Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Amsterdam

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam houdende regels omtrent voorzieningen voor peuters die extra zorg nodig hebben Subsidieregeling peuters met bijzondere zorg 2018

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieAmsterdam
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBesluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam houdende regels omtrent voorzieningen voor peuters die extra zorg nodig hebben Subsidieregeling peuters met bijzondere zorg 2018
CiteertitelSubsidieregeling peuters met bijzondere zorg 2018
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerponderwijs
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Subsidieregeling peuterspeelzaalwerk en voorschoolse educatie 2016.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

http://decentrale.regelgeving.overheid.nl/cvdr/xhtmloutput/Historie/amsterdam/419314/419314_4.html

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

20-02-201802-10-2019nieuwe regeling

09-01-2018

gmb-2018-34899

Tekst van de regeling

Intitulé

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam houdende regels omtrent voorzieningen voor peuters die extra zorg nodig hebben Subsidieregeling peuters met bijzondere zorg 2018

Burgemeester en wethouders van Amsterdam

 

Brengen ter algemene kennis dat zij in hun vergadering van 9 januari 2018 hebben besloten:

 

  • I.

    vast te stellen per 1 januari 2018: de Subsidieregeling peuters met bijzondere zorg 2018, waardoor ook peuters die extra zorg of ondersteuning nodig hebben, gebruik kunnen maken van een kwalitatief goed ontwikkelaanbod;

 

  • II.

    vast te stellen voor 2018: de groepsprijs per subsidiabele activiteit op:

    • a.

      € 66.970 per Voorschool-plusgroep

    • b.

      € 95.590 per MOC/VVE-groep

    • c.

      € 114.670 per groep in/bij een Asielzoekerscentrum (AZC);

 

  • III.

    vast te stellen voor 2018: het subsidieplafond per subsidiabele activiteit op:

    • a.

      € 334.850 voor de Voorschool-plusgroepen

    • b.

      € 382.360 voor de MOC/VV-groepen

    • c.

      € 114.670 voor de AZC-groep;

 

  • IV.

    tot het mandateren van de directeur van de RVE Onderwijs, Jeugd en Zorg tot:

    • a.

      het verlenen van subsidie op grond van de Subsidieregeling peuters met bijzondere zorg 2018;

    • b.

      het jaarlijks aanpassen en vaststellen van het tarievenblad bij deze subsidieregelingen;

 

  • V.

    in te trekken per 31 december 2017: de “Subsidieregeling peuterspeelzaalwerk en voorschoolse educatie 2016”, door het college vastgesteld bij besluit van 8 maart 2016;

 

Voor kinderen die bijzondere of extra zorg nodig hebben, bijvoorbeeld vanwege een stoornis of ontwikkelachterstand, geldt dat zij niet altijd terecht kunnen op een reguliere peutergroep in een kinderdagverblijf. Om het ontwikkelrecht voor deze peuters te operationaliseren, zijn voorzieningen nodig, waar de markt niet in voorziet. Amsterdam heeft sinds 2016 middels een pilot met verschillende soorten kleinschalige groepen, ruimte gecreëerd voor peuters die extra zorg nodig. Naar aanleiding van de positieve evaluaties van deze pilot stelt het college met deze subsidieregeling, kinderopvangorganisaties in staat dit aanbod wel te realiseren. Zo geeft het college verder invulling aan een ontwikkelrecht voor alle Amsterdamse peuters. Dit is in lijn met het in februari 2017 vastgestelde beleidsplan “Eén voorziening voor alle Amsterdamse peuters”.

 

Subsidieregeling Peuters met bijzondere zorg 2018

 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In deze subsidieregeling wordt verstaan onder:

  • a.

    ASA 2013: Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013;

  • b.

    AZC: asielzoekerscentrum;

  • c.

    beleidsplan: het beleidsplan Eén voorziening voor alle Amsterdamse peuters, 2018-2022, zoals vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam op 7 februari 2017;

  • d.

    bijzondere zorg: ondersteuning waardoor peuters met een stoornis of een beperking in groepsverband een ontwikkelaanbod kunnen volgen;

  • e.

    houder: degene aan wie een onderneming als bedoeld in de Handelsregisterwet 2007 toebehoort en die met die onderneming een kindercentrum exploiteert;

  • f.

    kindercentrum: kindercentrum als bedoeld in artikel 1.1 van de wet dat is gevestigd in Amsterdam en dat opgenomen kan zijn in het Landelijk Register Kinderopvang;

  • g.

    MOC/VVE-groep: diagnose/analysegroep binnen het Medisch Orthopedagogisch Centrum voor peuters tussen de 2 en 4,5 jaar, aangevuld met VVE;

  • h.

    peuters: kinderen vanaf 2 of 2,5 jaar tot het moment dat ze naar het primair onderwijs gaan en die wonen in de gemeente Amsterdam;

  • i.

    voorschoolse educatie: voorschoolse educatie zoals beschreven in het beleidsplan;

  • j.

    voorschool-plusgroep: aangepaste voorschoolgroep met maximaal 10 peuters (van 2,5 tot 4 jaar), die allen bijzondere zorg nodig hebben;

  • k.

    wet: Wet kinderopvang.

Artikel 2 Toepasselijkheid ASA 2013

De ASA 2013 is van toepassing, tenzij daarvan in deze subsidieregeling uitdrukkelijk wordt afgeweken.

Artikel 3 Doel subsidieregeling

De regeling beoogt, in lijn met de doelstellingen van het beleidsplan Eén voorziening voor alle Amsterdamse peuters 2018-2022, te voorzien in een ontwikkelaanbod voor peuters die bijzondere zorg nodig hebben wanneer dit aanbod niet in een reguliere kinderopvanggroep kan worden geboden.

Artikel 4 Subsidiabele activiteiten

Het college kan een periodieke subsidie verlenen voor het uitvoering geven aan een ontwikkelaanbod voor peuters die bijzondere zorg nodig hebben middels:

  • a.

    een voorschool-plusgroep;

  • b.

    een MOC/VVE-groep;

  • c.

    een groep in/bij een AZC.

Hoofdstuk 2 Subsidieplafond en capaciteit

Artikel 5 Hoogte van de subsidie en capaciteit

  • 1.

    Het college stelt jaarlijks per subsidiabele activiteit een subsidieplafond vast op basis van de in dat jaar noodzakelijke capaciteit.

  • 2.

    Het college stelt jaarlijks de hoogte van het subsidiebedrag vast voor activiteiten zoals opgenomen in artikel 4.

  • 3.

    De subsidie voor het uitvoeren van een ontwikkelaanbod voor peuters die bijzondere zorg nodig hebben, wordt per groep verleend.

  • 4.

    De benodigde capaciteit en de verschillende subsidiebedragen worden na vaststelling opgenomen in een bij deze subsidieregeling behorend Tarievenblad.

  • 5.

    De subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de aanvragen.

Hoofdstuk 3 Subsidieaanvraag

Artikel 6 De aanvrager

  • 1.

    Subsidie kan uitsluitend worden aangevraagd door de houder van een kindercentrum dat is gevestigd in Amsterdam.

  • 2.

    Voor het jaar 2018 kan vanaf de datum van inwerkingtreding een aanvraag worden ingediend.

Artikel 7 Bij de subsidieaanvraag in te dienen gegevens

Om voor subsidie in aanmerking te komen, zet de houder in de aanvraag uiteen op welke wijze het voorschoolse ontwikkelaanbod bijdraagt aan het welzijn van de peuters en bij hun ontwikkelmogelijkheden. Hiertoe worden door de aanvrager, in aanvulling op artikel 5 lid 2 ASA 2013, in ieder geval de volgende stukken overgelegd:

  • a.

    indien er op een kindercentrum waarvoor subsidie wordt aangevraagd, door de toezichthouder één of meer overtredingen zijn geconstateerd van de belangrijkste voorwaarden voor de wettelijke basiskwaliteit van kindercentra, bedoeld in artikel 8.3 van deze regeling: gegevens en documenten waaruit blijkt dat en binnen welke termijn deze overtredingen zijn respectievelijk worden hersteld en hoe deze overtredingen in het vervolg worden voorkomen;

  • b.

    afschriften van diploma’s en certificaten waaruit blijkt dat de beroepskrachten voorschoolse educatie voldoen aan de Amsterdamse taalnorm voor voorschoolse educatie;

  • c.

    afschriften van diploma’s en certificaten waaruit blijkt of dan wel in hoeverre de beroepskrachten voorschoolse educatie voldoen aan de Amsterdamse norm voor startbekwaamheid;

  • d.

    informatie waaruit blijkt dat de houder beschikt over de ervaring en expertise om de activiteiten zoals beschreven in artikel 4 uit te voeren;

  • e.

    een plan waaruit blijkt hoe de subsidie wordt ingezet om de Amsterdamse kwaliteitsvoorwaarden op organisatieniveau te realiseren en te borgen, waarbij in ieder geval de volgende elementen aan de orde komen:

    • -

      visie en beleid op voorschoolse educatie binnen een groep met zorgkinderen;

    • -

      stimuleren van ouderbetrokkenheid;

    • -

      realiseren van een rijke speelleeromgeving; en

    • -

      de samenwerking met andere partners op het gebied van educatie, zorg en participatie, zoals de samenwerking met MOC bij de MOC/VVE groep.

Hoofdstuk 4 Weigering van de subsidie

Artikel 8 Weigeringsgronden

In aanvulling op artikel 9, eerste lid, van de ASA 2013, weigert het college een subsidie te verlenen als:

  • 1.

    Met de aanvraag de door het college vastgestelde benodigde capaciteit in dat jaar wordt overschreden.

  • 2.

    Als de aanvragende partij naar het oordeel van het college niet aantoonbaar over de juiste expertise en ervaring beschikt om de activiteiten zoals genoemd in artikel 4 uit te voeren op een wijze die bijdraagt aan het welzijn van peuters en aansluit bij hun ontwikkelmogelijkheden.

  • 3.

    Door de toezichthouder één of meer overtredingen zijn geconstateerd van de belangrijkste voorwaarden voor de wettelijke basiskwaliteit van kindercentra:

    • a.

      voldoende gekwalificeerd personeel;

    • b.

      goed pedagogisch klimaat;

    • c.

      veilige situatie;

    • d.

      gezonde omgeving;

    • e.

      goede accommodatie.

Artikel 9 Aanvullende verplichtingen

  • 1.

    Naast de verplichtingen op grond van artikel 10 en 11 van de ASA 2013, zijn aan de subsidie bedoeld in artikel 4 de volgende verplichtingen verbonden:

    • a.

      de subsidieontvanger voldoet aan alle voorschriften voor de basiskwaliteit van kindercentra, gesteld bij of krachtens de wet;

    • b.

      alle beroepskrachten voorschoolse educatie voldoen aan de Amsterdamse taalnorm voor voorschoolse educatie;

    • c.

      de subsidieontvanger spant zich voldoende in om in ieder geval een kwalitatief ontwikkelaanbod, en zo mogelijk daadwerkelijk voorschoolse educatie, aan te bieden;

    • d.

      de subsidieontvanger beschikt over een in de Databank Effectieve Jeugdinterventies van het Nederlands Jeugdinstituut opgenomen methode voor voorschoolse educatie en een daarop aansluitend kindvolgsysteem;

    • e.

      de subsidieontvanger voldoet aan de Amsterdamse kwaliteitsvoorwaarden op organisatieniveau of werkt hiernaartoe volgens een plan dat naar het oordeel van het college voldoende vooruitzicht biedt op het voldoen hieraan.

  • 2.

    De Inspectie Kinderopvang (GGD) houdt toezicht op de kwaliteit en veiligheid van de voorziening, ongeacht of het kindercentrum opgenomen is in het Landelijk Register Kinderopvang. Hierbij is een aangepast inspectiekader van toepassing.

Hoofdstuk 5 Overige bepalingen

Artikel 10 Inwerkingtreding en geldingsduur

De regeling treedt de dag na publicatie in werking en geldt tot het moment van intrekking of herziening.

Artikel 11 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als Subsidieregeling Peuters met bijzondere zorg 2018.

Burgemeester en wethouders voornoemd,

J.J. van Aartsen,

waarnemend burgemeester

A.H.P. Van Gils,

gemeentesecretaris

Algemene toelichting

Deze subsidieregeling heeft de vorm van nadere regels als bedoeld in artikel 3 onder 2 van de Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013 (verder de ASA). Dit betekent dat op de subsidies die op grond van deze regeling worden verstrekt tevens de ASA en de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing zijn. Deze regeling vormt een aanvulling op hetgeen in de ASA is geregeld. Waar dat noodzakelijk is wordt verwezen naar het betreffende artikel uit de ASA. In deze toelichting wordt voor zover noodzakelijk per artikel nadere uitleg gegeven.

 

Met de wijziging van de Wet Kinderopvang per 1 januari 2018 wordt het volledige aanbod voor kinderen onder de vier jaar uitgevoerd door de markt. Deze subsidieregeling is ervoor bedoeld om voorzieningen in stand te houden waarvan het bestaansrecht niet aan de kinderopvangmarkt kan worden overgelaten, omdat door het lagere aantal kinderen per groep en de hogere personeelskosten (als gevolg van het opleidingsniveau) niet kostendekkend geëxploiteerd kan worden. Door middel van deze subsidieregeling blijft tevens de kennis en deskundigheid, die nodig zijn voor de ontwikkeling van peuters met bijzondere zorg, die in de afgelopen jaren is opgebouwd, in stand. De benodigde capaciteit van de verschillende activiteiten wordt jaarlijks, na goed overleg met het veld, vastgesteld door het college.

 

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 Begripsomschrijving

Voor de begripsomschrijvingen in deze nadere regels is zoveel mogelijk aangesloten bij de begrippen uit de Wet kinderopvang, de Wet op het primair onderwijs en het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie.

Artikel 2 Toepasselijkheid ASA 2013

Voorliggende subsidieregeling heeft de vorm van nadere regels als bedoeld in artikel 3 onder 2 van de Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013 (verder de ASA). Dit betekent dat op de subsidies die op grond van deze regeling worden verstrekt tevens de ASA en de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing zijn. Deze regeling vormt een aanvulling op hetgeen in de ASA is geregeld. Waar dat noodzakelijk is wordt verwezen naar het betreffende artikel uit de ASA. Hieronder wordt, voor zover noodzakelijk, per artikel nadere uitleg gegeven.

 

Artikel 3 Doel subsidieregeling

Het is belangrijk dat alle kinderen in de stad goede ontwikkelkansen krijgen en dat ze elkaar op jonge leeftijd al tegenkomen. Doel van deze subsidieregeling is om ervoor te zorgen dat er ook voor peuters die bijzondere zorg nodig hebben een kwalitatief goed voorschools ontwikkelaanbod beschikbaar is.

 

Artikel 4 Subsidiabele activiteiten

Een voorschool-plusgroep is een aangepaste voorschoolgroep met maximaal 10 peuters (van 2,5 tot 4 jaar), die allen bijzondere zorg nodig hebben

Een MOC/VVE groep is een diagnose/analysegroep binnen het Medisch Orthopedagogisch Centrum voor peuters tussen de 2 en 4,5 jaar, aangevuld met VVE

AZC-groep: een maatwerkaanbod dat voorziet in de optimale ontwikkeling van asielzoekerspeuters dan wel een voorbereiding hierop. Ouders worden hier nadrukkelijk in meegenomen.

 

Artikel 5Subsidieplafond en capaciteit

Op basis van voorgaand jaar wordt de capaciteit jaarlijks vastgesteld. Daarbij gaat het om het aantal groepen per subsidiabele activiteit en het bedrag per groep. Het subsidieplafond bestaat uit het aantal groepen per subsidiabele activiteit maal het daarvoor vastgestelde tarief.

Naast de volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen is een evenwichtige spreiding over de stad van groot belang bij de beoordeling en toekenning van subsidie.

 

Artikel 6De aanvrager

De eerste subsidie voor het uitvoeren van de subsidiabele activiteiten kan tussen het moment van inwerkingtreding en 1 februari 2018 aangevraagd worden. Subsidie voor hierop volgende kalenderjaren dient, conform ASA 2013, aangevraagd te worden voor 1 oktober van het daaropvolgende jaar.

 

Artikel 7Bij de subsidieaanvraag in te dienen gegevens

De houder die op grond van deze regeling subsidie aanvraagt, voegt bij de aanvraag informatie waaruit blijkt dat de houder ervaring heeft met het uitvoeren van een ontwikkelaanbod voor peutergroepen die bijzondere zorg nodig hebben. Daarbij geeft de houder in iedere geval een omschrijving van de wijze waarop zij in extra zorg hebben geboden of bieden voor kinderen die dat nodig hebben, alsmede een omschrijving van het ontwikkelaanbod waarmee zij werken.

 

Artikel 8Weigeringsgronden

Dit artikel bevat de gronden waarop subsidie kan worden geweigerd. De weigeringsgronden in lid 1 en 2 gelden voor alle subsidiabele activiteiten in deze regeling.

 

Het doel van de subsidie is het realiseren van een kwalitatief hoogwaardig ontwikkelaanbod dat waar mogelijk voldoet aan de eisen van voorschoolse educatie. In verband daarmee heeft het college besloten alleen subsidie te verlenen als de belangrijkste voorwaarden voor de basiskwaliteit van de vestiging op orde zijn. De Inspectie Kinderopvang beoordeelt in hoeverre er invulling is gegeven aan de kwaliteitseisen en voorwaarden. Het college maakt, indien de Inspectie Kinderopvang tekortkomingen constateert, de afweging welke consequenties daar aan worden verbonden voor het al dan niet toekennen van subsidie. De subcriteria of inspectie-items die onder lid 3 (basiskwaliteit) vallen, zijn:

 

Voldoende gekwalificeerd personeel

1.1 Beroepskwalificatie

1.1.1 Alle beroepskrachten beschikken over een voor de werkzaamheden passende beroepskwalificatie.

1.1.2 Bij de inzet van beroepskrachten in opleiding wordt rekening gehouden met de opleidingsfase waarin zij zich op dat moment bevinden.

1.2 Beroepskracht-kind-ratio

Er worden dagelijks voldoende beroepskrachten ingezet voor het aantal kinderen dat wordt opgevangen.

 

Verklaring omtrent gedrag

De houder, beroepskrachten, uitzendkrachten, stagiaires en andere personen die op het kindercentrum aanwezig zijn, zijn in het bezit van een verklaring omtrent het gedrag.

 

Goed pedagogisch klimaat

2.1 Pedagogisch beleidsplan

2.1.1 Het kindercentrum beschikt over een pedagogisch beleidsplan, waarin de voor dat kindercentrum kenmerkende visie op de omgang met kinderen is beschreven.

2.1.2 Het pedagogisch beleidsplan bevat in duidelijke en observeerbare termen een beschrijving van de wijze waarop de emotionele veiligheid van kinderen wordt gewaarborgd, de mogelijkheden voor kinderen tot de ontwikkeling van hun persoonlijke- en sociale competentie, en de wijze waarop de overdracht van normen en waarden aan kinderen plaatsvindt.

2.2 Pedagogische praktijk

De houder biedt verantwoorde kinderopvang aan die bijdraagt aan een goede en gezonde ontwikkeling van het kind. De houder voert hiertoe een zodanig pedagogisch beleid dat dit leidt tot verantwoorde kinderopvang. Hieronder wordt in ieder geval verstaan:

2.2.1 Houder draagt zorg voor het waarborgen van de emotionele veiligheid

2.2.2 Houder draagt zorg voor ontwikkelen persoonlijke competentie

2.2.3 Houder draagt zorg voor ontwikkelen sociale competentie

2.2.4 Houder draagt zorg voor overdracht normen en waarden

2.2.5 Houder en beroepskrachten handelen in de praktijk naar het pedagogisch beleidsplan

2.3 Opvang vindt plaats in stamgroepen of vaste groepen.

 

Veilige situatie

3.1 Fysieke veiligheid

3.1.1 Houder biedt verantwoorde kinderopvang aan in een veilige omgeving.

3.1.2 Houder heeft een risico-inventarisatie veiligheid van maximaal één jaar oud.

3.1.3 Houder voert het beleid uit waardoor de veiligheid van de kinderen zoveel mogelijk wordt gewaarborgd.

3.2 Meldcode kindermishandeling

De houder heeft een meldcode kindermishandeling.

 

Gezonde omgeving

4.1.1 Houder biedt verantwoorde kinderopvang aan in een gezonde omgeving.

4.1.2 Houder heeft een risico-inventarisatie gezondheid van maximaal één jaar oud.

4.1.3 Houder voert het beleid uit waardoor de gezondheid van de kinderen zoveel mogelijk wordt gewaarborgd.

 

Goede accommodatie

5.1 Elke (stam)groep beschikt over een afzonderlijke vaste ruimte.

5.2 Per aanwezig kind is ten minste 3,5 m2 binnenspeelruimte beschikbaar.

5.3 De binnenspeelruimte is veilig, toegankelijk en passend ingericht in overeenstemming met het aantal en de leeftijd van de op te vangen kinderen.

 

Artikel 9Aanvullende verplichtingen

Dit artikel verplicht de subsidieontvanger tot het naleven van de daargenoemde verplichtingen gedurende de periode waarvoor de subsidie is verleend. De inhoud van de verplichtingen komt deels overeen met de weigeringsgronden. Daarnaast gelden nog enkele andere verplichtingen. Zo is de subsidieontvanger bijvoorbeeld verplicht tot het meewerken aan een onderzoek naar voorschoolse educatie. Dit onderzoek maakt onderdeel uit van de beleidsvoorbereiding en -evaluatie van het aanbieden van kwalitatief goed ontwikkelaanbod / voorschoolse educatie. Daarmee valt dit binnen de doelstelling van de subsidieregeling. Begin 2018 wordt het aangepaste inspectiekader voor de voorschool-plus-, de MOC/VVE– en de AZC-groepen vastgesteld.

 

Artikel 10Inwerkingtreding en geldigheidsduur

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

 

Artikel 11Citeertitel

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

 

 

Tarievenblad bij de Subsidieregeling Peuters met bijzondere zorg 2018

Deze bijlage betreft een uitwerking van artikel 5 lid 4 van de Subsidieregeling peuters met bijzondere zorg 2018 en geeft de hoogte aan van de subsidiebedragen voor het jaar 2018.

Het college stelt jaarlijks, op basis van het aanbod van voorgaand jaar, per subsidiabele activiteit de benodigde capaciteit vast. Voor een voorschool-plusgroep wordt de capaciteit voor 2018 vastgesteld op 5 groepen. Voor een MOC-groep wordt de capaciteit voor 2018 vastgesteld op 4 groepen. En voor een groep in/bij een AZC wordt de capaciteit voor 2018 vastgesteld op 1 groep.

Het college stelt jaarlijks per subsidiabele activiteit de hoogte van het subsidieplafond vast.

 

Voorschool-plusgroep

Voor de voorschool-plusgroep wordt de hoogte van het subsidiebedrag voor 2018 vastgesteld op € 66.970. Dit bedrag is opgebouwd uit € 38.350 voor kwaliteit (maximaal voor een groep van 16 peuters) en € 28.620 voor een tegemoetkoming in de exploitatie i.v.m. zes lege kindplaatsen.

 

MOC/VVE-groep

Voor de MOC-groep wordt de hoogte van het subsidiebedrag voor 2018 vastgesteld op € 95.590. Dit bedrag is opgebouwd uit € 38.350 voor kwaliteit (maximaal voor een groep van 16 peuters), € 38.160 voor een tegemoetkoming in de exploitatie i.v.m. acht lege kindplaatsen en € 19.080 voor een tegemoetkoming in de exploitatie i.v.m. combinatie dagdelen MOC.

 

Groep in/bij een AZC

Voor de groep in/bij een AZC wordt de hoogte van het subsidiebedrag voor 2018 vastgesteld op € 114.670. Dit bedrag is opgebouwd uit € 38.350 voor kwaliteit (maximaal voor een groep van 16 peuters) en € 76.320 voor een tegemoetkoming in de volledige exploitatie.

 

 

 

Benodigde capaciteit

 

Maximaal subsidiebedrag

per groep

Subsidieplafond

Voorschool-plusgroep

5 groepen

€ 66.970

€ 334.850

MOC/VVE-groep

4 groepen

€ 95.590

€ 382.360

Groep in/bij een AZC

1 groep

€ 114.670

€ 114.670