een met een diensttijduitkering overeenkomende uitkering kan worden toegekend aan de ambtenaar die volledig ontslag wordt verleend ingevolge artikel 11.1.4 CAP 2018, eerste lid, en op grond van dat ontslag aanspraak kan maken op een FPU-uitkering en aan de ambtenaar die ingevolge artikel 11.1.5 CAP 2018, is ontslagen.
De uitkering, bedoeld in het eerste lid, kan alleen worden toegekend indien de ambtenaar bij het voortduren van het dienstverband tot het bereiken van de 65-jarige leeftijd, voor het einde van de maand waarin hij deze leeftijd bereikt, op grond van het bepaalde in artikel 1, in aanmerking zou zijn gekomen voor een diensttijduitkering.
De uitkering, bedoeld in het eerste lid, bedraagt een naar evenredigheid van de diensttijd op de datum van het ontslag berekend deel van het bedrag als bedoeld in artikel 1, derde lid. De diensttijd wordt afgerond op hele jaren naar beneden. Berekening vindt plaats op basis van de bezoldiging in de maand voorafgaand aan het ontslag.